X2
plaats vinden? Bestaat ook het gevaar dat dit sub
sidie vervalt als niet spoedig met deze verbetering
wordt begonnen? Dit is een belangrijke vaarweg naai
de Groene Ster en die wordt steeds slechter bevaar
baar door ondiepten.
De heer Heidinga: Ik zou hier ook graag een paar
woorden over willen zeggen. Dit vraagstuk zou, aacnt
ik, best eens opnieuw kunnen worden bekeken. Wij
stonden destijds voor de noodzaak daar een brug te
bouwen omdat wij de boerderij van Grandsma (naast
de Bonkebrug) met in bezit konden krijgen. Het ging
eigenlijk in hoofdzaak om vervanging van de Bonkebrug,
die vernieuwd moet worden. Maar deze hele zaak is
achterhaald. Wij hebben de boerderij van Brandsma
aangekocht (of we doen dat een dezer dagenj en daar
door krijgen we meer ruimte voor afritten e.d.; we
kunnen eventueel vlak naast de Bonkebrug een hulp
brug leggen; die mogelijkheid was er destijds ook niet.
Br zijn aangaande dit punt zoveel wijzigingen op
getreden in de omstandigneden, dat ik mij heel wel
bij de heer Janssen kan aansluiten als hij zegt, dat
de hele zaak opnieuw zal moeten worden bekeken. Ik
nodig U dan ook uit de zaak nog eens te onderzoeken;
het resultaat horen wij dan nog wel. Wij kunnen hier
over nu toch niet beslissen.
De heer Tiekstra (weth.): De omstandigheid doet
zich inderdaad een enkele maal voor, dat de tijd een
aantal problemen oplost.
Gezien de jongste ontwikkelingen m.b.t. de eigen
domsverwerving, in het bijzonder die door de heer Hei
dinga genoemd, heeft het College zich veroorloofd te
besluiten en dat vertel ik dan bij dezen aan de
Raad niet de oorspronkelijk gedacnte brug bij de
Fam. Van der Weijstraat aan te leggen, maar te vol
staan met een voorziening zoals de heer Janssen ge
vraagd heeft.
Ik geloof, dat we hiermee de discussie over dit punt
wel kunnen sluiten.
De heer Janssen: Ik heb nog gevraagd naar het
subsidie voor het verbeteren van een deel van de Bonke-
vaart. Is het mogelijk, dat dit subsidie vervalt, als wij
niet snel met de verbetering beginnen?
De heer Tiekstra (weth.)Er is een principiële sub
sidietoekenning. Wij zijn bezig met de eigendomsver
werving, want wij zullen niet kunnen volstaan met
wat wij hebben; wij zullen nog meer grond in eigendom
moeten hebben om tot het verbreden van de Bonke te
kunnen geraken. En daarop wacht uiteraard ook de
uitvoering van het plan, zoals wij dat nu moeten ma
ken i.v.m. verbindingen voor voetgangers en wielrijders,
Hoofdstuk VIII Cultuur en Recreatie.
Volgno. 516.
De heer Heidinga: Wij zijn nu al zo'n 14 a 16 uur
bezig met deze begrotingsbehandeling en we halen heel
wat overhoop. Mijn geëerde commandant zegt net, dat
er nog heel wat bij kan komen. (Gelach)
En nu schoot mij net iets in gedachten, nl. een ge
zang. Ik mag graag zingen, dat weet U. Dat ge
zang is:
„Ieder woelt hier om verand'ring
En betreurt ze dag aan dag;
Hunkert naar hetgeen hij zien zal,
Wenst terug 't geen hij eens zag."
Dat zou het motto kunnen zijn van deze raadsverga
dering. Wij hunkeren ernaar en trekken eraan om wat te
krijgen en wij willen eigenlijk ook alles wat maar even
waarde heeft en leuk is behouden. De weg daar tussenin
te vinden is zo vreselijk moeilijk. (De heer Vellenga:
Die weg leidt naar Rome.) (Gelach) (De hear Mïedeina:
It wurdt hieltiten moaijer.) Maar de tijd schrijdt voort.
U weet, dat wij in onze stad als een zeer markant
gebouw hebben de Bonifatiuskerk met toren. Als je
de ringweg langs komt zie je overal het grote dak
met de fijne scherpe toren uitsteken boven de bebou
wing van de hele stad. U weet ook, dat een paar jaar
geleden het kerkbestuur het verschrikkelijke besluit
heeft moeten nemen om het gebouw af te breken
omdat het kerkbestuur niet bij machte was de
lasten nog langer te dragen die aan het onder
houd, het in stand houden en het exploiteren
vast zaten. Toen het kerkbestuur bekend maakte, dat
men voor die noodzaak stond, ontstond er een vrij
sterke reactie bij de burgerij. De Leeuwarder Courant
werd overstroomd met ingezonden stukken en iedereen
vroeg: „Moet dat nu zo?" Zoiets gebeurt natuurlijk
wel vaker, maar het is altijd prettig als de bevolking
reageert op bepaalde dingen, van zijn mening blijk
geeft en daarin wil meespreken. De reacties van de
bevolking hebben geleid tot het bijelkaar stappen van
een aantal mensen (12 a 14), die een commissie
hebben gevormd om te trachten te komen tot be
houd van de betreffende gebouwen. Ze hebben daarbij
van het kerkbestuur de grootst mogelijke medewerking
kunnen krijgen. Het kerkbestuur was n.l. zelf hele
maal niet zo gelukkig met het besluit dat het had
moeten nemen. Dat zij de geschiedenis zouden ingaan
als de afbrekers, de slopers van dat markante ge
bouw, zat de bestuursleden heel hoog. Ze waren dan
ook blij, dat een bepaalde groepering uit de burgerij
pogingen wou doen dat gebouw te behouden. Nu hoef
ik daar niet alles over te vertellen. Daarvoor is de
tijd van de Raad ook te kostbaar, dacht ik. Kortom,
er is veel gedaan, er zijn heel wat besprekingen ge
weest, er zijn geldelijke acties geweest, maar tenslotte
bleek het de commissie, dat het vrijwel onmogelijk
was om het kerkgebouw te behouden. Er wordt nog
wel verschillend over gedacht, maar men denkt er ook
wel eens wat licht over en het is bijzonder jammer
dat die kerk zou moeten verdwijnen. Ik was er
kortgeleden nog tijdens de uitvoering van de Mat-
theuspassion en als je dat gebouw bezietHet is
een prachtig gebouw, er mankeert praktisch niets aan.
Het gaat je dan gewoon aan je hart, dat het zou moe
ten verdwijnen. Maar de commissie heeft tenslotte het
besluit moeten nemen, haar krachten alleen te bun
delen om de toren te kunnen behouden. Er is n.l. nog
een andere factor in het spel en dat is de uitbreiding
van het St. Jozef pension (dat vlak tegen de kerk aan
gelegen is). Deze kwestie speelt in de hele zaak mee,
omdat het bestuur van dat St. Jozefpension graag de
beschikking over de grond wil hebben (waarop de kerk
staat) en deze voorziening voor bejaarden is ook van
groot belang voor onze stad.
Na veel wikken en wegen heeft de commissie tot
het behoud van de Bonifatiustoren de stap durven ne
men het kerkbestuur te berichten, dat zij de toren
zou willen en kunnen overnemen voor het bedrag van
f 1,Het kerkbestuur was erg blij met deze beslis
sing, omdat nu in ieder geval de kans bestond de toren
te behouden. Er is toen een voorlopig contract opge
maakt en daardoor hadden het kerkbestuur en het be
stuur van het St. Jozefpension enige zekerheid, dat,
zodra zij hun plannen uitvoerden, de commissie de to
ren zou overnemen. Dan waren zij van die last bevrijd.
Daarna zijn de bouwplannen voor het nieuwe St. Jo
zefpension gemaakt en met bouwplannen is het, zoals
U weet, de gewoonte, dat men daarmee bij de gemeen
te verschijnt. Dat kan niet anders, zo hoort het, dat
is de regel, want er zal op een bepaalde manier, op
een bepaalde tijd een bouwvergunning moeten komen.
De plannen zullen aan de eisen van de Schoonheids
commissie en aan die van de stedebouwkundigen moe
ten voldoen.
Wij waren al blij, dat we zover waren, dat wij de
toren zouden kunnen behouden. Toen kwam er een
kink in de kabel. Op een gegeven moment nodigde
het kerkbestuur ons uit voor een bespreking en toen
werd ons medegedeeld, dat het toch wel zou moeten
komen tot afbraak van de toren. Het was net alsof
we een dreun op ons hoofd kregen, want daar hadden
wij helemaal niet meer op gerekend. Dat viel ons deer
lijk tegen. Wat was het geval? Het bestuur van het
St. Jozefpension had de bouwplannen laten uitwerken
en was daarmee, als te doen gebruikelijk, ter infor
matie naar de gemeente getogen. In eerste instantie
kon men bij de functionarissen die wij daarvoor heb
ben bij de gemeente (de burgerlijke gemeente danl
voor de plannen geen genade vinden. En ik geloof,
dat dat terecht was. Men had n.l. een gebouw ge
pland, dat in carré-vorm om de toren zou staan. De
toren zou dan op een pleintje komen te staan. Aan de
ene zijde van die carré-vorm was een winkelcentrum
gepland en de gemeente stelde de eis, dat er voor dat
winkelcentrum de nodige parkeerruimte zou moeten
zijn. En naar mijn mening was dat een juiste eis. Je
kunt een sterk verkeer-aantrekkend element zo maar
niet in de binnenstad neerzetten, zonder dat in par
keerruimte wordt voorzien. Dus leverde dat de nodige
moeilijkheden op. Toen men de plannen naar aanlei
ding daarvan ging wijzigen, kwam men tot de con
clusie, dat, om het geheel exploitabel te houden je
moet tenslotte ook met een bejaardencentrum met een
prijs per bed uitkomen die door de regering wordt ge
accepteerd; die prijs per bed mag niet boven een be
paald bedrag komen men meer bouwlagen zou
moeten plannen, dan in eerste instantie de bedoeling
was. Met de herziene plannen kwam men weer bij de
gemeente (en daarmee bedoel ik weth. Tiekstra, de
gemeente-architect, de heer Achterhof, het hoofd van
de stedebouwkundige dienst, de heer Smit, en de heer
Van de Ree ook nog, dacht ik) voor overleg. Toen deze
vertegenwoordigers van de gemeente die nieuwe plan
nen zagen, kwamen zij tot de conclusie, dat, als er
toch zo hoog gebouwd moest worden, het beter was
de toren maar te laten verdwijnen. En daarmee zaten
wij in het slop. Het bestuur van het St. Jozefpension
kreeg dus te horen, dat de toren niet te handhaven
zou zijn als de nieuwbouw er omheen zo hoog zou
worden; uit esthetisch oogpunt gezien dan. Minder
hoog bouwen is financieel niet haalbaar. En daarom
moest de commissie tot behoud van de toren, maar
in feite de toren, het loodje leggen. Men zei tegen
ons: „Het spijt ons wel, dit is overmacht en daarin
hebben wij ook in het contract voorzien." In het con
tract dat wij met hen hadden gesloten, was de voor
waarde opgenomen, dat zij goedkeuring voor de nieuw-
bouwplannen moesten hebben, voordat de toren aan
ons kon worden overgedragen. Dat was zakelijk gezien
ook volkomen redelijk. Zij grepen derhalve terug op
die voorwaarde en dus zal de toren het loodje moeten
leggen. En dat vonden wij een bijzonder onaangename
zaak. U kunt zich dat voorstellen. Wij hebben veel
werk verzet en veel moeite gedaan om alles rond te
krijgen. Ik ben er persoonlijk voor naar de Minister
van C.R.M. geweest en wij hebben overleg gepleegd
met Gedeputeerde Staten, met B. en W. en met weet
ik wie allemaal. Het steekt niet zo nauw waar we
allemaal achteraan gesjouwd hebben. We hadden het
er graag voor over, maar als je dan meent dat je het
zult redden en de zaak blijkt dan toch niet rond te
zijn dan is dat verschrikkelijk beroerd. Toen wij een
maal van het kerkbestuur deze mededeling hadden ge
kregen, zijn de heer De Leeuw (ook een lid van de
commissie en ik samen naar het stadhuis gegaan. Dat
was in de z.g. stille week voor Kerstmis. Toen was
het verschrikkelijk stil op het stadhuis; geen van de
wethouders was aanwezig (Gelach), maar de comman
dant, de kapitein van het schip, was er wel. We hebben
een uitvoerig gesprek gehad met onze heer Burge
meester en die maakte, zoals hij dat gewend is, enige
doeltreffende opmerkingen. Hij zei: Kijk eens, de ge
meente heeft het plan niet verworpen, want het plan
(voor nieuwbouw van St. Jozef) is niet ingediend. En
die opmerking was terecht. Maar de mensen dienen het
plan niet in als ze vooruit al weten, dat de adviseurs,
die de gemeente van advies moeten dienen over deze
zaak, zeggen dat het zo niet gaat. Zo is nu eenmaal
de gang van zaken in onze maatschappij. Dat is bij
alle bouwaanvragen zo. Je probeert je vooraf zoveel
mogelijk te dekken, zodat je met een plan komt dat
ook de diverse instanties zal doorlopen. Dus dit hielp
ons allemaal niet. De Burgemeester kon ons niet hel
pen en daar had ik volkomen begrip voor, maar op
deze manier komen wij geen stap verder.
Nu komen we er mee bij de Raad, want het werk
van de commissie tot behoud van de toren staat vol
ledig stil en dat is bijzonder jammer. Nog altijd heb
ben wij een behoorlijke medewerking van de burgerij,
van bedrijven en instellingen. Wij hebben bijv. in het
najaar van 1970 nog f 1.000,— ontvangen van de post
zegelactie; dit op voorspraak van de Commissaris der
Koningin. Wij hebben ook een toezegging voor
f 10.000,van de landelijke postzegelactie. Dit bedrag
hebben wij niet aanvaard, want dan zouden we dat
moeten terug betalen als de zaak niet door kan gaan.
Wij zitten dus helemaal in het slop. En nu vraagt U
zich misschien af waarom ik met dit probleem in de
Raad kom. Wel, ik doe dat, omdat wij volkomen vast
zitten. En nu dachten wij dit. Als de Gemeenteraad
nu uitspreekt, dat hij het van groot belang acht, dat
in ieder geval de toren blijft bestaan dan zouden wij
tegen onze eigen mensen kunnen zeggen (onze eigen
adviseurs)Denk er wel om, de Raad stelt het bijzon
der op prijs dat de Bonifatiustoren blijft staan, dus
probeer het uiterste te doen om dat te bereiken. Dan
weet men in ieder geval, dat men in die richting moet
denken. En dat is eigenlijk het enige, dat wij hier
graag uitgesproken zouden hebben; dat de Raad ach
ter het streven van de commissie tot behoud van de
toren staat en dat er alles aan gedaan zou moeten
worden om die toren overeind te houden. Wij vragen
niet om geld aan de Raad. Helemaal niet. De motie
die ik straks zal indienen heb ik bij U allen op tafel
gelegd. Wij vragen helemaal niet om subsidie van de
gemeente. Wij vragen alleen maar de steun en de hulp
van de Raad bij onze pogingen om uit de impasse te
raken. Als er ook maar ergens een heel kleine mo
gelijkheid is om de toren te behouden dan moet die
worden benut die toren mag niet ondersteboven,
houdt Uw toren hoog. Dat wilden wij nu zo graag uit
gesproken zien in de Raad.
Ik zou bijv. kunnen zeggen: Ik weet een mooie plaats
voor de Openbare Bibliotheek; laten we de Bonifatius
toren er voor inrichten. Maar dat doe ik niet. Ik vraag
nu alleen maar: Geef ons alle steun die mogelijk is,
zodat wij kunnen doorgaan met onze pogingen dit ge
bouw overeind te houden. Want het is niet zo erg, dat
er hoge gebouwen om de toren heen staan. Op het
ogenblik staat er een lagere school tegenaan. Die is
17 m hoog. Niet dat ik dat mooi vindEr wordt
op het ogenblik een Gereformeerd Rusthuis gebouwd,
daar ook vlakbij. Het hoogste punt daarvan is 21 m.
De nieuwbouw die het St. Jozefpension voorstelde, zou
aan de achterzijde ten hoogste 26 m worden. Dat
was, meen ik, het hoogste punt. Dat werd te hoog
geacht, daar zou de toren niet voldoende bovenuit ste
ken. De toren is 86 m hoog. Die steekt dan dus nog
60 m boven de bebouwing uit en als je er vlak voor
staat (bij de kazerne) dat geef ik grif toe dan
lijkt het niet mooi. Maar je moet dit, dacht ik, in een
veel groter perspectief zien. Het is een markant punt
in de gehele stad, overal te herkennen, de Bonifa
tiustoren". En dat moeten we zo houden. Want als
je wat verder weg bent, dan zie je de bebouwing er
omheen helemaal niet meer. Maar je ziet wel de toren.
Mag ik dan nu mijn motie bij U indienen, mijnheer de
Voorzitter? De motie luidt:
„De Raad der Gemeente Leeuwarden, in vergadering
bijeen op 30 maart 1971, spreekt uit dat de Bonifatius
kerk en toren, in de binnenstad en in het stadsbeeld
een zodanig belangrijke plaats inneemt, dat het uiter
ste zal moeten worden gedaan om dit gebouw te be
houden, en nodigt het College van B. en W. uit om
dat te doen.
Indien mocht blijken dat het behoud van de kerk
op onoverkomelijke bezwaren stuit, dan spreekt de
Raad uit dat in ieder geval de toren dient te worden
behouden, en draagt het College op, in overleg met het
comité tot behoud van de toren, hiertoe de nodige
maatregelen te nemen."
De motie is ondertekend door de heer De Leeuw en
mij.
De hear P. van der Veen: It seit himsels, dat gjin
inkele Ljouwerter dy toer misse wol. Tafallich haw ik
dizze wike famylje oer üt Australië en doe kaem it
praet der op. (As Jo der om tinke sjogge Jo rounom
dy toer.) Ik sei doe, dat wy oer dy toer prate soene yn 'e
Ried en dat hy miskien fordwine moast. En doe seine
hja: Hwat is dat spitich. Ik sei: Ja, dat is ek sa. Mar
doe't ik fortelde, dat hwer't wy op dat stuit rounen
earder in grêft west hie, dy't tichtsmiten is, seine
hja ek: Dat is spitich. En sa tocht ik der ek oer.
(Laitsjen)
It is fansels ek spitich, dat dizze toer net foar de
byldestoarm al boud wie, hwant wierskynlik hie der