4 5 wel gewezen op het feit, dat de positie van betrok kenen formeel niet zo sterk is. De heer Vellenga zal met mij van mening zijn, dat, wanneer de uitvoering van de werken verplaatsing met zich mee brengt en dat zit er natuurlijk dik in dan de vraag aan de orde komt: Moeten die schepen als het werk klaar is terug gelegd worden? In die zin zou ik de zaak open willen houden. En ik meen, dat ik me uiteraard met de gebruikelijke voorzichtigheid in dat opzicht positief heb opgesteld in de vorige raadsvergadering. De heer Vellenga: Kan het zijn, dat de Wethouder iets te voorzichtig is geweest? Ik had even die indruk vanavond. Het is niet erg, dat hij voorzichtig is, maar daarom heb ik even positief willen benadrukken wat ons voor ogen stond en daar is de Wethouder het ken nelijk mee eens. De Voorzitter: Ik wil niet, dat er later misverstan den ontstaan. Hier staat, dat de thans aldaar aan wezige woonschepen elders een ligplaats zullen moe ten vinden. Als U hier ja op zegt, keurt U dit goed. Maai' ik heb liever, dat we het preadvies wijzigen in die zin, dat er komt te staan: „dat er rekening moet worden gehouden met het feit, dat de aldaar gelegen woonschepen elders een ligplaats zullen moeten vinden." „Indien dat het geval zou zijn, zullen wij alle mede werking geven," enz. Als we het zo formuleren, is het duidelijk waarover we het eens zijn. De Raad kan t.z.t. dus nog eens over deze zaak discussiëren. Dat is het belangrijkste, dacht ik. Besloten wordt overeenkomstig het door de Voor zitter mondeling aangevulde voorstel van B. en W. Punt 3 (bijlage no. 81). De heer Van Haaren: U weet, dat wij in de ver gadering van afdeling IV onze belangstelling voor de Landbuurt hebben getoond en ons verdriet hebben uit gesproken over de vele leegstaande panden daar. Ik zou graag willen weten of het niet mogelijk is het pand Landbuurt 51 ik heb het rapport daarover ge lezen en daaruit bleek, dat het huis, dat niet be woond wordt, toch nog matig voldoet opnieuw in bewoning uit te geven. Het pand Achter Landbuurt no. 127 is op het ogenblik nog bewoond. Het is in een redelijke toestand. In het rapport staat: „een ouderwets pandje". Kan de huidige bewoner daar voor lopig blijven wonen? Dat zijn de dingen die ik nog wilde weten. De hear MiedemaYn oansluting op de fragen fan de hear Van Haaren soe ik dochs wol graech wolle as de Wethalder hjir op yn giet dat de Wethalder dan ek efkes yngiet op de finansiéle konsekwinsjes dy't it hat as dy huzen ófbrutsen wurde of as se bi- wenne bliuwe. De heer Tiekstra (weth.): Het zou onjuist zijn als ik nu niet aan de Raad mededeelde, dat deze panden uiteraard worden gekocht met het oogmerk ze te slo pen. Dat moet ik voor alle duidelijkheid zeggen. Was dat oogmerk niet aanwezig dan kocht de Gemeente die panden niet. Het is de Raad bekend, dacht ik maar ik wil het nog wel eens nadrukkelijk zeggen voor het geval dat niet zo is dat wij in de Landbuurt de woningen aan kopen op basis van, wat genoemd wordt, een passief aankoopbeleid. Er wordt alleen gekocht wat ons wordt aangeboden. Het blijkt niet steeds mogelijk te zijn en nu kom ik eigenlijk op het terrein van weth. De Jong deze panden opnieuw voor bewoning uit te geven. De kwa lificatie „matig" is in die zin vaak een vorm van eufe misme. Het betekent meestal, dat het pand aan zeer geringe wooneisen voldoet. Tenslotte zou ik nog dit willen zeggen: Wanneer er i.v.m. de technische toestand van de panden en als ge volg van het feit, dat niemand interesse heeft voor het bewonen van deze panden, toch een sloopproces op gang komt, is het moeilijk daarbij dan enkele kleine elementen hier en daar te laten staan. Overigens houd ik er rekening mee, dat over deze materie nog wel enige discussie zal ontstaan bij de begrotingsbehandeling. Als de subsidieregeling dit in antwoord op de vraag van de heer Miedema - voor sanering en re constructie van het Departement op de bedoelde pan den van toepassing wordt verklaard, wordt de 80% subsidiëring pas uitbetaald nadat de betreffende wo ningen zijn afgebroken. In die subsidiëring is niet be grepen een vergoeding van de rente van het door de Gemeente bij dit aankoopbeleid in de betreffende pan den geïnvesteerde kapitaal. De heer Van Haaren: Ik zou toch nog graag van de Wethouder willen horen hoe lang die buurt daar nog blijft bestaan. Is daarvoor een termijn te noemen? Ik ben het niet met hem eens, dat er geen mensen zijn die zouden willen wonen in een pand als Land buurt no. 51. De heer Tiekstra (weth.): Een uitspraak over de door de heer Van Haaren gevraagde termijn doe ik niet. Ik dacht, dat ik bij verschillende gelegenheden nadrukkelijk heb verklaard, dat ik mij niet meer ne- zondig aan het stellen van termijnen. Niemand weet in welk tempo wij bij een passief aankoopbeleid de eigendom kunnen verwerven. En daarmee is er een on bepaalde, onzekere factor ingeschoven die het stellen van een termijn volstrekt onmogelijk maakt. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 4 t.e.m. 10 (bijlagen nos. 77, 82, 78, 76, 83, 75 en 88). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 11 (bijlage no. 92). De heer Heidinga: Zo hebben we dan hier een eerste voorstel voor het bouwrijp maken van een deel van een groot bestemmingsplan. Volgens de raadsbrief is het nu tijd om met de werk zaamheden in dit gebied te starten, opdat we over enige jaren beschikken over voldoende terrein waar gebouwd kan worden. Wij beamen dit en wij zullen er dan ook graag aan mee werken om hiertoe te komen. Nu komt het College met een uiteenzetting over het geen er moet gebeuren met deze polder en dat vinden we in het voorstel, dat ons is voorgelegd. Wij willen bij dit voorstel toch wel graag enige kant tekeningen maken. Ik volg daarbij gewoon de uiteen zetting- in de raadsbrief. U zegt, dat het i.v.m. de te verwachten zettingen aanbeveling verdient zo weinig mogelijk belasting met zand aan te brengen. U doet dit met één zin af. Hier zit echter zoveel aan vast, dat dit toch wel een beetje indringender mag worden overwogen, dacht ik. Het is n.l. zo, dat in dit gebied een vrij dikke veenlaag voor komt die afgedekt is met klei. Die veenlaag is op zeer veel plaatsen wel twee meter dik en hier en daar nog wel dikker. De kleilaag die er op ligt, is soms slechts 50 cm dik en loopt op andere plaatsen op tot 2% m. Als wij Uw voorstel volgen dan brengen we zo weinig mogelijk druk op deze grond. De veenlaag perst dus slechts 20 tot 25 cm in elkaar. Maar deze zetting kon wel eens zeer verschillend zijn omdat de bodemstruc tuur ook zo verschillend is. Hier zit nog een ander aspect aan, dat o.i. toch ook wel in de overwegingen dient te worden betrokken en dat is de nazakking van de riolering in de wegen. Als we zo weinig mogelijk ophogen, dan zullen op vele plaatsen ongetwijfeld de rioleringsbuizen in het veen komen te liggen. Als je daar dan later nooit weer aan komt, gebeurt er waar schijnlijk niets mee. Maar dat kan nu juist niet. Over de wegen, waaronder ons gehele buizenstelsel ligt, moet het hele plan Camminghaburen alle materiaal voor bouwwerken worden vervoerd. We moeten op die straten en straatjes enorme gewichten toelaten. We zien tegenwoordig wagens met steen, waarop 20.000 stenen zitten. Eén zo'n wagen weegt 50.000 kg. En die moet over die straten rijden. En denk dan nog eens aan de wagens met heipalen, betonmixers enz. Alle materiaal voor al die duizenden woningen moet over die wegen worden aangevoerd. Dat kan niet an ders. En dat zal onherroepelijk leiden tot verzakking van die wegen, een verzakking die veel groter zal zijn dan die van de omliggende bouwterreinen. En daardoor ontstaan nare situaties. De riolering en de straten zakken, de huizen zakken niet, die staan op palen. Daardoor wordt er een moeilijk aanvaardbare spanning teweeg gebracht op de aansluitbuizen vanaf de gebouwen naar de rioolbuizen in de straten. Deze aansluitbuizen breken dan wel eens, met alle nare ge volgen van dien. Hetzelfde geldt, hoewel in mindere mate, voor de g-as- en waterleidingaansluitingen. Min stens even erg is het, dat wij, als de woonwijk naar mijn schatting ongeveer vijf jaar bewoond is, de gehele riolering zullen moeten vernieuwen, omdat de verzakkingen dan hoogstwaarschijnlijk onaanvaard baar zijn. Dit is niet alleen maar een gevoelen van mij, dit is geen verhaaltje, maar dit is ons reeds overko men in het Heechterp en in de wijk Schieringen is het ook gebeurd. En in die wijken is de veenlaag nog lang niet zo dik als in de Camminghabuursterpolder. En als U gevolgd hebt wat er zich op dit gebied afspeelt of af gespeeld heeft in de buurt van Rotterdam, dan weet U, dat wat daar gebeurd is, onvoorstelbaar is, dat is gewoon verschrikkelijk. Nu is de veenlaag daar nog weer veel dikker, maar we hebben hier toch echt wel te maken met harde feiten. Er schijnt dan ook veel voor te plei ten de ophooglaag van zand zo dik mogelijk te maken. Door een groter gewicht aan te brengen, perst de veen laag veel meer in elkaar en wordt dus harder, denk maar eens aan turf. Bovendien brengt men een vloer van zand aan, over alles heen. Dit vormt een harde plaat, het zand wordt er ingeslempt. Onze voorouders maak ten hier reeds eeuwen geleden gebruik van. Er staan honderden huizen op geslempt zand, vooral in het oos ten van de provincie. Men wist, dat zand op zichzelf een vaste plaat vormt. Als wij een dikkere zandlaag aanbrengen, bereiken wij zeker, dat de nazakking van wegen, riolering enz. veel geringer zal zijn. Mijn volgende punt betreft het kostenaspect. In de raadsbrief staat: „Een zo gering mogelijke ophoging van het gebied is bovendien met het oog op het kos tenaspect gewenst." Dat we de kosten zo laag moge lijk dienen te houden, ontmoet bij ons geen enkele te genspraak. Daar zijn wij het volledig mee ens. Maar wel moet worden overwogen, dachten wij, of gedeel telijke ophoging inderdaad wel zoveel minder kost. En dan breng ik het volgende onder Uw aandacht: le. Bij aanneming van dit voorstel kan de zand- ophoging niet door middel van spuiten geschieden. Het zand zal er met auto's op gebracht moeten worden. Dat kun je zien aan de geplande werkwijze. Men wil eerst de vijvers en de watergangen graven en de oeverver dedigingen aanbrengen. Spuiten is, zou ik zeggen, on mogelijk. Bovendien moet op bepaalde plaatsen maar een heel dun laagje zand worden aangebracht. Het met auto's opbrengen van zand is zeker niet de goed koopste en snelste methode. Bij opspuiten worden de kosten per m3 lager naarmate je meer opspuit, om dat het buizenstelsel er nu eenmaal al ligt. Of je een of twee miljoen m3 zand spuit, maakt voor de instal latie die je nodig hebt niets uit. 2e. Bovendien behoren bij het kostenaspect alle na weeën van hetgeen ik t.a.v. de verzakkingen heb ge zegd mede te worden betrokken in de overwegingen. Wij kunnen natuurlijk wel zeggen als we later al die ongelukken krijgen, die ik verwacht dat we die kosten dan wel uit de algemene dienst kunnen be talen, want dan ligt het bestemmingsplan er al. Maar ik geloof niet, dat dat een reële benadering is van een voorstel t.a.v. het bouwrijp maken van een bestem mingsplan. 3e. Als men over zou gaan tot het aanbrengen van een dikke zandlaag, zou de geplande 90 km drainage leiding niet behoeven te worden aangelegd en ook de bemalingsinstallatie zou overbodig zijn als we het ge bied tot volle hoogte ophogen. En dan zit er nog een aspect aan de zaak. De Raad kent het hele bestemmingsplan niet. Bij aanvaarding van dit voorstel en uitvoering daarvan ligt niettemin alles vast. Want de watergangen en vijvers leggen de indeling, het stramien van dit bestemmingsplan vast. En dat hoeft geen bezwaar te zijn. Het kan best zijn, dat de Raad zegt: Dat vertrouwen we het College graag toe. Maar ik geloof toch wel, dat de Raad zich dit even moet realiseren. Als we dit voorstel aanvaar den, leggen we het model en de vorm van dit bestem mingsplan vast, zonder dat de Raad weet wat wordt vastgelegd. Want ik meen niet, dat een indeling of i.d. aan de Raad is overgelegd. Ik heb niets gezien ten minste. Nog één opmerking over het kostenaspect. Bij de voorgestelde uitvoering komt men tot een kostenbe- drag van bijna f 8.000.000,Bij deze uitvoering is 610.000 m3 zand nodig. Ik heb even nagevraagd hoe veel zand er nodig zal zijn als het gebied tot het nor male woonpeil wordt opgehoogd. Dat blijkt 1.500.000 m3 te zijn. We laten op het ogenblik het industrieter rein de Hemrik opspuiten. Daar betalen we voor het zand f 4,50 per m3. Als we voor dit project f 5,per m3 zouden aanhouden, dan zouden we dus op een be drag komen van f 7.500.000,voor de totale hoeveel heid zand. Ik verbind hier helemaal geen conclusies aan, maar het is toch een indicatie om dit eens nauw lettend te overwegen. Ik heb net een briefje gekregen van de heer Miede ma i een briefje, dat aan de leden van de Commissie voor het Grondbedrijf schijnt te zijn overgelegd -en daar staat in, dat, als het gebied ontpolderd zou wor den, dat f 16.000.000,zal gaan kosten. En ik ont ken dat niet, maar hoe men aan dat bedrag komt, staat ook hier niet in. Ontpolderen zou dus het dub bele kosten van hetgeen in de raadsbrief wordt voor gesteld. Maar ik dacht, dat ik alleen al met dat re kensommetje van 1.500.000 m3 zand a f 5,is f 7.500.000,bewees, dat dat allemaal nogal betrek kelijk is. We moeten hier toch echt nog wel even over denken. Mijn volgende punt is, dat in de raadsbrief staat, dat professoren die door drie studenten een fysisch- geografische studie van dit gebied hebben laten ma ken, tot de uitspraak zijn gekomen, dat het ook in landschappelijk opzicht geen aanbeveling verdient op te hogen tot het stadspeil. Zoals het in de raadsbrief gesteld is, lijkt het eigenlijk niet veel meer te zijn dan een kreet, die door niets wordt gemotiveerd. Ik heb daarom dat rapport er maar eens over opgeslagen en dan lees ik op blz. 7: „Helaas is echter komen vast te staan, dat het gebied Camminghaburen in fysisch- geografisch opzicht zeer weinig markante trekken ver toont. De hoogteligging van het maaiveld in de polder biedt weinig concrete aanknopingspunten voor plano logische beschouwingen." Op blz. 10 staat: „Het pa troon van de getijkreken is niet te constateren. Ook het verloop van de geulen kan niet worden vastge steld." Op blz. 11 staat: „Wanneer, zoals reeds eerder werd opgemerkt, de vormgeving in stedebouwkundig opzicht in theorie zou kunnen inhaken op de drie ni veaus van landschapspotenties, dan moge het, na het voorgaande, duidelijk zijn, dat de gecompliceerde op bouw van het gebied enerzijds en de weinig op de voor grond tredende karakteristieken van het gebied an derzijds in feite weinig reële aangrijpingspunten bie den." En dan vind ik eindelijk op blz. 12 iets over de zetting die vermoedelijk zal optreden bij een algehele ophoging en dan staat er: „Dit zou naar onze mening een argument kunnen vormen om een zo gering moge lijke belasting met zand aan te brengen." Maar dat is geen landschappelijk aspect, dat is een financieel aspect. Op bladzijde 12 zegt men: „Ook in land schappelijk opzicht achten wij een ophoging tot een peil van 1.50 m beslist niet aan te bevelen." Maar uit de voorgaande, door mij geciteerde, zinnen volgt dat helemaal niet. Integendeel, het is er zelfs mee in strijd. (De heer Tiekstra (weth.): De mededeling van B. en W. is er niet mee in strijd.) Wel in strijd met de strekking van het rapport. Een volgend punt. U schrijft in de raadsbrief: „De directeur van Openbare Werken is van oordeel, dat het in verband met de te verwachten zettingen aanbe veling verdient zo weinig mogelijk belasting met zand aan te brengen." En nu is het gekke van het geval, dat wij een rapport van de directeur van Openbare Werken hebben gekregen, waar heel iets anders in staat. Hoe kan dat nou? Wij hebben na de vergade ring van de Commissie Openbare Werken daartoe heeft de Wethouder zelf opdracht gegeven aan de di recteur van die dienst van de directeur een rap port gekregen over de ophoging van Camminghaburen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 3