Verslag van de vergadering op woensdag 3 maart 1971 van de afdeling V van de gemeenteraad ter voorbereiding van de behandeling van de Ontwerp-begrotingen voor 1971. Aanwezig van deze afdeling: de dames G. Bakker van Diermen, J. Dijkstra-Bethlehem en G. Visscher- Bouwer en de heren H. Jansma (als vervanger van de heer P. J. Engels), J. Heetla (weth.) en G. de Vries. Aanwezige overige raadsleden: de dames M. M. Th. Visser-van den Bos en L. Woudstra-Peene en de heren G. F. Eijgelaar (na 20.30 uur), O. Heidinga, H. Ho\in- ga, W. Miedema en J. Wiersma (na de koffiepauze). Voorzitter: de heer J. S. Brandsma, Burgemeester. Voorts zijn aanwezig: de heren P. P. de Jong, Secre taris, Mr. W. J. G. Reumer, loco-Secretaris, G. J. El- verdink, ambtenaar van de afd. Sociale Zaken en Wel- zijnsaangelegenheden, S. Kas, directeur van de Dienst voor Sociale Werkvoorziening, M. F. Koopmans, Hoofd van de afd. Sociale Zaken en Welzijnsaangelegenheden, H. Stütterheim, ambtenaar van de Gemeentelijke So ciale Dienst en C. IJsbrandij, Hoofd van de afdeling Financiën en Belastingen. Te behandelen punten: Dienst Sociale Werkvoorziening. Algemene Dienst, Hoofdstuk IX. De Voorzitter: Ik heet U hartelijk welkom op deze vergadering. Ik moet U mededelen, dat de heer Engels, die bij de verdeling die is toegepast, lid van deze afdeling was, tot zijn spijt verhinderd is vanavond aanwezig te zijn; in zijn plaats neemt de heer Jansma deel aan de dis cussies. Ik dacht, dat ik geen opmerkingen meer behoef te maken over de procedure van de vergadering, want ik constateer, dat de raadsleden, die vanavond aanwezig zijn, ook al een eerdere afdelingsvergadering hebben meegemaakt. Is er iemand, die iets zou willen vragen over de gang van zaken? Niemand? Dan gaan wij onze be sprekingen beginnen. Dienst voor Sociale Werkvoorziening. De heer De Vries: Ik wilde graag een aantal alge mene opmerkingen maken als inleiding bij dit hoofd stuk. De Dienst Sociale Werkvoorziening en m.n. de so ciale werkplaats is een element in onze Leeuwarder samenleving, dat al een langdurige geschiedenis achter de rug heeft. Het vindt zijn oorsprong in een stuk be leid van de kant van de gemeentelijke sociale dienst. Er werd aanvankelijk gewerkt met een stichting, maar die is later overgegaan in een tak van dienst. We we ten allen, dat het sociale werkplaatswezen op het ogen blik een ontwikkeling doormaakt, waarbij geleidelijk aan een accentverschuiving heeft plaats gevonden. Aan vankelijk lag het accent vrij sterk op het sociale ele ment: de plaatsing van geestelijk en lichamelijk ge handicapten, maar het is nu een stuk werkvoorziening geworden, dat moet strekken tot heraanpassing in het arbeidsproces, waarbij de tewerkgestelden een geheel eigen status als werknemer hebben gekregen. We heb ben min of meer het gevoel, dat de ontwikkeling, die de sociale werkvoorziening de laatste paar jaar heeft doorgemaakt, leidt tot de situatie, die op een bepaalde manier enige verontrusting wekt, althans in onze frac tie, en aan die verontrusting zou ik hier graag uiting willen geven. Lopen we niet het gevaar, dat door de geschetste situatie de tewerkgestelden op een bepaal de wijze in de knoei raken? We weten wel, dat er op zichzelf van een eigen stuk politiek weinig sprake is, omdat alles zit ingesnoerd in voorschriften en rijks regelingen, maar daarin zit toch nog wel een beschei den marge, waardoor met enige kleur en beweging een eigen beleid valt te voeren. Nu beklemt ons de vrees, dat het werkplaatswezen te sterk gericht be gint te raken op de kant van het economisch, het be drijfsmatig functioneren. Wij willen graag van B. en W. weten, of zij deze vrees delen, of zij eventueel de toezegging kunnen doen, dat zij bij het te voeren be leid juist op dit stuk van zaken een open oog houden voor de belangen van m.n. de geestelijk en lichamelijk gehandicapten in de werkplaats, mensen, die moeite hebben met de lange arbeidstijd, die er ook moeite mee hebben volledig mee te komen en die daardoor misschien in een werksituatie dreigen te geraken, die minder gunstig is. We hebben gezien, dat men t.a.v. de B-afdelingen nogal rigoureus het mes erin heeft gezet, dat men mensen, die voorheen in de werkplaat sen werk vonden, heeft doorgestuurd naar dagverblij ven, een situatie, die toch ook niet zo bijzonder aan trekkelijk is, kortom, de gehele werkvoorziening be klemt ons hier en daar en geeft ons zorg. Daarnaast hebben we begrip voor het feit, dat we hier een werk plaats hebben, die ook haar interne problemen heeft die ons beletten tot redelijke exploitatie-resultaten te komen. U heeft zelf een overzicht gegeven van het aantal werknemers, U hebt gesignaleerd, dat er eigen lijk behoefte is aan schaalvergroting en dat de situa tie door bepaalde conjuncturele factoren zodanig is, dat de bereidheid van andere gemeenten om hier tot een eenparige aanpak te komen, niet zo bijzonder groot is. In dit verband vragen we ons af, of er van de kant van Uw College ook actief onderzocht is, in hoeverre andere gemeenten eventueel bereid zijn gebruik te ma ken van de werkgelegenheid, die de gemeentelijke werkplaats te onzent biedt. Als we ons realiseren, dat het voor buitengemeenten moeilijk is in een werkplaats te participeren, die met tekorten werkt als hier ont staan, zodat daardoor hun begrotingen ernstig belast zouden worden, dan rijst de vraag, of het ook mogelijk zou zijn, in overleg ook met de Rijksconsulent, deelne ming van andere gemeenten te animeren, zonder dat deze gemeenten meteen in de exploitatieverliezen be hoeven te participeren. Zou het niet mogelijk zijn een regeling te treffen, dat ze om zo te zeggen tegen een verlaagd tarief mee kunnen draaien, zodat uiteindelijk onze werkplaats optimaal benut kan worden? Wat het perspectief op langere termijn betreft, zou den we graag t.z.t. van Uw College nog eens een dui delijke uiteenzetting willen hebben van alle facetten, die aan de ontwikkeling van het werkplaatswezen in onze gemeente vast zitten; dan kan de kwestie later nog eens weer aan de orde worden gesteld. Het is een zaak, die volop de belangstelling waard is. De hear JansmaHwat ik sizze woe, komt foar in great part oerien mei hwat de hear De Vries al op- murken hat. B. en W. antwurdzje op de earste fraech, oft de gong fan saken op de soasiale wurkpleats nei de ynwurkingtreding fan de nije wet, de W.S.W., oanlie- ding jowt ta klachten, dat soks net it gefal is. En üt it materiael, dat lis foarlein is, blykt, dat der knap buorke is de léste tiid, alteast, hwat de ekonomyske kant oangiet. De opbringst per man per ure waerd forline jier bigreate op f 1,80 en nou op f3,10. Der is seis in öfdieling by, dy't in foardielich saldo opleveret. Ik leau, dat de lieding en de wurkers wol in plom for- tsjinne hawwe. It is de kunst om dat wurk to finen, dat immen, hoewol't er in handicap hat, op 'e selde wize dwaen kin, as immen, dy't minder handicapt is. Ik siz net: immen, dêr't neat oan mankearret, hwant oan üs allegearre mankearret wol hwat. ïk haw it idé, dat it de lieding aerdich slagget dat soarte wurk to finen. Ik haw my noch al efkes öffrege, oft it frij hege nei- dielige resultaet op it ünderdiel sportfjilden (ik tocht, dat dat itselde wie as büten-objekten en as dat net sa is, soe ik it wol graech hearre wolle) en op de kistkesreparaesje op in oar jier net hwat gunstiger üt 'e bus komme kin; byneed dy kistkesreparaesje dan mar ófstjitte. Mar dér kin ik net foldwaende oer oar- dielje. Ik soe dér dus graech hwat fan witte wolle. Fierders soe ik graech fornimme, hokker aktiviteiten der fan de kant fan de wurkpleatslieding en eventueel de Wethalder west hawwe, hwat oangiet de tioch- streamingsmooglikheden fan üt de soasiale wurkpleats nei it frije bidriuw.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 1