4
5
wel gewezen op het feit, dat de positie van betrok
kenen formeel niet zo sterk is. De heer Vellenga zal
met mij van mening zijn, dat, wanneer de uitvoering
van de werken verplaatsing met zich mee brengt
en dat zit er natuurlijk dik in dan de vraag aan
de orde komt: Moeten die schepen als het werk klaar
is terug gelegd worden? In die zin zou ik de zaak
open willen houden. En ik meen, dat ik me uiteraard
met de gebruikelijke voorzichtigheid in dat opzicht
positief heb opgesteld in de vorige raadsvergadering.
De heer Vellenga: Kan het zijn, dat de Wethouder
iets te voorzichtig is geweest? Ik had even die indruk
vanavond. Het is niet erg, dat hij voorzichtig is, maar
daarom heb ik even positief willen benadrukken wat
ons voor ogen stond en daar is de Wethouder het ken
nelijk mee eens.
De Voorzitter: Ik wil niet, dat er later misverstan
den ontstaan. Hier staat, dat de thans aldaar aan
wezige woonschepen elders een ligplaats zullen moe
ten vinden. Als U hier ja op zegt, keurt U dit goed.
Maai' ik heb liever, dat we het preadvies wijzigen
in die zin, dat er komt te staan: „dat er rekening moet
worden gehouden met het feit, dat de aldaar gelegen
woonschepen elders een ligplaats zullen moeten vinden."
„Indien dat het geval zou zijn, zullen wij alle mede
werking geven," enz. Als we het zo formuleren, is het
duidelijk waarover we het eens zijn.
De Raad kan t.z.t. dus nog eens over deze zaak
discussiëren. Dat is het belangrijkste, dacht ik.
Besloten wordt overeenkomstig het door de Voor
zitter mondeling aangevulde voorstel van B. en W.
Punt 3 (bijlage no. 81).
De heer Van Haaren: U weet, dat wij in de ver
gadering van afdeling IV onze belangstelling voor de
Landbuurt hebben getoond en ons verdriet hebben uit
gesproken over de vele leegstaande panden daar. Ik
zou graag willen weten of het niet mogelijk is het
pand Landbuurt 51 ik heb het rapport daarover ge
lezen en daaruit bleek, dat het huis, dat niet be
woond wordt, toch nog matig voldoet opnieuw in
bewoning uit te geven. Het pand Achter Landbuurt
no. 127 is op het ogenblik nog bewoond. Het is in
een redelijke toestand. In het rapport staat: „een
ouderwets pandje". Kan de huidige bewoner daar voor
lopig blijven wonen? Dat zijn de dingen die ik nog
wilde weten.
De hear MiedemaYn oansluting op de fragen fan
de hear Van Haaren soe ik dochs wol graech wolle
as de Wethalder hjir op yn giet dat de Wethalder
dan ek efkes yngiet op de finansiéle konsekwinsjes
dy't it hat as dy huzen ófbrutsen wurde of as se bi-
wenne bliuwe.
De heer Tiekstra (weth.): Het zou onjuist zijn als
ik nu niet aan de Raad mededeelde, dat deze panden
uiteraard worden gekocht met het oogmerk ze te slo
pen. Dat moet ik voor alle duidelijkheid zeggen. Was
dat oogmerk niet aanwezig dan kocht de Gemeente die
panden niet.
Het is de Raad bekend, dacht ik maar ik wil het
nog wel eens nadrukkelijk zeggen voor het geval dat
niet zo is dat wij in de Landbuurt de woningen aan
kopen op basis van, wat genoemd wordt, een passief
aankoopbeleid. Er wordt alleen gekocht wat ons wordt
aangeboden.
Het blijkt niet steeds mogelijk te zijn en nu kom
ik eigenlijk op het terrein van weth. De Jong deze
panden opnieuw voor bewoning uit te geven. De kwa
lificatie „matig" is in die zin vaak een vorm van eufe
misme. Het betekent meestal, dat het pand aan zeer
geringe wooneisen voldoet.
Tenslotte zou ik nog dit willen zeggen: Wanneer er
i.v.m. de technische toestand van de panden en als ge
volg van het feit, dat niemand interesse heeft voor het
bewonen van deze panden, toch een sloopproces op
gang komt, is het moeilijk daarbij dan enkele kleine
elementen hier en daar te laten staan.
Overigens houd ik er rekening mee, dat over deze
materie nog wel enige discussie zal ontstaan bij de
begrotingsbehandeling.
Als de subsidieregeling dit in antwoord op de
vraag van de heer Miedema - voor sanering en re
constructie van het Departement op de bedoelde pan
den van toepassing wordt verklaard, wordt de 80%
subsidiëring pas uitbetaald nadat de betreffende wo
ningen zijn afgebroken. In die subsidiëring is niet be
grepen een vergoeding van de rente van het door de
Gemeente bij dit aankoopbeleid in de betreffende pan
den geïnvesteerde kapitaal.
De heer Van Haaren: Ik zou toch nog graag van
de Wethouder willen horen hoe lang die buurt daar nog
blijft bestaan. Is daarvoor een termijn te noemen?
Ik ben het niet met hem eens, dat er geen mensen
zijn die zouden willen wonen in een pand als Land
buurt no. 51.
De heer Tiekstra (weth.): Een uitspraak over de
door de heer Van Haaren gevraagde termijn doe ik
niet. Ik dacht, dat ik bij verschillende gelegenheden
nadrukkelijk heb verklaard, dat ik mij niet meer ne-
zondig aan het stellen van termijnen. Niemand weet
in welk tempo wij bij een passief aankoopbeleid de
eigendom kunnen verwerven. En daarmee is er een on
bepaalde, onzekere factor ingeschoven die het stellen
van een termijn volstrekt onmogelijk maakt.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 4 t.e.m. 10 (bijlagen nos. 77, 82, 78, 76, 83, 75
en 88).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 11 (bijlage no. 92).
De heer Heidinga: Zo hebben we dan hier een eerste
voorstel voor het bouwrijp maken van een deel van
een groot bestemmingsplan.
Volgens de raadsbrief is het nu tijd om met de werk
zaamheden in dit gebied te starten, opdat we over
enige jaren beschikken over voldoende terrein waar
gebouwd kan worden. Wij beamen dit en wij zullen er
dan ook graag aan mee werken om hiertoe te komen.
Nu komt het College met een uiteenzetting over het
geen er moet gebeuren met deze polder en dat vinden
we in het voorstel, dat ons is voorgelegd.
Wij willen bij dit voorstel toch wel graag enige kant
tekeningen maken. Ik volg daarbij gewoon de uiteen
zetting- in de raadsbrief.
U zegt, dat het i.v.m. de te verwachten zettingen
aanbeveling verdient zo weinig mogelijk belasting met
zand aan te brengen. U doet dit met één zin af. Hier
zit echter zoveel aan vast, dat dit toch wel een beetje
indringender mag worden overwogen, dacht ik. Het is
n.l. zo, dat in dit gebied een vrij dikke veenlaag voor
komt die afgedekt is met klei. Die veenlaag is op zeer
veel plaatsen wel twee meter dik en hier en daar nog
wel dikker. De kleilaag die er op ligt, is soms slechts
50 cm dik en loopt op andere plaatsen op tot 2% m.
Als wij Uw voorstel volgen dan brengen we zo weinig
mogelijk druk op deze grond. De veenlaag perst dus
slechts 20 tot 25 cm in elkaar. Maar deze zetting kon
wel eens zeer verschillend zijn omdat de bodemstruc
tuur ook zo verschillend is. Hier zit nog een ander
aspect aan, dat o.i. toch ook wel in de overwegingen
dient te worden betrokken en dat is de nazakking van
de riolering in de wegen. Als we zo weinig mogelijk
ophogen, dan zullen op vele plaatsen ongetwijfeld de
rioleringsbuizen in het veen komen te liggen. Als je
daar dan later nooit weer aan komt, gebeurt er waar
schijnlijk niets mee. Maar dat kan nu juist niet. Over
de wegen, waaronder ons gehele buizenstelsel ligt,
moet het hele plan Camminghaburen alle materiaal
voor bouwwerken worden vervoerd. We moeten op
die straten en straatjes enorme gewichten toelaten.
We zien tegenwoordig wagens met steen, waarop
20.000 stenen zitten. Eén zo'n wagen weegt 50.000 kg.
En die moet over die straten rijden. En denk dan nog
eens aan de wagens met heipalen, betonmixers enz.
Alle materiaal voor al die duizenden woningen moet
over die wegen worden aangevoerd. Dat kan niet an
ders. En dat zal onherroepelijk leiden tot verzakking
van die wegen, een verzakking die veel groter zal
zijn dan die van de omliggende bouwterreinen. En
daardoor ontstaan nare situaties. De riolering en de
straten zakken, de huizen zakken niet, die staan op
palen. Daardoor wordt er een moeilijk aanvaardbare
spanning teweeg gebracht op de aansluitbuizen vanaf
de gebouwen naar de rioolbuizen in de straten. Deze
aansluitbuizen breken dan wel eens, met alle nare ge
volgen van dien. Hetzelfde geldt, hoewel in mindere
mate, voor de g-as- en waterleidingaansluitingen. Min
stens even erg is het, dat wij, als de woonwijk naar
mijn schatting ongeveer vijf jaar bewoond is, de
gehele riolering zullen moeten vernieuwen, omdat de
verzakkingen dan hoogstwaarschijnlijk onaanvaard
baar zijn. Dit is niet alleen maar een gevoelen van mij,
dit is geen verhaaltje, maar dit is ons reeds overko
men in het Heechterp en in de wijk Schieringen is het
ook gebeurd. En in die wijken is de veenlaag nog lang
niet zo dik als in de Camminghabuursterpolder. En als
U gevolgd hebt wat er zich op dit gebied afspeelt of af
gespeeld heeft in de buurt van Rotterdam, dan weet U,
dat wat daar gebeurd is, onvoorstelbaar is, dat is gewoon
verschrikkelijk. Nu is de veenlaag daar nog weer veel
dikker, maar we hebben hier toch echt wel te maken
met harde feiten. Er schijnt dan ook veel voor te plei
ten de ophooglaag van zand zo dik mogelijk te maken.
Door een groter gewicht aan te brengen, perst de veen
laag veel meer in elkaar en wordt dus harder, denk maar
eens aan turf. Bovendien brengt men een vloer van
zand aan, over alles heen. Dit vormt een harde plaat,
het zand wordt er ingeslempt. Onze voorouders maak
ten hier reeds eeuwen geleden gebruik van. Er staan
honderden huizen op geslempt zand, vooral in het oos
ten van de provincie. Men wist, dat zand op zichzelf
een vaste plaat vormt. Als wij een dikkere zandlaag
aanbrengen, bereiken wij zeker, dat de nazakking van
wegen, riolering enz. veel geringer zal zijn.
Mijn volgende punt betreft het kostenaspect. In de
raadsbrief staat: „Een zo gering mogelijke ophoging
van het gebied is bovendien met het oog op het kos
tenaspect gewenst." Dat we de kosten zo laag moge
lijk dienen te houden, ontmoet bij ons geen enkele te
genspraak. Daar zijn wij het volledig mee ens. Maar
wel moet worden overwogen, dachten wij, of gedeel
telijke ophoging inderdaad wel zoveel minder kost. En
dan breng ik het volgende onder Uw aandacht:
le. Bij aanneming van dit voorstel kan de zand-
ophoging niet door middel van spuiten geschieden. Het
zand zal er met auto's op gebracht moeten worden. Dat
kun je zien aan de geplande werkwijze. Men wil eerst
de vijvers en de watergangen graven en de oeverver
dedigingen aanbrengen. Spuiten is, zou ik zeggen, on
mogelijk. Bovendien moet op bepaalde plaatsen maar
een heel dun laagje zand worden aangebracht. Het
met auto's opbrengen van zand is zeker niet de goed
koopste en snelste methode. Bij opspuiten worden de
kosten per m3 lager naarmate je meer opspuit, om
dat het buizenstelsel er nu eenmaal al ligt. Of je een
of twee miljoen m3 zand spuit, maakt voor de instal
latie die je nodig hebt niets uit.
2e. Bovendien behoren bij het kostenaspect alle na
weeën van hetgeen ik t.a.v. de verzakkingen heb ge
zegd mede te worden betrokken in de overwegingen.
Wij kunnen natuurlijk wel zeggen als we later al
die ongelukken krijgen, die ik verwacht dat we die
kosten dan wel uit de algemene dienst kunnen be
talen, want dan ligt het bestemmingsplan er al. Maar
ik geloof niet, dat dat een reële benadering is van een
voorstel t.a.v. het bouwrijp maken van een bestem
mingsplan.
3e. Als men over zou gaan tot het aanbrengen van
een dikke zandlaag, zou de geplande 90 km drainage
leiding niet behoeven te worden aangelegd en ook de
bemalingsinstallatie zou overbodig zijn als we het ge
bied tot volle hoogte ophogen.
En dan zit er nog een aspect aan de zaak. De Raad
kent het hele bestemmingsplan niet. Bij aanvaarding
van dit voorstel en uitvoering daarvan ligt niettemin
alles vast. Want de watergangen en vijvers leggen de
indeling, het stramien van dit bestemmingsplan vast.
En dat hoeft geen bezwaar te zijn. Het kan best zijn,
dat de Raad zegt: Dat vertrouwen we het College
graag toe. Maar ik geloof toch wel, dat de Raad zich
dit even moet realiseren. Als we dit voorstel aanvaar
den, leggen we het model en de vorm van dit bestem
mingsplan vast, zonder dat de Raad weet wat wordt
vastgelegd. Want ik meen niet, dat een indeling of i.d.
aan de Raad is overgelegd. Ik heb niets gezien ten
minste.
Nog één opmerking over het kostenaspect. Bij de
voorgestelde uitvoering komt men tot een kostenbe-
drag van bijna f 8.000.000,Bij deze uitvoering is
610.000 m3 zand nodig. Ik heb even nagevraagd hoe
veel zand er nodig zal zijn als het gebied tot het nor
male woonpeil wordt opgehoogd. Dat blijkt 1.500.000
m3 te zijn. We laten op het ogenblik het industrieter
rein de Hemrik opspuiten. Daar betalen we voor het
zand f 4,50 per m3. Als we voor dit project f 5,per
m3 zouden aanhouden, dan zouden we dus op een be
drag komen van f 7.500.000,voor de totale hoeveel
heid zand. Ik verbind hier helemaal geen conclusies
aan, maar het is toch een indicatie om dit eens nauw
lettend te overwegen.
Ik heb net een briefje gekregen van de heer Miede
ma i een briefje, dat aan de leden van de Commissie
voor het Grondbedrijf schijnt te zijn overgelegd -en
daar staat in, dat, als het gebied ontpolderd zou wor
den, dat f 16.000.000,zal gaan kosten. En ik ont
ken dat niet, maar hoe men aan dat bedrag komt,
staat ook hier niet in. Ontpolderen zou dus het dub
bele kosten van hetgeen in de raadsbrief wordt voor
gesteld. Maar ik dacht, dat ik alleen al met dat re
kensommetje van 1.500.000 m3 zand a f 5,is
f 7.500.000,bewees, dat dat allemaal nogal betrek
kelijk is. We moeten hier toch echt nog wel even
over denken.
Mijn volgende punt is, dat in de raadsbrief staat,
dat professoren die door drie studenten een fysisch-
geografische studie van dit gebied hebben laten ma
ken, tot de uitspraak zijn gekomen, dat het ook in
landschappelijk opzicht geen aanbeveling verdient op
te hogen tot het stadspeil. Zoals het in de raadsbrief
gesteld is, lijkt het eigenlijk niet veel meer te zijn dan
een kreet, die door niets wordt gemotiveerd. Ik heb
daarom dat rapport er maar eens over opgeslagen en
dan lees ik op blz. 7: „Helaas is echter komen vast
te staan, dat het gebied Camminghaburen in fysisch-
geografisch opzicht zeer weinig markante trekken ver
toont. De hoogteligging van het maaiveld in de polder
biedt weinig concrete aanknopingspunten voor plano
logische beschouwingen." Op blz. 10 staat: „Het pa
troon van de getijkreken is niet te constateren. Ook
het verloop van de geulen kan niet worden vastge
steld." Op blz. 11 staat: „Wanneer, zoals reeds eerder
werd opgemerkt, de vormgeving in stedebouwkundig
opzicht in theorie zou kunnen inhaken op de drie ni
veaus van landschapspotenties, dan moge het, na het
voorgaande, duidelijk zijn, dat de gecompliceerde op
bouw van het gebied enerzijds en de weinig op de voor
grond tredende karakteristieken van het gebied an
derzijds in feite weinig reële aangrijpingspunten bie
den." En dan vind ik eindelijk op blz. 12 iets over de
zetting die vermoedelijk zal optreden bij een algehele
ophoging en dan staat er: „Dit zou naar onze mening
een argument kunnen vormen om een zo gering moge
lijke belasting met zand aan te brengen." Maar dat
is geen landschappelijk aspect, dat is een financieel
aspect. Op bladzijde 12 zegt men: „Ook in land
schappelijk opzicht achten wij een ophoging tot
een peil van 1.50 m beslist niet aan te bevelen." Maar
uit de voorgaande, door mij geciteerde, zinnen volgt
dat helemaal niet. Integendeel, het is er zelfs mee in
strijd. (De heer Tiekstra (weth.): De mededeling van
B. en W. is er niet mee in strijd.) Wel in strijd met
de strekking van het rapport.
Een volgend punt. U schrijft in de raadsbrief: „De
directeur van Openbare Werken is van oordeel, dat
het in verband met de te verwachten zettingen aanbe
veling verdient zo weinig mogelijk belasting met zand
aan te brengen." En nu is het gekke van het geval,
dat wij een rapport van de directeur van Openbare
Werken hebben gekregen, waar heel iets anders in
staat. Hoe kan dat nou? Wij hebben na de vergade
ring van de Commissie Openbare Werken daartoe
heeft de Wethouder zelf opdracht gegeven aan de di
recteur van die dienst van de directeur een rap
port gekregen over de ophoging van Camminghaburen