10 11 wêze, dy't wierskynlik minder as sawn miljoen koste hat. Hokker mooglikheden binne der op dit gebiet? In partikulier seit ek wol ris: Dit kin net lije en dan sjocht men ris om jin hinne en docht men soms nei hwat in goacheme jonge earder dien hat. Ik tocht, dat hjir noch wol oare mooglikheden wiene, mar miskien hat it Kolleezje alles wol ütplust en dan hearre wy dat aensen wol. It slimste punt fine wy hwant dêroer üntbrekt üs alle ynformaesje de finansiering. Neffens it rieds- brief komt de jierlikse lést fan it Reinigingsgebou op in goed miljoen en (of dêr nou earst mar ris by to bliu- wen, hwant wy sjogge fierderop yn üs aginda, dat der ek noch wol in pear sinten by de „vuilverbranding" moatte; dêrfan sil ek in jierlikse lést fan in goed miljoen oerbliuwe), dan freegje wy üs dochs óf: Hoe tinkt it Kolleezje dizze twa miljoen per jier yn üs bi- greating to forarbeidzjen Wol men dy omslaen oer de boargers fan üs stêd (byg. elts, dy't in sekje by de dyk set, bitellet safolle mear en dêrtroch komt dy 2 miljoen boppe wetter), dan moat dat, tocht my, nou sein wurde. Mar ik haw der great biswier tsjin, dat wy dit ütstel en it ütstel oer de „vuilverbranding" joun oannimme, sadat üs takomme jier in bigreating oan- bean wurdt, hweryn stiet, dat de reinigingsrjochten mei in tsientsje omheech geane, omdat wy in nij gebou en in ,,vuilverbrandings"-ynstallaesje krige hawwe. Dêr- om wol ik nou witte, hwer't wy oan ta binne. Mar seit men: „Né, dat kin net, wy dogge dit üt 'e alge- miene middels,", dan freegje ik my óf, hwat der dan takomme jier yn dy middels komt, dat der nou nèt yn sit, hwant wy hawwe nou ek al in tokoart. It moat of üt 'e lingte of üt 'e breedte en by beide is gjin romte. Itselde jildt foar de Branwar. Ik tocht, dat ütjeften foar foarsjenningen foar de Branwar „so wie so" üt 'e algemiene middels komme moasten. Al hoe graech ik de tsjinsten in goed ünderkommen gun en al hoefolle respekt ik haw foar it ütstel dat üs oanbean is, leau ik, dat it folslein ünbifredigjend is oer dit greate projekt joun in bislüt to nimmen, hwant wy sille dochs binammen oer de finansiering, de dek king, goed ynformearre wurde moatte. Nou sille üs strak wol hwat sifers neamd wurde en de ien is sker- per yn it daelks forwurkjen dêrfan as de oare, mar ik haw se altyd graech op papier, sadat ik se efkes op my ynwurkje litte kin. En dat sit der joun net mear yn. Dochs bin ik tige nijsgjirrich hwat der aensen nei foaren tovere wurdt, mar it sil in fordraeid goed for- hael wurde moatte, as ik dêrtroch fan miening for- oarje sil. (Laitsjen) De Voorzitter schorst, om 21.05 uur, de vergadering voor de koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 21.25 uur, de vergadering. De heer De Jong (weth.): Er zijn door de heren De Jong en Miedema een aantal nogal forse en vrij kriti sche opmerkingen gemaakt. En dat kan ik me ook heel goed begrijpen. Het is eigenlijk een probleem, waar ik ook al een aantal jaren mee bezig ben. Ik heb zelf steeds met deze zaken meegeleefd uit dezelfde geest, waarmee de betogen van genoemde heren geladen was. Het gaat inderdaad om een machtig project, dat f 17.000.000,zal moeten kosten en om dan te zeg gen: „Dit moet nu maar even gebeuren", is niet zo eenvoudig. Nu overrompelen wij de Raad hier bepaald niet mee. Het is een zaak, die ook al jaren lang in de Raad heeft gespeeld. Er is hier reeds breedvoerig over gesproken. Wij wisten, dat op dit gebied vandaag of morgen iets gedaan zou moeten worden en ook meer dan een klein beetje. De heer De Jong heeft er ook al op gewezen, hoe lang wij hier reeds mee bezig zijn. We hebben bij de begroting voorjaar 1969 gesteld, dat we hiermee zouden komen, nadat wij aanvankelijk een bedrag van vijf en later zeven miljoen in de begroting hadden geraamd. Maar toen wij 17 februari 1969 de stukken van Openbare Werken kregen, waarin het gehele project berekend was, waarbij men op een be drag van 22 miljoen uitkwam, zijn we wel zodanig ge schrokken, dat we zeiden: Dit gaat niet. Hiermee dur ven wij niet naar de Raad. Dit is een ondraaglijke last; die kunnen we met z'n allen in Leeuwarden niet opbrengen. We hebben Openbare Werken en de Dienst Reiniging en Brandweer gevraagd nog eens om de ta fel te gaan zitten om onze vraag: Kan de zaak ook vereenvoudigd worden, te bezien. Aanvankelijk was het de bedoeling, dat op het terrein, waar nu Abert Heyn een bedrijf krijgt, het gebouw van de Brandweer zou komen met de Reiniging daarbij. We hebben ech ter een belangrijk stuk het grootste deel prijs gegeven aan Albert Heyn; de Brandweer kon nog wel op de plaats komen, die er nog overbleef en dan moes ten we proberen het gebouw van de Reiniging met de werkplaats te concentreren bij de Greunsweg, waar de afvalwaterzuiveringsinstallatie is gevestigd en waar we in de toekomst de vuilverbrandingsinstallatie zullen bouwen. Dan zouden we toch een concentratie krijgen van die onderdelen van het bedrijf, die bij elkaar be horen. Hoe kon dit nu gerealiseerd worden? Dat was het probleem, dat men moest oplossen. Het gevolg van de nieuwe bestudering is geweest, dat ons op 12 mei 1970 de heer Miedema heeft gelijk, dat het wel wat lang heeft geduurd weer een opzet is voorgelegd en daaruit bleek, dat de 22 miljoen tot ongeveer 21 mil joen was teruggebracht, met rente tijdens de bouw en terreinkosten inbegrepen. Er was een half miljoen be zuinigd op de inventaris en de inrichting en het andere half miljoen was bezuinigd door Openbare Werken. Vanwege deze dienst werd er evenwel op geattendeerd, dat men veel bezuinigd had door een nieuwe opzet, maar dat men door de stijging van de bouwkosten ook al weer twee miljoen had verspeeld, die niet tot uit drukking kwamen in de cijfers. Toen hebben B. en W. gezegd: Het totale bedrag is nog niet acceptabel. We zullen nu bedrijfseconomisch moeten gaan bekijken, hoe we tot vermindering daarvan kunnen komen. Dat is ook gebeurd en hierdoor zijn weer bezuinigingen tot stand gekomen, m.n. t.a.v. de werkplaats, die aanvan kelijk nogal wat hoger was geraamd. Het feit, dat wij reeds werken met een eigen bedrijf met eigen werk plaats, met eigen auto's van een geëigende structuur, leverde ons n.l. de ervaring op, dat ongeveer 5% van onze auto's regelmatig in reparatie is, wat de helft is van het percentage auto's, dat normaliter bij andere bedrijven voor reparaties in een garage is. M.a.w. wij kunnen met een kleinere werkplaats volstaan. Een andere besparing werd verkregen door onder de zeer lange oprit naar de vuilverbrandingsoven en onder de vuilstortplaats ruimten voor magazijnen te creëren. Ieder onderdeel is nog eens grondig bekeken. We heb ben niet meer uitbreiding gepland dan strikt nodig is, maar wel met de gedachte, dat ruimte voorhanden blijft, om later eventueel verder te kunnen uitbreiden. Zodoende zijn we op 21 oktober 1970 gekomen op een bedrag van f 17.000.000,Dus er is wel iets aan ge beurd na de laatste raming van f 21.000.000,Nu kan de heer Miedema wel zeggen: Er moet ons een uit voeriger becijfering voorgelegd worden, voordat ik „ja" zeg, maar er is al veel aan gesleuteld. Van de investe ring van f 17.000.000,vraagt de Reiniging ongeveer f6.000.000,de werkplaats (garage) f3.000.000,en de Brandweer f 7.500.000, Wat de Brandweer betreft, hebben we wel vergelij- kingscijfers voorhanden. In Delft bijv. heeft men vijf jaar geleden een soortgelijke garage gebouwd, die toen f 6.000.000,kostte. Daar zitten we dus, ook de tus- sengelegen tijd in aanmerking genomen, flink beneden. Een vergelijkbare kazerne in Den Haag heeft enige jaren geleden f 5.000.000,gekost, maar die zou nu ook wel f 7.000.000,vragen. In Amsterdam hebben we een blok-kazerne bekeken, die dezelfde gegevens op leverde. Door een en ander zijn we toch wel gesterkt in de gedachte, dat we hier eigenlijk met niet veel minder toe kunnen. Bovendien hebben we in de loop der jaren veel te weinig gedaan. Die dienst is achter gebleven. Enkele jaren geleden had de Brandweer 27 k 28 mensen in dienst en nu 44 (in drie ploegen). Er moet nog een ploeg bij. Het is voorschrift van de in spectie, dat we 4 x 13 52 man -f de staf onge veer 60 man in dienst hebben. We kunnen toch niet de veiligheid in gevaar brengen, alleen omdat we het geld niet voor de veiligheid over hebben. En dan kan men nog zo tegen de duurte aanhikken, maar men moet ook even nagaan, wat we voor het geld krijgen. Dan heb ik hier wel eens andere projecten te verdedigen, projecten, die geheel in de improduktieve sector liggen. Ik denk bijv. aan de bedragen, die wij voor de cultuur, de sport en de recreatie over hebben. Ik vind wel, dat het plezierig is, dat het in die sectoren goed gaat, maar de veiligheid ligt voor mij toch altijd nog wat dichter bij dan het genot, waar we eventueel nog min of meer buiten kunnen en waarvoor de burgers zelf eventueel nog wel iets kunnen betalen. Het is maar net, hoe men de zaken waardeert. Het gaat hier om een van de meest vitale diensten. Met alle begrip voor het verhaal van de heer Miedema hij moet deze zaak relateren aan het nut en de feitelijkheden waarmede we hierbij te maken hebben. Ik dacht in dit verband aan het vol gende gedicht van de bekende Dr. Okke Jager, ook nog uit de hoek van de heer Miedema (Gelach) (De hear Miedema: Net üt Jou hoeke?) (Gelach): „Er was eens een kaasboer uit Gouda, Die zat om de tafel heen zijn vrouw na, Maar zij riep heel vief: Alles is relatief, Als ik harder loop, Zit ik jou na." (Gelach). Het was dus een kaasboer en daarmee zit het toch wel een beetje in de hoek van de heer Miedema. M.i. moeten we deze dingen altijd zien in de zin van: Hebben we het ervoor over? En dan gaan we het van een andere kant zien dan bij de vraag stelling: Kost het ook te veel? We moeten ons hier bij vooral ook realiseren, hoe al aan de oorspronkelijke raming getrokken is, hoe we aanstonds nog moeten vechten om dekking voor het project te krijgen. Ik stem de heer Miedema direct toe, dat de rekening straks ge presenteerd zal moeten worden. De investering van f 17.000.000,zal ongeveer 10% kapitaalslasten mee brengen, waarvan bij de Brandweer iy2 ton. En die moeten we zien binnen te halen. Uit de f 6.000.000, voor de Reiniging vloeit ook 6 ton aan kapitaalslasten voort. Dat zal ook van invloed zijn op de huisvuilrech- ten, maar vindt U het nu zo verschrikkelijk, dat der gelijke „rekeningen" gepresenteerd worden? Voor 60 cent per week wordt met een „knots" van een auto met drie man personeel het huisvuil bij de huizen van daan gehaald. Noemt U mij nóg eens zo'n dienstver lening! Zou het nu zo verschrikkelijk zijn, als dat straks een tientje per jaar meer gaat kosten Van- daag-de-dag wordt om en nabij f 1.200.000,aan huis- vuilrechten geheven en mag daar dan geen 50% of 6 ton bij komen Moeten we dan maar voortsukkelen met de dienst zoals het nu gaat? Dat wil de heer Miedema toch niet? (De hear Miedema: Dat haw ik ek net sein.) Op de werkplaats zal het gehele materieel van de Gemeente, bij de diensten in gebruik, moeten worden gerepareerd. De lasten, die daaruit voortvloeien, moe ten in rekening gebracht worden aan diensten, die de auto's in gebruik hebben. En die lasten zullen door berekend moeten worden aan de betreffende diensten: Openbare Werken, Slachthuis en Veemarkt, eventueel de Secretarie. Dus een deel van de lasten is wel ren dabel. Nu moet men ook niet denken, dat wat hier ge bouwd moet worden, van vandaag op morgen klaar zal zijn. Eerst moet het besteksklaar gemaakt worden, want dit is nog maar een planning; voor de precieze realisering daarvan durf ik ook mijn hand nog niet in het vuur te steken. Die plannen moeten nog verschil lende goedkeuringen krijgen, voor ze gerealiseerd kun nen worden. Daar gaat dus nog wel wat tijd overheen. Maar als alles op zijn gunstigst verloopt, krijgen we de volgende gang van zaken: De zoutloods moet nu gereed gemaakt worden, maar dat vraagt slechts een bedrag van anderhalve ton; dat speelt in dit verband niet een grote rol. De vuilverbrandingsoven moet al staat deze dan even verder op de agenda van van avond voorrang hebben. Het besteksklaar maken van dit project zal geschieden in de tijd van 1 maart tot 1 september van dit jaar; van de brandweerkazerne in de tijd van 1 september 1971 tot 1 januari 1972, en van het gebouw voor de Reiniging in het gehele jaar 1972. Wij trekken vanavond alleen maar een krediet uit om daarmee bezig te kunnen gaan. Als alles vlot verloopt, zal de bouw van de zoutloods van maart tot september van dit jaar plaats hebben, de grondverbe tering van het terrein voor de vuilverbranding zal de tijd van maart tot september 1971 in beslag nemen. De vuilverbrandingsoven zal gebouwd moeten worden van september 1971 tot voorjaar 1973, de brandweer kazerne van 1 april 1972 tot eind 1973, het gebouw voor de Reiniging van voorjaar 1973 tot eind 1974. M.a.w. er zijn vier jaren met deze zaak gemoeid. De circa twee miljoen lasten, die hieruit voortvloeien, be hoeven echter niet op één begroting te drukken. Het zal gaan als met het gebouw voor de Sociale Dienst, dat 7% ton per jaar aan huur kost. Dat bedrag kon den we ook in één jaar niet verwerken; dat doen we dus in drie jaar. Het eerste jaar 2 y2 ton, het tweede jaar 2y2 ton en nu zijn we bezig met de 2% ton voor het derde jaar; in de jaren 1970, 1971 en 1972 hebben we de dekking geleidelijk in onze begroting verwerkt. Van de lasten van 1,7 miljoen, die het onderhavige project meebrengt, zijn rendabel de 6 ton voor de werk plaats. Het onrendabele deel is dus ongeveer een mil joen en daar kunnen we vier jaar over doen. En dat kunnen we inbouwen als vervolg op kostenverwerking voor het gebouw van de Sociale Dienst. De heer Miedema heeft er volkomen gelijk aan, dat we de las ten krijgen te dragen. Er komt ook weinig subsidie op. Wat er aan subsidiemogelijkheden in zat, vooral t.a.v. de Brandweer, hebben we er uit gehaald. Maar dat was maar een ton of 3. Dat zegt dus niet zoveel. We kunnen echter niet langer meer voort met de huisvesting van de Brandweer. En als we zien, hoe de gehele dienst er vandaag-de-dag aan toe is, dan meen ik, dat het ook bedrijfseconomisch te verdedigen is, een concentratie tot stand te brengen, zodat we van de centrale voorziening kunnen profiteren. Dan heb ben we de vuilverbrandingsoven, de werkplaats, het gebouw voor de Reiniging en de Brandweer en de af valwaterzuiveringsinstallatie bij elkaar. Ik wil de heer Miedema er ook duidelijk op wijzen, dat, als hij door zijn sterk-negatieve, kritische bena dering waartoe hij overigens het volste recht heeft ertoe zou medewerken, dat we de zaak nog weer twee of drie jaar uitstellen, de f 17.000.000,die het nu gaat kosten, weer op f 22.000.000,zouden worden gebracht. We hebben intussen eigenlijk al tijd ver speeld. En elk jaar kost zoveel geld meer. Dat hebben we ook met de vuilverbrandingsoven gezien. We kunnen wel aannemen, dat de bouwkosten elk jaar minstens 10% stijgen en dan kan men wel uitrekenen wat erbij komt, als we hier nog langer mee wachten. De heer De Jong heeft dezelfde vrees, waar ik al jaren mee rondgelopen heb. En daarom kan ik me zo goed begrijpen, dat hij vraagt: Klopt het allemaal wel? De heer De Jong moet zich echter wel realiseren, dat we nu met vers 1 bezig zijn en dat vers 2, 3 en 4 de eerstkomende 2, 3 en 4 jaar wel komen. Maar zodra de hele zaak besteksklaar is, dan krijgt U de specifi catie van de bestemming van de gelden. Dat wil niet zeggen, dat we nu een slag in de lucht doen. Want men is lang met deze zaak bezig geweest en de derde keer is ze wel zo grondig bekeken, dat we zeker hou vast hebben aan de opzet. Niettemin is in deze f 17.000.000,gelukkig f 1.850.000,aan „on voorzien" ingecalculeerd, want er kunnen nog wel eens tegenvallers in zitten. Overigens worden wij vanavond toch ook niet voor het eerst met deze zaak geconfronteerd. In de Com missie voor de Dienst Reiniging en Brandweer, waarin toch ook een aantal raadsleden zitten en mensen uit de burgerij, hebben we er een- en andermaal over ge sproken. In elke vergadering kwam ze weer ter sprake en werd er weer gezegd, in welk stadium van voorbe reiding we ermee waren. Toen de gehele voorbereiding klaar was, hebben we de zaak met cijfers en tekenin gen nog eens in de commissie besproken. En dan is het wonderlijke, dat men er daar mee akkoord gaat, al heeft dé heer De Jong en dat is zijn goed recht in tweede instantie enig voorbehoud gemaakt, om dat hij gedacht had wat nadere gegevens in de Com missie Openbare Werken te krijgen. En nu kan men zeggen: „De behandeling staat mij niet aan", maar de Commissie Openbare Werken (ik zit daar niet in) is uiteindelijk toch óók akkoord gegaan. Ik vraag daarom: Mag het College na alles wat ik verteld heb, na alle inspraak die er geweest is van de raadsleden en van mensen uit de burgerij in de com-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 6