8 (bS "e-WC 4. Onbeperkte opvoering van de capaciteit van be staande en nog aan te leggen wegen is niet mogelijk. Wij willen beslist niet de auto's volledig uit de bin nenstad verbannen en van ons centrum een soort oud heidkamer maken, maar wij protesteren tegen plannen om stukken grond die in de binnenstad vrij komen steeds weer op te offeren aan het rijdend blik, en tegen plannen om b.v. op het Wilhelminaplein een par keergarage te bouwen, waarbij, naar ik aanneem, de marktkooplui wel zullen moeten opkrassen. Wij hebben in Leeuwarden een aantal ruime parkeer terreinen die niet ver van de binnenstad verwijderd zijn, terwijl in de toekomst aan of bij het stadsvierkant parkeerterreinen zullen moeten worden ingericht, b.v. in gebieden die toch moeten worden gesaneerd. Als er goede parkeerterreinen niet al te ver van het cen trum zijn, kan men in de binnenstad wandelzones ma ken waar ook B. en W., naar ik in de afdelingsver gadering vernam, voorstander van zijn. Wij zouden nu al willen pleiten voor een wandelzone van het Politie bureau tot de Nieuwe Doelen en zullen hiervoor blij ven ijveren. Nu we nog niet zo ver zijn en de bestemming van het terrein van de Nieuwe Doelen nog niet duidelijk is, wil ik met klem ontraden hier volgens het voorstel van B. en W. voorshands een parkeerterrein in te rich ten. Als er eenmaal een parkeerterrein is, krijg je dat niet meer weg en wordt er alleen maar om nog meer ruimte voor het blik geschreeuwd. De heer Tiekstra heeft gisteren betoogd, dat er een onderzoek naar de hele verkeers- en parkeersituatie loopt. (De heer Tiek stra (weth.)Dat vindt U trouwens ook op blz. 22 van het verslag van de Commissie van Rapporteurs.) Hij heeft toen opgemerkt, dat nog onderzocht moet worden waar parkeervoorzieningen moeten worden ge troffen. Reserveer dan niet voorshands om de term van B. en W. over te nemen het terrein van de Nieu we Doelen voor opslagplaats van auto's. Ik erken zonder meer, dat de middenstand grote be langen heeft bij een goede bereikbaarheid van het cen trum. Maar wij moeten niet het belang van de midden stand zo eenzijdig voorop stellen. Het centrum is pri mair het gebied van de voetganger. En nog denk ik met ontzetting aan Uw aanvankelijke, gelukkig van middag ten dele gecorrigeerde, beslissing om van de pleintjes rond de Waag een fietsenstalling en parkeer plaats te maken, waardoor één van de mooiste plekjes van ons centrum bedorven zou worden. (De heer Tiek stra (weth.): Dat is niet waar, mijnheer Van Haaren, dat weet U ook heel goed.) Wat is niet waar? (Dc heer Tiekstra (weth.): Die parkeerplaats.) Er waren vijf parkeerplaatsen voor auto's op die pleintjes en die zijn er straks nog. (De heer Tiekstra (weth.): Juist, daar wilde ik nog even aan herinneren. U hebt van middag de fietsenstalling door middel van een motie afgewezen.) Ik zei ook, dat de beslissing ten dele was gecorrigeerd. Ik vind het jammer, dat die vijf parkeer plaatsen voor auto's ook niet verdwenen zijn. In de Leeuwarder Courant van gisteren laat de stedebouwkundige Ir. Kalma enige zinnige geluiden horen die ons beter liggen dan de uitspraken van de heer Schweigmann, die in plaats van naar Boston te kijken, de wandelzone in Den Haag zou moeten gaan bekijken. De winkels in de binnenstad behoeven straks heus niet te sluiten als ze met hun assortiment de kopers meer kunnen bieden (en betere kwaliteit) dan de winkels in de verschillende buurtcentra. Ik zou dan ook als conclusie willen voorstellen, in afwachting van een nadere bestemming, op het terrein van de Nieuwe Doelen een speeltuin in te richten voor de kinderen van de oude binnenstad. Ik herhaal wat ik in de af delingsvergadering heb gezegd: De kinderen hebben zo'n terrein dringend nodig; het bederft het stadsbeeld niet, het verontreinigt het milieu niet en het voor komt, dat mensen die nu te veel in een auto zitten en helemaal niet meer van hun benen gebruik maken, allerlei hart- en vaatziekten krijgen, omdat ze niet het stukje kunnen lopen van een parkeerterrein, dat ligt buiten de grachtengordel, naar de binnenstad. De mo gelijkheid om op het terrein van de Nieuwe Doelen eventueel toch nog de Openbare Bibliotheek te bou wen, zou ik verder graag open gelaten willen zien. Wij zijn erg benieuwd naar de zienswijze van andere fracties t.a.v. deze problemen. De heer Buising: Ook in de fractie van de P.v.d.A.- P.P.R. leven bepaalde gedachten ten aanzien van het terreintje van het voormalige hotel de Nieuwe Doelen en betreffende de problematiek van de Openbare Bi bliotheek. Vandaar, dat ik graag een paar opmerkingen hierover kwijt zou willen. In de eerste plaats is er behoefte aan meer ruimte bij de Openbare Bibliotheek. In de hoofdvestiging aan de Tweebaksmarkt heeft men te kampen met ruimte gebrek en men acht zich wat betreft het zoeken naar een uitbreidingsmogelijkheid beperkt tot de binnenstad. Het is ook bekend, dat de voorkeur van de Openbare Bibliotheek uitgaat naar nieuwbouw op het terrein van de Nieuwe Doelen. Dat terrein schijnt te voldoen aan de eisen die de Bibliotheek stelt. De bedoeling die het College van B. en W. met het terrein heeft, strookt niet met het verlangen van de Bibliotheek, maar dat terrein ligt er nu eenmaal en er gebeurt momenteel niets mee. Zonder dat wij er onverdeeld gelukkig mee zouden zijn, zouden wij er eventueel wel voor voelen, gezien het tekort aan par keerruimte, dit terrein voorlopig en dan zet ik een rode streep onder „voorlopig" als parkeerterrein te bestemmen. Nog afgezien daarvan, rijst bij het over grote deel van onze fractie de vraag, of een nieuw en modern uitziend gebouw, b.v. in de geest van het nieuwe Amicitia, wel zal passen in het beeld van de binnenstad, zoals dat zich op de onderhavige plaats aan ons voordoet. Anderzijds is onze fractie van me ning, dat een centrale vestiging van de Openbare Bi bliotheek nodig blijft. Wij menen daarin min of meer te worden gesterkt door hetgeen er op dit punt in de nieuwe wetgeving voor het bibliotheekwezen op stapel schijnt te staan. Een centrale vestiging die mijn fractie dan misschien niet op het terrein van de Nieuwe Doe len, maar wel bij voorkeur in de binnenstad zal zien gehuisvest. Hierbij ware te denken aan een uitbreiding van het bestaande bibliotheekgebouw aan de Tweebaks markt, eventueel door aankoop van belendende perce len, als die ter beschikking zouden komen. Nu de Openbare Bibliotheek toch onderwerp van ge sprek is, hoop ik, dat ik nog binnen de orde blijf (ik wil nog maar een paar woorden zeggen) als ik mij veroorloof over een paar andere aspecten te praten. Ik heb zo net al even de nieuwe wetgeving op het bibliotheekwezen genoemd. Zonder daarover in details te willen treden, of dat ook maar te kunnen, meen ik, dat er in die nieuwe wet normen gesteld zullen wor den t.a.v. het aantal titels dat een Openbare Biblio theek in een bepaald verzorgingsgebied voor de uit lening aan het publiek ter beschikking moet hebben. Als ik goed ben ingelicht, beloopt het boekenbezit van de bibliotheek hier momenteel zo tegen de 60.000 titels, terwijl de normen voor zover die nu bekend zijn voorschrijven, dat dit aantal, wat betreft het verzor gingsgebied Leeuwarden, in de toekomst zal moeten stijgen tot ongeveer 108.000 titels. Behalve dat deze stijging van het aantal boeken uiteraard haar conse quenties zal hebben voor de toekomstige behuizing van de bibliotheek, lijkt het mijn fractie ook gewettigd, dat wij ons afvragen of het niet langzamerhand tijd wordt een integratie te overwegen van de Openbare Bibliotheek en de ook in Leeuwarden gevestigde Cen trale Bibliotheekdienst, om zodoende te komen tot in stelling van een centraal boekendepot. Ongetwijfeld ko men we dan ook een eind in de richting van het in de toekomst vereiste aantal boeken. In dit verband lijkt het mijn fractie ook gewenst te komen tot een samen voeging van de Openbare Bibliotheek en nu komt er een beetje vreemde term -de Bijzondere i.e. de Katholieke Openbare Bibliotheek in Leeuwarden. De heer Heidinga: Wij kunnen over deze kwestie heel lang praten. Sommige leden van de Raad vinden, dat er eerst maar eens een plan voor de binnenstad moet komen, vóór een bestemming wordt gegeven aan het terrein van de Nieuwe Doelen. Dat kan allemaal wel waar zijn, maar wij hebben al een plan voor de binnenstad. Zolang het nieuwe plan er niet is, dacht ik, dat we er verstandig aan zouden doen de geest van het oude plan in ieder geval in gedachten te houden. Ik hoef dat hier niet breedvoerig te vertellen, maar de geest van het oude structuurplan voor de binnen stad is, dat er een verkeersring rond de binnenstad ■*- -*-*■ komt met bepaalde stralen naar binnen en met op bepaalde plaatsen die ook zijn aangegeven op de tekeningen parkeergarages. Nu heb ik helemaal geen bezwaar tegen het zoals trouwens ook van de zijde van de P.v.d.A.-P.P.R. is gezegd tijdelijk inrichten van dit terrein als parkeerterrein. Dat is, dacht ik, ook hetgeen het College voorstelt. Het College wil aan dat terrein nog geen definitieve bestemming geven, maar het voorlopig inrichten voor parkeren. Straks, als het nieuwe structuurplan komt, kunnen we alles op zijn eigen merites bekijken. We moeten nu geen onherstelbare dingen doen. Er is alles voor te zeggen nu de suggestie van het College te volgen. De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor de eerste koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 21.20 uur, de vergadering. De heer J. de Jong is inmiddels ter vergadering ge komen. Hoofdstuk V vraag 13 (vervolg). De Voorzitter: Ik stel allereerst aan de orde de motie van de heer Van Haaren en mevr. Woudstra, die zij ondertussen iets anders hebben geredigeerd. De motie luidt thans aldus: „De Raad van Leeuwarden; in begrotingszitting bij een op 30 maart 1971; besluit: dat, wanneer maat regelen ten aanzien van huizen en wijken worden over wogen, bijv. bij amovatie of verkeersmaatregelen, de bewoners en eigenaars van de betrokken huizen hier over ingelicht worden voor of op hetzelfde tijdstip, dat deze informatie ook aan andere belanghebbenden, m.n. de makelaars, verstrekt wordt." Als daarmee bedoeld wordt en ik meen, dat dit inderdaad bedoeld wordt dat de direct-belangheb- benden hierover niet later zullen worden geïnformeerd dan andere belanghebbenden, onder wie de makelaars, dan hebben wij daartegen geen enkel bezwaar en dan zijn wij bereid deze motie over te nemen. Ik hoor overal instemmende geluiden; dan is de zaak dus hier mee af en komt het zo in het verslag vast te liggen. Hoofdstuk V vraag 17. De Voorzitter: Wij zijn zostraks voorbij gegaan aan dit punt, omdat de heer J. de Jong nog niet ter ver gadering was. Mag ik U nu het woord geven over dit punt, mijnheer De Jong? De heer J. de Jong: Ik kon inderdaad niet tijdig aanwezig zijn. Nu het hoofdstuk Volkshuisvesting, waaronder het betreffende punt valt, inmiddels is af gewerkt, kom ik daar bij een latere gelegenheid nog graag eens op terug. Volgno. 162 (vervolg). De Voorzitter: Dan geef ik nu het woord aan Weth. Tiekstra voor de beantwoording van de in eerste in stantie gestelde vragen over het terrein van de voor malige Nieuwe Doelen. De heer Tiekstra (weth.): De beantwoording van het College bij dit punt (15 en 16 blz. 17), die ik wil handhaven, ook in antwoord op de opmerking van de heer Heidinga, luidt: „Het lijkt ons voor de hand te liggen het nu beschikbare, onbebouwde terrein voors hands als parkeerterrein in te richten. In een later stadium kan dan de definitieve bestemming worden verwezenlijkt." Het incidenteel ingrijpen in op dit moment in eigen dom van de Gemeente zijnde vrije terreinen in de bin nenstad levert en de heer Heidinga heeft daar de vinger bij gelegd stellig risico's op ten aanzien van de toekomstige situaties in de binnenstad. Ik heb de heer Van Haaren al bij interruptie medegedeeld, dat het hem kennelijk was ontgaan (ik heb het hem van daag ook al eerder verteld), dat een uitgebreid ver keers- en parkeer-onderzoek op dit moment wordt in gesteld. En ik dacht, dat de beslissingen, die genomen moeten worden t.a.v. de binnenstad, zo goed mogelijk gefundeerd dienen te worden. Dat betekent, dat we hij de verdere voorbereiding voor een vervangend plan voor de binnenstad ook de resultaten van de onder zoekingen hebben te betrekken. Zo lang die nog niet bekend zijn, is elke beslissing, die ad hoe wordt ge nomen, dacht ik, een risico-element voor dat toekom stige plan voor de binnenstad. In dit kader ontraad ik op dit moment nadrukkelijk aan het betreffende ter rein de bestemming te geven, waarop de heer Van Haaren het oog heeft. Ik moet er nog aan toe voegen, dat de heer Buising volkomen gelijk heeft, als hij zegt, dat op het beperkte terrein een element met deze behoefte aan vloer-oppervlak allicht leidt tot een gebouw van een formaat, dat ook moeilijk op deze plaats zou passen. Ook dat is een overweging, die, dacht ik, in de Raad duidelijk een rol mee kan spelen. Overigens behoeft aan de bereidheid van deze Wethouder t.a.v. een oplossing voor een centrale ves tiging van de Openbare Bibliotheek niet te worden getwijfeld, gelet op diens verleden ter zake. Dit Col lege staat nadrukkelijk op het standpunt, dat getracht moet worden maximaal aan de wensen van het be stuur van de Openbare Bibliotheek te voldoen. En er is derhalve ook een geregeld contact met dat bestuur. Er worden onzerzijds van tijd tot tijd objecten aan het bestuur doorgegeven, welke naar onze opvattingen en het bestuur heeft de zaak te onderzoeken mogelijkheden zouden bieden voor een nieuwe vesti ging in de binnenstad van de Openbare Bibliotheek. Ik dacht, dat ik hiertoe op dit ogenblik de beant woording kan beperken. Ik moet nog wel even opmerken, dat het College en ook deze Wethouder omtrent het door de heer Tau- ber opgestelde schetsplan niets bekend is. Maar dat behoeft natuurlijk niet een omissie te zijn van de zijde van het bestuur van de Openbare Bibliotheek. De Voorzitter: Misschien is het goed, dat Weth. Weide meteen even ingaat op de opmerkingen van de heer Buising, want anders moeten we aanstonds weer over de Bibliotheek praten en op deze wijze zouden we de zaak in één keer kunnen afhandelen. De heer Weide (weth.)De opmerkingen van de heer Buising met betrekking tot het boekenbezit van de Openbare Bibliotheek zijn inderdaad juist. Ik verwacht, dat de Rijksinspectie, die met deze zaak bekend is, contact zal opnemen met het bestuur van de Openbare Bibliotheek over het vergroten van het boekenbezit. De heer Buising heeft voorts gesproken over de in tegratie met andere bibliotheken. Ik heb daarover ook al iets gezegd in de afdelingsvergadering. Ik ben bezig afzonderlijke gesprekken met de besturen van de di verse bibliotheken in onze stad voor te bereiden om te trachten te komen tot een vorm van samenwerking, die tot een zeer efficiënte werkwijze van het totale biblio theekwezen in Leeuwarden kan leiden. De verdere uitbreiding van de Centrale Bibliotheek dienst die mededeling past wel goed in dit verband staat op het punt gerealiseerd te worden. Net als de heer Buising, zou ik het van harte toe juichen, wanneer Openbare en R.K. Bibliotheek wat dichter naar elkaar toe zouden groeien. Ik hoop, dat er tussen de besturen een duidelijke samenwerking zal ontstaan. Graag zal ik dan van mijn kant m.b.t. de boekenvoorraad, de centrale administratie en het gehele verzorgingspakket de coördinatie bevorderen; dubbel werk zou dan niet meer gedaan worden. Ik dacht, dat een samenwerking het totale biblio theekwezen in onze stad ten goede zou komen. Ik hoop, dat mijn opzet slaagt, maar we moeten het nog af wachten. De heer Van Haaren: Een speeltuin op het terrein van de Nieuwe Doelen kunnen we dus wel uit ons hoofd zetten; voorlopig (dat woord zie ik graag onder- onderstreept) kunnen er auto's komen. Wij hebben daar vrede mee; het zal wel moeten. Een ander punt is, dat de heer Tiekstra in de af delingsvergadering ik heb het zojuist al opgemerkt heeft gezegd, dat er op deze plaats volgens de nor men geen mogelijkheden waren voor een Openbare Bi bliotheek. Er is inderdaad een schetsplan van Ir. Tauber voor een gebouw op deze plaats. En dat is niet zo'n rare kubus als het Amicitia-gebouw. De heer Beekhuis is op het ogenblik al onderweg om dat schetsplan te halen. Hij begrijpt er niets van. Het bestuur was in

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 14