42 hebben, maar pak dat en dat aan) dan in de sfeer van een rapport of een plan. Er zijn hier en daar wel plan nen verschenen, maar helaas zijn dat vaak dingen die dan weer in de boekenkast gaan omdat ze op dat mo ment niet uitvoerbaar zijn en in feite gebeurt er dan niets. Als de heer Snel mijn woorden op deze wijze zou willen interpreteren, dan kan ik zeggen: Ja, dat zijn we inderdaad van plan. Algemene Dienst. Hoofdstuk IV. Algemeen. Mevr. Woudstra-Peene: N.a.v. vraag 1 zou ik graag iets willen vragen. U geeft een heel lang antwoord op deze vraag maar ik zou eigenlijk wel eens willen we ten, of er in deze dan helemaal geen taak ligt voor do Gemeente. Zijn er ook geen plannen te onderzoeken welke bedrijven het oppervlaktewater verontreinigen? Ik zou wel graag willen weten of er in Leeuwarden industrievestigingen zijn die milieu-verontreiniging veroorzaken. De hear Singelsma: In skoftsjc lyn is der oalje yn de Potmarge floeid fan in bipaeld bidriuw en der hat in toulükerij west tusken de Provinsje en de Ge meente en de Forsekeringsmij oer de fraech, hwa't de skea drage moast en hwa't dat opknappe moast. Der binne doe in pear dagen forspile en doe is der hiel hwat ünheil oanrjochte. Dat hie men miskien foarkom- me kinnen. Hwat is hjiryn de taek fan do Gemeente? De heer Ten Brug (weth.): Het voorbeeld, dat dc heer Singelsma noemt, en de algemene vraag van mevr. Woudstra betreffen, dacht ik, beide dezelfde zaak. Ik kan dan ook alleen maar en dat zal de heer Singelsma begrijpen een antwoord geven betreffen de de zaak in het algemeen. Ik dacht, dat men do taken dat is ook bij de wet zo om hier op te treden heeft gelegd bij Rijk en Provincie. Dus een directe taak voor de Gemeente is er niet. Maar ik geloof, dat een gemeente in het hoeden van het alge meen belang tekort zou schieten wanneer zij door haar opgemerkte zaken niet meldt bij provinciale instan ties, eventueel bij het Rijk. De Gemeente kan, volgens mij, niet zeggen: Het is een taak van Rijk en Provincie en wij staan daar lekker buiten. Ik geloof, dat de Ge meente hier dan actief moet optreden in de zin van: Jongens, ga daar eens kijken, wij zijn van mening, dat daar enz. enz. De Voorzitter: Mag ik nog even een opmerking maken die zijdelings verband houdt met deze kwestie? Wij worden daardoor indirect ook met dit probleem geconfronteerd. Wij zullen binnen afzienbare tijd een heffing moeten opleggen aan de watervervuilers (wij zijn druk met de voorbereidingen bezig). Dat zal na tuurlijk indirect een enorme rem gaan betekenen op het vervuilen van het water. Tot dusverre kon je vrij, ongestraft, op het water lozen. Er komt straks een tarifering, wij zijn met de inventarisatie bezig, en men zal in de mate waarin men op het water loost, moeten gaan betalen. Daar worden we als Gemeente dus di rect mee geconfronteerd. Het zal helpen, want er komt dus een financiële druk. Ik ken al enkele bedrijven daar werd ik toevallig mee geconfronteerd die op het ogenblik druk bezig zijn na te gaan hoe ze dit kunnen voorkomen. Want het gaat hun razend veel geld kosten om b.v. nog water op de Potmarge te lozen. (Mevr. Woudstra-Peene: U geeft hiermee een antwoord op het tweede gedeelte van mijn vraag. Er zijn dus blijkbaar wel waterverontreinigende bedrijven in Leeuwarden.) Ja, die zijn er inderdaad. Maar ik geloof niet, dat wij veel bedrijven hebben die erg ver ontreinigend werken. Mag ik eens verwijzen naar de veenkoloniën? U kent natuurlijk de problemen daar. Het water is daar ontzettend verontreinigd. Gelukkig kennen wij dat niet. Maar we hebben wel enkele be drijven ik heb het woord Potmarge al even laten vallen en U moet dan zelf maar uitzoeken welk bedrijf ik bedoelde, dat zeg ik liever niet in verband waar mee het goed is, dat dit soort regelingen er komen. Het is in zijn totaliteit dus gelukkig geen zaak waar over we ons enorme zorgen moeten maken. De heer Ten Brug (weth.): Ik zou hier nog aan toe willen voegen, dat de Provincie met een verorde ning moet komen. Pas dan valt er, wat dc verontreini ging betreft, daadwerkelijk iets te melden. Die ver ordening van de Provincie is er nog niet. Volgno. 136. De hear Jansma: Op fraech 1 antwurdet it Kol- leezje: „Wij betwijfelen of het juist is door middel van het subsidiebeleid een samenwerking c.q. samensmel ting af te dwingen, hoe gewenst wij een samenwerking of samengaan ook vinden." Wy binne it mei dat wurd „betwijfelen" net iens. Wy fine, dat it hielendal net moat. Dat twiveljen kinne Jo twa kanten mei üt. Dat yn it foarste plak. Fierder noch dit. It Wyt-Giele Krüs hat om mear subsydzje frege. Yn 'e bigreating wurdt foar it Wyt Giele Krüs f 5.000,neamd. Dat is nef- fens it Wyt Giele Krüs fierstento min. Nou haw ik heard, dat der fan 'e moarn in gearkomste west hat op it Stêdhüs, hwer't de fortsjintwurdigers fan de Krüsforieningen west hawwe. Soe it Kolleezje nou ek sizze kinne oft de nije regeling dy't nou ütsteld wurdt, in goed ünthael krige hat by dy fortsjintwur digers, yn dy sin dan, dat nou op forantwurde wize harren tige nuttige wurk foar de folkssounens dien wurde kin? De heer Ten Brug (weth.): Je kunt natuurlijk de zin die de heer Jansma citeerde, tweeledig opvatten. Maar als wij zeggen: „Wij betwijfelen of het juist is..." dan betekent dat niet, dat wij daar direct toe zouden willen overgaan. Het is natuurlijk wel zo, dat, hoe je het ook wendt of keert, je met een bepaald subsidie beleid ook wel altijd een bepaald organisatiepatroon stimuleert. Ik geloof, dat je daarmee inderdaad voor zichtig moet zijn. Maar het gebeurt en ik dacht, dat het Ministerie van C.R.M. hierin een slechtere naam heeft dan het Gemeentebestuur van Leeuwarden. Want door het Ministerie wordt men nogal gedwongen het in bepaalde patronen te vinden. Inderdaad is er vanmorgen een bespreking geweest tussen een ambtelijke delegatie en de besturen van de Kruisverenigingen over de nieuwe subsidieregeling. U hebt in de begroting een aantal bedragen gevonden, maar aan die onderlinge verdeling moet U niet te veel aandacht schenken. Wel aan die f80.000,want in die buurt zal de oplossing wel gevonden moeten worden. De bedragen betreffende onderlinge verdeling zijn meer theoretisch, omdat wij toen meenden, dat met deze bedragen de tekorten voor de Kruisvereni gingen zouden zijn opgeheven, zonder dat daaraan al een bepaalde subsidieregeling ten grondslag lag. Wij hebben nu in ons achterhoofd om met een subsidie regeling te komen waarbij het gemeentelijk subsidie in sterke mate is gekoppeld aan de salarissen voor de wijkverpleegsters bij de Kruisverenigingen. Dat is na tuurlijk de post die het zwaarst weegt in deze situatie en wij zouden daarbij nog een link willen leggen met de inkomsten uit de ledencontributies. Want uiteraard houden deze twee dingen ook verband met elkaar. Ik kan zeggen dat is mij net meegedeeld dat deze opzet van de subsidiëring bij de Kruisverenigingen een gunstig onthaal heeft gevonden. Er zijn nog wel een paar vragen gerezen, want de bespreking was er in derdaad om te kijken wat als wij deze kant uitgaan met de subsidiëring de consequenties zouden zijn. De bestuurders moeten zich deze consequenties reali seren. We hebben er niets aan te komen met een pracht subsidieregeling, die niet werkt. Wij zijn hier wel bezig met ongelijksoortige verenigingen. Het Groene Kruis is een grote vereniging, het Wit Gele Kruis is een kleine vereniging en dan hebben we nog de bijzondere situatie van de vereniging „Wirdum-Goutum" als dorpsvereniging. Het is niet gemakkelijk deze drie on der één noemer te brengen. Maar ik dacht, dat het met het uitgangspunt: koppelen aan de salarissen, wel mo gelijk is. Wij krijgen nog wat gegevens van deze be sturen om de vragen die men op dit punt heeft ge steld, wat beter te kunnen beantwoorden, maar ik heb de indruk, dat wij nu op korte termijn en dat is dan hopelijk ook de laatste keer, dat ik op korte termijn zeg mevrouw Visser met een nieuwe subsidieregeling zullen komen, waarbij dan ook de situatie voor 1969 en 1970 voor zover mogelijk recht zal worden getrok ken. Volgno. 150. De hear Singelsma: Ik woe hwat sizze oer it fluori- dearjen fan it drinkwetter. It is in bilangryk fraech- stik en ek in fraechstik mei gefoelige kanten en ik kin my yntinke, dat de direksje seit, dat se in of- wachtsjende halding oannimt. Yn gefal fan twivel, seine de Romeinen al, moatte Jo gjin bislissing nim- me. Mar kin de Wethalder, nou't der in direksjewikse- ling pleats hawn hat by de I.W.G.L., ek meidiele, hoe't men oer it algemien tinkt oer dizze kwestje^fan de fluoridearring Of is der net folie fan to sizzen De heer Snel: In de laatste zin van het antwoord staat, dat de I.W.G.L. voorlopig een afwachtende hou ding zal aannemen en de verdere ontwikkeling zal afwachten. Welke ontwikkelingen worden hier bedoeld De Voorzitter: Graag wil ik in eerste instantie iets van deze kwestie zeggen. Ik ben op andere wijze ook enigszins betrokken bij de I.W.G.L., zoals U waar schijnlijk wel weet. Jo freegje, mynhear Singelsma, oft de direksjewik- seling ek wiziging brocht hat yn it stanpunt. Dér moat ik né op sizze, hwant it is net de direksje, dy t it foar it sizzen hat, mar dat is de algemiene gear komste. As Jo my frege hiene, oft de biynfloeding' fan it bistjür, de kommissarissen en oandielhalders ek in foroaring ündergien hat, dan soe ik sein hawwe: Ja. Op it stuit is de situaesje sa. Wy binne meiinoar yn in algemiene gearkomste by de I.W.G.L. ta de kon- klüzje kommen, dat it byld nochal üntrochsichtich is. Der binne krekt ek twa bisluten nommen dy't eins nochal kontroversieel wiene. Yn it foarste plak kaem der dizze simmer in nij rapport fan de Raad voor de Volksgezondheid üt en dêryn waerd düdlik bi- fêstige in heap hiene dat net tocht dat fluoridearring gjin neidielen hat en in greate plus bitsjut. Sahwat tagelyk dêrmei kamen in pear K.B.'s öf, dy't ütfiering yn de praktyk eins ünmooglik meitsje. Hwant dy bipale, dat dy gemeenten, dy't oer- gean wolle ta fluoridearring, tagelyk maetregels treffe moatte dy't der foar soargje, dat der ek wetter bi- skikber is, dat net fluoridearre is. As Jo nou in hiel lyts bytsje fan in wetterliedingbidriuw öf witte, dan bi- gripe Jo wol, dat dit yn 'e praktyk hast in ünmoog- like saek is, hwant Jo kinne net twa wetterliedingbi- driuwen tagelyk draeije litte. Jo soene dus, by wize fan sprekken, mei bussen net-fluoridearre wetter by de doarren lans moatte, krekt as de molkkarre, of Jo soene it yn in winkel forkeapje moatte. Dat wetter soe dan djürder wurde as Cola of hwat dan ek. It bitsjut yn de praktyk dus, dat dy K.B.'s it ünmooglik meitsje ta fluoridearring oer to gean. Dit is dus it byld hwer't wy foar steane. Troch it nochal hwat skriuwen tsjin de fluoridearring fan forskate siden, dat soe ik wol efkes düdlik sizze wolle, wie der yn üs provinsje in sadanige stimming üntstien, dat en ik leau, dat ik dat ek rêstich yn it iepenbier sizze mei as wy it yn de oandielhaldersgearkomste op in stimming oankomme litten hiene, de fluoridearring dan öfwiisd wie en wy founen it forstanniger as kommissarissen it dêr net op oan komme to litten, omt wy it dochs yn de praktyk net ütfiere koene. En daar, mijnheer Snel, slaat „de verdere ontwikke ling" op. Wij hebben gemeend een wijs besluit te ne men door te zeggen: Laten we even de verdere ontwik kelingen aanzien en kijken hoe dit verder draait. Want de situatie blijft niet zo. Er komt natuurlijk de komende jaren ik kan helaas niet zeggen maan den een verdere ontwikkeling. Ik ben een beetje uitvoerig geweest, maar nu bent U dan ook volledig ingelicht over de kwestie van de fluoridering. Kunnen we nu van dit onderwerp afstappen? Goed. Is er dan nog iemand die iets wil zeggen over de Volks gezondheid De heer Snel: Het betreft een aantal vragen die niet direct in dit hoofdstuk als vraag gesteld zijn. Dat had ik misschien wel moeten doen, maar(De Voor zitter: Dat doet U volgend jaar dus.) Nou, ik zou ze liever nu willen lanceren, als U er geen bezwaar tegen heeft. (De Voorzitter: Ja, dat begrijp ik, maar vol gend jaar doet U het ook schriftelijk.) Uitstekend. Zijn er ook gegevens bekend over het functioneren en de resultaten van de S.O.S.-dienst (De heer Ten Brug (weth.): Dat kan ik direct met nee beantwoor den.) Is het College bereid om in het kader van de preven tieve gezondheidszorg een onderzoek te laten instellen naar het druggebruik onder de jeugd in onze Gemeen te? Er bestaat hier veel misverstand over en het zou misschien wat onrust kunnen wegnemen. Een volgende vraag is: Wordt er door de G.G.D. ook aandacht besteed aan een systematische bestrijding van geslachtsziekten? In diverse publikaties wordt ge steld, dat de geslachtsziekten in toenemende mate voorkomen. Alle aanleiding, dacht ik, om daar iets aan te gaan doen. En dan nog een laatste vraag. We zitten nu toch een beetje op het scheidingsvlak tussen gezondheids zorg en onderwijs. Wat is het standpunt van het Colle ge t.a.v. het roken voor de klas door het onderwijzend personeel De heer Ten Brug (weth.): We hebben ons in het College nog niet beraden over de vraag of het nood zakelijk zou zijn een onderzoek in te stellen naar het druggebruik. Ik weet wel, dat men bij de scholen de nodige attentheid op dit punt betracht, maar alarme rende berichten daaromtrent hebben ons nog niet be reikt. Ik weet ook en ik dacht, dat we dan mis schien nog beter terecht zijn dan bij de G.G.D. dat men van de zijde van de Sociaal Psychiatrische Dienst op dit punt attent blijft. Dan iets over de toename van geslachtsziekten. Ik geloof niet, dat de situatie in Leeuwarden althans daar is mij niets van bekend op dit punt onrustba rend is. Ik dacht trouwens, dat dat ook niet een zaak is die dan in eerste instantie de G.G.D. aangaat, maar dat lijkt mij een zaak van de Provinciale Inspectie voor de Volksgezondheid. Maar ik ben graag bereid dit eens met de Inspecteur voor de Volksgezondheid, dokter Klijnstra, op te nemen. Van het roken van het onderwijzend personeel voor de klas wil ik dit zeggen. In onze verordening op de scholen staat, dat het verboden is in de lokalen tijdens de lesuren te roken. Ik dacht, dat dat duidelijk was. (De heer Snel: Ja, maar(De Voorzitter: Of wilde U dat verbod opheffen, mijnheer Snel?) (De heer Snel: Nee, ik wil het standpunt van het College weten.) Ik kan er wel aan toevoegen, dat ik over weeg, gezien ook de aanschrijving voor de rijksscho len, een briefje te schrijven waarin het personeel nog eens op deze al lang bestaande bepaling wordt gewezen. De Voorzitter: Kunt U hiermee instemmen, mijn heer Snel? De heer Snel: Ja. De Voorzitter: Zijn er nog vragen die een van U in de plenaire zitting aan de orde gesteld wilt hebben over de Volksgezondheid? Niet, dan kunnen wij dit hoofdstuk afsluiten. Hoofdstuk VIII. Algemeen. De heer Schaafsma: Onder punt 14 staat een vraag over de ontwerp-nota i.z. het Biologisch Centrum Leeu warden, waarop wordt geantwoord, dat men inmiddels met de opstellers een eerste gesprek heeft gehad en dat deze nota waardevolle denkbeelden bevat. Ik zou graag meer duidelijkheid willen hebben over wat men van College-zijde over dit Biologisch Centrum denkt, m.n. over het feit, dat dit Centrum, gezien de opzet, voor de basisscholen een nogal kostbare zaak zal worden. Het betekent immers een gebouw, en, zo als het in de eerste opzet staat, één bioloog met as sistent en tuinman. Voor de verschillende richtingen in ons onderwijs wil dit dus zeggen één bioloog per richting, dat zijn er dan al drie. Daarmee wordt de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 3