6 7 en dat eindigt zo: „Om van Camminghaburen met be trekking tot zijn hoogteligging en bodemgesteldheid een woonwijk te maken, lijkt het meest in aanmerking te komen een ophoging tot 80 cm FZP." (Dat is dus ook wat U hier voorstelt.) „Een ophoging tot 60 cm -|- FZP brengt risico's mee." En dan volgt: „Ont- poldering en een woonpeil op 1.40 a 1.50 m -|- FZP, technisch de beste oplossing, is financieel minder aan trekkelijk." Dat is dus de conclusie van de directeur Openbare Werken. Dan zegt hij bovendien nog: „Gaat men het eventueel optreden van calamiteiten mee in calculeren (dijkdoorbraken langs de Waddenkust b.v.), dan moet uiteraard aan een hoogte van 1.40 a 1.50 m -f FZP de voorkeur worden gegeven." Nu moet U me niet kwalijk nemen, mijnheer de Voorzitter, maar dit is toch echt wel wat anders dan wat U in Uw stuk schrijft, n.l.: „De directeur" enz. enz. Hetgeen U schrijft is in ieder geval onvolledig. Al met al is het voor ons moeilijk het voorstel zoals het hier ligt, te aanvaarden. Alles overwegende zijn wij het met de directeur van Openbare Werken eens, dat technisch de beste oplossing is: Ophogen tot stads- peil en ontpolderen. Alleen financiële consequenties zouden dit kunnen keren. Maar zijn die werkelijk zo groot als ons is gesuggereerd? Volgens U zou ont polderen het dubbele kosten van hetgeen U voorstelt. Maar dat willen wij dan ook graag aangetoond zien. We kunnen wel op een briefje krijgen, dat ontpolderen f 16.000.000,- kost, maar ik weet niet of dat voor de Raad voldoende kan zijn. Het lijkt mij, dat dat niet het geval is. Het zou ons beter lijken nu wel een kre diet van f 8.000.000,uit te trekken en beschikbaar te stellen, doch de wijze van uitvoeren in het midden te laten. Ik geloof, dat dat alleen maar verstandig zou zijn. Want wij kunnen op vrij eenvoudige wijze het werk op twee manieren aanbesteden. En dan kun nen we aan de hand daarvan zien wat voor de Ge meente werkelijk de voordeligste oplossing is. Dan kunnen we bekijken wat beide methodes van ophogen kosten. Dat is in een klein bestek gemakkelijk te om schrijven. Daarvoor hoeft echt niet zoveel werk te ge beuren. Dan zal het voorstel, dat nu voor ons ligt, moeten worden gewijzigd. Dat kunnen we dan zo niet aanne men. Ik dacht, dat het dan zou moeten luiden: „De Raad der gemeente Leeuwarden; in vergadering bijeen op 15 maart 1971; besluit: 1. het toekomstige woongebied, gelegen tussen de Groningerstraatweg, het Ouddeel, de spoorlijn en de oostelijke grens van het Kalverdijkje, bouwrijp te maken en voor deel 1 van bedoeld gebied een krediet beschikbaar te stellen van f 7.950.000,t.l.v. het Grondbedrijf." Punt II van het voorstel zou dan gelijk kunnen zijn aan punt ni van het voorstel van B. en W. Ik ben er natuurlijk vlak voor, dat dit gebied bouw rijp wordt gemaakt. We moeten daarvoor een krediet uittrekken. Maar er zijn nog zoveel onzekere factoren die in Uw overwegingen niet naar voren komen, dat wij er, dacht ik, toch zeker verstandig aan zouden doen de wijze van uitvoering open te houden en de mogelijkheden indringend te onderzoeken. En nu nog één ding en U moet mij dat niet kwa lijk nemen want het is niet kwaad bedoeld over dit voorstel. Niet alle kavels in dit gebied zijn eigen dom van de Gemeente. Is het nu zo, dat wij de door U voorgestelde methode van ophogen moeten nemen omdat niet alle grond ons eigendom is? Want dan kun nen we n.l. deze uitvoering toepassen. We kunnen met auto's zand aanvoeren, we kunnen watergangen gra ven, we kunnen om de eigendommen die we nog niet hebben, heen werken. Maar als we zouden gaan spui ten kan dat niet. Dan moeten we het hele gebied in eigendom hebben. Als dit er achter zit bij het voorstel van het College, zegt U het dan. Dan kunnen wij daar in de Raad over meepraten. Dat willen we ook graag. De heer Knol: De heer Heidinga heeft voor mij het meeste veen al geturfd. Ik zal niet zo technisch zijn als hij, maar ik heb toch nog wel een paar vragen. Met mijn lekenverstand heb ik begrepen, dat ontpol- dering en ophoging tot 1.50 m FZP beter zou zijn, maar dat uit financiële overwegingen wordt overge gaan tot behoud van de polder en een ophoging tot 80 cm -f- FZP. Wij zouden graag van de Wethou der vernemen wat het verschil is tussen deze beide mogelijkheden, maar dan in financieel opzicht. Het schijnt f 8.000.000,te zijn, maar ik wil dit graag van de Wethouder zelf vernemen. Verder zou ik nog willen weten of het de Wethouder bekend is, hoe gemeenten met een nog slechtere bo demgesteldheid deze problemen oplossen. Ik heb be grepen, dat in de buurt van Rotterdam en Gorkum de grond helemaal niet opgehoogd wordt. Alleen voor de wegen doet men daar vaak zand op zand en de huizen bouwt men gewoon op palen. De heer J. de Jong: Ik heb weinig toe te voegen aan het betoog van de heer Heidinga. Ik geloof, dat dat technisch goed genoeg was. Maar ik zou nog een paar kleinigheden willen opmerken. Het ontpolderen van dit gebied, heeft de heer Hei dinga gezegd, bespaart de drainage. De mogelijkheid de waterberging in dit gebied dan groter te doen zijn ligt voor de hand. Maar ik begrijp, dat een paar le den van de Raad een overzicht hebben gekregen van de nadelen en voordelen van het laten bestaan van de polder en het ontpolderen. Nu mag ik misschien even gebruik maken van hetgeen Openbare Werken ons heeft voorgelegd. De kosten van bemalen zijn f 9.000,— per jaar, zeggen zij. Daarbij wordt opgemerkt: „een minder droog woongebied", en ook: „De waterspiegel kan t.o.v. het maaiveld hoger lopen daar het dunne zandpakket een te geringe berging heeft." Als voor delen noemt men: Lagere aanlegkosten, kortere en daardoor goedkopere tunnels en geen verhoging van een rijwielpad. Ik dacht, dat hier iets aan ontbrak, n.l. een stuk kosten van het niet hoeven leggen van de drainage. Ik dacht, dat dat ook een behoorlijke post was die t.a.v. de andere kant de zaak wat meer in evenwicht zou brengen. Ik zou graag van de Wet houder willen horen of hetgeen ik over de drainage gezegd heb juist is en ik zou ook graag willen weten wat dan het verschil wordt. Mogelijk zou het dan toch verstandiger zijn te bou wen in een droger woongebied, waarbij we niet met de narigheid komen te zitten van al die verzakkingen die door de heer Heidinga al zijn aangegeven. De heer Van Haaren: De technische kant van deze zaak kan ik absoluut niet beoordelen. Daar heb ik geen verstand van. Ik geloof toch, dat het goed is nu we ook de heer Heidinga hebben gehoord dat er naast deze raads- brief een alternatief plan komt, daarbij dan alle con sequenties worden uiteengezet van een ontpoldering en algehele ophoging. Niet alleen de financiële con sequenties van het uitvoeren van die ontpoldering, maar ook waarom de woningen dan eventueel duurder zul len worden, of subsidie dan nog wel mogelijk is voor woningbouw enz. Dan kunnen we als Raad werkelijk zien wat de consequenties zijn van het voorstel in de raadsbrief en van wat ik dan maar noem „het plan Heidinga". Dan pas kunnen we hierover zinvol een uitspraak doen. Ik ondersteun graag de suggestie van de heer Heidinga het bedrag van f 7.950.000,.al vast uit te trekken en het werk aan te besteden, maar de mogelijkheid open te laten toch een alternatief plan naar voren te brengen. De heer Vellenga verlaat de vergadering. De heer Tiekstra (weth.)Ik zou willen beginnen met in alle oprechtheid te verklaren, dat ik geen tech nische verhandeling zal houden over het voorzieningen plan, zoals nu aan de Raad is voorgelegd. Ik geloof, dat dat niet van mij verlangd kan worden, en mocht men het wel verlangen, dan kan ik aan dat verlangen niet voldoen. Het vraagstuk van de wijze waarop de polder Cam- minghaburen bouwrijp zou moeten worden gemaakt, is al ongeveer tien jaar in discussie. De eerste rappor tering daarover heeft het College ontvangen toen Ir. Lub nog adjunct-directeur van de dienst Openbare Werken was. Ik zeg dit, opdat de heer Heidinga mijn woorden ongeveer kan checken. Die rapportering is gevolgd door een verdergaand onderzoek met inscha keling van grondmechanica door T.N.O. en, dankzij de aanbieding van Prof. Wiggers van de V.U. van Amsterdam, door een fysisch-geografisch onderzoek, dat in het door de heer Heidinga aangehaalde rap port vastgelegd is. Dat betekent, dat dezerzijds ge zegd mag worden, dat het gewenste onderzoek vol ledig is ingesteld en dat het voorstel zoals het nu is gedaan ook op het resultaat van dat onderzoek aan sluit. Het blijft natuurlijk keihard waar, dat ophoging, zoals door de heer Heidinga voorgesteld, met mis schien nog enkele andere voorzieningen, technisch tot een volstrekt beter resultaat leidt. Ik voel er niets voor, dat te ontkennen. Daar heb ik geen enkele be hoefte aan. Ook de directeur van Openbare Werken heeft dit niet ontkend. Alleen is er welbewust, op grond van de financiële consequenties verbonden aan een volledige ontpoldering, en met het oog gericht op gesubsidieerde bouw, gezegd, dat het niet een haal bare zaak is. Ik wil nu allereerst proberen in te gaan op de op merkingen die de heer Heidinga heeft gemaakt. We moeten niet de illusie hebben, dat, wanneer Camminghaburen volledig wordt ontpolderd, de ver onderstelde zakkingen van de riolering zich niet zul len voordoen. Dan nog en ik verzeker U dat op grond van de informaties die ik van de dienst Open bare Werken heb gekregen zal de riolering liggen in de laag die nu door de oude toplaag wordt ge vormd. Dan nog ligt die riolering niet in het zand, maar onder het zand. Dit is gewoon een gevolg van de vereiste diepteligging van de riolering. Dat bete kent, dat de zettingen zich zullen blijven voordoen. En daar komt nog bij, dat bij de gekozen procedure 90% van de veronderstelde zetting zich zal hebben voltrokken in de drie jaar, dat dit zand daar op ligt. Ik wil nog een tweede misverstand wegnemen. Dat is de veronderstelling, dat hier niet gespoten zal wor den. Hier zal wel degelijk worden gespoten, er zal n.l. in depot worden gespoten op een plaats waar dat kan en vanuit het depot zal de grond wanneer die droog is, uitgereden worden over het terrein. De oplossing- die de heer Heidinga bedoelt, zou ook spuiten zijn, maar misschien met twee installaties. Maar hier wordt gespoten in depot. Vervolgens geloof ik, dat het niet vast staat, dat, als opgehoogd wordt tot 1.50 m -f- FZP, drainage niet nodig zou zijn. Wij hebben terzake, in het bijzonder in de Kleine Wielen, de ervaring opgedaan, dat, wil het terrein voldoende droogte behouden, ook bij ophoging tot dit peil gedraineerd zal moeten worden. Of dat in dezelfde omvang zou moeten, laat ik in het mid den. Maar de veronderstelling, dat niet gedraineerd zou behoeven te worden, is onjuist. Ik heb daar na drukkelijk naar gevraagd. T.a.v. mogelijke tegenvallers zou ik de volgende op merking willen maken. Eventuele tegenvallers komen uiteraard ten laste van het betreffende exploitatiege- bied; hetzelfde is gebeurd in het Heechterp. Als dat niet kan uit de uit het betreffende exploitatiegebied komende middelen, dan zal het ten laste moeten wor den gebracht van de totale exploitatie van de bouw rijpe grond. De heer Heidinga mag de prijs die voor Cammingha buren is gecalculeerd, niet vergelijken met de prijs die gecalculeerd is voor de Hemrik. Hij weet ook waarom. Hij weet, dat dit een aanbieding was die ge daan kon worden i.v.m. zeer bijzondere omstandighe den van dat aannemersbedrijf op dat ogenblik. (De heer Heidinga: Dat zegt niets.) Dan kan de heer Hei dinga nu wel zeggen, dat dat niets zegt, maar als de prijs die nu gecalculeerd wordt, straks in werkelijk heid hoger wordt, zal de heer Heidinga de eerste zijn die daar nadrukkelijk de vinger bij legt. En ik dacht, dat het onverstandig is te veronderstellen, dat de prijs van f 4,50 per m3 die voor de Hemrik is geraamd, hier nu bij Camminghaburen aangehouden kan wor den. Hoe we het ook wenden of keren, het betekent onder alle omstandigheden, dat de gecalculeerde prijs, resp. en dat geeft de heer Heidinga toe de te verkrijgen prijs per m3 zand vertweevoudigd wordt als de hoeveelheid ook het dubbele wordt. Verder zou ik nog willen zeggen, dat B. en W. in de raadsbrief niet meer hebben gedaan dan aan te halen wat in het rapport staat van de studenten van Prof. Wiggers, n.l. (dat staat op blz. 12 van het be treffende rapport)„Ook in landschappelijk opzicht achten wij ophoging tot een peil van 1.50 m FZP niet aan te bevelen." Ik wil de indruk wegnemen maar na mijn uit eenzetting van zoëven zal dat de heer Heidinga dui delijk zijn dat de eigendomspositie aanleiding is geweest te komen met dit voorstel. Zou dat zo zijn dan had dit duidelijk in de raadsbrief gestaan. Er is geen enkele reden om de moeilijkheden t.a.v. de eigen domspositie hier niet te vermelden. De eigendomsposi tie is ook in de besprekingen die met de verschillende commissies zijn gehouden, wel aan de orde geweest, maar niet als argument voor dit voorstel aangevoerd. Wij willen de methode volgen van in depot spuiten en vanuit depot rijden. De eigendomssituatie speelt daar bij dus geen rol. Ik heb mij beijverd om na de behandelingen in de commissies te trachten zo goed mogelijk te voldoen aan een verstrekken van financieel inzicht in de con sequenties van het voorstel van de heer Heidinga. De hier verschafte cijfers zijn opgesteld door de dienst Openbare Werken. En die verschafte cijfers ik heb er op dit moment bepaald geen behoefte aan en ik acht het ook niet verantwoord wil ik hier nu niet in discussie brengen. Ik refereer alleen nadrukkelijk aan deze cijfers en die leiden tot de conclusie, dat op een oppervlakte van 100 ha een extra investering zou moeten worden gedaan die ligt in de orde van grootte van f 9.250.000,Een dergelijk bedrag per 100 ha bij een veronderstelde bebouwingsdichtheid van 30 wo ningen per ha resulteert in een eenvoudig rekensom metje. Deze primaire kosten brengen met zich mee, dat de kavelprijs met f 3.000,a f 4.000,— per wo ning wordt verhoogd. Ik dacht, dat dat een zeer dui delijke en zeer concrete informatie is. Niet voor niets staat erbij genoteerd, dat in beide opstellingen de ren te niet is berekend. Wanneer er dubbel kapitaal moet worden geïnvesteerd in deze eerste ophoging en er gaat een vrij lange periode mee heen voor tot het uit geven van de gronden wordt overgegaan, zal de rente in de grondprijs moeten worden doorberekend. En ik dacht wel, dat het enig verschil maakt of die rente 7% van f9.000.000,dan wel 7% van ruim f 18.000.000,zal zijn. Ik maak maar even een ruwe berekening, maar de Raad kan aan de hand daar van wel ongeveer bekijken wat de consequenties zijn. Dit zou kunnen inhouden want het is een extreme verhoging van de kavelprijs dat: a. de dichtheid van de bebouwing moet worden opgevoerd, om toch de gesubsidieerde woningbouw in dit gebied te reali seren; b. andere voorzieningen deswege achterwege moeten blijven. Door de dienst Openbare Werken is mij nadrukke lijk verzekerd, dat de dienst volledig achter de voor gestelde werkwijze staat en dat de dienst de risico die eventueel aanwezig is, eerder acceptabel acht, ook wanneer eventuele zettingen van de riolering zich zou den voordoen, dan de mogelijkheid dat bij een exploi tatie-opzet op basis van 1.50 m -f- FZP deze kavel prijs zo hoog zal uitkomen. Ik geloof, dat wij dat van avond in de Raad zeer nadrukkelijk moeten stellen. Dan wil ik nog op een facet wijzen. Wij zullen voor het krediet machtiging moeten hebben van G.S. om tot aanbesteding over te kunnen gaan. Hoe zullen wij van G.S. machtiging vragen voor een aanbesteding, wanneer niet vast staat welke financiële eisen die aanbesteding met zich brengt en wanneer het verschil eventueel zo groot zou kunnen zijn. Ik ben er van overtuigd, dat in die situatie G.S. zullen zeggen en terecht: U zult eerst een zo volledig mogelijke exploi tatie-opzet moeten maken, opdat U de financiële con sequenties wat de grondprijs betreft ook duidelijk aan ons kunt voorleggen. Die raadsleden die de informatie hebben gehad die in de grote map zit dat zijn dus de leden van de Commissie Ruimtelijke Ordening, de Commissie Grondbedrijf en waarschijnlijk ook de Com missie Openbare Werken weten, wat de kavelprij- zen zijn die in de stukken over Camminghaburen staan. En het zal een heksentoer zijn die exploitatie- opzet aan te houden. Ik hoop in alle oprechtheid met alle waardering voor de bedoelingen van de heer Heidinga dat de Raad de suggestie van de heer Heidinga niet zal volgen, want de financiële conse quenties voor de perceelprijzen voor de woningbouw zijn het College zeer duidelijk te groot.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 4