6 7 keerssituatie op de kruising Wollegaast - Jelsumer- straat - Dammelaan duidelijk moeten aangeven, welke totale ruimte voor verkeersdoeleinden in het nieuwe bestemmingsplan moet worden gerealiseerd. En daar over bestaat geen verschil van mening met het be stuur van het Bonifatius Hospitaal. Ik beveel dus we! het voorstel bij de Raad aan. De heer Heidinga: De opmerking van de Wethou der, dat deze grensbepaling verkieslijk is i.v.m. het vrijhouden van een grondstrook voor de regeling van het verkeer, is voor mij al lang voldoende om akkoord te gaan met het voorstel. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 12 (bijlage no. 63). Mevr. Visscher-Bouwer: De tekening bekijkend van deze te creëren parkeerhavens, heb ik mij afgevraagd, of het wel verstandig is hier parkeerruimte te maken voor de lang-parkeerders. B. en W. stellen, dat deze parkeerplaatsen gunstig zijn gesitueerd t.o.v. het stadscentrum, maar op de aangegeven wijze zouden ze geen bijdrage leveren aan een oplossing van het verkeersprobleem voor de bin nenstad. Mijn verzoek is daarom: Als de lang-parkeer ders hier beslist een plaats moeten vinden, maak er dan blauwe zone van, althans ten dele. Dan zie ik verder, dat het de bedoeling is parkeer ruimte te maken langs de stoep van de m.a.v.o.-school, aan de voorzijde en aan de westzijde. Deze parkeer plaatsen lijken me hier minder gewenst. Een school in te sluiten, aan de ene kant door een verkeersweg en aan de andere zijde door blik, lijkt me onjuist. In het voorstel staat, dat er een groenstrook wordt aangelegd van 5 m breed als aansluiting op de Prinsentuin, met een wandelpad er langs. Hiervoor zal de walmuur worden weggehaald en de schepen zullen andere lig plaats moeten zoeken. Ik zou wel iets voelen voor een uitloop van de Prinsentuin tot de Noorderbrug, maar dan moet het ook iets van allure zijn. Nu het echter in feite om zo'n klein stukje groen gaat, zou ik veel liever de situatie laten, zoals ze is, want de daar lig gende schepen geven m.i. een gezellig aspect aan het stadsbeeld en degenen, die daarin wonen, kunnen in de hun vertrouwde omgeving blijven. We gaan hier nu weer een beslissing nemen over een deelplan op basis van het structuurplan 1965. Dit is toch eigenlijk een onbevredigende situatie. Het zou wel eens kunnen zijn, dat we straks, als we nog een aantal dergelijke besluiten hebben genomen en het to taal bekijken, een zeer onevenwichtig geheel krijgen te zien. Het is thans dringend gewenst, dat wij derge lijke besluiten gaan nemen op basis van een behoor lijk saneringsplan voor de binnenstad en mijn vraag is dan ook: Wanneer kunnen we dit tegemoet zien, of althans een deel ervan De heer Hovinga: Het betoog van mevr. Visscher loopt eigenlijk volledig parallel met dat wat ik zou willen houden en ik zal daarom niet in herhaling val len. Ik heb nog één punt: Mocht dit voorstel goedge keurd worden door de Raad, waar denkt men dan de schepen elders ligplaats te kunnen geven? Mij is ge bleken, dat nog geen drie maanden geleden twee eige naars van schepen ter plaatse f 1200,— aan aanleg van elektriciteit hebben besteed, omdat ze er helemaal niet van op de hoogte waren, dat ze deze plaats moesten verlaten. En gezien de data, voorkomende op de teke ningen enz., zou het, dunkt mij, toch op de weg van de Gemeente gelegen hebben betrokkenen hierop te attenderen. Ik vraag me dan ook af, of hun schade vergoeding gegeven kan worden. De heer Van Haaren: Ik wil ook graag adhesie be tuigen aan de opmerkingen van mevr. Visscher, m.n. aan de door haar naar voren gebrachte wenselijkheid om hier plaats te geven aan kort-parkeerders. Met de raadsbrief kunnen wij ons wel verenigen, omdat wij menen, dat deze parkeergelegenheid nog net voldoende buiten het eigenlijke centrum van de stad ligt. Wij zijn echter wel van oordeel, dat het moet zijn: tot hier en niet verder. Wij zullen ons met kracht tegen het inrichten van allerlei parkeergelegenheden ten koste van het stadscentrum verzetten. De heer Xiekstra (weth.): Dit voorstel maakt in feite onderdeel uit van de reeds door de Raad behan delde voorstellen m.b.t. de aanleg van de noordbinnen- stadstangent. Het is daarvan niet meer dan een com pletering ik heb hierbij o.a. het oog op het voorstel ï.z. de Westerplantage en het houdt verband met de voorstellen, die nog in de Raad moeten komen, voor stellen, al eerder door mij aangeduid, betreffende de verbetering van de situatie bij het Hoeksterend. Bo vendien past het onderhavige voorstel in het destijds in de Raad behandelde basisplan voor de binnenstad. Wij gaan terecht, dacht ik nog steeds van dit basisplan uit en er kan dus, dunkt mij, niet gezegd worden, dat het hier om een onbekend stuk gaat. Wij ontkomen niet aan de noodzaak partieel concrete wer ken als deze uit te voeren. We ontkomen er ook niet aan bij de werken, die we uitvoeren, een redelijk aan tal parkeerplaatsen te scheppen ten gerieve van func ties, waardoor onze binnenstad nog kans heeft te le ven. Ook in het onderhavige stadsdeel zijn een aantal bedrijven en instellingen gevestigd ik wijs even op de zaterdagmiddagmarkt op de Nieuweburen die ook zeer dringend parkeergelegenheid nodig hebben, en ik dacht, dat het voorgestelde parkeer-element wel aan de behoefte voldoet. Wij moeten hierbij ook reke ning houden met de nieuwe situatie, n.l. als de noord- binnenstadstangent is uitgevoerd. Dan ontstaat er, door het groengebied door te trekken, voor de Prinsen tuin een volledig open situatie. Het groengebied komt tegen de noordzijde van de noordtangent aan te liggen. En het is niet onlogisch te trachten iets terug te winnen van de wal, zoals die vroeger daar geweest is. Ik dacht, dat het aantrekkelijk is daar, waar de moge lijkheid aanwezig is, ook in de binnenstad groenvoor zieningen, zij het in bescheiden mate, een reële kans te geven. Nu liggen er aan de wal een aantal schepen van allerlei soortopgelegde binnenvaartscheepjes, woonschepen e.d. en het probleem van ligplaats voor woonschepen is niet zo eenvoudig, maar naar gelang er woonschepen van bepaalde plaatsen in de binnenstad moeten verdwijnen, zullen we daarvoor voorzieningen moeten treffen. Of die weer binnen het stadsgebied, er dicht tegen aan of er buiten, moeten komen, is een zaak, die bij een volgende gelegenheid onder ogen moet worden gezien. Wij kunnen provisorische voorzieningen treffen, maar we weten, dat er niets blijvender is dan provisorische dingen. En betrokkenen ontlenen op, for meel gezien, een te zwakke basis gemakkelijk bepaal de rechten aan hun ligplaatsvergunning. Wij zullen er niet aan ontkomen op vragen die terzake rijzen, een antwoord te geven en dat zal een redelijk antwoord moeten zijn. Ik kan mevr. Visscher niet anders zeg gen dan dat ik er, sprekende namens het College, de voorkeur aan geef het plan, zoals het is ingediend, ook wat de omvang betreft, te handhaven. Het is heel wat minder erg met de m.a.v.o.-school een school dus voor oudere leerlingen dan mevr. Vis scher veronderstelt. De afstand van de parkeerplaatsen tot de lokalen is bijna 10 m en ik kan mij parkeersitua ties bij scholen voorstellen, die erger zijn dan deze. De school is niet ingesloten door parkeerruimte. De school komt door de uitvoering van dit werk juist in een gun stiger situatie te verkeren, want ze komt nu juist aan de zuidzijde open te liggen. Mevr. Visscher zal zich stel lig herinneren, dat de school vroeger aan die zijde dicht tegen de bebouwing aan stond en in dat opzicht is de situering stukken gunstiger geworden. Mevr. Visscher vraagt en dat is zo gemakkelijk bij dit soort gelegenheden Wanneer kunnen we het plan voor de binnenstad tegemoet zien? Het spijt me, maar ik waag me niet graag aan een voorspelling. Ik kan alleen maar zeggen, dat we zullen trachten zo snel mogelijk met een - zoals ik dat pleeg te noemen „opgepoetst" basisplan voor de stad te komen. Maar dat is op dit ogenblik nog geen bestemmingsplan. Een duidelijk en gedetailleerd antwoord wordt door middel van bestemmingsplannen gegeven. En dan refereer ik mij aan de informatie, die wij terzake in de aanbie dingsbrief bij de begroting hebben gegeven. Ik dacht dan ook, dat het verstandig was hier in de discussies bij de begroting op terug te komen. De heer Hovinga, die ook over de woonschepen heeft gesproken, heb ik hiermee tevens een, zij het niet bevredigend, antwoord gegeven. (Mevr. Visscher- Bouwer: Graag had ik nog een antwoord op mijn op merking over kort- in plaats van lang-parkeren.) Ik dacht, dat we niet onmiddellijk moeten overgaan tot het scheppen van gelegenheid voor kort-parkeren. De behoefte hieraan moeten we afwachten. Daarbij is ook de vraag: Hoe effectief kan de controle zijn? En bo vendien, de lang-parkeerders moeten natuurlijk óók ergens blijven. Mocht de behoefte aan kort-parkeren zich hier evenwel voordoen, dan is het natuurlijk altijd mogelijk tot beperking van de parkeerduur over te gaan. (De heer Hovinga: Ik had nog graag antwoord op mijn vraag i.z. de f 1.200,onkosten, die de bewo ners van twee woonschepen ter plaatse hebben ge maakt t.b.v. de aanleg van elektriciteitsvoorzieningen.) Daar kan ik geen antwoord op geven; ik ken de ge vallen niet. De heer Hovinga annonceert de bedragen hier. Het zijn voorzieningen, gebaseerd op het tijdelijk karakter van een ligplaats. Daarom heb ik zoëven al gezegd: Formeel is de positie van de woonschepenbe woners niet al te sterk. Een vergunning voor een lig plaats is, laten we zeggen, maandelijks opzegbaar. En dan moet de heer Hovinga van mij niet verwachten, dat ik in de Raad enige uitspraak t.a.v. schadeloosstelling doe. Dat doe ik natuurlijk niet. De Voorzitter: Dat antwoord is misschien niet hele maal bevredigend, maar U krijgt een antwoord. (Gelach) De hear P. van der Veen: It is bimoedigjend, dat de Wethalder sa hoeden is mei it grien, mar ik woe dochs noch wol efkes fan him witte, oft de beammen, dy't dér steane, bihalden wurde. De hear Tiekstra (weth.)As it kin, al, as it net kin, dan komme der nije beammen foar werom. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 13 (bijlage no. 51). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 14 (bijlage no. 67). De heer Janssen: Uit het voor ons liggende pre advies blijkt, dat èr sedert de door B. en W. gedane huurvoorstellen nogal wat beroering is ontstaan onder de betrokken bewoners. Dit heeft tot gevolg gehad, dat het College, toen het niet tot overeenstemming kon komen met de huurders, de Huuradviescommissie heeft ingeschakeld. Het resultaat van het door die commissie uitgebrachte advies ligt nu voor ons. Daaruit blijkt, dat de Makelaarscommissie hier en daar bij de duur dere woningen te hoog in de boom zat. Wanneer B. en W. een volgende keer weer met huurvoorstellen bij de bewoners komen, hadden wij toch wel graag, dat dit te voren met de Commissie Woningbedrijf en de Huurders commissie werd besproken en dat dit niet alleen met een briefje of een circulaire aan de bewoners kenbaar werd gemaakt. Volgens ons wordt dan al heel wat wrevel uit de weg geruimd. Wanneer B. en W. mèt ons van mening zijn, dat het hier om een moment-op name gaat, kunnen wij met het door hen voorgestelde akkoord gaan. Dit betekent echter niet, dat wij dit een volgende keer ook zonder meer zullen doen. Dit zal in hoge mate afhangen van de wijze waarop een volgende huurverhoging tot stand komt. Mevr. Dijkstra-BethlehemIk zou in de eerste plaats dit willen zeggen: De woningpolitiek van Minis ter Schut is gericht op het z.g. harmonisch opgebouwde huurpatroon. We hebben hier te maken met een com plex woningen, waarvan de huurders geprotesteerd hebben tegen de huurverhoging van 1 augustus 1970 en een van de belangrijkste punten van dit protest was, dat de huur van deze oudere woningen niet moest wor den verhoogd vanwege het onderhoudspeil. In de raads brief wordt gesteld, dat men na de uitspraak van de Huuradviescommissie al het mogelijke wil doen om de extra baten van deze huurverhoging aan te wenden tot verbetering van het onderhoudspeil, maar hier rij zen bij mij vragen. In een vorige periode is er een huurverhoging ge weest, welke door het Ministerie bedoeld was voor ver betering van de woningen en daar is niets van terecht gekomen. Wat is er aan deze woningen gedaan wat betreft het onderhoudspeil en het leefklimaat vanaf augustus tot op dit moment? Als ik in de raadsbrief lees, dat de extra baten van deze huurverhoging zo mogelijk zullen worden gebruikt, dan zegt mij dit, met alle vertrouwen, dat ik in het College heb, niets, ge zien het voorafgaande. Bij dit alles komt, dat Minister Schut met kunst en vliegwerk wil proberen jaarlijkse huurverhogingen door te voeren en waarschijnlijk al op 1 april a.s. Dit alles in aanmerking nemende, sta ik niet achter dit voorstel om alsnog, ondanks de uitspraak van de Huuradviescommissie, de huurverhogingen door te voeren. De heer Eijgelaar: Omdat een harmonisch opge bouwd huurpatroon van groot belang is voor het voe ren van een goed volkshuisvestingsbeleid, zoals B. en W. terecht in de raadsbrief schrijven, ben ik van me ning, dat de door hen voorgestelde huurverhoging geëffectueerd moet worden. Te meer, omdat het Colle ge zegt, dat het alle mogelijkheden te baat wil nemen om de extra verhoging ten goede te laten komen aan het onderhoudspeil van de woningen. Wij moeten in derdaad niet uit het oog verliezen, dat er op dit mo ment bepaald veel te grote verschillen in huren zijn en ik zou er m.n. voor willen pleiten de na-oorlogse woningen bij een eventuele harmonisering van de hu ren te betrekken. Ook de Commissie voor het Woningbedrijf is met het verhogen van deze huren akkoord gegaan. Ik ge loof, dat het verhogen van huren gebeuren moet in nauwe samenwerking en overleg met de woningbouw corporaties, zodat in de nabije toekomst over de ge hele linie een gelijk huurbeleid tot stand gebracht kan worden. De heer De Jong (weth.): De heer Janssen heeft gesteld, dat de huurverhoging, die wij vorig jaar per 1 augustus hebben ingevoerd, nogal wat beroering heeft veroorzaakt, wat ertoe geleid heeft, dat wij de Huur adviescommissie hebben ingeschakeld. En hij stelt voorts, dat de Makelaarscommissie t.a.v. dit complex wel wat te hoog in de boom gezeten heeft. En dat is inderdaad het geval, als hij de uitspraak van deze com missie vergelijkt met die van de Huuradviescommissie. Het is nu maar de vraag, welke uitspraak het meest reëel is. Ik geloof toch wel, dat de makelaars dichter bij de waarheid zitten dan de Huuradviescommissie, maar we hebben de uitspraak van deze laatste als norm aanvaard. (De heer Vellenga: Dat kon ook moeilijk anders, denk ik?) Inderdaad, maar daarom kan men persoonlijk toch wel een andere mening hebben. We hebben echter van meet af aan gesteld, dat we ons bij de uitspraak van de Huuradviescommissie zouden neer leggen. Mocht de commissie tot meer verhoging advi seren, dan houden wij toch de huur aan, die wij zelf voorstellen en mocht de commissie een lager bedrag adviseren, dan nemen wij dat over. En dat is ook ge beurd. De heer Janssen vraagt, de volgende keer de Com missie voor het Woningbedrijf ook in te schakelen. Dat is inderdaad de bedoeling. Zodra deze ingesteld was, is ze ook al bij de verschillende problemen betrokken, maar toen deze huurverhogingen aan de orde kwamen, was ze er nog niet. We hebben terzake precies volgens de richtlijnen van het Ministerie ge handeld en ik maak mij helemaal niet de illusie, dat wij, als wij tevoren de bewoners hadden opgeroepen en hun gezegd hadden, dat wij ons voorstelden met een huurverhoging van 24% te komen, een ander re sultaat bereikt hadden. Ik geloof eerder het tegendeel. Maar wij stellen er wel prijs op, dat er nu overleg komt over het onderhoud en wij hebben de bewoners van alle acht woningcomplexen, waarvan het onderha vige er één is, gevraagd een groep vertegenwoordigers, vertrouwensmensen, aan te wijzen, die daaromtrent met ons zullen onderhandelen. De commissies van huurders zijn intussen gevormd en met zeven van de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 4