*97
hebben ook al een en ander gedaan. De propaganda-
folder, die de Vereniging voor het Openbaar Onderwijs
heeft rondgezonden (propaganda hier in de zin van
voorlichting), hield een lijst van scholen in, die op
kosten van de Gemeente is bijgevoegd. Die lijst wordt
op de Secretarie het gehele jaar door gebruikt, ook
om af te geven aan degenen, die zich in Leeuwarden
vestigen. Het is een beetje zoeken en tasten op dit
terrein, maar wij menen, dat wij op dit punt niet hele
maal verstek kunnen laten gaan.
Inderdaad houdt de uitspraak van de Kroon in, dat,
als er op dit moment op grond van art. 72 een aan
vraag voor een schooltelevisietoestel zou binnen komen
van een schoolbestuur, de Gemeenteraad, gezien het
automatisme, dat op dit punt ingebakken is in de
L.O.-wet, de daarvoor gedane uitgave zal moeten vo
teren. Tot nu toe zijn dergelijke verzoeken niet bin
nengekomen. U weet, hoe wij de zaak hadden opgezet.
Een aantal jaren geleden, toen de bedoelde beslissing
van de Kroon nog niet in het geding was, waren aan
vragen als deze hier ook al aan de orde. Toen hebben
we gezegd, dat je met de schooltelevisie zou moeten
experimenteren en hebben we in overleg met de school
besturen een aantal scholen uitgezocht, die op gemeen-
tekosten een televisietoestel hebben gekregen. Het is
ons voornemen dat experiment dit jaar nog uit te
breiden en wel voor het laatst. Daarna willen we in
principe overgaan tot een algemene verdeling van te
levisietoestellen over de scholen. Daar zullen we bin
nenkort met de schoolbesturen over praten. Dat kan
langs twee wegen. We kunnen een plan maken, dat
over een x-aantal (maar niet een te groot aantal) ja
ren alle scholen een schooltelevisie hebben. Het is
misschien mogelijk, dat we dit voor-financieren en via
de kapitaaldienst de uitgave in eens afschrijven, want
als we deze uitgave volledig ten laste van de post van
f 200.000,zouden brengen, dan zou er voor de overige
noodzakelijke uitgaven op het terrein van het onder
wijs te weinig overblijven. Maar ik dacht, dat het met
deze post toch wel mogelijk was ieder aan zijn trekken
te laten komen. Ik ben het met de heer Visser eens,
dat het overleg met de schoolbesturen tot op dit mo
ment bijzonder plezierig is verlopen. Dat geldt trou
wens niet alleen de schooltelevisie, maar ook de andere
nieuwe hulpmiddelen. Op korte termijn begin
maart hebben wij reeds een vergadering vastgesteld,
waarin niet alleen de televisie, maar o.a. ook de elek
tronische stencil-apparatuur aan de orde zal komen.
De heer Snel heeft een opmerking gemaakt n.a.v.
vraag 9, of het wel juist is, dat men bij materiële
uitgaven voor het onderwijs zo sterk een beroep doet
op de algemene middelen. Ik ben het volledig met hem
eens en we hebben wel een duidelijk antwoord op deze
vraag gegeven. Daar staat niet bij maar ik geloof,
dat je dat inderdaad wel in aanmerking moet nemen
dat, als je de andere weg opgaat, die gesuggereerd
wordt, je toch wel vreemde verschillen zou kunnen
krijgen tussen accommodaties en leermiddelen van de
verschillende scholen, sterk verband houdend met de
financiële draagkracht van de ouders. En dat mag en
kan niet rechtvaardig genoemd worden.
Wat de eerste opmerking van de heer Visser onder
„algemeen" betreft, kan ik hem mededelen, dat het
rapport van de Werkcommissie Aldlan aan de belang
hebbenden onderweg is en dat de Commissie scholen
bouw Aldlan op korte termijn zal vergaderen. Het
rapport van de werkcommissie tendeert in de richting
van een zo compact mogelijk bijelkaar bouwen van
scholen voor openbaar en bijzonder lager- en kleuter
onderwijs, omdat daardoor de nodige ruimte is te vin
den om de extra voorzieningen, die men voor scholen
zo graag wil hebben: bijv. aula's en alles wat daarbij
hoort, inderdaad te kunnen krijgen. U heeft onlangs
in de kranten kunnen lezen, dat eenzelfde situatie be
staat in Emmeloord, waar helaas één schoolbestuur,
dat al te ver met een bepaalde architect in zee was
gegaan, uit de boot moest springen. Maar de gedach
ten, die aan het plan in Emmeloord ten grondslag
liggen, vormen ook de basis van het rapport van de
Werkcommissie Aldlan.
Inderdaad moeten straks de schoolbesturen de for
mele aanvraag op grond van art. 72 doen. Dat heb
ben wij ook gehad in het Bilgaard en dat wordt in
overleg geregeld. Ik meen zelfs, dat de art. 72-aan-
vraag hier op het stadhuis wordt klaar gemaakt. Dus
de schoolbesturen behoeven alleen maar te tekenen.
De heer Visser heeft gevraagd: Zou het niet aan
beveling verdienen te komen tot een ouderraad voor
het openbaar onderwijs? De wettelijke regeling is, dat
er in elk geval één van beide moet zijn: een school
raad of een ouderraad. Wij hebben destijds gekozen
en de Raad is daar ook in meegegaan voor een
schoolraad en niet voor een ouderraad, omdat de
schoolraad meer bevoegdheden heeft dan de ouderraad
en ik heb niet de indruk, dat wij op dit moment een
ouderraad missen. Ik dacht, dat men het zwaartepunt
van de goede betrekkingen tussen school en ouders
toch heel sterk moet zoeken bij de oudercommissies
en de ouderavonden.
Ik ben inderdaad bereid in het College de vraag nog
eens aanhangig te maken, of het geen aanbeveling ver
dient de vergoeding van f 0,70 voor het gebruik van
schoollokalen (buiten de lesuren) ook een beetje bij
het gestegen welvaartspeil aan te passen. Dat is uiter
aard een zaak, die meer betrekking heeft op „sport
en recreatie" dan op de scholen, maar ik begrijp wel,
dat de heer Visser dit hier nu vraagt, want het houdt
verband met de inkomsten, die het Gemeentebestuur
en de schoolbesturen voor de verhuur ontvangen.
De heer Visser heeft bij punt 7 een aantal opmer
kingen gemaakt over de doeluitkeringen. Hij heeft
daar ook een berekening bij gegeven en komt tot de
conclusie, dat we daar - per leerling uitgerekend
nog wel een paar centen op overhouden. Ik dacht,'dat
die berekening fout was. Ik heb het idee, dat de stich-
tingskosten van de school in de berekening van de
heer Visser ontbreken en dat hij slechts rekening
houdt met de exploitatiekosten. Nu wil ik deze opmer
kingen, die en dat zeg ik ook aan het adres van de
heer Snel niet zo a bout portant beantwoord kun
nen worden, nog wel eens bekijken in overleg met de
afdeling Financiën der Secretarie, maar hoe je het
ook wendt of keert en of je nu die componenten uit
elkaar haalt of niet, je wordt er geen cent rijker van.
Je moet het met het totaal-bedrag doen. En dan kun
je misschien zeggen: hier houd je wat van over en
daar heb je wat op te kort, maar de harde realiteit
is, dat wij op Onderwijs goed een miljoen te kort ko
men. Het Rijk doet op het ogenblik de nodige onder
zoeken terzake en het resultaat kan alleen maar zijn,
dat het iets beter wordt, want slechter kan het niet.
Het is zonneklaar en dat is niet alleen in Leeuwar
den, maar overal zo dat de gemeenten hier behoor
lijk op te kort komen. Maar de verandering van de
regeling hangt uiteraard samen met de toestand van
's Rijks financiën. En hoe het onderzoek straks uit
valt, moeten we maar afwachten. Het is ook wel een
vreemde situatie: Deze kosten komen in principe voor
rekening van het Rijk, maar de gemeenten komen er
aan te kort. En de Schooladviesdienst schept weer een
bijzondere situatie in het geheel. Het Rijk heeft een
begin gemaakt met de subsidiëring van deze diensten,
heeft er althans op de begroting 1971 2.8 miljoen voor
uitgetrokken, maar een deel daarvan gaat ook al naar
centrale organen, dus die 2.8 miljoen is niet helemaal
voor de gezamenlijke schooladviesdiensten beschikbaar
en bovendien gaat er al een behoorlijk bedrag van naar
Oost-Groningen om daar een schooladviesdienst van de
grond te helpen. Dus ik verwacht van de onderzoeken
voor Friesland en Leeuwarden heel weinig. Het is na
tuurlijk wel een principiële stap. Het Rijk erkent hier
mee, dat het reëel is, dat deze uitgaven worden
gedaan en dat het ook reëel is, dat het Rijk daarin
mee gaat subsidiëren. Op den duur zie ik hier wel een
regeling voor komen en vermoedelijk zal dit dan wel
een component in de doeluitkering worden, maar als
dan de doeluitkering niet hoger wordt, schiet je er
weinig mee op. Het zou dus alleen maar voordeel voor
ons meebrengen, als het totaal van de onderwijsuitke-
ring omhoog gaat.
Het is op dit moment bijzonder moeilijk tot aanstel-
ling van vakleerkrachten bij het lager onderwijs over
te gaan, hoewel ik zonder meer de noodzaak van deze
vakleerkrachten erken. Wij bevinden ons in 1971 in een
situatie, die ongunstiger is dan in de dertiger jaren.
Toen ik in Leeuwarden op school was, hadden we bij
het lager onderwijs vakleerkrachten voor lichamelijke
opvoeding; die zijn er later in de bezuinigingstijd
uit geraakt. En het is toch wel bijzonder dwaas, dat
het in deze welvaartstijd niet meer mogelijk is zulke
krachten opnieuw aan te stellen. Gezien het hoge be
drag, dat Onderwijs al vraagt in deze begroting, heb
ben wij geen kans gezien deze uitgaven voor 1971 mee
te nemen. De financiële consequenties zijn niet gering.
Ik wil er nog bij zeggen, dat wij dat is vorig jaar
of voor twee jaar al besloten wel vakleer
krachten hebben in principe, want helaas is het niet
gemakkelijk om ze te krijgen bij het buitengewoon
onderwijs. En als je moet kiezen, dan moet het m.i.
zijn: eerst het buitengewoon onderwijs en daarna het
gewoon lager onderwijs.
De heer Singelsma heeft opgemerkt, dat het er niet
zo fleurig voor staat met het Fries op de scholen in
Leeuwarden. Ik ben dat helemaal met hem eens. Wat
in het antwoord staat, is de realiteit. Nu komt er wel
een fout in voor. Van de mogelijkheid, die wij in het
leerplan hebben opgenomen, dat in het 5e en/of 6e
leerjaar wekelijks 1 of 2 lessen zullen worden besteed
aan het lezen en schrijven van het Fries, wordt n.l.
wel gebruik gemaakt door de school in Lekkum.
De heer Singelsma zegt het idee te hebben, dat het
Gemeentebestuur in dezen meer passief is dan actief,
maar het feit, dat wij ook van harte de zojuist ge
noemde enquête onder de ouders terzake van het on
derwijs in het Fries gesteund hebben, kan niet beteke
nen, dat wij op dit punt passief zijn, integendeel, ac
tief, en ik dacht, dat het toch ook wel bijzonder ple
zierig is te weten, hoe ook de ouders in Leeuwarden
hierover denken. Wij hebben deze enquête laten aan
sluiten bij een enquête van de Rijksinspectie naar de
gedachten van de onderwijskrachten hierover. Dat be
trof uiteraard een enquête in geheel Friesland en de
vragen, die daarin gesteld werden, hebben wij onge
veer overgenomen. Ik kan voorts mededelen, dat wij
een jaar geleden al in een vergadering met de hoofden
van scholen, vergaderingen, die wij op gezette tijden
houden, ook de kwestie van het onderwijs in het Fries
aan de orde hebben gesteld. Het bleek, dat dat niet zo
gemakkelijk is te realiseren. Van mijn kant is daar
gezegd, dat het mij toch op zijn minst noodzakelijk
lijkt en dat zou ik, ook wat Leeuwarden betreft, wel
een ideale situatie vinden dat de kinderen, als ze
van school komen, in elk geval Fries kunnen lezen, uit
praktische overwegingen al. Er is Friese literatuur, er
zijn Friese tijdschriften en ook in de dagbladen ver
schijnen op gezette tijden artikelen of verslagen in het
Fries en ik dacht, dat iemand, die in Friesland woont,
die moet kunnen lezen. Nu hangt het geven van onder
wijs in het Fries natuurlijk ook af van de leerkrachten
bezetting. Het is echter niet zo, dat er niets gedaan
wordt aan het Fries. Incidenteel doet men wel het een
en ander en meer dan de paar Friese versjes, die ge
zongen moeten worden bij de jaarlijkse aubade in de
Prinsentuin.
Mevr. Woudstra komt even terug op de vraag
en ik begrijp, dat zij het geweest is, die deze vraag
stelde dat het steeds weer opvalt, dat bij de scholen
bouw over het bijzonder lager, voortgezet, voorberei
dend wetenschappelijk en het beroepsonderwijs in het
geheel niet wordt gesproken. (Mevr. Woudstra-Peene
Het is niet een vraag, die ik heb gesteld.) Akkoord. Ik
wilde al zeggen, dat dat „steeds weer" een indruk
geeft van „B. en W. zien alleen maar naar het openbaar
onderwijs en hebben geen enkele belangstelling voor
het bijzonder onderwijs." Al zouden we die niet hebben,
dan moesten we die op grond van de wettelijke bepa
lingen wèl hebben. En al zou je die als persoon niet
hebben, dan moest je die als wethouder wèl hebben.
Uiteraard is het het Gemeentebestuur niet onverschil
lig, hoe het in de totale situatie met het onderwijs in
Leeuwarden gaat. Alleen, wat het lager onderwijs be
treft, valt er over het bijzonder onderwijs weinig af
zonderlijks te melden, omdat de scholenbouwsituatie op
dit moment een zaak is van openbaar en bijzonder on
derwijs samen. Waar wij spreken over het Bilgaard en
over 't Aldlan, spreken wij zowel over openbaar als
over bijzonder lager- en kleuteronderwijs. Met het bij
zonder onderwijs hebben wij, wat het voortgezet on
derwijs betreft, geen enkele bemoeiing. Wat wij weten
en wat wij nodig vinden om U mede te delen, kan al
leen maar „via via" en voor zover de schoolbesturen
bereid zijn ons dat te melden. Er zijn wel schoolbestu
ren die dat doen, en er zijn andere die onze bemidde
ling vragen voor het oplossen van bepaalde problemen,
en daaraan voldoen wij dan ook van harte, zonder enig
bezwaar, omdat wij vinden, dat het niet gaat om open
baar en bijzonder onderwijs, maar inderdaad om de
totale onderwijssituatie in de stad. Ik wil proberen
mevr. Woudstra een overzicht toe te spelen van alle
soorten onderwijs, die wij in Leeuwarden hebben. Dat
zijn er nogal wat. Misschien is het goed, dat wij die
scholenlijst dan niet alleen aan mevr. Woudstra, maar
aan alle raadsleden toezenden.
De heer Van Haaren heeft gevraagd, hoe het met
de sexuele voorlichting op de scholen staat. Daar heb
ben wij al geruime tijd geleden in de schoolraad en
ook in de vergaderingen met de hoofden van scholen
over gesproken en er zijn ook de nodige verdere be
sprekingen geweest ik denk nu even aan het lager
onderwijs in de oudercommissies en op de ouder
avonden. Ik heb inderdaad de indruk, dat het niet meer
zo is, dat aan de sexuele voorlichting op de lagere
scholen niets wordt gedaan. Er is tegenwoordig bij
zonder aardig materiaal daarvoor te verkrijgen en dat
wordt ook gebruikt. Er was nog een mogelijkheid om
deel te nemen aan een cursus op dit terrein, maar men
heeft na enig overleg toch met elkaar moeten conclu
deren, dat daar op dit moment geen behoefte aan was.
Men kan zich zo wel redden. Maar het gaat natuurlijk
niet alleen om de sexuele voorlichting bij het lager
onderwijs, maar ook bij het voortgezet onderwijs. Enige
tijd geleden hebben wij een bespreking gehad met de
directies en de leden van de oudercommissies van onze
instellingen voor het voortgezet onderwijs, waar hier
over vrij uitvoerig is gesproken en waar toch ook wel
weer naar mijn gevoel dan - de verheugende con
clusie moest worden getrokken, dat, al weet je het
niet allemaal, de situatie bepaald niet meer zo is, dat
men op deze scholen niets aan sexuele voorlichting
doet. Gelukkig is daar de nodige verandering in ge
komen. Besloten is, dat enkele leraren, die dit onder
werp in het bijzonder voor hun rekening namen, het
nodige overleg zullen plegen over de vraag, of de me
thode en de wijze van aanpak zouden kunnen worden
verbeterd. Er zal ook contact gelegd worden met
het landelijk instituut, dat de nodige introductie geeft
voor deze lessen, om de mogelijkheid te bezien, op
welke wijze hier een korte cursus zou kunnen worden
gegeven. Ik heb al de indruk, dat het overleg tussen de
scholen en de landelijke initiatiefnemers een goed re
sultaat zal kunnen hebben.
De heer Snel: Heb ik goed van de Wethouder be
grepen, dat, als de schoolraad met een of ander initia
tief komt, dat iets meer dan f 1.000,zou kosten,
het daar niet om over zal behoeven te gaan?
De heer Ten Brug (weth.): Als dat een initiatief is,
dat ook wij de moeite waard vinden, dan wordt er
over de kosten gesproken en tot nu toe is gebleken,
dat het om de kosten niet overgaat. U hebt in de
krant kunnen lezen, dat er op 4 maart een voorlich
tingsavond voor de ouders van de leerlingen der 6e
klassen van de lagere school is, een initiatief, genomen
door de ABOP. Er is daartoe samenwerking gezocht
met de schoolraad, de Vereniging voor Openbaar On
derwijs en het gemeentebestuur. En ik ben er zeker
van, dat we, wat de verdeling der kosten betreft, tot
een goed resultaat komen.
De heer Knol: Ik heb op geen van mijn vragen ant
woord gekregen en dat had ik ook niet verwacht
maar ik zou wel graag de antwoorden willen hebben
vóór de begrotingszitting.
De heer Ten Brug (weth.): Dan heeft de heer Knol
mij verkeerd begrepen, want ik heb reeds gezegd in mijn
antwoord aan de heer Visser, dat ik de vragen, die
wat technisch van aard zijn, nog nader wil bekijken en
dan kunt U daar in de plenaire zitting antwoord op
verwachten, maar misschien is het handiger U tevoren
schriftelijk uiteen te zetten, hoe o.i. de zaak in elkaar
zit.
De Voorzitter: Wethouder, zou dat punt niet eens
in de Commissie Onderwijs aan de orde kunnen ko
men Dat lijkt mij een nuttige zaak, in eerste instantie
althans.