g 1/0 tf8 De heer Visser: Ik zou eigenlijk wel onder voor behoud een claim willen leggen op behandeling in de plenaire zitting, maar het lijkt me nuttig en ik ga ermee akkoord vooraf deze dingen eens even goed door te nemen, want het is inderdaad een zeer technisch punt; het zijn allemaal cijfers en getallen. De Wethouder heeft bijv. gesteld, dat ik geen reke ning gehouden zou hebben met de stichtings- en in richtingskosten. Dat heb ik wel gedaan. De Voorzitter: Maar zou deze technische zaak toch niet in de Commissie Onderwijs moeten worden be sproken? Als daar zou blijken, dat bepaalde dingen in de Raad moeten worden gebracht, dan kan dat immers altijd nog gebeuren. De heer Ten Brug (weth.): Het was ook mijn be doeling om, in overleg met de afd. Financiën der Se cretarie, een stuk te publiceren, waarover we kunnen praten. Blijven er daarna nog vragen over, dan komen we er in de Raad op terug, want de Raad heeft het volste recht erop te wijzen, dat bijv. iets verkeerd is berekend. Maar je kunt deze zaak niet bepraten, zon der de cijfers naast elkaar te zetten; cr moet wel een schriftelijke voorbereiding komen. Ik zou trouwens niet weten, of het voldoende is deze zaak alleen in de Com missie Onderwijs te bekijken; het is ook een zaak van Financiën. De Voorzitter: Daarom stelde ik: In eerste instan tie in de Commissie Onderwijs. Van de resultaten van de besprekingen daar zou het kunnen afhangen, of verdere behandeling al of niet nodig is. Ik dacht, dat het ook een weinig zinvolle zaak zou zijn, dat we ons in de plenaire zitting in reeksen van cijfers gaan verdiepen. Laten we deze afspraak maken: Het komt in ieder geval in behandeling. De Raad hoort er nader van en men krijgt dan nog alle gelegenheid, als men meent, dat het nodig is, de zaak in de Raad aan de orde te brengen. De heer Visser: Het komt me inderdaad heel nuttig voor, dat het in de Commissie Onderwijs eens door genomen wordt. De Voorzitter: Dan zijn we het dus eens. De heer Knol: Ik zou toch voor de plenaire zitting nog wel antwoord op mijn vragen willen hebben, want als de zaak alleen in de Commissie Onderwijs aan do orde komt, hoor ik daar natuurlijk niets van. De Voorzitter: Maar er zitten toch wel fractiege noten van U in de Commissie Onderwijs en die moet U dan bij de kraag grijpen. De Voorzitter schorst, om 21.15 uur, de vergadering voor de koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 21.35 uur, de vergade ring. De heer Knol heeft inmiddels de vergadering ver laten. Paragraaf la. De heer Buising: Ik wilde in de eerste plaats i.v.m. de brand in de Kolibri graag weten, of er plannen zijn voor herbouw van die school en hoe men zich voor stelt in het nieuwe schooljaar de zaak op te vangen. •Vervolgens n.a.v. vraag 3 nog even iets over de compromis-kleuterschool die in Goutum is gepland. Het is onze fractie ter ore gekomen, dat degenen, die daar bij betrokken zijn, van plan zijn het compromis uit- elkaar te laten springen, omdat deze school zo lang op zich laat wachten. Dat zou natuurlijk bijzonder jammer zijn. De heer Snel: Mijn vraag betreft de kinderen uit taai-arme milieus (punt 2). Het is een geconstateerd feit, dat een aantal leerlingen, voordat ze op de basis school komen, een duidelijke taai-achterstand hebben. Van de week hebben we nog in een van de landelijke dagbladen kunnen lezen, dat kinderen in Friesland een taai-achterstand hebben. Dit bleek uit vergelijkingen, gemaakt met Haarlem. Waar de oorzaken liggen, weet ik niet, maar dat zou ik graag uitgezocht willen zien. Nu is mijn vraag: Is het mogelijk, dat de School adviesdienst de ernstigste knelpunten ai constateert, zodat men juist in die gevallen reeds direct maatrege len kan nemen. In het antwoord van het College wordt gezegd, dat de Schooladviesdienst t.s.t. iets zal doen, maar er zijn op dit moment dus al een aantal gevallen, waarin sprake van ernstige achterstand is. Het is, zoals het College ook zegt, een vrij complex probleem en ook niet één, twee, drie op te lossen, maar toch zou ik willen vragen, of voor de al gesignaleerde ernstige gevallen nu reeds mogelijkheden tot het nemen van maatregelen zijn. Mevr. Wouöstra-PeeneIk heb bij punt 2 deze vraag: Moeten we wachten op genoeg mankracht bij de Schooladviesdienst? De betreffende krachten zijn vaak moeilijk aan te trekken. Zou het probleem bijv. niet kunnen worden opgelost door de hoofdleidsters van de kleuterscholen, eventueel in samenwerking met de kweekschool voor kleuterleidsters, aan de hand van het testmateriaal, dat de Schooladviesdienst al heeft, in te schakelen? De heer Ten Brug (weth.): De heer Buising kan ik mededelen, dat wij nog onderzoeken, op welke wijze wij de moeilijkheden ten gevolge van de brand in de Kolibri het hoofd kunnen bieden. Het is wat een in gewikkelde zaak. Het staat n.l. wel vast, dat we aan drie lokalen in deze wijk geen behoefte hebben. Er gingen al een behoorlijk aantal kinderen uit 't Nijlan, aan de andere kant van de rondweg, op deze kleuter school. We konden gemakkelijk een volledige klas uit 't Nijlan onderbrengen in de Kolibri. Het staat vast op dit moment, dat we twee lokalen in 't Nijlan zullen moeten hebben en het is nog niet helemaal zeker, of we op de plaats waar de Kolibri stond of in die buurt, één of twee lokalen nodig hebben. Als we dat precies weten, kunnen we pas rondkijken naar voorlopige vooi- zieningen. Het is uiteraard niet mogelijk definitieve voorzieningen binnen korte tijd voor elkaar te krijgen. Het hangt ook af van de bezetting van de lagere scholen. Na 15 maart weten we, hoeveel kinderen daar voor zijn aangegeven. In het uiterste geval zullen wc moeten uitzien naar een oplossing a la Bilgaard, n.l. rijdende lokalen: twee aan elkaar verbonden woonwa gens. Die voldoen uitstekend, maar het is niet zo'n bijzonder fraai gezicht en dus niet wenselijk ze daar lange tijd te hebben staan. We kunnen misschien ook nog een oplossing vinden zo'n beetje „door de brand uit de brand" doordat een al lang gekoesterde wens in vervulling kan gaan om een kleuterschool van één of twee lokalen te verbinden aan de opleidings school voor kleuterleidsters. Daar is destijds een ter rein voor gereserveerd, maar in de planning van kleu terscholen in het zuiden van de stad was dat tot -nog toe niet mogelijk. We zullen bekijken, of we tot die op lossing kunnen komen. De heer Buising heeft gevraagd, hoe het met de kleuterschool in Goutum staat. Ik zou het woord „com promis-kleuterschool" niet willen overnemen; dat vind ik een wat belast begrip, zoiets als: „Ze hebben beide wat toegegeven en het kon eigenlijk niet anders, voor uit dan maar." Ik heb mij er bijzonder over verheugd, dat alle bevolkingsgroepen in Goutum met elkaar tot de conclusie kwamen, dat, als men samen zou werken, er, naar het voorbeeld van Wytgaard, wel een kleuter school van de grond zou zijn te krijgen. Wij hebben het bestuur, dat daartoe toen gevormd is, alle moge lijke medewerking verleend: terzake van de papieren die naar Den Haag moesten, enz. enz. We hebben alle service verleend die we maar konden verlenen, als ware het een kleuterschool van de Gemeente. We von den het tot stand komen van een kleuterschool èn voor het onderwijs èn voor het dorp Goutum bijzonder be langrijk. Het heeft erg lang geduurd, voordat van rijks wege de nodige ontheffing kwam om een kleuterschool met een aantal leerlingen dat niet voldoet aan de wet telijke normen, te stichten. Maar toen zaten we nogal wat met de terreinsituatie. Ik kan nu echter mede delen, dat inmiddels de nodige opmetingen ter plaatse zijn verricht. Deze waren door de winterse omstandig heden enigszins vertraagd. De dienst Openbare Werken is nu bezig op korte termijn een plan te maken voor deze school. Hoe en wanneer die dan wordt gebouwd, daar moeten we nog eens over piekeren. We hadden indertijd gedacht, dat we het wel voor elkaar zouden krijgen via de weg van de burgerzinlening, maar on dertussen is die mogelijkheid afgesneden. Misschien echter zijn er andere mogelijkheden de school van de grond te krijgen dan de normale, want dan duurt het nog wel even. Het is niet helemaal uitgesloten, dat het er in zit, maar we zullen toch niet met september kunnen starten. Ik heb niet de indruk, dat het com promis wordt verlaten. Men was nogal enthousiast, dat men elkaar had gevonden, en ik dacht, dat het in Goutum wel zal lukken. De heer Snel sprak over de taai-achterstand en haal de uit een van de landelijke dagbladen aan, dat ook de Friese kinderen die taai-achterstand zouden hebben. Ik dacht, dat het niet een specifiek Fries probleem was, maar een landelijk. De onderzoekingen van Prof. Van Heek van een aantal jaren geleden ik meende in de buurt van Leiden hebben dat ook wel uitgewezen. Berichten van de Schooladviesdienst van Enschede wij zen ook wel uit, dat de situatie daar precies gelijk is. De oorzaken moeten meer worden gezocht in de so ciale situatie van de ouders dan in de geografische si tuatie, hoewel geografische en sociale situatie ook wel weer verband met elkaar hebben. Een totale aanpak van dit probleem is nog nergens gevonden. Alleen, je moet cr attent op zijn en de Schooladviesdienst hoeft bij de onderzoekingen die hier zijn verricht, ook inder daad kunnen constateren, dat de situatie in Leeuwar den niet gunstiger is dan elders. Nu draait de School adviesdienst nog niet zo lang, dus daarvan moet men niet direct grote wonderen verwachten en ook niet, dat die alle problemen, die er op onderwijsgebied zijn en er zijn er nogal wat tegelijk kan aanpakken. Hier moet n.l. ook veel meer scholing van leerkrachten en meer onderzoek voor plaats hebben, want het is een taak voor de leerkrachten. Mevr. Woudstra wees ook terug naar de leerkrachten, maar die wilde al eerder, n.l. bij de kleuterscholen, beginnen. Ik geloof, dat je inderdaad de kleuterscholen bij deze gehele pro blematiek zult moeten betrekken. Ik zie op korte ter mijn maar één oplossing, die wij dan ook met elkaar voorstaan. We zijn n.l. voornemens het aantal remedial teachers aanmerkelijk uit te breiden. En die zouden op dit punt het is natuurlijk incidenteel werk de ergste uitschieters kunnen helpen. Daarbij moet ik nog één voorbehoud maken. Wij hebben een uitbreiding van de Schooladviesdienst in de begroting 1971 geraamd, maar wij zullen nog met G.S. moeten praten om te weten te komen, of het mogelijk is, vooruitlopende op de formele goedkeuring van genoemde begroting, tot die uitbreiding over te gaan. In het gesprek met G.S. op vrijdag a.s. zal o.m. dit punt aan de orde komen. We zouden n.l. graag in semptember a.s. willen star ten met een uitgebreide dienst en wat de remedial teachers betreft, wel eerder. De nodige contacten hier over zijn al gelegd. Dus als we machtiging krijgen dit personeel aan te stellen kunnen we met de remedial teachers zeker binnen een maand wel starten. De heer Snel: Ik heb met de opmerking, dat de kinderen in Friesland een taai-achterstand hebben, niet direct bedoeld, dat het aan Friesland zou liggen. Ik hoop, dat U dat niet verkeerd hebt begrepen. Ik heb gewoon een kranteartikel geciteerd; het provinciaal onderzoek, dat gedaan is, had n.l. de pers gehaald. (De heer Ten Brug (weth.)Ja, ik begrijp het; ik heb dat rapport gezien.) Paragraaf 2a. De heer Snel: In het antwoord onder 1 wordt ge steld: „Het ligt in de bedoeling het aantal deelnemen de scholen voor het schooljaar 19711972 uit te brei den." Het gaat over de speel-leerklassen. Zou de Wet houder ook al kunnen mededelen, welke scholen nu aan dat experiment gaan deelnemen en welke over wegingen de keuze van deze scholen bepalen? Vraag 3 is een beetje achterhaald door de opmer king van de Wethouder, dat men het instituut remedial teacher wil uitbreiden en ik geloof ook, dat wij het op dit moment eerder in die richting moeten gaan zoeken dan in de vakleerkrachten voor gymnastiek en handwerken. Het zou wel heer erg nuttig zijn, als die ook aangesteld zouden kunnen worden, maar, gezien het feit, dat de Gemeente deze krachten zelf zou moe ten betalen en ook gezien het grote bedrag, dat de Gemeente al op het onderwijs toelegt, zou het m.i. op dit moment niet reëel zijn erop aan te dringen op grote schaal vakleerkrachten voor gymnastiek en hand werken aan te stellen. Een andere zaak is natuurlijk wel, dat in het voor-ontwerp van wet op het basis onderwijs met het instituut van vakleerkrachten wordt gespeeld. Nu heeft de Staatssecretaris er al op aan gedrongen, dat dit voor-ontwerp zo spoedig mogelijk wet moet worden en dan ben ik wel bang, dat we dan een beetje achter het net vissen. Als het aantal vak leerkrachten in den lande drastisch moet worden uit gebreid, zouden we eigenlijk al wat een begin met deze zaak moeten hebben gemaakt, opdat we, als het mo ment daar is en de betreffende posten gesubsidieerd worden in de doel-uitkeringen, net een slag voor zijn. De heer Visser: Ik zou Uw goedkeuring willen vra gen voor het stellen van een vraag, die nog niet schrif telijk bij het basis-onderwijs is gesteld. (De Voorzitter: Gaat Uw gang, als het maar onder dit hoofdstuk valt.) Het gaat om de kwestie van de brandpreventie, die een paar vergaderingen eerder had kunnen spelen. Zou het College misschien in dit verband aandacht willen schenken aan de scholen, die in hoogbouw opgetrokken zijn? Ik denk aan basis-scholen, waar geen nood-uit gang is met bijv. een brandtrap. Ik meen, dat die er nog wel zijn. We hebben in het recente verleden ge vallen van branden gehad en dan houdt men zijn hart wel eens vast. De heer Schaafsma: In het antwood op vraag 2, die luidt: „Is het College bereid te bevorderen, dat de leerprogramma's van het basis- en voortgezet onder wijs goed op elkaar aansluiten?" wordt die bereidheid volmondig toegezegd, ik vraag mij echter af, wat men er in concreto mee bedoelt. In de eerste plaats weten we nog niet precies, hoe de wet op het basis-ondrwijs zal luiden, wat het leerprogramma betreft. En in de tweede plaats hebben we in Leeuwarden een instituut, dat meer is dan alleen iets van de Gemeente, n.l. regio naal. Dat is de toelatingscommissie voor m.n. het voort gezet algemeen vormend onderwijs. Daarbinnen is men, dacht ik, t.a.v. het basis-onderwijs en het voortgezet algemeen vormend onderwijs tot een behoorlijke over eenstemming gekomen, m.n. terzake van de school vorderingentest. Ik vraag dus nogmaals, wat het Col lege met zijn antwoord heeft bedoeld. Mevr. Woudstra-PeeneIn het antwoord onder 1 (betreffende de speel-leerklassen) staat, dat bij een drietal openbare lagere scholen een speel-leerklas is. Worden bij het onderzoek dan niet betrokken de speel- leerklassen, die er bij het bijzonder onderwijs zijn? Hoe veel zijn dat er? Verder lees ik in het antwoord: „Het ligt in de be doeling het aantal deelnemende scholen voor het school jaar 19711972 uit te breiden." Daar heeft de heer Snel ook al iets over gevraagd. Als er geprobeerd wordt het aantal speel-leerklassen uit te breiden, kan het dan in ieder geval bij scholen, die het het meest nodig zullen hebben, waar de meeste taai-achterstand zal zijn? Bij 1 onder a zou ik dc vraag willen stellen: Is er een verplichte didactische bijscholing voor onderwijzend personeel Bij punt 3 zou ik willen vragen, of het niet een goed idee zou zijn bij de expressie-vakken, als tekenen, han denarbeid e.d., als vakleerkrachten kunstenaars in te schakelen, misschien in het kader van de contra-pres tatie. De heer Ten B.rug (weth.): De heer Snel heeft ge vraagd welke scholen er nu meer aan het experiment met de speel-leerklassen zullen deelnemen. Dat zijn de Leeuwerikschool, de Parkschool en de Krijn van den Helmschool. Die zijn gekozen in overleg met de in spectie en daarbij is ook aandacht besteed aan de si tuatie, waarin deze scholen verkeren. We hebben ze bovendien uit verschillende wijken gekozen. De Krijn

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 6