2$ S3 Verslag van de vergadering op dinsdag 2 maart 1971 van de afdeling IV van de gemeenteraad ter voorbereiding van de behandeling van de Ontwerp-begrotingen voor 1971. Volgno. 504. De heer Snel: Kennis genomen hebbende van de mededeling, dat de verkeersbrigadiertjes niet meer zul len optreden in het nieuwe cursusjaar, zou ik willen vragen, of er alternatieve mogelijkheden zijn om de voetgangersoversteekplaatsen althans bij het begin en het eind van de schooltijden te beveiligen. Is het mo gelijk vrijwilligers of eventueel zelfs betaalde krachten aan te stellen om de kinderen te beschermen In de vergadering van gisteravond is dat ook al even aan de orde geweest. De heer Tiekstra heeft toen op de verantwoordelijkheid van de kinderen zelf gewezen, maar ik dacht, dat de Gemeente toch ook wel een ze kere verantwoordelijkheid draagt en er is aan dit pro bleem toch ook wel een onderwijs-technische kant. Daarom zou ik ook graag de mening van de Wethou der van Onderwijs horen. (De Voorzitter: Welk ver band U met dit punt ziet, is mij een raadsel.) Ik sluit aan bij het verkeersonderwijs. (De Voorzitter: Ja, dan begrijp ik het. Misschien kan de Wethouder er even op ingaan?) De heer Ten Brug (weth.): De eerste verantwoorde lijkheid ligt natuurlijk bij de ouders. Ik meen, dat je daar duidelijk van uit moet gaan. Dit punt is ook in de schoolraad aan de orde geweest, maar ook daar zag men geen alternatieve mogelijkheden. Dit zal ook wel een onderwerp van bespreking moeten uitmaken in de oudercommissies van de diverse scholen en misschien is het mogelijk de ouders hierbij in te schakelen of een soort Tatlock-figuur uit Coronationstreet hier of daar te vinden. (De heer Snel: U denkt ook niet aan be taalde krachten? Of is dat nog geen punt van over weging?) Nee. Volgno. 506. De heer Visser: Ik zou t.a.v. de Schooladviesdienst willen vragen: Laat het functioneren van de dienst, zoals dat op het ogenblik het geval is, toe, nu het bij zonder onderwijs ook participeert in de bestuurscom missie, nog de 6e klassen van het bijzonder onderwijs te onderzoeken? De heer Ten B.rug (weth.): Dat is voor dit jaar bij zonder moeilijk. Het is natuurlijk op zichzelf al moei lijk, als men als dienst omtrent de gehele schoolsituatie niets weet, alleen de 6e klas te onderzoeken. Bij de openbare scholen kon dat gemakkelijker, omdat men met het globale onderzoek al tot de 5e klas was ge komen. Men had in de 6e klassen niet met dezelfde kinderen te maken, maar had al wel een globaal over zicht over de gehele situatie op de school. Maar ook de personeelssituatie laat het op dit moment niet toe de 6e klassen van de bijzondere scholen te onderzoe ken. De personeelsuitbreiding, waarvoor in de begro ting 1971 een post is geraamd, hebben we nodig om te realiseren wat wij willen t.a.v. de normale voort gang van het werk voor de openbare scholen en t.a.v. het begin van het werk voor de bijzondere scholen; dat betreft dan de hoogste klas van de kleuterscholen en de eerste klas van de lagere scholen. Daarvoor is de personeelsuitbreiding dringend noodzakelijk. Vandaar ook, dat wij daarmee niet kunnen wachten, totdat de begroting door G.S. zal zijn goedgekeurd. We willen proberen, vooruitlopende daarop, de nodige machtiging te krijgen om personeel op te roepen. Dat moeten we nu ook wel doen, willen we de nieuwe krachten per augustus hebben. De heer Visser: Indien er behoefte bestaat aan het door mij genoemde onderzoek, kan eventueel aanspraak worden gemaakt op de stelpost. De heer Ten Brug (weth.): Wat U bedoelt is indivi dueel onderzoek. En dat kan niet. Dat geschiedt ook niet bij de openbare scholen. Het onderzoek van de 6e klassen is alleen maar gegrond op het globale onder zoek. We hebben wel met het bijzonder onderwijs af gesproken, dat, als er daar uitzonderlijke gevallen zijn, de Schooladviesdienst die gevallen eveneens zal onder zoeken. De heer Hovinga heeft de vergadering verlaten. Volgno. 508. Mevr. Woudstra-Peene: Komt men bij de School adviesdienst inderdaad aan onderzoek van alle 6e klas sen toe? Hoe is het nu met de personeelsbezetting? Komt men nu ook toe aan individueel onderzoek? Of heeft men het te druk met de klassikale test? De heer Ten Brug (weth.)Inderdaad kan men aan het onderzoek van de 6e klassen toekomen. Dat zijn de 6e-klassers, die men het vorige jaar in de 5e klassen heeft onderzocht. Het individuele onderzoek lag lange tijd vrij moei lijk, maar inmiddels heeft men een tweede psycholoog aangetrokken, waarvoor in de begroting 1970 al een bedrag was geraamd. Aan het individuele onderzoek kan nu aanmerkelijk meer zij het niet overdreven, dat is trouwens nooit goed aandacht worden be steed dan tot nu toe het geval was. Maar het gaat om individuele onderzoeken, die voortkomen uit het glo bale onderzoek, dus zeer incidenteel. Volgno. 610. De heer Snel: Het is mij bekend, dat door een groep scholen een aanvrage is ingediend voor een stencil- en kopieer-inrichting. Nu heb ik zostraks be grepen, dat op grond van art. 72 ook een aanvraag bij het College is binnengekomen en ik weet niet, of het verstandig is dit nu verder uit te spinnen. Misschien bestaat er een zekere samenhang tussen deze beide aanvragen. Kan de Wethouder mij ook zeggen, of het voor mij verstandiger is hier nu verder op in te gaan? De heer Ten Brug (weth.): Het is niet gemakke lijk te bepalen, wat voor de heer Snel verstandig is op dit moment, maar laat ik dit zeggen: Er zijn aanvra gen van openbare scholen en ook van bijzondere scho len en het ligt in het voornemen dit in de eerstvolgende vergadering van de commissie voor audio-visuele hulp middelen hoewel de door de heer Snel bedoelde ap paratuur daar eigenlijk niet onder valt; laat ik daarom zeggen: de commissie voor de nieuwe technische hulp middelen aan de orde te stellen en eens te kijken, of we zouden kunnen komen tot een verdeling van apparatuur als de bedoelde over de stad. Een groep openbare scholen heeft zo'n apparatuur wel aange vraagd, maar misschien is het veel handiger om die in een bepaalde wijk zowel voor openbare als bijzon dere scholen beschikbaar te stellen. Dan kan het rayon wat kleiner worden. De vergadering van de commissie is, meen ik, in maart, dus op korte termijn. HOOFDSTUK IX. Volgno. 560. De heer Buising: Ik vind, dat de manier, waarop de activiteiten van Het Baken en van het onderwijs aan de huishoudscholen worden verward, wel doet blijken, dat de vragensteller met geen van beide instituten erg op de hoogte is. De heer Ten Brug (weth.): Ik zou alleen maar wil len constateren, dat wij een goed antwoord hebben ge geven op een verkeerde vraag. (Gelach) De Voorzitter: We zijn aan het eind gekomen van de stof van afd. III. Voor ik de vergadering sluit, wil ik toch wel con stateren, dat we vanavond een goede en een prettige vergadering hebben gehad. We zijn nu halverwege met de afdelingen en wan neer ik een vergelijking maak met het vorige jaar toen er bij de raadsleden nogal wat aarzeling over deze wijze van behandeling van de begroting was; bij mij niet dan meen ik nu toch wel te mogen constateren, dat we met behulp van de schriftelijke voor-beantwoor- ding van de vragen op de goede weg zijn. Het is na tuurlijk uren vergaderen, maar vroeger kwamen toch al deze onderdelen na de algemene beschouwingen in de begrotingszitting eigenlijk niet behoorlijk tot hun recht. Ik wil U hartelijk dank zeggen voor de medewerking van vanavond. De Voorzitter sluit hierna, om 23.35 uur, de verga dering. Aanwezig van deze afdeling: de dames E. Branden- burg-Sjoerdsma en M. M. Th. Visser-van den Bos en de heren T. H. Van Haaren, K. J. de Jong (weth.), J. Knol en W. Miedema. Aanwezige overige raadsleden: de dames G. Bakker van Diermen, J. Dijkstra-Bethlehem, G. Visscher-Bou- wer en L. Woudstra-Peene en de heren J. ten Brug (weth.) (tot 19.55 uur), G. F. Eijgelaar, J. Heetla (weth.) (tot 19.50 uur), O. Heidinga, H. Hovinga (tot 0.15 uur), H. Jansma, J. de Jong (vanaf 22.45 uur), A. Klomp, Ir. C. L. Rijpma, L. Visser en G. de Vries (tot 20.45 uur). Voorzitter: de heer J. S. Brandsma, Burgemeester. Voorts zijn aanwezig: de heren P. P. de Jong, Secre taris, Mr. W. J. G. Reumier, loco-Secretaris, Ir. C. B. van Ardenne, Directeur Energiebedrijven, G. Fuyk- schot, Hoofd afd. Bedrijven en Controle, Ir. J. van Rooijen, Directeur Dienst Reiniging en Brandweer, J. van der Veen, Directeur Woningbedrijf, G. A. de Vries, ambtenaar afd. Bedrijven en Controle, J. de Vries, Directeur Slachthuis en Veemarkt (tot le pauze), J. van der Wal, Hoofd afd. Volkshuisvesting en Openbare Werken, en C. IJsbrandij, Hoofd afd. Financiën en Be lastingen. Te behandelen punten: Financiële Beschouwingen. Bedrijfsbegrotingen. Algemene Dienst: Hoofdstuk II. Hoofdstuk III. Hoofdstuk V. Hoofdstuk VI. Hoofdstuk VII. Hoofdstuk X. Hoofdstuk XI. De Voorzitter: Dames en heren, ik stel voor, dat wij met onze werkzaamheden beginnen. Ik heet U van harte welkom. Al drie afdelingsvergaderingen hebben we achter de rug. Graag wil ik voor wij beginnen nog een enkele opmerking maken, vooral voor degenen, die de vorige vergaderingen niet hebben bijgewoond. U zult allen hebben gelezen en geconstateerd, dat wij in tegenstelling tot het vorige jaar (toen wij met elkander de eerste ervaring hebben opgedaan met de behandeling in openbare zittingen van de afdelingen) de gestelde vragen schriftelijk hebben beantwoord. Vo rig jaar zijn de door de fracties gestelde en door de Commissie van Rapporteurs gegroepeerde vragen mon deling beantwoord. Dat heeft ons allen, dacht ik, niet zo best voldaan. De Raad werd overspoeld met enorm veel gegevens en technische uiteenzettingen van de zijde van het College. Dat heeft niet goed gewerkt en we hebben toen geconstateerd, dat het beter was om op dit punt weer het oude systeem in te voeren en de in eerste instantie door U gestelde vragen schrifte lijk te beantwoorden. Ik moet U zeggen nu we drie afdelingen achter de rug hebben dat dit een groot winstpunt is gebleken. Ik hoop, dat dat ook vanavond het geval zal blijken te zijn. Wij hebben een veel dui delijker discussie gekregen dan vorig jaar in de af delingen mogelijk was. Wij hebben nu maar één ronde. De eerste ronde is in wezen al schriftelijk afgewerkt. U hebt schriftelijk vragen gesteld, het College heeft schriftelijk geantwoord. In de regelingen is gesteld, dat het College nog een mondelinge toelichting kan geven op de schriftelijk gegeven antwoorden, voordat de discussie begint. In de vorige drie vergaderingen hebben de beide Wethouders en ik dat niet gedaan. Ook wethouder De Jong heeft mij gezegd hier geen behoefte aan te hebben. We kunnen dus meteen met de discussie beginnen. Eerst mogen de leden van de afdeling het woord voeren, daarna, voor zover daar behoefte aan is, de andere leden van de Raad die de vergadering bijwonen. De Wethouder gaat daarna in op de vragen en opmerkingen. Na deze mondelinge ronde formuleert U de punten die U eventueel straks nog in de plenaire zitting aan de orde wilt hebben. Ik doe een beroep op U om dat echt te selecteren en na de discussie alleen die problemen te noemen waar van U vindt, dat U onvoldoende antwoord hebt ge kregen van het College, of wanneer U over een be paald punt een motie wilt indienen. Wij doen immers een poging de finesses nu met elkaar door te praten en straks een plenaire zitting te krijgen die zich echt toespitst op de algemene beschouwingen, de financiële beschouwingen en de hoofdpunten die over blijven uit de discussies van de afdelingen. Als nie mand meer iets te vragen heeft over de gang van za ken dan gaan we nu starten. Financiële beschouwingen. De heer Knol: In Uw antwoord op vraag 1 zegt U: „Wij streven ernaar langs alle ten dienste staande we gen meer middelen uit 's Rijks kas te verkrijgen." Ik zou graag willen weten welke die wegen zijn. N.a.v. vraag 2 zegt U, dat een redelijke spreiding heeft plaats gevonden. Nu zou ik graag willen weten of ook andere dekkingsmiddelen zijn onderzocht. Ik doel dus op een alternatief dekkingsplan. Bij vraag 5 zou ik nog graag wat toelichting willen hebben op het begrip „belastingcapaciteit van de Ge meente Leeuwarden". In antwoord op vraag 6 stelt U, dat het in de aan biedingsbrief vermelde percentage van 244 inmiddels achterhaald is en gesteld is op 241. Is er ook al iets bekend omtrent de nieuwe schaalbedragen In antwoord op vraag 7 zegt U, dat de financiële consequenties momenteel worden berekend. De wijzi gingen in de desbetreffende begrotingsposten van uit gaven en de aanpassingen van de ramingen der ge meentefondsuitkeringen zullen enige tonnen nadelig verschil opleveren. In welke sectoren van de sociale zorg zullen deze tonnen te voorschijn komen? Mevr. Visser-van den Bos: Ik ben bijzonder blij, dat ons in de aanbiedingsbrief verteld wordt, dat er een begin is gemaakt met de middellange termijnplanning. Het is mij zo langzamerhand wel gebleken, dat het bijzonder waardevol zal zijn de financiële consequen ties van raadsvoorstellen op langere termijn te kunnen bezien. Als je pas raadslid bent, kan het je heel ge makkelijk overkomen, dat je een voorstel prachtig en mooi vindt en er van harte ja op zegt, terwijl je, als je een paar jaar verder bent, schrikt van de finan ciële gevolgen die het heeft voor de algemene midde len. Ik maak dan ook mijn compliment aan degene die het initiatief heeft genomen een begin te maken met de middellange termijnplanning. Ik hoop, dat we de re sultaten daarvan al in het komende jaar zullen be merken en dat we de gevolgen van voorstellen, die wat de begroting betreft invloed hebben op de alge mene middelen, direct voor een reeks van jaren voor gelegd krijgen. Ik heb zelf wel eens het idee, dat ik tegen sommige voorstellen zou hebben gestemd, wan neer ik destijds beseft had wat de financiële conse quenties waren. Nu zit ik bijv. weer met een probleem t.a.v. de in deze begroting voorgestelde belastingver hogingen. Ik vraag mij n.l. af: Moet dat nu zo of kan het ook anders? Natuurlijk zal mij direct worden ge antwoord, dat de begroting sluitend zal moeten zijn. Maar we zouden i.p.v. steeds te streven naar een ver hoging van de inkomsten ook kunnen proberen de uit gaven te verlagen. En daarbij zou dan de vraag op komen: Welke uitgaven kunnen worden verlaagd? Ik dacht, dat we met elkaar naar de mogelijkheden zou den moeten zoeken. Er wordt gesteld, dat de opcenten op de personele belasting en de reinigingsrechten weer verhoogd moeten worden, maar vooral wat de reinigingsrechten betreft, is mij de noodzaak daar-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 1