6 zóz. het geval zal zijn. Ik kan het eens zijn met datgene wat collega Hemstra heeft gezegd over deze com missie. Bij alle vergaderingen in de eerste ronde, heeft de commissie in goede sfeer vergaderd met de besturen van de dorpsverenigingen. En de punten die naar voren zijn gebracht door de besturen, zijn ook aan de orde gesteld op een wijze die reëel genoemd mag worden, zowel van de zijde van de besturen als van de zijde van het gemeentebestuur. Ik heb het idee, dat, als wij doorgaan op de wijze waarop wij nu zijn gestart in deze dorpen, wij tot werkelijk zeer goede resultaten kunnen komen. De Wethouder die hierbij uiteraard een zeer belangrijke rol speelt, heeft tijdens de bijeenkomsten van die eerste ronde toezeg gingen gedaan en die toezeggingen zijn beslist ge stand gedaan. De mensen hebben te horen gekregen precies op tijd waar ze aan toe waren. En ik dacht, dat dat een zeer belangrijk punt was in onze samenleving, in de verhouding van het gemeentebe stuur t.o.v. de inwoners, niet alleen van onze dorpen, maar ook van onze stad. Maar al te vaak worden wij geconfronteerd met allerlei toezeggingen en dingen die niet waar gemaakt kunnen worden, die men niet op tijd kan realiseren, maar ik geloof toch, dat dat m.b.t. de dorpen en de commissievergaderingen die wij in de dorpen houden zo langzamerhand tot het verleden zal gaan behoren. Natuurlijk hebben de dorpsbewoners allemaal hun wensen, ze hebben allemaal hun verlangens. Er wordt gesproken over bestemmingsplannen, over ijsbanen, over dorpshuizen. De heer Singelsma heeft hier zo pas al een heel relaas over gehouden m.b.t. Goutum, de heer Janssen heeft nog iets gezegd over Lekkum-Snak- kerburen, maar ik kan U de verzekering geven dat ieder dorp zo zijn wensen en verlangens heeft. Wij moe ten ons er echter niet voor schamen op een gegeven moment te stellen in deze commissie dat niet alles direct gerealiseerd kan worden. Het is n.l. allemaal onderhevig aan allerlei zaken, formaliteiten, richtlijnen, wetgeving en alles wat daar verder nog bij te pas komt. Wanneer dat deze mensen op een goede en eer lijke wijze wordt verteld, dan zullen zij daar ben ik van overtuigd daar begrip voor hebben en ook het geduld willen opbrengen om te wachten totdat zij aan de beurt zijn om alles gerealiseerd te krijgen wat hun verlanglijstje aangeeft. Nogmaals, mijnheer de Voorzitter, ik ben met de wijze waarop deze commissie werkt bijzonder content en ik ben er van overtuigd, dat dit ook de strekking was van de woorden van de heer Hemstra. Wij hopen, dat wij op deze wijze kunnen voortgaan. De heer Hovinga: Er zijn al vele behartenswaardige dingen over de dorpen gezegd en mijn betoog loopt daarmee enerzijds wel parallel. Ik heb wel het idee, dat de dorpen tot voor kort door ons te stiefmoederlijk zijn behandeld en dat er te weinig gedaan is voor de ont wikkeling van de dorpen. Daarnaast hebben we het verschijnsel gezien, dat een aantal van onze burgers het zeer zeker aantrekkelijk vonden in de dorpen, met hun eigen sfeer, te gaan wonen. Helaas, bij gebrek aan mogelijkheden in onze eigen dorpen, zijn zij vaak vertrokken naar dorpen in de gemeenten om ons heen. Gelukkig begint bij het College nu ook meer aandacht te ontstaan voor de dorpen. Voor Goutum en Wirdum zijn uitbreidingsplannen op komst. We hebben intussen een commissie gekregen voor het overleg met de dor pen. Er blijkt dus wel een zeker begin te zijn gemaakt. Ik heb er wel vertrouwen in, dat vooral deze com missie goed werk kan verrichten. Praktisch alle dorpen hebben een raadslid als in woner. Het is meestal gebruikelijk, dat deze raads leden de belangen van hun dorpen bepleiten. De dorps gemeenschap Hempens-Teerns heeft echter geen inwo ner die hier hun wensen naar voren kan brengen en daarom zou ik graag speciaal de aandacht voor deze dorpen willen vragen. Als de nieuwe provinciale weg naar Drachten gereed is, zal daar in de nabije toe komst nogal het een en ander veranderen. Deze dorpen zullen dan ook kunnen bogen op een snelle, gemakkelijke verbinding met onze stad en vooral het feit, dat het nieuwe warenhuis van Albert Heyn dan betrekkelijk dichtbij deze dorpen zal liggen, zal het voorzieningspa troon enorm verbeteren. Een toevallige omstandigheid is natuurlijk, dat er nog een heel oud bestemmings plannetje ligt. Het heeft maar betrekking op een klein aantal hectaren. Een groot deel daarvan is al opge soupeerd i.v.m. een sportterrein (ze zijn daar uiteraard erg blij mee in Hempens). Naar ik gehoord heb, be staat de mogelijkheid om binnenkort een stuk grond binnen het bestemmingsplannetje in handen te krij gen. Gezien het feit, dat men in elk dorp wel een be paalde uitbreiding nastreeft en het niet bij de status quo kan laten en gezien de behoefte die er bij een aantal inwoners van onze stad bestaat om naar buiten te trekken, vraag ik mij af of het (door het verbe teren van de verbinding en de gunstige situering m.b.t. de watersport) niet wenselijk zou zijn eens te bekijken of het mogelijk zou zijn in beperkte mate hier een uitbreiding tot stand te brengen. Wij zijn gelukkig in de positie, dat wij hier niet de hele wettelijke pro cedures (i.v.m. de Wet op de Ruimtelijke Ordening) behoeven te volgen omdat het bestemmingsplan er al is. Dat plan heeft de laatste jaren wel niet als zodanig een rol gespeeld, maar de nieuwe ontwikkelingen kunnen voor ons reden zijn te overwegen daar een uitbreiding tot stand te brengen. De Voorzitter: Voor ik de Wethouder het woord geef, wil ik U nog wel even zeggen (dat geldt zowel voor deze kant als voor de andere kant van de tafel), dat ik met enige angst naar de klok kijk. Ik zou graag willen, dat we met elkaar een moedige poging doen niet meer woorden te verspillen dan strikt nood zakelijk is, anders zijn we er om twaalf uur op geen stukken na. Dat zou eigenlijk niet juist zijn. Ik doe een beroep op U niet langer te praten dan nodig is. De hear Xiekstra (weth.): Ik diel de wurdearring fan de hearen Wiersma en Hemstra foar de wize hwer- op it kontakt mei de doarpen optheden funksionearret. Ik leau, dat it mei de gearwurking fan beide kanten goed sit. Wy hawwe op dit stuit in goede relaesje binammen mei de bistjüren fan de Forienings fan Doarpsbilang en wy kinne ek in goede relaesje, fia dy bistjüren, ünderhalde mei de doarpen. It is, tocht ik, net nedich, dat ik like wiidwei- dich (dat wie net to wiidweidich) yngean op de punten dy't oan de oarder steld binne, as de riedsleden dien hawwe. It bliuwt fansels wier, dat, as wy de doarpen tit- wreiding jaen wolle, dy ütwreiding sa great wêze gil, dat it oantal nij-ynkommenden greater is as dat fan de „autochtone" bifolking, foar safier dy noch „autoch toon" is. Dêr sit, tocht ik, in risiko yn. In risiko yn dizze sin, dat it proses fan yntegraesje dan noch barre moat. Mar dat proses spilet ek yn de greate nije üt- wreidingen fan de stêd seis. De hear Singelsma hat hielendal gelyk. Hwannear't wy, as gemeente, soargje foar de akkommodaesje, dan wurdt de kwaliteit fan it „leefklimaat" bipaeld troch de minsken seis, de mins- ken meiinoar. En hwat hja meiinoar dwaen moatte, sille hja yn de doarpen leare moatte. En ik leau, dat dat proses op gong is. Hwat dat oangiet, leau ik, dat wy mei in doarp lyk as Wurdum goede ünderfinings haw we. Ik siz net, dat it foar 100 pst. idéael is; dat kin ek net yn in minskelibbendat hoecht ek net. Mar ik leau wol, dat wy op dizze wize meiinoar stipe jowe oan dy üntjowing en der it béste fan hoopje meije. Dit woe ik sizze nei oanlieding fan de petearen binammen fan de hearen Hemstra en Singelsma. Ik moast hwat koart wêze, seine Jo, mynhear de Foarsitter, en dat wol ik dan ek graech dwaen. Dan iets over hetgeen de heer Janssen heeft gezegd met betrekking tot Lekkum en Snakkerburen. Er was oorspronkelijk sprake van een ontwikkeling van die dorpen onafhankelijk van elkaar; er was immers een ontwerp-bestemmingsplannetje voor Lekkum en er werd gesproken over een ontwerp-regeling voor Snakkerbu ren. Maar in het overleg, dat is gevoerd met het be stuur van de Vereniging Lekkum-Snakkerburen, is uit eindelijk en ik ben daar echt niet onschuldig aan de gedachte van de „dübeldjerre" geboren. Daar tussen door speelt de hele ingewikkelde problematiek van de verkeersvoorzieningen, maar dat laat ik even daar op dit moment. De gedachte van de „dübeldjerre" echter had aller instemming en ik dacht ook niet ten onrechte. Ik heb geen bezwaar tegen het verzoek van de heer Janssen om Lekkum met zijn beperkte bestemmings plan op dit moment als een afzonderlijk onderwerp te behandelen, maar ik heb nu toch wel enige vrees, dat men probeert van die „dübeldjerre" twa aeijen to meit- sjen. En of dat zal lukken, waag ik te betwijfelen Dat heeft bij een „dübeldjerre" nog nooit gekund, dacht ik. (De hear Miedema: Twa piken kin wol.) Twa pi- ken? Sa fier bin ik noch net. (De hear Miedema: Dan mar twa heale piken.) De hear Miedema hat dêr mear forstan fan as ik; dan moat hy mar mei. (Laitsjen) lk ben best bereid deze zaak nog eens onder ogen te zien. Ik moet aan het adres van de heer Janssen wel zeggen, dat in de laatstgehouden vergadering van de Commissie voor de Monumentenzorg dat was vorige week vrijdag opnieuw zeer uitvoerig gesproken is over de vraag op welke wijze het mogelijk zou kunnen zijn de gewenste bescherming aan Snakkerburen te geven. (Stem: Dat was pas de eerste keer, dat er over gesproken werd.) De eerste keer (de keer die de heer Janssen aanhaalde) werd er over gesproken onder leiding van de heer Ten Brug. Ik zie met belangstel ling uit naar het initiatief, dat vanavond in Snakker buren zal worden gepresenteerd en wij zullen echt pro beren daarmee iets constructiefs tot stand te brengen. De heer Hovinga vindt, dat de dorpen tot nu toe stiefmoederlijk zijn behandeld en hij is blij, dat het College nu enige aandacht begint te krijgen voor die dorpen. Belangstelling en aandacht voor de dorpen zijn er natuurlijk altijd wel geweest. Ik herinner mij, dat kort na Uw ambtsaanvaarding, mijnheer de Voorzitter, het overleg met de besturen van de Verenigingen van Dorpsbelang al is begonnen. Maar ook vóór die be stuursperiode waren in de dorpen al een aantal voor zieningen gereed gekomen. Wij zullen in positieve zin de communicatie met de dorpen blijven onderhouden in de hoop, dat ze de functie kunnen vervullen die hun toekomst binnen het bestek van de gemeente Leeu warden. Dat mag en kan niet betekenen, dat aan ieder dorp de mogelijkheden kunnen worden gegeven die men wel zou wensen; en dan heb ik het op dit moment over Hempens. In het destijds door de Raad aanvaarde struc tuurplan (ik laat op dit ogenblik even in het midden in hoeverre dat straks nog zal gelden) voor de gehele gemeente was voorzien in het stichten van een nieuwe woonwijk van grote omvang onmiddellijk ten westen van Hempens. En dan zou de situatie worden als Os dorp bij Amsterdam of als Buiksloot in Amsterdam noord. Ik hoop, dat ik hiermee duidelijk ben. In die situatie is het ook niet verstandig te trachten een heel oud afgezien van de vraag of het nog uitvoer baar is bestemmingsplannetje, uitbreidingsplannetje nu nog te realiseren. Het is ook niet bij voorbaat uit gesloten en laten we in die richting de zaak open houden dat bij de discussie over het nieuwe struc tuurplan voor de hele gemeente andere gezichtspunten naar voren zullen komen waarbij mogelijkerwijs aan Hempens nog andere perspectieven zouden kunnen worden geboden. Maar ik ben niet gerechtigd op dit ogenblik zodanige toezeggingen of uitspraken zonder meer te doen. De hear Singelsma: De Wethalder hat in protte wur- den sein, mar hy hat eins neat sein. Mei dy 1600 yn- wenners dy't Goutum derby krijt, en de 500 dy't der al wenje, sil it yn de takomst in doarp wurde fan 2 of 2'/z tüzen minsken. Dat is yn de kategoary fan de doarpen- plannen in selsstannich doarp. Dêr kinne bipaelde foar- sjennings op basearre wurde. Nou't fan Kolleezje-side skreaun wurdt oer „leefklimaat", hie ik hwat konkre- tere idéen forwachte, byg. „Wy sille üs bést dwaen dat en dat en dat dêr to krijen. Net dat it de earste pear jier to réalisearjen wêze soe miskien, mar: üs tinzen geane üt neien dat soarte fan dingen hie ik nou fan de Wethalder hearre wollen. Kin hy miskien noch inkele fingerwizingen jaen? Hy soe dêr de Goutumers %e mei geriivje. De hear Tiekstra (weth.)De hear Singelsma hat seis sein, dat it swier is in bigryp as „leefklimaat" kon- kreet ynhald to jaen. Ik haw him folge yn syn rede- nearring, dat de gemeentlike oerheit fia it nimmen fan maetregels net mear dwaen kin as it ta stan bringen fan akkommodaesjes. Oant safier binne wy it wol iens. Ik haw ek soarch oer de omstannichheit dat der strak sa'n floed nije ynwenners yn it doarp komt. Ik haw sein, dat it fan de minsken meiinoar ófhingje sil hoe't de üntjowing wêze sil. Dat is in eigen forantwurdlik- heit fan in doarp. Ik hechtsje der oan yn goed oerliz mei it doarp nei to gean hokker foarsjennings wy der stadichoan ta stan bringe kinne, mar it sil foar in great part fan it doarp seis ófhingje hwat it oan foar sjennings krije kin. De eigen forantwurdikheit fan it doarp moat hjir in greate rol by spylje. It moat net nedich wêze, dat B. en W. of de Ried fan Ljouwert yn de doarpen oan it skoalmasterjen geane. Dêr haw ik gjin forlet fan. Dêrom haw ik al giet it dêr net maklik forwiisd nei Wurdum. Dêr is stadichoan yn goed oerliz mei it gemeentebistjür it ien en oar ta stan kommen en sa kin it yn Goutum strak ek. (De hear Singelsma: Kinne Jo al in pear stikken ark yn it foarütsicht stel le?) Ik tocht, dat de hear Singelsma seis al in pear dingen neamd hie, dy't in rol spylje kinne. De Foarsitter: Wy stappe hjirmei fan dit ünderdiel fan folchnümer 162 óf. De heer Van Haaren: De bestemming van het ter rein waarop eens de Nieuwe Doelen stond, is voor ons van groot belang, daar we te maken hebben met een aantal factoren die essentieel zijn voor het te voeren beleid ten aanzien van de binnenstad. De Nieuwe Doe len werd afgebroken om plaats te maken voor Albert Heyn. Toen deze vestiging niet doorging, wilde de Openbare Bibliotheek op deze plaats een gebouw neer zetten omdat er naast de filialen in de buurtcentra nog steeds dringend behoefte is aan een goed ingericht hoofdgebouw in de binnenstad. In de 2e afdeling heeft Weth. Tiekstra gezegd, dat er op deze plaats onvol doende ruimte is voor een bibliotheek. Ik heb dat toen al aan de hand van metingen van architecten uit een werkgroep van Axies bestreden. Uit mededelingen van het bestuur van de Openbare Bibliotheek heb ik hierna vernomen, dat er door Prof. Tauber op kosten van 't Nut een schetsplan is ontworpen, dat voldoende m2 op pervlakte geeft voor een nieuw hoofdgebouw en vol doet aan de nieuwe normen die volgens de heer Tiek stra een dergelijke vestiging op deze plaats onmogelijk zouden maken. Naar ik aanneem, is dit schetsplan bij B. en W. bekend. Hoewel de Openbare Bibliotheek thans pogingen doet er ruimte in de belendende per celen op de Tweebaksmarkt bij te krijgen, blijft er belangstelling bij het bestuur voor het terrein van de Nieuwe Doelen. In de afdelingsvergaderingen hebben B. en W. gesteld, dat zij bereid zijn medewerking te verlenen om te zoeken naar een goede centrale plaats voor een nieuw hoofdgebouw. De enige reden, waarom men op het terrein van de Nieuwe Doelen geen gebouw wil neerzetten voor de 8700 mensen die lid zijn van de Openbare Biblio theek, is naar mijn mening de alles overheersende prio riteit die het gemeentebestuur toekent aan het schep pen van parkeerruimte voor auto's. Deze parkeerhon- ger, die, als wij niet oppassen, hele stukken van onze binnenstad gaat aanvreten, is van dien aard, dat B. en W. nu al stellen, dat de parkeerruimte op het ter rein van de Nieuwe Doelen op de lange duur niet voldoende zal zijn en dat ook de aangrenzende ter reinen voor dit doel in beschouwing moeten worden genomen. Het parkeerbeleid van B. en W., dat het karakter van de binnenstad zou kunnen bederven, is een volkomen irreëel beleid. De groei van het auto park is op de lange duur nooit bij te houden als U de kenmerken van onze binnenstad wilt behouden. In het rapport „Op weg naar het jaar 2000" van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat vindt U de feiten die bepalend dienen te zijn voor een beleid, dat zich op de toekomst richt en niet alleen maar noodoplossingen nastreeft. Dit zijn de feiten die ook in de Leeuwarder Courant van 22 december j.l. zijn gepubliceerd. 1. In veel gevallen zal aanpassing van de oude stadscentra aan een onbeperkt autogebruik niet mo gelijk zijn. 2. De aanleg van wegen in en om de steden zal er op gericht moeten zijn het verkeer, dat in het stads centrum geen bestemming heeft, te weren. 3. Ruimtegebrek zal de overheid dwingen om be perkingen op te leggen aan de automobilist.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 13