16
17
wy üs öf oft yn dit gefal troch de Gemeente oanjefte
fan skea dien is by de forsekeringsmaetskippij. En as
dat sa is, wegeret de maetskippij dan miskien om üt
to biteljen yn dit gefal en is dér ien reden foar of mis
kien mear? Wy freegje lis ek öf: Fan hwa is it ynisia-
tyf ütgien om op 10 desimber oan Slager N.V. to skriu-
wen, dat de Gemeente net oanspraeklik is. Is dat fan
de Gemeente ütgien of miskien fan de forsekerings
maetskippij? Hokker maetskippij is it? Stelt de maet
skippij ek in jurist biskikber. Komme proseskosten
ensfh. allegearre foar rekken fan de Gemeente of wurdt
dat ek troch de forsekeringsmaetskippij forgoede
En dan as léste noch dit. De Gemeente is oproppen om
op 16 febrewaris foar to kommen en wy binne hjoed
22 febrewaris. Hat it noch wol sin hjir oer to praten?
De hear Tiekstra (weth.): Yn it foarste plak wol
ik de Ried meidiele en dan wit de hear Jansma it
meiien ek dat skearekkens yntsjinne binne troch
fjouwer bilanghawwenden. Ik haw der hielendal gjin
biswier tsjin harren nammen to neamen. It binne: de
hear Speekman, dy't, leau ik, in bar hat yn dy om-
jowing; de hear Veeman, dy't in oar birop ütoefent op
dat plak; it bidriuw fan de hear Slager; en dan noch
de hear Gast, fan it fan aids bikende Oranje Bierhuis.
De „schadeclaims" birinne üt 'e holle sein in
bidrach fan sa'n trije, fjouwertüzen goune. Ik mien,
dat it hwat tichter by de fjouwer dan by de trije tüzen
sit.
Wy binne allinne troch de N.V. Slager oansprutsen
foar dizze saek. Uteraerd is it sa, dat fan de Gemeente
frege wurdt de skea net ta to jaen. As de skea lans
de wei fan in rjochtlike prosedure yntied tajown wurde
moat, dan is de wettelike oanspraeklikheit fan de Ge
meente fêststeld troch de rjochter en dan kin it ek ta
ütkearing komme. Hoe it dan sit mei de kosten fan
de advokaet ensfh., kin ik op it heden gjin ütspraek oer
dwaen, omt ik net wit hoe't de rjochter oardielje sil
oer de proseskosten en oer de kosten dy't beide par
tijen makke hawwe. Dat sille wy wol fornimme as de
saek tsjinne hat.
De léste opmerking moat ik noch biantwurdzje. Fan-
selssprekkend hat de Gemeente ündertusken „procureur
steld". Hwant B. en W. binne halden de bilangen fan
de Gemeente feilich to stellen. B. en W. moatte wol
foar it fieren fan forwar in riedsbislüt hawwe, mar
yn forban mei it feilich stellen binne B. en W. bifoege
„procureur to stellen" en it kin laet hawwe, mar dat
kin ik op it stuit sa üt 'e holle net sizze, ta ütstel
fan 'e bihanneling. De Ried moat hjiroer noch in bi-
slüt nimme.
Ik hoopje, dat ik sa de hear Jansma foldwaende yn-
formearre haw. It is düdlik, dat, as de Gemeente yn
it proses mei de N.V. Slager foroardiele wurde soe,
üteraerd de „schadeclaims" fan de oaren, dy't gjin
prosedure bigoun binne, dan wol in rol bigjinne to
spyljen.
De hear Jansma: Is der wol oanjefte fan skea dien
by de forsekeringsmaetskippij. Dat koe ik üt de stikken
net helje.
De Foarsitter: Ja, dat is wol bard.
De heer Heidinga: Voert de verzekeringsmaatschap
pij dan niet zelf zo'n rechtsgeding?
De Voorzitter: Nee, dat moet de Gemeente zelf
doen, al is er wel overleg met de verzekeringsmaat
schappij.
De heer Heidinga: Eigenlijk alleen daarom ben ik
voor het voorstel. Voor mij is heel duidelijk, dat de
Gemeente hier aansprakelijk is. Maar als wij verze
kerd zijn en de verzekeringsmaatschappij moet het be
wijs van die aansprakelijkheid hebben, wel, laat de
rechter dan een uitspraak doen.
De hear Jansma: Ik hie ek noch frege by hokker
maetskippij wy forsekere binne. Ik miende, dat it Wet
Risico wie en it is my bikend, dat dy maetskippij wol
in jurist biskikber stelt. (De Voorzitter: Wij zijn ver
zekerd bij de Leeuwarder Onderlinge.)
De hear Tiekstra (weth.): As der in jurisprudinsje
west hie dy't der düdlik op wiisde, dat de Gemeente
hjir oanspraeklik wêze soe, dan hie de Gemeente net
yn forwar gien. Dan hie de Gemeente de „schadeclaim"
tajown. Mar omt dat düdlik net it gefal is, moatte wy,
tocht ik, wol forwar fiere. Komt de rjochter ta de kon-
klüzje, dat de Gemeente oanspraeklik is, dan is it lans
de gebrüklike wei fêststeld. Hwat gefolgen dat hat foar
de jurisprudinsje, dat sil de forsekeringsmaetskippij
dan wol sjen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
De heer J. de Jong was bij de behandeling van punt
27 niet aanwezig aangezien hij zich persoonlijk te nauw
betrokken achtte bij het onderwerp van bespreking.
Punt 28 (bijlage no. 62).
Mevr. Bakker-van Diermen: Met het voorstel van
het College inzake de subsidiëring van het Centraal Or
gaan voor Samenlevingshulp en -service heeft onze frac
tie geen moeite. Het betreft een instelling die een stuk
werk verricht waarmee een aantal jaren geleden de
Gemeentelijke Sociale Dienst een begin heeft gemaakt.
Per definitie is dit naar onze mening evenwel een soort
werk, dat thuis hoort in de sfeer van een privaatrech
telijke organisatie. Natuurlijk kan de gemeente hierin
wel vertegenwoordigd zijn en dat is ze dan ook
maar het beleid dient niet door de gemeentelijke over
heid bepaald te worden.
Wij willen dit standpunt nog wel even nader ver
duidelijken. Samenlevingshulp betekent, dat bepaalde
actie-groepen op hulp en bijstand mogen rekenen van
de zijde van dit orgaan. Laten we eens aannemen, dat
het een actie-groep betreft, die zich rechtstreeks richt
tegen een stuk gemeentelijk beleid, b.v. tegen het Wo
ningbedrijf, zoals dat vanavond aan de orde is geweest.
Men kan het zich niet veroorloven deze actie-groepen
daarbij te laten begeleiden en stimuleren door een ge
meentelijke functionaris uit een andere tak van dienst.
Dat zou stellig leiden tot allerlei moeilijkheden.
We hebben de indruk, dat het Centraal Orgaan er in
de loop van zijn bestaan in is geslaagd zich waar te
maken. Wij hebben er dan ook geen moeite mee ons te
stellen achter het uitgangspunt het rijkssubsidie aan
te vullen tot 100 pet. van de subsidiabele lasten. Het
is duidelijk, dat het Centraal Orgaan de kosten, die
worden gemaakt uit hoofde van de dienstverlening aan
de aangesloten buurtwerkinstellingen, worden doorbe
rekend. Aan de andere kant mag, naar ons gevoel, de
gemeentelijke overheid dit orgaan niet op zo'n kruide-
nierswijze behandelen, dat het voor de betrokken be
stuursleden en medewerkers onprettig werken gaat
worden.
De betreffende subsidie-aanvragen zijn volgens ons
veel te lang onderweg geweest. Als wij goed zijn in
gelicht, nemen wij vanavond beslissingen over zaken
waarop het Stichtingsbestuur al vooruit is gelopen.
Wanneer het dat niet zou hebben gedaan, b.v. niet zou
zijn verhuisd naar een ander pand, zou het Centraal
Orgaan eenvoudig niet meer hebben kunnen functione
ren. In gevallen als de onderhavige zou de gemeente
lijke overheid wat slagvaardiger moeten reageren. Per
saldo betreft het hier een instelling die een belangrijke
en wellicht nog belangrijker wordende functie in ons
gemeentelijke samenleving vervult.
Mevr. Woudstra-Peene: Ik zou graag namens Axies
verklaren, dat het voorstel tot subsidiëring van het
Centraal Orgaan onze volle instemming heeft. Het heeft
inderdaad erg lang geduurd en we zijn blij, dat het nu
eindelijk zover gekomen is.
We hebben erg veel waardering voor de manier van
werken van het Centraal Orgaan en zijn vooral ook
blij met de ruimere taakstelling die het orgaan sinds
enige tijd heeft. Wij hopen, dat de Leeuwarders steeds
meer en tot in lengte van jaren van de diensten van
deze instelling gebruik zullen kunnen maken.
De heer Engels: Ik wil nog even zakelijk reageren
na deze heilswensen. U stelt in de raadsbrief een aan
tal vragen aan de orde.
Ie. U vraagt de Raad of zij akkoord blijft gaan met
100 pet. subsidie en bij detachering 90 pet. subsidie,
detachering bij wat in andere situaties afzonderlijke
stichtingen zouden zijn. Met deze regeling gaan wij
akkoord.
2e. U stelt aan de orde en vraagt het oordeel van
de Raad over wat er zal gebeuren als bepaalde werk
zaamheden door het Centraal Orgaan worden overge
nomen, b.v. het vermenigvuldigen van wijkberichten,
weike normaliter tot de taak van de onderliggende or
ganen behoren. Ik begrijp uit de hele formulering
die ik wat ingewikkeld vind dat U geneigd is daar
ook de 90 pct.-theorie toe te passen in plaats van de
100 pct.-theorie. Ik wou hier aansluiten op de opmer
king die mevr. Bakker gemaakt heeft, n.l. dat we dan
niet te kruideniersachtig moeten zijn en moeten bekijken
of het inderdaad een verbetering is als gezamenlijke
projecten door het Centraal Orgaan gebeuren. Als dat
zo is, ben ik geneigd dat, als het kan, bij de 100 pet.
te trekken en ook in die geest het rijk te adviseren.
Dat kan ook nog wel wat uitmaken.
3e. U vraagt een oordeel over het gaan uitvoeren van
een aantal activiteiten die niet onder de 100 pct.-rege-
ling van het rijk vallen (op pag. 3 onderaan). Daarvan
zou ik willen zeggen, dat onze gehele fractie op dit
moment op het standpunt staat, dat wij die activitei
ten, die niet onder de rijkssubsidiebepalingen vallen,
graag in de Raad willen hebben. Dat sluit volstrekt
niet uit, dat wij van mening zouden zijn, dat ook die
activiteiten voor 100 pet. gesubsidieerd kunnen wor
den, maar die willen we toch wel echt in de Raad
hebben. Het 100 pet. subsidie zoals dat van onze kant
gefiatteerd is, houdt daarmee in: een zich aansluiten
bij de normen die van rijkswege hieraan gesteld worden.
De heer Weide (weth.)Graag wil ik de beide da
mes en de heer Engels danken voor de instemming
met dit voorstel.
Inderdaad heeft het Centraal Orgaan duidelijk een
eigen beleid. We hebben indertijd het besluit genomen,
dat deze Stichting zelfstandig zal gaan optreden. En
dat er in het verleden nog wel eens enige kortsluiting
is geweest, was stomweg een gevolg van de minder
goede relatie die er met de gemeente was. Ik geloof,
dat er in het afgelopen jaar duidelijk een relatie tot
stand is gekomen, mede door het instellen op het Stad
huis van de nieuwe afdeling Sociale Zaken en Welzijns-
aangelegenheden, waarbij o.a. de heer Van der Mey
van de Sociale Dienst naar deze nieuwe afdeling is
overgegaan. Door deze nieuwe relatie zullen zich in de
toekomst hopelijk geen communicatiestoornissen meer
voordoen. Er zal een duidelijke taakafbakening komen.
Ik ben het met mevr. Bakker eens, dat het Centraal
Orgaan zich volledig heeft waargemaakt. Dat blijkt
ook wel, dacht ik, uit het volgende raadsvoorstel op de
agenda betreffende de Transvaalwijk. Als mevr. Bak
ker praat over kruideniersbehandeling, dan geloof ik
niet, dat dat nu bepaald een theorie is, die mij ligt.
U doelt daarbij, dacht ik, op wat in het verleden alle
maal is gebeurd. Ik ben het met U eens dat is ook
uitvoerig in de Commissie Opbouwwerk besproken
dat de voorstellen veel te lang op het Stadhuis hebben
gelegen, dat is doodgewoon een realiteit, daarvoor heb
ben wij in de Commissie ook onze excuses aangeboden.
Het Centraal Orgaan moest verder, men was voortva
rend, de taken zijn inmiddels vervuld en alles wat wij
voorgesteld hebben is reeds gerealiseerd daar hoe
ven we niet om heen te draaien als gevolg van com
municatiestoornissen en fouten die duidelijk op het Stad
huis zijn gemaakt.
In antwoord op hetgeen de heer Engels heeft ge
zegd, zou ik het volgende willen opmerken. Over de
subsidie-regelingen zullen wij ook in de toekomst stel
lig overleg hebben met C.R.M. wij zullen deze rege
lingen zeker hanteren, hoewel ik in principe in eerste
instantie wel voel voor de 90 pct.-theorie, omdat dat
ook een stuk eigen verantwoordelijkheid en een eigen
inbreng vergt, maar wanneer de nood aan de man is,
ben ik gaarne bereid om in onderling overleg tot de
100 pct.-subsidiëring over te gaan.
Wat de niet-subsidiabele lasten betreft, zullen wij het
Centraal Orgaan adviseren die posten op te voeren op
de begroting die zij jaarlijks zullen moeten indienen,
de niet-subsidiabele posten in die begroting te verwer
ken zodat die afzonderlijk kunnen worden beoordeeld
en dan zullen die ook afzonderlijk in de Raad worden
behandeld.
De Voorzitter: Ik moet voor de goede orde nog wel
zeggen (weth. Weide noemt nog wat vlug iets: fouten
gemaakt op het Stadhuis; hij is ook nog niet zo lang
Wethouder) (Gelach), dat de Voorzitter van het Col
lege de opmerking van de Wethouder t.a.v. de ge
maakte fouten niet erg onderstreept, ik moet U wel
zeggen, dat een en ander een gevolg is geweest van de
overstelpende drukte op de afd. Financiën. Die afdeling-
heeft onder het werk gezeten en heeft het domweg niet
op tijd kunnen bolwerken. Wij hebben ondertussen al
duidelijke wijzigingen op organisatorisch gebied aange
bracht in dit opzicht onderstreep ik volledig wat
de heer Weide gezegd heeft maar het waren geen
fouten, men heeft het op de afd. Financiën niet rond
kunnen krijgen. Ik zou de Raad ook willen meedelen
en de oudere raadsleden weten dat dat als op een
bepaald moment de begroting dreigt mag ik het zo
noemen dan moet bij Financiën alles wijken voor
de begroting en wat daarmee samenhangt. Dat is dan
erg voor het andere werk, maar we kunnen ons niet
permitteren, dat de machinerie van de begroting stag
neert. Dit moest ik voor de goede orde toch nog wel
even zeggen.
Voor het overige sluit ik me volledig aan bij de
zienswijze van de heer Weide die de zienswijze van
het hele College is t.a.v. het Centraal Orgaan. Ik
heb persoonlijk het genoegen gehad met het bestuur
van het Centraal Orgaan vorig jaar een heel prettig
gesprek te hebben, samen met de Wethouder die toen
de betreffende portefeuille beheerde en we hebben ook
een duidelijke afbakening gemaakt en er bestaat tussen
het Gemeentebestuur en het bestuur van het Centraal
Orgaan, dacht ik, geen principieel meningsverschil over
de taak van het Centraal Orgaan en ook niet over de
ontwikkeling ten dien aanzien. Ik zie de heer Bouma
ook instemmend knikken, dus daarover bestaat geen
meningsverschil.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 29 (bijlage no. 58).
De heer De Vries: Ik zou nog graag even de directe
aanleiding in herinnering willen roepen die geleid heeft
tot het onderzoek waarvoor vanavond een subsidie-
voorstel aan ons wordt voorgelegd. In de Transvaalwijk
heerste bij de bewoners grote ongerustheid t.a.v. de
toekomst van deze wijk doordat bepaalde panden aan
hun bestemming werden onttrokken; er werden pak
huizen en garages van gemaakt en de buurt dreigde in
de versukkeling te raken op een manier die voor de
bewoners, mede op initiatief van de wijkinstelling die
daar werkzaam is, aanleiding was aan onze Raad een
adres te zenden, daarin uiting gevend aan hun onge
rustheid en tevens vragend wat ter zake gedaan moest
worden. Deze zaak is in de Raad behandeld, maar ik
moet toegeven, dat op het punt van een antwoord op
de vraag omtrent de toekomst heel wat vraagtekens
zijn overgebleven. En dit nu was voor de actie-groep
die daar werkzaam was de directe aanleiding om het
onderzoek, dat hier nu aan de orde is aan te moedigen
en in te stellen. En ik moet zeggen, dat de initiatief
nemers een compliment verdienen voor de wijze waarop
dit geheel is aangepakt. Men heeft kans gezien steun
en hulp te krijgen van wetenschappelijke zijde en hier
is een integraal onderzoek naar de hele leefsituatie
van deze buurt opgezet, wat op zichzelf een rapport
moet opleveren, dat in alle opzichten aandacht geeft
aan alle facetten van het leven in de Transvaalwijk.
Wij zijn dan ook bijzonder nieuwsgierig naar hetgeen
straks hierover gerapporteerd zal worden.
Uw raadsbrief was uiterst summier wat de achter
grondinformatie van dit project betrof. Wij hebben ge
lukkig van het Andragogisch Instituut van de Rijks
universiteit te Groningen een aantal aanvullende in
formaties gekregen. Ik neem aan, dat alle fracties
daarvan een exemplaar hebben ontvangen, zodat ik me
er van ontslagen acht nog op nadere details van deze
documentatie in te gaan. Ik geloof, dat deze informatie
bijzonder verduidelijkend is geweest in dit geheel. We
zien met des te meer belangstelling straks het rapport
tegemoet.
Er rijzen rond deze zaak uiteraard nog wel een aan
tal vragen. Zo kunnen wij ons afvragen, of, als straks