2-5?
3'SS
Mar nou't wy witte hokker kant it ütgien is, kinne wy
der, yn it ramt fan it oerliz mei de wenningboufor-
ienings, wol hwat oan dwaen. It Kolleezje hat yn elts
gefal mei bilangstelling fan dit nijsgjirrige gegeven ken
nis nommen en wy sille hjir fêst oandacht oan bisteegje.
It is wier, dat wy in pear swiere jierren tomjitte
geane. Wy binne wot fan doel, ek mei dit temporisearre
skema, it renovaesje- en amovaesjeplan (300 wenningen
ófbrekke per jier) troch to setten. It sil üs swier falle,
mar wy moatte each hawwe foar de faek net passende
omstannichheden hweryn minsken libje moatte. Wy
moatte dizze tastan net langer bistean litte as perfoarst
needsaeklik is. Ik leau, dat it bliken docht fan in foar-
ütstribjend bilied as wy fine, dat wy der hwat oan
dwaen moatte. De ynventarisaesje is klear; wy moatte
yn forban mei de swierrichheden op it mêd fan de
hüsfêsting hwat temporisearje, mar wy moatte hjir
mei dwaende. De measte politike partijen hiene dit
punt ek yn it program opnommen. Wy wolle hjir, rek
ken haldend mei de swierrichheden fan de earstkom-
mende jierren, graech in protte oan dwaen. Dat wol ik
de hear Miedema wol tasizze.
Hy hat ek noch sein, dat wy, as it heal kin, mear
bouwe moatte as yn üs skema stiet. Boppedat moatte
wy mear oandacht bisteegje oan it bouwen fan grea-
tere wenningen. Dat punt sil strak yn it oerliz mei de
wenningbouforienings ek oan de oarder komme moatte.
Plannen yn 'e Ried bringe, mar dan sünder huzen mei
platte dakken, wolle wy ek wol. Doe't de hear Tiekstra
en ik de earste bisprekken hiene mei de minsken dy't
yn Aldlan-west bouwe soene, hawwe wy mei klam
sein, dat it hwat üs oangiet perfoarst gjin platte dak
ken wurde hoege. Mar it kin der dochs noch wol fan
komme, ek al soene wy graech oars wolle, omt it it
meast ekonomysk bouwen is yn dizze tiid. Wy hawwe
it hjiryn net allinne to sizzen. Wy binne it wol mei de
hear Miedema iens, dat it net sa wêze mei, dat wy fan
üs kant sizze, dat der allinne huzen boud wurde meije
mei platte dakken. Us stribjen is der wol op rjochte,
dat der wol huzen mei in kappe der op boud wurde
kinne. (De hear Miedema: Wethalder, Jo neame nou
fansels Aldlan-west. Dat is it ienige plan, dat wy mei
sin üt hannen jown hawwe. Dêr hawwe wy praktysk
gjin ynfloed op 'e gong fan saken. Ik hie eins efkes it
each op de oare plannen dy't wy noch bibouwe moatte:
Aldlan-oost, Lekkumerend (is miskien neat mear oan
to dwaen). By de plannen dêr't wy noch ynfloed op
hawwe, moat net allinne de meast ekonomyske bou-
wize, mar ek de fraech fan de minsken dy't der wenje
moatte, foarop stean. En ik tocht, dat dat sa stadich-
oan wol düdlik wie.) Dy tinzen fan de hear Miedema
libje ek by üs, dat hwat dat oangiet binne wy it wol
iens. Wy wolle graech hwat mear fariaesje yn de bou.
De Voorzitter: Ik geloof, dat we nu wel over kun
nen gaan naar het volgende punt. Ik stel aan de orde
vraag 13, genoemd in bijlage 100.
Mevr. Woudstra-PeeneEen huis om in te wonen
is één van de eerste levensbehoeften. Nu wordt er op
een gegeven moment beslist, dat een aantal huizen zal
worden afgebroken. Dan zijn toch zeker de mensen die
in die huizen wonen de eersten die dat moeten weten?
Dan kunnen zij tenminste gaan bekijken of het nog het
geld waard is in of aan die woning allerlei te verbe
teren. Het gaat hierbij bijna altijd om mensen die heus
niet zo ruim in de slappe was zitten; dat weten wij
allemaal best. En dan vind ik, dat het niet aangaat
deze mensen (de bewoners) onkundig te laten van de
plannen van het gemeentebestuur, maar deze plannen
wel mede te delen aan anderen die een zakelijk belang
bij die woningen hebben. Dat is eigenlijk een oneerlijke
zaak, want er kan misbruik van worden gemaakt. In
de afdelingsvergadering heeft de Wethouder gezegd,
dat de bewoners wel bericht zouden kunnen krijgen
b.v. een paar jaar voordat echt met de afbraak zal
worden begonnen. Maar de makelaars die aan koop en
verkoop van de huizen geld verdienen, weten het al
vanaf het begin. Wij vinden dat ook de mensen die er
het meeste belang bij hebben direct vanaf het begin
op de hoogte gesteld moeten worden. Ik heb een motie
gemaakt; misschien is het helemaal niet nodig, dat die
ingediend wordt. Dat hangt af van het antwoord van
de Wethouder. Ik wil die motie wel graag even voor
lezen, dan weet U precies waar ik naar toe wil.
„De Gemeenteraad van Leeuwarden, op 30 maart
1971 in vergadering bijeen, besluit: dat, wanneer huizen
bestemd worden voor amovatie of renovatie, de bewo
ners en eigenaars daarvan hierover ingelicht worden
voor of op hetzelfde tijdstip dat deze informatie ook
aan andere belanghebbenden (met name de makelaars)
verstrekt wordt."
Mevr. Visser-van den Bos: Ik heb dit punt ook al
aan de orde gesteld in de afdelingsvergadering. Ik heb
daar toen uitvoerig over gesproken. De Wethouder
heeft mij toen, meen ik, gezegd, dat hij dit voortaan
niet meer zo zou doen. Als ik het toen niet goed be
grepen heb, voel ik natuurlijk alles voor de motie van
mevr. Woudstra.
De heer De Jong (weth.)Dit punt is inderdaad in
de afdelingsvergadering besproken. Ik heb toen ge
zegd, dat wij met deze kwestie bezig waren en dat wij
ons voorstelden vier jaar voordat tot afbraak zal wor
den overgegaan de mensen in te lichten. Wij menen
hiermee te bereiken, dat zij vroegtijdig op de
hoogte zijn. Wij menen, dat wij, als wij de mensen be
kend zouden maken met de inventarisatie die wij nu
voor tien jaar hebben opgesteld, onnodig ongerustheid
teweeg brengen. Deze inventarisatie is een beleids
planning op langere termijn (tien jaar). Wij wilden
eens bekijken wat wij met betrekking tot de renovatie,
amovatie, krotopruiming enz. de komende tien jaar
moeten verwerken. Al naar gelang dat aantal jaren
verder van ons verwijderd is, is de urgentie geringer,
In de afdelingsvergadering hebben wij toegezegd, dat
wij, wat betreft de plannen van de komende vier jaar,
de mensen bericht zullen zenden. Mij dunkt, dat wij
daarmee toch echt wel aan het verlangen van de Raad
voldaan hebben, zonder het risico te lopen teveel on
rust te veroorzaken bij de bevolking. Wij menen hier
mede een duidelijk beleid te voeren. Aan de ene kant
komen we tegemoet aan de verlangens van mevr.
Woudstra en mevr. Visser, aan de andere kant bren
gen we niet meer onrust dan noodzakelijk. Onrust zal
het zeker teweeg brengen.
Mevr. Woudstra-Peene: De Wethouder is gebleven
bij zijn standpunt, dat de mensen vier jaar voor de
definitieve afbraak bericht dienen te krijgen. Ik vind
deze periode te kort. Als de makelaars het meteen
vanaf het begin weten dan lekt zoiets gauw uit en
juist dan, zou ik zeggen, veroorzaak je ongerustheid,
Het is toch veel beter de mensen gewoon eerlijk te in
formeren. Dan weten ze tenminste waar ze aan toe zijn.
Ik wil dan toch mijn motie maar indienen.
Mevr. Visser-van den Bos: Het is mij nu niet meer
helemaal duidelijk. Worden de bewoners niet ingelicht,
maar de makelaars wel? Dat is, dacht ik, nu het pro
bleem.
De Voorzitter: Het is duidelijk, dat beide spreeksters
graag een nadere informatie willen hebben over de
verschillende tijdstippen van informatie van de ma
kelaars en de bewoners. De Wethouder zal hier stellig
nog wel even op in willen gaan.
De heer De Jong (weth.): Toen wij destijds dit plan
op langere termijn klaar gemaakt hebben, hebben de
makelaars ons gevraagd of zij inzage mochten hebben
van de plannen. Juist met het oog op hun aankoop
beleid op langere termijn willen zij graag weten wat
de gemeente gaat doen. Dan hoeven zij zich met hun
aankopen niet te richten op die buurten waarvan ze
weten, dat ze nog maar enkele jaren zullen blijven
bestaan. Om hun inzicht te verschaffen in deze ma
terie hebben zij dit schema (inventarisatie voor de
komende tien jaar) van ons gekregen. Dat wil nog
niet zeggen, dat de bewoners die meestal huurder,
in een enkel geval eigenaar zijn in dezelfde mate
belang hebben bij deze informatie. Wij willen juist
voorkomen, dat de makelaars zich met hun hele aan
kooppolitiek te veel richten op de betreffende buurten.
Wij hebben in dit schema aangegeven wat in de eerste
vier jaar per se moet worden aangepakt. En de men
sen die de huizen bewonen die op de urgentielijst van
de komende vier jaar staan, dienen te worden inge
licht, Ik geloof niet, dat wij de bevolking een dienst
bewijzen als wij nog verder gaan. Wij menen door
deze termijn van vier jaar aan te houden voldoende
voorlichting te geven. Van jaar tot jaar schuiven we
dan op.
De heer Engels: Hoe luidt de motie precies?
De Voorzitter: Ik zal de motie nog even voorlezen.
„De Gemeenteraad van Leeuwarden, op 30 maart
1971 in vergadering bijeen, besluit: dat, wanneer hui
zen bestemd worden voor amovatie of renovatie, de
bewoners of eigenaars daarvan hierover ingelicht wor
den voor of op hetzelfde tijdstip dat deze informatie
ook aan andere belanghebbenden (m.n. de makelaars)
verstrekt wordt."
De motie is ondertekend door mevr. Woudstra en
de heer Van Haaren.
De heer De Jong (weth.): Misschien mag ik hierbij
nog even opmerken, dat de renovatie niet erg in de
motie past. Dat betreft alleen gemeentewoningen en
woningen van woningbouwverenigingen. In de reno
vatieplannen is nogal eens wat gecorrigeerd. Dé plan
nen worden vroegtijdig met de mensen besproken. Dat
gebeurt in goed overleg. Ik geloof, dat het verlangen
van mevr. Woudstra, dat achter deze motie zit, vooral
betrekking heeft op amovatie en krotopruiming. (Mevr.
Woudstra-Peene: Dan mag U, wat mij betreft, het
woord renovatie wel schrappen.) Het lijkt mij echt
juister de renovatiepanden niet hierbij te betrekken.
De heer Vellenga: Wij hebben al twee ronden ge
had(De Voorzitter: We kunnen nu discussiëren
over de motie.) Goed, hoe U het verder wilt inkleden,
is mij best, als ik nog maar even iets mag zeggen.
(Gelach) (De Voorzitter: Ja, maar U gaat wel praten
over de motie?) Ja, hoewel de directe aanleiding, dat
ik nog even wat ga zeggen, een van de laatste mede
delingen van de Wethouder is. Dat vind ik n.l. een
dusdanig nieuw en onbekend feit in de discussie, dat,
wanneer ik het eerder had geweten, ik, öf in eerste öf
in tweede instantie, over dit punt ook wel het woord
had gevoerd, uiteraard na mevr. Woudstra.
Ik moet U zeggen, dat ik er van ben geschrokken,
dat de Wethouder zo, als de meest vanzelfsprekende
zaak, hier gaat vertellen, dat men de makelaars sche
ma's en lijsten gaat verschaffen over dit soort te
amoveren woningen. Ik heb nooit geweten, dat dat ge
beurde en ik kan mij ook met geen mogelijkheid voor
stellen wat de ratio daarvan is. Waarom zou U dat
doen als overheid, daarbij wetend, dat mensen daar
van de dupe kunnen worden, daarbij niet in het oog
houdend wat mevr. Woudstra met zoveel nadruk heeft
gezegd, n.l. dat toch de bewoners in de eerste plaats
geïnteresseerd zijn? Ik moet U zeggen, dat ik niets
begrijp van de achtergronden van dit beleid, wat de
ratio is, dat U deze makelaars zo vroegtijdig en zo
heerlijk op hun wenken bedienend voorlicht over deze
dingen. Dat is punt één.
Punt twee is, dat ik een veel stringenter motie zou
willen hebben op dit punt. Ik zou n.l. gewoon willen
zeggen: Alle bewoners die in de toekomst te maken
krijgen met amovatie of met renovatie, dienen tijdig
te worden voorgelicht. Makelaars hebben er geen bal
mee te maken. Die kunnen, wat mij betreft, op een
bepaald moment beroepshalve in die informatie wor
den betrokken, maar om hen op een andere manier
of nog beter te behandelen dan de bewoners van de
betreffende huizenIk dacht niet, dat daar enige
reden voor aanwezig is. Dus ik zou een moment schor
sing willen vragen om met klem aan Axies te vragen:
Haal die makelaars uit de motie. Het gaat erom, dat de
bewoners worden voorgelicht. En laat het College zich
nog eens bezinnen op de vraag, of het ook in de toe
komst nodig is makelaars op deze wijze die voorlich
ting te geven. (Mevr. Woudstra-Peene: Ik wil mijn
motie best intrekken en U steunen, mijnheer Vellenga.)
De heer Engels: Laten we nu eerst deze ronde af
maken, want die heeft U toegestaan. (De Voorzitter:
We gaan eerst de discussie over de motie afmaken.)
Dat deze zaak voor de heer Vellenga als een verrassing
komt, is dan jammer, maar de vraag is door mevr.
Visser gesteld in de afdelingsvergadering en daar is
over gediscussieerd. Toen heeft mevr. Visser de indruk
gekregen, dat de Wethouder motieven had om o.a. de
makelaars in te lichten, maar dat hij bereid was om
in de toekomst die makelaars niet eerder in te lichten
dan nadat eerst de rechtstreeks betrokkenen waren in
gelicht. En het is deze conclusie uit de woorden van
de Wethouder geweest, die mevr. Visser er toe heeft
gebracht op dit moment niets meer hierover te zeggen.
De heer Vellenga vraagt zich af, of de makelaars
wel iets met de zaak te maken hebben en ik zou het
op prijs stellen iets te horen van de belangen van de
makelaars. Ik kan dat op dit moment niet overzien.
Het kan best zijn, dat ze er wel iets mee te maken
hebben. Zou dat zo zijn, dan zou mevr. Woudstra haar
motie gewoon kunnen laten zoals die is, want ik heb
juist de tekst nog even gevraagd en ik kreeg de in
druk, dat zij exact bedoelde: In geen geval iemand
anders eerder inlichten dan de rechtstreeks betrokke
nen. En dat staat er ook in. Als het College kan aan
tonen, dat die makelaars er toch op de een of andere
manier mee gemoeid zijn wellicht ook andere be
trokkenen dan zou ik willen adviseren de motie
te laten zoals die is. Ik zou vóór een eventuele schor
sing graag een antwoord van de zijde van het College
hebben.
De heer B. P. van der Veen: Ik wil er ook nog wel
graag iets van weten. Ik dacht, dat het antwoord in
het verslag van de Commissie van Rapporteurs geen
aanleiding gaf tot het soort ongerustheid, die hier blijk
baar, ook bij de heer Vellenga en mevr. Woudstra,
heerst. Ik dacht, dat, als er plannen gemaakt worden
over amoveren en renoveren en weet ik wat, dat in het
algemeen wel een zekere mate van bekendheid krijgt
door de pers. En wanneer dan de makelaars, die zich
bezig houden met transacties tussen partijen, informa
ties vragen aan het College en die informatie krijgen
dan vind ik dat een vrij normale zaak. Dat is een van
die dingen van openheid, dacht ik, waar we gisteren en
vanmiddag nog lang en breed over hebben gesproken.
(De heer Vellenga: Iedereen was er niet voor.) Voor
openheid zijn we allemaal, dacht ik. Of mijnheer Vel
lenga misschien niet, maar dan heb ik het verkeerd
begrepen. (De heer Van Haaren: U wilde er niet zo
veel van weten.) Ja, daar kom ik dan zo meteen nog
wel op, want die activiteit van mijnheer Axies valt
mij ook niet altijd even lekker. (Gelach)
Ik dacht, dat wij ons moesten hoeden voor kreten
als: die makelaars kunnen iemand daar de dupe van
laten worden. Bij mijn weten is de makelaar alleen
maar iemand die probeert de belangen van kopers en
verkopers te dienen. Daarvoor heeft hij die informatie
nodig. Ik heb uit Uw antwoord op de desbetreffende
vragen begrepen, dat bij het vragen van gegevens over
de lijst van onvolwaardige woningen, (ik neem nu maar
aan, dat het daar allemaal over gaat) volledige open
heid betracht wordt. Aan de hand daarvan concludeer
ik, dat de bewoners in de betreffende wijken, die zich
hiervoor interesseren en om inlichtingen komen bij het
gemeentebestuur, geïnformeerd worden. Ik kan mij
niet anders voorstellen. En dan zie ik niet in waarom
nu plotseling in dit geval de gemeente actief zou moe
ten worden. Dat is ze ook niet geweest tegenover de
makelaars, toen zijn ook rustig de inlichtingen ge
geven die gevraagd werden. De gemeente zal die in
lichtingen ook geven aan ieder ander die er om vraagt.
Ik begrijp zeer wel de beweegredenen van de Wethou
der, wanneer hij zegt: „Het zijn allemaal plannen die
in de toekomst misschien wel eens uitgevoerd
zullen worden. De plannen staan nu zo op papier,
maar zoals ze nu op papier staan, zullen ze misschien
nooit worden uitgevoerd. Waarom zullen we de men
sen eerder ongerust maken dan nodig is. Willen ze
wat weten dan komen ze maar, dan krijgen ze ant
woord. Wij maken ze niet eerder ongerust dan op het
moment, dat wij weten dat er enige aanleiding voor
bestaat." Dat vind ik een volkomen redelijk stand
punt. Als mijn opvatting over wat het College doet
juist is, heb ik aan die motie geen behoefte. En ook
niet aan een andere.
De hear Miedema: Ik leau net, dat de ramp sa
great is as er op dit stuit liket. Der wurdt hjir praet