m-m dr-r
viss
1Sty
in verschillende c.a.o.'s het recht van verdere scholing
en vorming opgenomen is een tendens, die zich wel
verder zal voortzetten zullen er steeds meer wer
kende jongeren komen, die een part-time opleiding zul
len vragen.
Vraag 9 vinden wij ook vreemd. Er moeten natuur
lijk ook mogelijkheden zijn voor openhaar onderwijs
in deze sector. Lang niet alle ouders zullen hun kin
deren naar een bijzondere school laten gaan. Maar zou
het nu niet mogelijk zijn er een tweeling-school van
te maken, wat ook bij de kleuterschool in Goutum
gelukt is?
De heer Ten Brug (weth.)De heer Schaafsma
heeft gevraagd naar de cijfers van de doorstroming
tijdens het brugjaar. Die cijfers hebben wij niet be
wust achtergehouden, maar het gaat hier niet om
grote aantallen. Ik heb een lijst voor me over de jaren
1968, 1969 en 1970; nergens is het aantal boven de 5.
In het schooljaar 1968/1969 kwamen op de m.a.v.o.-
Nijlan 4 leerlingen van de rijksscholengemeenschap en
er gingen 2 over naar de rijksscholengemeenschap.
Van de Perkschool ging 1 leerling naar de stedelijke
scholengemeenschap, 1 naar de l.t.s. en 1 naar de bak
kersvakschool. In datzelfde schooljaar kwamen op het
gymnasium 3 leerlingen van de stedelijke scholenge
meenschap, 1 van de rijksscholengemeenschap en in
het schooljaar 1970/1971 kwamen er 1 leerling van de
rijksscholengemeenschap, 1 van de stedelijke scholen
gemeenschap en 2 leerlingen van de m.a.v.o. Er ver
trok van het gymnasium niet één leerling naar een
andere school in Leeuwarden. Er ging 1 leerling naar
de Quaker-school, 2 naar de h.a.v.o. in Harlingen, wat
natuurlijk wel een verandering van richting betekent.
In het schooljaar 1970/1971 was er geen enkele ver
trekkende leerling. Men kan dus inderdaad zeggen,
dat we wel aardig „gemikt" hebben. Dat is ook de
meest gunstige benadering. We zijn er natuurlijk niet
zeker van, of we altijd juist hebben gemikt op het
hoogste wat de leerling zou kunnen presteren. Er zijn
ook leerlingen, die, als ze naar de h.a.v.o. gaan, zich
heel goed aanpassen aan het gemiddelde niveau van
de h.a.v.o en verder helemaal niet opvallen, maar als
ze naar het gymnasium zouden zijn gegaan, zouden
ze zich daar misschien ook aan het gemiddelde niveau
hebben aangepast. Je zou alleen maar een bewijs kun
nen krijgen door heel hoog te mikken, waardoor er
vele leerlingen terug zouden vallen. Maar dat is een
te negatieve instelling en ik heb het idee, dat ook
hier de waarheid ongeveer in het midden ligt. In ieder
geval blijkt, dat het, meer dan vroeger het geval was,
toch mogelijk is het eerste jaar een behoorlijk herstel
van de eerste schoolkeuze te krijgen en dat dit bij de
ontvangende scholen over en weer behoorlijk wordt op
gevangen.
De heer Schaafsma heeft gevraagd, hoe nu opeens
de Schooladviesdienst ertussen komt, terwijl helemaal
niet gesproken wordt over de commissie voor de school
vorderingentest. Ik dacht, dat dit hier niet aan de orde
was. Er staat in ons antwoord dan ook, „dat in het
algemeen de aanvankelijke schoolkeuze vrij goed is
geweest, dankzij een goede samenwerking tussen de
ouders" (het overleg met de ouders; dat is ook een
belangrijk punt, want uiteindelijk kiezen de ouders),
„de schoolleiding" (op advies hoofd der school en resul
taat schoolvorderingentest, en dat geldt ook voor de
ontvangende school, die de kinderen toelaat op grond
van de schoolvorderingentest) „en de Schooladvies
dienst." (Hier hebben we te maken met de nieuwe
situatie; het vorige jaar is er voor het eerst een voor
lopig onderzoek van de kinderen van de 6e klassen van
het l.o. door die dienst geweest. Daar waren we nog
niet aan toe. Wij waren in de normale opbouw toe aan
de 5e klassen. Men bouwt het onderzoek zo successie
velijk op en was dus nu toe aan de 6e klassen. Het
advies van de Schooladviesdienst is toch ook èn voor
de schoolleiding èn voor de ouders wel een belangrijke
steun.) Ik dacht, dat dit niet een punt was voor de
brugklascommissie, wèl voor wat in de wandeling
wordt genoemd de commissie-Ferwerda. Daarin is ook
uitdrukkelijk medegedeeld en terzake is ook met
de voorzitter overlegd dat dit jaar voor de hoofden
van scholen en voor de directies van de scholen de re
sultaten (wat dus het openbaar onderwijs betreft) van
de onderzoeken van de Schooladviesdienst beschikbaar
waren. En daar is zowel door het l.o. voor zover
ik dan daarbij betrokken was als door het voort
gezet onderwijs een dankbaar gebruik van gemaakt.
Nu zegt de heer Schaafsma wel, dat de Schooladvies
dienst zich beter met belangrijker dingen kan be
moeien, maar op dit punt is er voor die dienst geen
sprake van extra werk, want in het gehele longitu-
diale onderzoek worden de kinderen uit de 6e klassen
nog onderzocht. Iets anders zou zijn, als de School
adviesdienst ook zou worden ingeschakeld bij de be
geleiding van de brugklassen. Ik dacht, dat de heer
Schaafsma de indruk heeft, dat het voortgezet onder
wijs daar helemaal geen behoefte aan heeft, maar dat
is dan misschien toch wel een zeer persoonlijke indruk
van hem, want van de kant van het gemeentelijk
voortgezet onderwijs is mij wel de vraag gesteld:
„Kan de Schooladviesdienst ons ook niet helpen bij
de begeleiding van de kinderen, die nu zijn toegelaten
en m.n. wat betreft de kinderen, met wie we wel wat
problemen hebben, ten aanzien van wie we zelf niet
goed weten, of ze hier thuishoren of dat het verstan
diger zou zijn ze naar een andere school te sturen?"
Maar het is op het ogenblik niet mogelijk die dienst
aan het voortgezet onderwijs te verlenen, want dan
zijn er voor de Schooladviesdienst thans belangrijker
taken.
Het antwoord van B. en W. onder 1 is dus gebaseerd
op vragen, die hen uit het voortgezet onderwijs hebben
bereikt. (De heer Schaafsma: Ik dacht, dat we het
daarover ook wel helemaal eens zouden kunnen zijn.
Als U een 6e klas in haar geheel laat begeleiden, dan
kost dat een behoorlijk aantal man-uren, m.a.w. tijd
en geld, maar als U zegt, dat het voor de grote massa
kinderen al niet eens meer zo belangrijk is, omdat we
een goed functionerend geheel hebben, dan zou de
Schooladviesdienst tijd vrij hebben voor betere dingen.
Ik herhaal het. En dan zou U misschien voor die Kin
deren in de brugklas (dan denk ik ook aan de rijks
scholengemeenschap met een behoorlijk aantal leerlin
gen), met wie zich inderdaad moeilijkheden voordoen
en ik spreek helemaal uit ervaring de Schoolad
viesdienst nuttiger kunnen gebruiken dan voor een
totaal onderzoek van al de kindertjes van de 6e klas.
Een hoofd van de school weet heus wel te beoorde
len, waar een kind in eerste instantie globaal gespro
ken heen moet. En bovendien komt daar dan nog
de hulp van de schoolvorderingentest bij met een ver
gelijking met vorige jaren.) Ik heb reeds gezegd, dat
het hier voor de Schooladviesdienst in zeer beperkte
mate extra werk betreft. Ik heb vroeger ook al eens
verteld, dat men toch al globale groepsonderzoeken
doet in de eerste, de tweede, de vierde en de zesde
klas en ik geloof ook in de vijfde ook al om te
weten, hoe het met de kinderen gaat, vanaf de kleu
terschool tot en met de hoogste klas van de lagere
school. Men heeft dus al een behoorlijk aantal gege
vens en op grond van die gegevens adviseert de School
adviesdienst welke school voor voortgezet onderwijs
voor de kinderen het beste zou zijn. Dit is dus voor
de dienst gewoon een afronding van zijn werk voor
het lager onderwijs. Dat zijn dus dingen, die gemak
kelijk te combineren zijn en ik dacht, dat dat een ple
zierige situatie was. Ik geloof n.l. ook, dat men op
den duur wel zou kunnen komen tot de situatie, dat
we de schoolvorderingentest niet meer nodig zullen
hebben. (De heer Schaafsma: Maar dan moet je naar
een regionale Schooladviesdienst toe.) Juist, U prikt
er precies in. Dat is één van de problemen, want de
Schooladviesdienst kan straks wel èn het openbaar èn
het bijzonder onderwijs in Leeuwarden van dienst zijn
(dat duurt echter uiteraard nog even, want bij het
bijzonder onderwijs begint de Schooladviesdienst te
werken voor de kleuterscholen en de eerste klas van
het l.o., dus het moet daar nog groeien tot en met de
zesde klas), maar het voortgezet onderwijs bestrijkt
een aanmerkelijk ruimer rayon dan de gemeente Leeu
warden. Er zijn plannen om te komen tot een aantal
regionale diensten voor geheel Friesland, maar dat is
niet zo gemakkelijk te verwezenlijken, want dat raakt
uiteraard weer alle openbare en bijzondere scholen.
B. en W. zijn zeker bereid aan die plannen mede te
werken, maar Leeuwarden is op dit punt een van de
eersten en ik ben er bijzonder blij om, dat men nu
meer aan regionalisering denkt dan vroeger, toen men
dacht vanuit provinciaal werkende organen. Bij regio
nale organen heb je een veel sterkere en directere band
tussen de schoolbesturen en een Schooladviesdienst
dan wanneer je met een provinciaal toporgaan werkt,
zoals we dat voor een deel bij de Federatie voor schooi
en kinderpsychologie hadden.
De heer Schaafsma heeft ook een aantal opmerkin
gen gemaakt over de situatie van de Wopke EeWhoff-
school. Ik zou me hier heel vlug van af kunnen maken,
maar dat wil ik niet doen. De zaak is zo: Deze Raad
heeft indertijd besloten do nieuwe huisvesting van de
Wopke Eekhoffschool, die nu tijdelijk is gehuisvest in
een al jaren geleden afgekeurde school de oude
Tjerk Hiddesschool (De heer Schaafsma: Een paar
jaar langer maakt toch niets uit.) in te brengen in
het scholencomplex, waar het gymnasium en de ste
delijke scholengemeenschap gehuisvest zouden kunnen
worden. Wij hebben dat gedaan om twee redenen
1. Al onderhandelende met het Rijk (onderdehand
heb je tijd genoeg om andere beslissingen te nemen,
want die onderhandelingen duren verschrikkelijk lang),
heeft men ons erop gewezen, dat wij gemakkelijker
een verdere uitbreiding van de genoemde scholenge
meenschap met een m.a.v.o. zouden kunnen bewerk
stelligen dan een afzonderlijk aangevraagde huisves
ting voor de betreffende m.a.v.o. Op zichzelf was er
dus alle reden te proberen die twee vliegen in één klap
tc vangen.
2. Niemand weet, hoe de ontwikkeling van het voort
gezet onderwijs zal zijn. Wij gaan in ieder geval niet
een integratie tussen m.a.v.o., gymnasium en athe-
neum-h.a.v.o. op voorhand vastleggen, maar die mo
gelijkheid zit er, door het gezamenlijk gebruik van één
gebouw, in. In onderwijskundig opzicht heeft de Raad
destijds geen beslissing genomen. Het betekent na
tuurlijk wel, dat deze drie scholen bij samenvoeging
over centrale voorzieningen zullen kunnen beschikken.
Wc meenden, dat de nieuwe plaats voor de Wopke
Eekhoffschool ook wel gunstig was, omdat de Schrans
toch wel een sterke scheiding is tussen het gebied,
dat de m.a.v.o.-Nijlan bestrijkt, en het gebied, waar de
Wopke Eekhoffschool terecht zal komen. De scheiding
zal trouwens straks niet alleen worden gevormd door
de Schrans, maar ook door de weg, die komt van de
tweede brug over het Van Harinxmakanaal en loopt
naar de le Kanaalbrug. Deze m.a.v.o. staat dan toch
ook nog wel enigszins in het oosten, maar meer in het
zuidoosten. Verder is het ook niet zo, dat in de m.a.v.o.-
Nijlan plaats genoeg is; deze is overbezet. Wij kunnen
n.l. en daar zijn ook wel wat harde woorden over
gevallen in een onderhoud met een enkele gemeente
huiten Leeuwarden, o.m. de gemeente Baarderadeel
niet toestaan, dat leerlingen uit andere gemeenten
worden toegelaten. En het is bijzonder moeilijk om
kinderen uit het gebied van deze school naar de Wis-
sesdwinger te sturen en kinderen uit andere gemeen
ten toe te laten. Bovendien is de nieuwe plaats voor
de m.a.v.o. ook niet een verhindering, want de kinde
ren, die naar de rijksscholengemeenschap, de athenaea
of het gymnasium gaan, fietsen ook fleurig over de
Schrans de stad in. Dat is ook meer een psychologi
sche rem dan een rem, die op de realiteit gebaseerd is.
Deze plaats is dus gekozen, omdat ze een zakelijk zo
wel als een onderwijskundig voordeel bood. En het is
ook wel duidelijk, dat de plaats van de Wissesdwinger-
school niet voor de eeuwigheid vast ligt. Het is een oude
school en daar zal op den duur toch ook wel een ver
vanging voor moeten komen. En het is best mogelijk
de school dan een eind verder te schuiven, want ze
werkt natuurlijk al lang niet meer alleen voor het
centrum van de stad. Het centrum levert lang niet
voldoende leerlingen op. Maar voor deze school hebben
wij nog geen duidelijke plannen, omdat op dit moment
niemand kan voorspellen, hoe bijv. over een jaar of
tien de positie van het m.a.v.o. zal zijn. Er zal zeker
een invloed van het h.a.v.o. op het m.a.v.o. komen. Er
is al iets van te merken. Er is een lichte teruggang
van aangiften voor het m.a.v.o., maar in Leeuwarden
nog niet van desastreuze aard.
De heer Schaafsma heeft ook een opmerking ge
maakt over de leerlingen-aantallen van de stedelijke
scholengemeenschap; hij noemde de samenvoeging al
lerminst een succes. Maar ik moet U zeggen, dat het
totaal aantal leerlingen voor het eerste leerjaar in
1967 en 1968 van de meisjes h.b.s. en de h.b.s.-a 104
was cn dat op dit moment het leerlingen-aantal van do
combinatie weer 104 is. De situatie is dus niet slechter
geworden. (De heer Schaafsma: Ik heb ook gezegd,
dat het gelukkig weer de gunstige kant uit gaat, om
dat je anders zo moeilijk een formatie met h.a.v.o.-
atheneum kunt maken.)
Er is wel een sterke stijging van leerlingen bij de
categorale gymnasia. In 1965/1966 telde de eerste klas
van het stedelijk gymnasium 45 leerlingen, in 1970/1971
telt de eerste klas 89 leerlingen. Die stijging valt niet
alleen in Leeuwarden, maar ook in andere plaatsen
waar te nemen.
Wij zijn uiteraard niet verantwoordelijk voor de toon
van vraag 9. Wij hebben daar dan ook zonder meer
op geantwoord, dat B. en W. onjuist zouden handelen,
als ze niet alle mogelijke moeite zouden doen om hot
besluit van de Raad tot stichting van een openbare
m.e.a.o.-school in Leeuwarden te realiseren. Wat wij
daarover geschreven hebben, kan toch inderdaad be
zwaarlijk als „gezeur" worden gekenmerkt. Het spijt
mij zeer, dat de enige openbare m.e.a.o.-school in
Friesland in Heerenveen gevestigd is, niet om Heeren
veen, maar Leeuwarden vormt, wat het openbaar on
derwijs betreft, wel het grootste rayon.
Mevr. Woudstra heeft gevraagd: Zou je niet kun
nen komen tot een „tweeling"-m.e.a.o. Dat is een
variatie op het begrip „compromis"-m.e.a.o. Ik kan de
Raad mededelen, dat wij indertijd, toen het niet zeker
was, of het wel zou lukken in Leeuwarden een m.e.a.o.-
school tot stand te brengen, gepoogd hebben met het
bestuur van de Stichting voor Chr. a.v.o. en e.a.o. te
komen tot een gezamenlijke aanvraag. Dat is helaas
mislukt. In een vrij kort briefje is dat afgewezen
met: „Daar voelen wij niet voor." Ik heb achteraf het
idee, dat men toen al in de gaten had, dat de m.e.a.o.
er wel zou komen, dus dat de directe reden om die
gezamenlijk met de Gemeente te halen, niet aanwezig
was. Het is inderdaad jammer.
De heer Buising heeft gewezen op een geheel ander
aspect: Zou je zo'n m.e.a.o. eigenlijk niet moeten on
derbrengen in een scholengemeenschap met de detail-
li ndelsvakschool Dat is inderdaad, ook zelfs wat de
Leeuwarder situatie betreft, een schot in de roos. Lan
delijk neigt men hoe langer hoe meer tot de mening,
dat de zelfstandige m.e.a.o.'s en de zelfstandige detail
handelsvakscholen niet zo'n gunstige situatie vormen;
dat je deze twee schooltypen heel goed kunt combine
ren. Tot die conclusie waren wij kortgeleden zelf ook
al gekomen. Ik kan U ook zeggen, dat het bestuur
van de detailhandelsvakschool zich tot ons heeft ge
wend met de vraag: Zouden wij niet gezamenlijk kun
nen zorgen, dat wc die m.e.a.o. hier krijgen in een
scholengemeenschap? Wij hebben toen in beginsel
want het is uiteraard een zaak van de Raad hier
positief op gereageerd en we hebben gezegd: Daar
willen we inderdaad wel heel graag met U over pra
ten en op vrij korte termijn zal met het bestuur van
de detailhandelsvakschool een bespreking over dit punt
worden gehouden. Er moeten dan dus allerlei bestuur
lijke problemen worden opgelost, maar ik dacht, dat
het best te realiseren is. Ik zie die mogelijkheid wel.
Dan heeft mevr. Woudstra nog haar teleurstelling
uitgesproken en die deel ik tot op zekere hoogte wel
over de onmogelijkheid van een part-time-opleiding
bij het l.e.a.o.-l.a.v.o. Dit standpunt van het Ministerie
kan misschien t.a.v. dit schooltype ingenomen worden,
maar ik heb niet de indruk, dat het in zijn algemeen
heid te handhaven is. Ik geloof, dat er inderdaad uit
breiding van het part-time-onderwijs moet komen. Dat
zit er met het oude leerlingenstelsel ook al in. Het
Ministerie steunt ook de plannen om in Leeuwarden
te komen tot een streek-dagschool, maar het i.v.o., dat
we indertijd gehad hebben onze v.g.l.o.-scholen be
steedden veel aandacht aan de i.v.o.-diploma's is
wat in de verdrukking gekomen. En hoe het verder
met het i.v.o. moet, weten we niet, maar ik denk, dat
ik volgende week hierover een bespreking heb. Dus ik
kan U wel zeggen, dat deze zaak onze aandacht heeft.