%bb
De Voorzitter: Ik dacht, dat de problematiek van
de beleidslijn in financiële zaken zo belangrijk is, dat
het in de plenaire zitting aan de orde kan, moet en
mag komen. Ik bedoel de vraag of het juist is, dat wij
nu nog het voorzieningenpatroon hebben gehandhaafd
en bovendien wanneer het punt is gekomen laten
we het maar heel populair zeggen -dat we moeten
gaan bezuinigen op het beleid, dat de laatste jaren in
Leeuwarden is gevoerd. Als de Raad een andere me
ning is toegedaan dan het College, moeten wij dat ook
duidelijk weten. Wij hebben al in vele toonaarden ge
zegd, dat we menen te moeten doorgaan met de lijn
die de laatste jaren in Leeuwarden is gevolgd. Wij wil
len pas praten over bezuinigen om dat impopulaire
woord nog maar eens te gebruiken op een tijdstip,
dat wij voor het harde feit komen te staan, dat we
niet meer een sluitende begroting kunnen aanbieden.
Dan moeten we kiezen tussen bezuinigen en een niet-
sluitende begroting. Zolang wij dus nog zij het met
hangen en wurgen, want we zitten tegen het
plafond in staat zijn de begroting sluitend te
krijgen, willen we niet bezuinigen. Dat is de beleids
lijn. En wil de Raad daarover spreken, dan hoort
dat duidelijk in de algemene of de financiële beschou
wingen thuis. Laten we het er dus maar op houden,
dat alle punten daarin worden opgenomen.
Mevr. Visser-van den Bos: Ik heb op één punt geen
antwoord gekregen. Ik heb gevraagd wat de verkla
ring is van het feit, dat de doeluitkeringen voor on
derwijs nog geen 3 pet. gestegen zijn.
De heer De Jong (weth.): Ik kan daar eigenlijk
geen verklaring voor geven. De uitkeringen zijn niet
hoger. De kosten zijn wel veel hoger geworden. Daar
om zitten we ook in zo'n krap jasje. We hebben weinig
meer gekregen, maar we moeten met wat we hebben
wel veel meer doen. Dat is het probleem. Laat ik eens
een voorbeeld geven. Men heeft een correctie aange
bracht in de uitkeringen voor het kleuteronderwijs. Dat
was op zichzelf verheugend, maar het heeft een terug
slag op het basisonderwijs. De uitkeringen daarvoor
zijn veel lager dan hetgeen wij nodig hebben. De uit
keringen zelf zijn onvoldoende en daarom zitten we
met dit tekort. (Mevr. Visser-van den Bos: De stij
ging is in het hele land gelijk. Nog geen 3 pet. meer
dan in 1970. Dat vangt nog niet eens de kostenstijging
van het materiaal op.) (De Voorzitter: Dat is ook de
algemene klacht over de onderwijsuitkeringen in den
lande.) Als U ook het adres ziet, dat door de geza
menlijke onderwijsorganisaties aan de Minister en de
Kamer gericht isDat liegt er niet om. Men komt
er niet mee uit. Wij trouwens ook niet. Dat is het geval
met alle doeluitkeringen. Tot nu toe hebben we altijd
over kunnen houden van de doeluitkeringen voor de
politie. Maar nu hebben wij al gauw 2 a 3 ton per
jaar tekort. U voelt wel, dat de doeluitkeringen de uit
gaven niet meer dekken en dat is het vervelende. Wij
fungeren op deze onderdelen als tussenstation. Wij krij
gen er geld voor binnen, maar wij schieten bij het
betalen van de kosten erbij in. Dat tussenliggende be
drag vormt het tekort van de begroting. Daar lopen
wij tegen op, daar lopen ook de onderwijsorganisaties
tegen op. Er zal echt een verbetering moeten komen.
Ik heb ook wel de hoop, dat er iets aan zal worden
gedaan. En als dat niet het geval is, moeten we maar
verder zien. (De Voorzitter: Het is een landelijk ver
schijnsel, dat de doeluitkeringen overal tekorten op
leveren. Er wordt ook een geweldige pressie uitge
oefend door de V.N.G. op de regering om deze doel
uitkeringen te verhogen. En daar hebben we onze hoop
wel wat op gevestigd.)
Bedrijf sbegrotingen.
Algemeen.
De heer Knol: Ik zou n.a.v. punt 2 nog graag iets
willen vragen. Het gaat om de f 500.000,die op de
begroting staat, maar die niet wordt uitgegeven. Ik zou
graag willen weten wat daarmee gebeurt.
De heer De Jong (weth.)Die uitgave van f 500.000,-
wordt wel geraamd, maar niet uitgegeven. Er staan
ook ontvangsten tegenover die niet worden ontvangen.
Wij scheppen dus ruimte. Volgend jaar komt er nog
weer f 250.000,bij. Het komt vaker voor, dat er uit
gaven geraamd worden, maar dan blijkt later wel eens,
dat de financieringsmiddelen ontbreken. Het is hier
mee zo, dat we kunnen zeggen: Als we het maar in
bouwen in de begroting (in 1970, 1971 en 1972) dan is
de volle f 750.000,ingebouwd in de begroting en al
zouden de geraamde ontvangsten niet allemaal binnen
komen, ze zijn als dekkingsmiddel wel reëel. Dat geldt
voor het volgende jaar eveneens. (De heer Knol: Maar
de uitgaven moeten wel gedekt worden, via de belas
tingverhogingen die nu op de begroting staan!) (De
Voorzitter: Maar die komen ook niet allemaal binnen.
Populair gezegd is het zo, dat wat we moeten uitgeven,
ook volledig boven water moet komen. De geplande
belastingen komen ook niet volledig binnen in 1971.
Die belastingvoorstellen moet U nog aannemen.) We
hebben b.v. jaren achterelkaar rioolbelasting geheven
volgens de begroting, maar we hebben die nooit werke
lijk geïnd. Er bleven zoveel uitgaven achterwege om
dat we geen financieringsmiddelen kregen, dat we het
niet nodig vonden die belasting te heffen. We moeten
er alleen voor zorgen, dat het als dekkingsmiddel in
de begroting is ingebouwd. Het mag dan wat tech
nisch klinken, maar het zit wel goed. (De Voorzitter.
Zo moest het thuis ook kunnen, mijnheer Knol; dat was
gemakkelijk. (Gelach) (De heer Heidinga: Dat is toch
een volkomen waardeloze begroting. Wat schieten wij
er mee op.) (De Voorzitter: Nee, dat is niet eerlijk,
daar moet U mee oppassen.) (De heer Heidinga: Zo
geeft het per se geen beeld hoe de gemeentefinan-
ciën reilen en zeilen. Er worden allemaal fictieve
posten opgenomen fictieve ontvangsten en fictieve
uitgaven en dat is een waardeloze zaak, dat is het
bedriegen van de burgers.)
De Voorzitter: Ik wil hier graag even tussen komen,
voordat de Wethouder verder gaat. We praatten hier
in een heel gemoedelijke sfeer. En ik vind het jammer,
dat U de zaak hier nu zo tracteert, mijnheer Heidinga.
Er is geen sprake van, dat wij een verkeerd beeld
geven. (De heer Heidinga: Dat is wel zo.) Als U het
zo opvat, dan zou ik bijna moeten zeggen en daar
bedoel ik niets verkeerds mee dat U een begroting
niet goed zou begrijpen. Wij moeten volgens de voor
schriften werken. Dat weet U ook drommels goed.
Neem nu eens dat voorbeeld van de G.S.D. Wij moeten
de uitgaven die in de toekomst op ons afkonden dui
delijk in de begroting aangeven. Wij zeggen ook dui
delijk in de toelichting, dat dit uitgaven zijn die wij
moeten dekken. Wij moeten voor langere termijn aan
geven hoe de financiële positie van de Gemeente is,
maar wij zeggen daarbij, dat voor bepaalde uitgaven
wel een dekking moet komen. Wij geven ook aan
en dat is de systematiek van de begroting hoe die
dekking in de toekomst gevonden zal moeten worden
en dan krijgt U inkomsten en uitgaven tegenover el
kaar die in het lopende jaar soms nog niet worden
uitgegeven en nog niet worden gedekt. En als dat niet
duidelijk werd aangegeven, zoudt U gelijk hebben,
mijnheer Heidinga. En als er geen voorschriften wa
ren van hogerhand dan zou het voor de mensen die
er niet dagelijks mee werken simpeler zijn èn die uit
gaven èn die inkomsten (die tegen elkaar wegvallen
en beide fictief zijn) niet in de begroting op te nemen.
Zonder meer toegegeven. Maar we zitten met de pro
blematiek, dat we de dekking moeten aangeven want
anders krijgen we moeilijkheden met G.S. We zullen
voor de uitgaven die de Gemeente in de toekomst zal
moeten doen, de dekking moeten aangeven. Dat is ons
probleem. (De heer Heidinga: Het is dus geen begro
ting.) Juist wel. Een begroting in de zin van de Ge
meentewet. Duidelijker kan ik het niet zeggen. Voor
sommigen is het dan misschien nog onbegrijpelijk.
(Stem: Het is geen kasboek!) Nee, dat is zo. (De
heer Van Haaren: Een dubbele boekhouding.) Ja, dat
is duidelijk.
Als niemand meer iets over dit punt wil zeggen,
stappen we er van af. Ik hoop, dat ik de zaak duide
lijk heb kunnen maken.
Woningbedrijf.
De hear Miedema: Ik woe hwat sizze oer fraech 3.
De Ried hat in skoft lyn bisletten, dat hüs yn de Bis-
schopstrjitte oan to keapjen. Der stie yn it advys fan
B. en W., dat de Gemeente das hüs nedich hie fanwegen
de forkearssituaesje. It moast öfbrutsen wurde, it moast
dêr wei. Dus hawwe wy it oankocht. Mar dat hüs
waerd net öfbrutsen. Doe binne der fragen oer steld
en nou antwurdet it Kolleezje eat as: Wy soene it wer
opknappe, mar it is to fier hinne. En dêrüt blykt, tocht
ik, dochs, dat it foar de forkearssituaesje net per-
foarst nedich wie, dat it der wei kaem. En nou sitte
se dêr yn dy buert dus mei in tichtspikere hüs. Dat
is eat, hwat wy as fraksje net goed krije kinne. It
giet net allinne om dat iene hüs, mar wy sitte en
dat is algemien bikend yn 'e stêd mei hiel hwat
sanearringswiken, hwer't wy dwaende binne. Yn de
iene wyk fiere wy in aktyf oankeapbilied, yn dizze
wyk fiere wy in passyf oankeapbilied en dat is alle-
gearre akkoart, mar üs fraksje stiet dochs wol op
it stanpunt, dat wy in wyk, dêr't in passyf oankeap
bilied fierd wurdt (hwer't wy net fan doel binne op
koarte termyn de saek op to romjen of op 'e nij to
bouwen) net sadanich sakje litte meije ek foar
de oare biwenners dat dêr net mear to wenjen
fait. Ien sa'n tichtspikere hüs hellet de hiele buert
nei ünderen. Wy binne fan doel yn de plenaire sit
ting in ütstel yn to tsjinjen om dit hüs wer safier op
to knappen, dat it op 'e nij to biwenjen is. Dat sil
dan wol in pear sinten kostje moatte; dat is dan net
oars, dat moat is üs wurdich wêze om dizze wyk as
wenwyk to hanthavenjen. Ik haw gjin inkel bilang
by in lang antwurd fan de side fan it Kolleezje. Ik
haw dêr allinne bilang by as it Kolleezje seit: Wy
binne it hielendal mei Jo iens, wy sille dat hüs op-
knappe. Dan is it probleem fan 'e baen. (De Foarsit-
ter: En as it Kolleezje dat net seit, hoege wy net
to antwurdzjen, hwant dan komme Jo der op werom
yn 'e plenaire sitting.) Sa is it. (De Foarsitter: Dat
is hiel düdlik, dêr sille wy üs op biriede. Dan witte
wy hwer't wy oan ta binne.) Ik siz dit allinne üt
tiidsoerwegingen. Dan witte Jo hwat ik wol.
De heer Van Haaren: De heer Miedema heeft al
vrij uitvoerig gesproken over het pand Bisschopstraat
1. Ik dacht ook, dat het antwoord van B. en W. op
vraag 3 duidelijk aantoont, dat het beleid hier niet
juist is geweest. Men had zich veel eerder moeten
realiseren, dat dat pand niet kon worden afgebroken
en dan was het overeind blijven staan in een behoor
lijke toestand. Dan was er ook weer een woonruimte
voor Leeuwarder mensen gewonnen. Nu krijg je de el
lendige situatie, dat het huis is dichtgespijkerd. De
heer Miedema kondigt een motie aan en ik heb er
geen behoefte aan nu verder op dit onderwerp in te
gaan.
De heer Miedema heeft ook nog gesproken over de
hele problematiek van het dicht spijkeren en ik dacht,
dat dat niet hier aan de orde is, ik heb genoteerd, dat
dat meer aan de orde is bij het gemeentelijk woning-
bezit. Ik dacht, dat het misschien verstandiger was,
dat ik op het genoemde onderwerp inga, als het aan
ae orde is en het punt nu nog even laat rusten. (De
hear Miedema: Dat bin ik mei Jo iens, mar dit punt
stie hjir apart en dêrom haw ik it oansnien.)
Mevr. Dijkstra-BethlehemIk zou graag iets wil
len zeggen n.a.v. vraag 2. Ik vind het antwoord van
B. en W. niet erg bevredigend. Deze duplexwoningen
zijn indertijd gebouwd met de bedoeling binnen tien
jaar van twee huizen één te maken. Volgens mij is
het niet reëel om de bewoners meer te laten betalen
dan ze eigenlijk zouden moeten betalen, want i.v.m.
het verbouwen van twee woningen tot één zou een
kleine reserve opgebouwd worden. Ik meen toch, dat
deze reserve dan aan de bewoners zou moeten worden
terugbetaald. Ik vind het niet eerlijk, dat deze mensen
dit moeten betalen terwijl het helemaal nog niet be
kend is wanneer de woningen zullen worden verbouwd.
Dat kan nog wel jaren duren, gezien de situatie van
de woningbouw in onze Gemeente.
De heer Hovinga: Hoe denkt het College er over
om een actiever beleid te voeren inzake het verkopen
van woningen (die eigendom zijn van de Gemeente)
aan de huurders? Daar zou ik graag eens een visie
van B. en W. over horen.
De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering
voor een koffiepauze.
De Voorzitter heropent, om 21.20 uur, de vergade
ring.
De hear De Jong (weth.)Ik bigjin mei de fraech
fan de hear Miedema oer dy wenning yn de Bisschop-
strjitte. Einliks sitte wy dêr hwat mei, omt it Groun-
bidriuw dizze wenning oankocht hat. Doe't wy it hüs
yn it Wenningbidriuw krigen, wie it al leech helle.
Doe sieten wy mei de fraech hwat wy mei dat hüs
dwaen moasten. Der wie al safolle üt sloopt, seis de
liedingen wiene der üt. It hüs wie net mear to bi
wenjen. Dat wie oan 'e ein fan forline jier. Doe hawwe
wy bisletten it hüs mar ticht to spikerjen om foar to
kommen, dat it hielendal öfbrutsen waerd. Mar dêrmei
wiene wy der net mei klear. Ik kin de hear Miedema
wol sizze dat dit probleem op 'e aginda komt fan de
kommende gearkomste fan de Kommisje fan it Wen
ningbidriuw. De direkteur fan it Wenningbidriuw hat
in ütstel makke om öf it hüs óf to brekken (en in
healstiens muorke to bouwen foar it neistlizzende hüs
en de frijkommende groun as parkearplak to brüken,
sadat yn elts gefal dy wyk biwarre wurdt foar fier
dere dégéneraesje), öf de saek op to knappen. It is
allinne de fraech hwat dizze twa oplossingen kostje
moatte. Ik haw it idé, dat it earste plan sa'n f 1500,
kostje moat en it twadde f 5000,a f 6000,Dêr
sil it wol sahwat sitte. (De hear Miedema: Mar dat
spilet gjin rol.) Foar üs wol. (De hear Heidinga: It
Grounbidriuw moat dit bitelje, hwant dat hat it dien.)
De saek komt earst yn de Kommisje fan it Wenning
bidriuw oan de oarder, dy moat in bislüt nimme en
dat giet nei B. en W. Der komt dus in plan üt de
bus en de hear Miedema kin dat ris bisjen op 29
maert. As hy der dan noch oer prate wol, kin hy
fan de dingen dy't yn de tuskenlizzende tiid bard
binne, miskien öfhingje litte oft hy in moty yntsjin-
net. Hy wit nou yn elts gefal, dat wy hjir mei dwaen
de binne en ek fine, dat it net sa bliuwe kin as it
nou is. Wy binne it der mei iens, dat it foar dizze
buert net sa aerdich is, dat dêr sa'n hüs stiet. Doe't it
oankocht waerd wie it wol goed, mar it is nou net
mear to biwenjen. Dat is hwat ik hjir fan sizze kin.
(De hear Miedema: Ik kin der wol op rekkenje, dat
foar 29 maert net bigoun wurdt mei ófbrekken en
oanlizzen fan in paxkearterrein Dat wol ik de hear
Miedema wol tasizze. (De hear Miedema: Dan sjogge
wy wol fierder.) Mar dat wol net sizze, dat der
dan gjin bislüt nommen is. (De hear Heidinga: Dêr
kin de Ried dan noch wol in oar bislüt oer nimme.)
De heer Van Haaren acht het beleid t.a.v. het dicht
spijkeren onjuist. Ik heb hem, dacht ik, met hetgeen
ik tegen de heer Miedema heb gezegd wel beantwoord.
Wij hebben er zelf ook geen vrede mee, maar het be
roerde is, dat wij het probleem over kregen van een
andere dienst die het verkeerd gedaan heeft en dan
moeten wij ons er mee redden. Wij zijn het met U
eens, dat er iets moet gebeuren.
Mevr. Dijkstra heeft nog gevraagd naar de duplex
woningen. Die hadden binnen tien jaar verbouwd moe
ten worden. Nu vraagt zij of het nog wel reëel is, dat
deze mensen nog extra moeten betalen. De reserve
voor deze complexen is op het moment teruggedraaid
tot f 183.000,Daarvan moeten dan 109 woningen
worden verbouwd. Per woning is er dan ongeveer
f 1.700,beschikbaar. Dat is in de verste verte niet
voldoende om de verbouwing te realiseren. Daarom
zie ik geen gronden om de verhogingen daarop niet
van toepassing te verklaren. We kunnen de huizen ook
nog niet missen.
Daar is mevr. Dijkstra het, geloof ik, ook wel mee
eens. Het ging haar alleen om de verhoging die naar
mijn mening wel gevraagd mag worden omdat wij
nog niet voldoende middelen hebben om t.z.t. de kos
ten van ontsplitsing te kunnen dekken. (Mevr. Dijk
stra-Bethlehem: Wanneer van twee woningen t.z.t.