So van den Helmsehool staat in een volledig nieuwe wijk en heeft leerlingen, die uit allerlei andere wijken en plaatsen komen. Het is een vrij moeilijke schoolbevol king. De Parkschool ligt in een heel andere wijk dan de Leeuwerikschool; beide zijn het scholen, waarvan het leerlingenaantal wat terugloopt. Mevr. Woudstra heeft gevraagd, of dit experiment nu niet met name gedaan zou moeten worden bij scho len, waar de taai-achterstand een rol speelt. Maar daar gaat het natuurlijk niet om bij de speel-leerklassen. Het gaat er om, hoe wij de nodige ervaring krijgen en hoe wij tot een wijziging van onze gehele onderwijs opzet moeten komen. Het is niet bedoeld als een stuk remedial teaching in klassikaal verband. Ik geloof ook niet, dat dat de methode is van helpen. (Mevr. Woud- stra-Peene: Ik had het idee, dat het onder 2, betref fende de taai-achterstand, wèl ging over de speel-leer klassen.) Daar hebt U gelijk in. We hebben wel de hoop, dat we inderdaad hier de zaak iets anders, meer individueel, kunnen aanpakken, maar we zijn met een experiment bezig en dan gaat het erom de nodige er varing op te doen. Mevr. Woudstra heeft ook gevraagd, of het bijzon der onderwijs ook bij het speel-leerklassen-experiment wordt betrokken. Tot nu toe niet, omdat wij deze speel- leerklassen lieten „draaien" in het kader van het werk van de Schooladviesdienst en die werkte tot nu toe alleen voor het openbaar onderwijs. Ik denk, dat in de toekomst de bijzondere scholen zeker bij deze zaak zullen worden betrokken. Bij het bijzonder onderwijs zijn twee speel-leerklassen, n.I. bij de Maria Louise- school en de Willem de Zwijgerschool. We zijn er wel bij betrokken i.v.m. de extra leermiddelen, die er voor zijn gevraagd. Het is natuurlijk bijzonder ple zierig ook die ervaringen in het totaal te brengen, maar dat kan nu ook, omdat de Schooladviesdienst niet alleen meer voor het openbaar onderwijs, maar ook voor het bijzonder onderwijs zal gaan werken. Ik ben het met de heer Snel eens: Als er inderdaad een keuze moet worden gedaan tussen remedial tea chers en vakleerkrachten, dan zou ik ook eerder de remedial teachers kiezen dan de vakleerkrachten. Ik heb echter altijd nog de hoop, dat we die keuze niet behoeven te doen. Zo hebben we in het verleden, wat de vakleerkrachten betreft, ook het b.l.o. laten voor gaan voor het gewoon lager onderwijs. Een verplichting om deel te nemen aan didactische bijscholing wordt, als ik het goed heb, in het nieuwe ontwerp van wet op het basis-onderwijs zelfs op genomen; afgezien echter van deze wet zullen we een groot aantal bijscholingscursussen kunnen verwachten. Die zullen in overleg met de inspecties en de pedago gische academies worden opgezet. Dus ik heb alle re den om aan te nemen, dat daar veelvuldig gebruik van zal worden gemaakt. Ik heb wel eens wat vrees, dat, als er zoveel cursussen komen, dit wat zweemt naar een te zware belasting voor het onderwij zend personeel, maar er zal toch wel een oplossing voor gevonden kunnen worden. Wat de brandpreventie betreft, een aantal jaren ge leden al hebben wij een onderzoek ter zake naar de scholen laten instellen en hier en daar heeft dat ertoe geleid, dat de nodige brandtrappen zijn aangebracht. De brand in de kleuterschool de Kolibri, een houten school, heeft ons aanleiding gegeven ook een onder zoek te laten instellen naar de andere houten school gebouwen van de Gemeente, want toen is wel geble ken, dat, als in een houten school brand uit breekt, in een bijzonder korte tijd de zaak in lichter laaie staat. Er zal dus worden onderzocht, of er vol doende vluchtwegen zijn en in het algemeen voldoende mogelijkheden om een gebouw te verlaten. We hebben ook de besturen van de bijzondere scholen ervan in kennis gesteld, dat wij dit onderzoek doen en hun in overweging gegeven eenzelfde onderzoek te laten ver richten. (De heer Visser: Mijn vraag was speciaal ge richt op de hoogbouw, de permanente scholen.) Een onderzoek van die gebouwen is een aantal jaren gele den al gebeurd. En daar zijn toen de nodige aanwijzin gen gegeven. Er is toen, als ik mij goed herinner, een brandtrap geplaatst is het gebouw van de stedelijke scholengemeenschap in de Grote Kerkstraat en ik meen, dat er ook een geplaatst zal worden bij de Van Sytzamaschool. De heer Schaafsma heeft gevraagd, wat wij eigen lijk willen met de aansluiting van de leerprogramma's van het basis- en voortgezet onderwijs. Er is, zegt hij, toch een schoolvorderingentest en alles is toch goed ge regeld, niet alleen voor het openbaar, maar ook voor het bijzonder onderwijs en zelfs voor de gehele regio Leeuwarden. Dat is inderdaad waar, maar waar het hier om gaat is, of de programma's van het basis onderwijs en de start van het voortgezet onderwijs goed bij elkaar aansluiten. Daar schijnt men hier en daar nog wel eens een enkel vraagteken bij te zetten. Daar horen wij bij het voortgezet onderwijs zo nu en dan een opmerking over. Dat is aanleiding geweest een commissie in elkaar te timmeren van vertegen woordigers van het lager- en het voortgezet onderwijs om bijv. eens te bekijken, hoever men met het Neder lands gaat, wat men doet aan zinsontleding en eens na te gaan wat de taak van het basis onderwijs en wat de taak van het voortgezet onderwijs is. Dat moet afgebakend worden. Als de grenzen niet op alle scholen gelijk liggen, dan weet men bij het voort gezet onderwijs niet, waar men moet starten. (De heer Schaafsma: Het is wel leuk opgemerkt, dat men als nog een commissie in elkaar heeft willen timmeren, maar U krijgt in feite dezelfde commissie als U al hebt: de schoolvorderingencommissie, de commissie- Ferwerda, die in deze regio werkt.) Ik was niet uitge sproken. Dit punt zal ook aan de orde worden ge steld in de commissie-Ferwerda. (De heer Schaafsma: Ja, maar ik ben toch bang, dat U doublures krijgt. Want de schoolvorderingencommissie, zoals die hier in de regio werkt, is in de eerste plaats een overlegcom missie tussen het basis-onderwijs en het voortgezet on derwijs, omdat, dacht ik, in hoofdzaak de reken- en taaiprogramma's van de schoolvorderingentest in noes te vlijt en samenwerking tussen basis-onderwijs en voortgezet onderwijs tot stand komen. De klachten, die U noemt, komen uit een heel andere hoek. Bij het basis-onderwijs heeft men n.I. gezegd terecht of ten onrechte; ik wil daar helemaal geen uitspraak over doen, omdat deze kwestie op een hoger niveau dan het gemeentelijke ligt dat men niet meer wenst te trai nen voor het voortgezet onderwijs in welke vorm dan ook. Misschien stel ik het te cru, maar ik verbind er dan ook helemaal geen oordeel aan. De samenwerking, zoals die tussen het basis-onderwijs en het voortgezet onderwijs in deze regio bestaat, is misschien wel voor verbetering vatbaar en als U dat stelt, zou ik wel wil len weten, wat U in concreto wenst, maar wat U op het ogenblik wenst is m.i. in feite al gerealiseerd.) Dat laatste kan ik de heer Schaafsma niet toegeven, want als dat inderdaad gerealiseerd zou zijn, zouden de be treffende opmerkingen ons niet hebben bereikt. Het is niet zo, dat wij om werk verlegen zijn en daarom maar eens zouden willen bekijken, of de aansluiting tussen basis- en voortgezet onderwijs wel goed is. Er blijkt domweg iets te schorten, omdat er over en weer op merkingen worden gemaakt en dan concludeert men, dat de programma's niet aansluiten. Dat is natuurlijk iets anders dan de training voor de overgang van de basis-school naar het voortgezet onderwijs en voor de toelating tot het voortgezet onderwijs. Je kunt het nog wel eens worden over de schoolvorderingentest, maar daarmee heb je de gehele scala van vakken en het niveau van het basis-onderwijs en de start van het voortgezet onderwijs nog niet helemaal be keken. Daar zijn de vragen over en daar zitten nogal wat problemen bij, o.a. het probleem van het vak Ne derlands, n.I. of dat nu een vak op zichzelf is of een hulpvak voor het leren van moderne en oude talen. (De heer Schaafsma: Dat ben ik met U eens, maar dan zou het hier in feite toch om een groter verband gaan dan de gemeente of zelfs de regio. Wat we dan bedoelen, is: Wat zal het leerprogramma van de toe komstige lagere school worden De aansluiting is dan een kwestie van de interpretatie van het Nederlands, de Wiskunde etc. etc. op de lagere school. Maar in de bestaande situatie moeten we vooral niet hebben en dat was wat ik in concreto wilde stellen en waar ik bang voor was dat er naast een commissie wéér een commissie komt. Dan hebben we aanstonds allerlei commissies, die hetzelfde gaan doen. Als we iets wil len, moeten we binnen het bestaande systeem blijven.) Ik ben er niet zo'n voorstander van om op alle punten binnen het bestaande systeem te blijven daarin ver schillen de heer Schaafsma en ik politiek enigszins maar ik kan hem geruststellen in dit opzicht, dat deze kwestie in de commissie-Ferwerda aan de orde wordt gesteld en als er een onderzoek moet plaats hebben, bijv. door een groep uit die commissie, in ieder geval door mensen uit het lager- en het voortgezet onderwijs, dan kan dat in overleg met die commissie gebeuren. Mevr. Woudstra vroeg, of er voor tekenen en handen arbeid kunstenaars als vakleerkrachten kunnen wor den aangesteld, maar dat is voor het lager onderwijs bijzonder moeilijk. Men mag nu eenmaal niet onbe voegde leerkrachten in de scholen toelaten. Bij het vak lichamelijke opvoeding heeft hier het bekende punt jaren geleden al eens in de Raad gespeeld, of de gym- nastiekonderwijzers, die zo krap waren, niet vervangen konden worden door mensen met een ClOS-diploma, maar dat kan nu eenmaal niet. Wij hebben wel voor het voortgezet onderwijs kunstenaars ingeschakeld en dat geldt niet alleen voor de gemeentescholen, maar, naar ik meen, ook voor de rijksscholengemeenschap. Hoe het bij het bijzonder onderwijs is, weet ik niet. Wij zoeken op het moment wel naar de mogelijkheid of t.a.v. de l.o.m.-school iets in de geest als door mevr. Woudstra bedoeld, te realiseren zou zijn. Paragraaf 3b. De heer Snel: Ik dacht, dat de letters r.k. hier niet op hun plaats zijn. Ik weet niet, hoe die in deze vraag zijn gekomen. (De Voorzitter: Dat is waarschijn lijk een typefout; niemand weet, hoe die aanduiding er in is gekomen.) Het is ook eigenlijk een kampklas; kampschool is wat te weids. Er zijn dus plannen om deze kampklas, althans wat het gebouw betreft, te verbeteren. Maar ik dacht, dat men, nu er over het woonwagenkamp het een en ander te doen is men wil daar toch op korte termijn iets aan verbeteren met aanzienlijk minder dan f 100.000,het bedrag, dat hier genoemd is, toch wel een redelijke oplossing zou kunnen vinden. Mevr. Visser-van den Bos: Ik denk, dat met f 100.000,wel wat tot stand te brengen valt. De heer Ten Brug (weth.): Dat bedrag van f 100.000,speelt al jarenlang een rol in de investe ringslijsten. Wij hadden n.I. aanvankelijk de bedoeling daar een klein schoolgebouw neer te zetten, waarin ook een kleuterlokaal zou worden ondergebracht. Die plan nen zijn altijd gestrand. Met de inspectie hebben we dat ik heb het in de laatste vergadering van dc Raad ook al gezegd nooit voorelkaar kunnen krij gen. Maar nu doet zich ondertussen een heel andere situatie voor: 1. de verbetering van het kamp en 2. het vrijkomen van de woning door verhuizing van de kamp beheerder. Nu is het mogelijk met een aanzienlijk lager bedrag dan f 100.000,de kampschool een betere huis vesting te geven. Ook zal „De Ark", die so ciaal werk in het kamp doet, niet blijvend van dit gebouw gebruik behoeven te maken. Op het ogenblik heeft het lokaal dus eigenlijk een tweeledige functie. In de laatste vergadering van B. en W. is in principe besloten plannen uit te werken en binnenkort komt er wel een voorstel in de Raad, ook t.a.v. alle andere voorzieningen, die in het kamp zullen worden aange bracht. (De Voorzitter: In april komt het gehele pro bleem van het woonwagenkamp op de agenda van de Raad.) Paragrafen 4a en 4b ('Algemeen). De heer Buising: Ik wilde opmerken n.a.v. punt 1, dat het instellen van een schoolraad voor het voort gezet onderwijs verplicht is volgens de Mammoetwet, die al 2)4 jaar van kracht is, maar nog altijd is die schoolraad er niet. Ik vind dat wat typisch en ik zou willen vragen: Waarom niet? Zijn er misschien moei lijkheden op dat punt? Bij het antwoord onder 3 wordt gesproken over de dagopleiding voor beeldende kunst, de sociale acade mie, de academie voor lichamelijke opvoeding enz. Ik wilde in het algemeen graag weten, of het de Wet houder mogelijk is de termijnen te noemen, waarop deze inrichtingen voor onderwijs kunnen worden ge realiseerd. Het valt mij op, dat de laatste vraag onder 4: „Is de h.e.a.o.-school aan het bestuur van de h.t.s. toe gezegd?" helemaal niet is beantwoord. Als ze inder daad niet is toegezegd en als het ook niet de bedoe ling is, dat die school bij de h.t.s. komt, hoe komt dat dan? En, als ze er wel komt, wordt het dan een open bare of een bijzondere school? De heer Snel: Onder 2 staat in de vraag: „Al en kele jaren wordt in de aanbiedingsbrief bij de begro ting gesproken over de samenwerking en het overleg binnen het voortgezet onderwijs." In het antwoord wordt gezegd, dat de bestuurlijkheid een probleem is, maar nu dacht ik, dat het, omdat hier sprake is van verdeeldheid op het bestuurlijke vlak, juist daarom ge wenst is te komen tot een zekere vorm van overleg. Acht U het dan ook mogelijk te komen tot een ge meentelijke onderwijsraad? En dan zou ik die niet al leen willen beperken tot het voortgezet onderwijs; die zou dan het gehele onderwijs moeten bestrijken. Het doel van zo'n raad zou moeten zijn overleg in de ruim ste zin, zodat we een overleg-instituut hebben voor alle gebieden van het onderwijs, een instituut, waarbij we alle problemen aan de orde kunnen stellen. De heer Schaafsma: Op de bestuurlijke moeilijkhe den, waarvan in vraag 2 sprake is, gaat het College wel in, maar ik mis toch eigenlijk iets, n.I. de positieve kant van de zaak, het feit, dat al deze scholen, vooral toen de Mammoetwet naderde, toch een behoorlijk over leg hebben gevoerd over de vraag: Hoe verder, wat te doen? Ik wil m.n. weer de toelatingscommissie noe men, wat ik zojuist ook gedaan heb, maar ik wilde toch ook de brugklascommissie onder voorzitterschap van de heer Ten Brug zelf noemen, waarin we dus een behoorlijk stuk samenwerking tot stand hebben ge bracht. Ik wilde ook eens wijzen op alle vakcommissies, die er geweest zijn binnen het voortgezet onderwijs. Wij hebben destijds van verschillen in het bestuur helemaal geen last gehad. Er zijn, dacht ik, alle mogelijke vor men van medewerking geweest. Tenslotte zegt het Col lege in zijn antwoord: „Wij trachten echter ook in de huidige situatie waar mogelijk samenwerking te sti muleren.", maar dan moet mij toch van het hart, dat de brugklascommissie van de heer Ten Brug na één keer tijdens het bestaan van de Mammoetwet bijeen geweest te zijn, met een beetje „naar geluid" uitelkaar gegaan is de interne zaken zullen we hier maar on besproken laten en sindsdien nooit weer bijelkaar is geweest. In de eerste plaats vraag ik mij af: Waarom niet? Ik heb van de heer Ten Brug gehoord, dat hij een andere politieke mening toegedaan is dan ik. (De heer Ten Brug (weth.): Wist U dat dan niet?) (Ge lach) Ik bedoel, dat hij van mening is, dat je t.a.v. deze dingen steeds naar vernieuwing moet streven, maar ik meen, dat hetgeen je hebt ook waardevol kan zijn en dat de brugklascommissie, juist onder voorzit terschap van de heer Ten Brug, toch wel tot de waarde volle instellingen kon worden gerekend. Misschien heeft U dat zelf niet zo beoordeeld, maar dan krijgt U dat van deze kant dus zo te horen. Ik wil nog een paar dingen noemen. Tijdens het be staan van de Mammoetwet zijn de vakcommissies voor wiskunde en taal regelmatig bijelkaar geweest, juist om de samenwerking te behouden, om te bewerkstel ligen, dat overgangsregelingen mogelijk blijven. Ik wil ook nog stellen, dat, ondanks dus bestuurlijke verschil len, op het ogenblik t.a.v. de aansluiting m.a.v.o.- h.a.v.o. al een behoorlijk stuk samenwerking tot stand is gekomen, waarbij dus wel rekening gehouden wordt met de positie van de reeds bestaande h.a.v.o. IV en V, aan Mariënburg en aan de Rijks Pedagogische Aca demie. Ik kan me voorstellen, dat B. en W. dat niet allemaal kunnen noemen, maar er staat zo weinig po sitiefs in hun antwoord. Eigenlijk worden alleen maar de problemen beklemtoond, terwijl de samenwerking niet uit de verf gekomen is. Misschien voelt de heer Ten Brug zich genoopt straks hier en daar enig antwoord te geven op deze opmer kingen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 7