1_U' dan wol in rykssubsydzje west, sa't dat ek yn it foarüt- sicht steld is foar de Aldehou en dan hiene de proble men miskien noch oars west. Ik bin tige wiis mei it „affiche", dat ik nou krige haw. Ik hie dat al ris in kear of hwat yn de stêd sjoen en doe tocht ik, hwat is dat in aerdich ding. Mar as Jo it neijer bisjogge dan tinke Jo: Heden, hwat stiet dêr nou? „Behoud Bonifatiustoren of Raiffeisenbank." Dat soene Jo der üt léze kinne. (Laitsjen) Mar dat is fansels de bidoeling net. Ik leau, dat wy tige reéel wêze moatte en ek de oare kant fan dizze saek bisjen moatte. Ik bin it folslein mei de hear Heidinga iens, dat wy dizze toer mei pine yn it hert fordwinen sjogge, mar wy moatte fansels ek rekken halde mei de aide minsken dy't yn it St. Jozefpension wenje, dat om ütwreiding freget. Ik tocht, dat it sin hawwe koe to bisykjen in bisprek to halden mei it bistjür fan it St. Jozefpension en mei it tsjerkebistjür. Miskien kinne hja earst ris mei harren plannen by it Kolleezje komme en dan yn oerliz mei de kommisje dy't sa iveret foar de toer noch ris bisjogge hwat de mooglikheden binne. Ik leau dat it foarbarich is om üs nou al fêst to lizzen op dizze moasje, hwant dêrmei soene wy minoftomear de bi- stjüren dy't sa mei dit probleem tangele sitte, de wyn üt'e seilen nimme. De heer Engels: De laatste stelling dat wil ik toch wel even zeggen is niet juist. Het behoud van de toren hoeft de realisering van de uitbreiding van het bejaardentehuis niet in de weg te staan. Het is alleen de vraag of men samen met de gemeente een oplossing kan vinden voor de bouw, die zodanig is, dat die ener zijds kan voldoen aan de eisen van stedebouwkundige aard en het anderzijds mogelijk maakt de toren te behouden. Dat is hetgeen de heer Heidinga met klem heeft gevraagd. (De hear P. van der Veen: Hwat wurdt dan forstien ünder „de nodige maatregelen"?) De Voorzitter: Die vraag zullen we maar even be waren voor de tweede instantie. De heer B. P. van der Veen: Ik begrijp best de sym pathie van de heer Heidinga voor de Bonifatiustoren. Daarvoor had hij dat lange, overigens interessante, verhaal niet hoeven te houden. Ik vind het eigenlijk helemaal een wat vreemde procedure. Ik had gedacht, dat degenen die ijveren voor het behoud van de toren inderdaad met plannen waren gekomen bij het ge meentebestuur en dat wij dan een keer hier een voor stel zouden krijgen met een advies van de kant van het College. Ik heb er helemaal geen bezwaren tegen om op dit moment uit te spreken ook wel namens mijn fractie dat wij wel prijs stellen op het behoud van de Bonifatiustoren. Maar ik kan mij niet helemaal vinden in de wat merkwaardige procedure die de heren Heidinga en De Leeuw nu kiezen. Ik moet zeggen, dat er in deze motie ook meer staat dan dat de Raad uit spreekt dat het behoud van de toren in het belang van Leeuwarden wordt geacht. Er staat meer in. En dat maakt het voor mij moeilijker, want de andere dingen die er in staan kan ik niet bekijken. Ik vind dat ook bepaald minder belangrijk dan de toren die nu een maal in Leeuwarden thuis hoort en die, naar ik dacht, inderdaad behouden moet blijven. Als het de heer Heidinga er om begonnen is, dat de Raad zijn sympathie uitspreekt voor het behoud van de toren dan doe ik daar natuurlijk wel aan mee. De heer Tiekstra (weth.): Wanneer op dit ogenblik gevraagd zou worden naar het standpunt van B. en W. t.a.v. het behoud van de Bonifatiuskerk en -toren, dan zouden B. en W. zich daar op een vrijblijvende manier tegenover kunnen opstellen en ook kunnen zeggen: Wij zijn voor het behoud van kerk en toren. Maar dan komt onherroepelijk de vraag aan de orde welke zekerheden wij kunnen geven opdat dit, bij het silhouet van Leeu warden passende complete gebouw, ook inderdaad voor de toekomst blijft behouden, gegeven het feit, dat hier m.b.t. de functie waarvoor het gebouw gesticht is, zeer duidelijk sprake is van een neemt U mij in dit ver band het woord niet kwalijk aanmerkelijk functie verlies. Dat is een triest proces, dat gevolgen heeft. Daardoor ontstaat ook een vicieuze cirkel-situatie die de heer Heidinga, geloof ik, voortreffelijk geschilderd heeft en waaraan ik van mijn kant niets heb toe te voegen. De hear P. van der Veen hat mei rjocht der op wiisd, dat hjir gjin sprake is fan in monumint yn de sin fan de Monumintewet; in gebou dat stiet op de Monumintelist en dêrtroch oanspraek meitsje kin op de mooglike biskerming fan de oerheit. Er is hier op dit moment sprake van een gebouw, dat zich in „particuliere" handen bevindt. Het gaat om een par ticulier eigendom, waarmee de eigenaren in grote moeilijkheden zijn gekomen. Die moeilijkheden zijn aan merkelijk verzwaard door de omstandigheid, dat op hetzelfde terrein ook gevestigd is het reeds genoemde St. Jozefpension. In het in ontwerp zijnde bestemmings plan Hoeksterend is de bestemming van dit terrein dezelfde gelaten. Dat betekent dat dit bestemmings plan uitgaat van het behoud van dit gebouw. Maar het grote probleem is de vervanging van het functie programma in dit kerkgebouw. Het is niet voldoende om er eens per jaar een Mattheuspassion uit te voeren. Dit gebouw zal, wil het blijven bestaan en ik meen, dat dat ook de uitspraak van de Minister van C.K.M. is geweest weer een zinvolle functie moeten hebben in het leven van deze stad. Deskundigen hebben mij meer dan eens verzekerd en ik dacht, dat de heer Heidinga dat ook zelf heeft gezegd dat het uiter aard wel plezierig klinkt enkel de toren te behouden, maar dat dat in feite het in stand houden zou zijn van een mag ik het zo noemen onvolledig beeld. En die onvolledigheid zal aan het totale beeld schade toe brengen. Dat betekent dus, dat men van de zijde van de deskundigen bepaald geen voorstander is van het enkel handhaven van de toren. En nu dacht ik, dat, als de Gemeenteraad een uitspraak doet in de richting van de handhaving zonder daaraan ook de consequen ties te verbinden van een daadwerkelijk beleid gericht op handhaving, daarmee dan een te zware claim kan worden gelegd op de eigendom van dit kerkbestuur. Ik vind dat een uitspraak waarvan de consequenties op dit ogenblik niet door de Raad kunnen worden over zien. Er is al in een zeer vroeg stadium een intensief overleg geweest met het kerkbestuur over het functie programma, dat men zich op dit terrein voorstelt. De heer Heidinga heeft dat geschilderd en er waren evi dente bezwaren aan te voeren tegen dat functiepro gramma. Maar verbetering van de huisvesting van de bewoners van het St. Jozefpension op dit terrein ver langt ten minste zo is de toestand op dit ogenblik de afbraak van het kerkgebouw. Men kan hoogstens de mogelijkheid creëren de toren te laten bestaan. Na het laatste gesprek in het najaar van 1970 is door mij geen overleg meer gepleegd met het kerkbestuur over de stand van zaken. Ik geloof, dat in een voort gaand overleg met het bestuur van het St. Jozefpen sion en het kerkbestuur stellig zoals het ook is ge beurd in een vrij langdurig overleg met het bestuur van het Gereformeerd Rusthuis de heer Heidinga weet daar ook van aan de bezwaren wel in belang rijke mate tegemoet gekomen zal kunnen worden, wat hoogte e.d. van de nieuwbouw betreft. Maar dat over leg is er niet meer geweest. Ik moet dat hier nadruk kelijk zeggen. Tot zover het aandeel van de gemeente m.b.t. deze zaak. Ook deze Wethouder heeft er weinig behoefte aan om de historie van Leeuwarden als stadsbestuurder in te gaan met het odium van „de sloper van de Bonifa tiustoren en de Bonifatiuskerk", maar ik zeg nogmaals met nadruk, dat deze Raad t.a.v. het behoud nooit een vrijblijvende uitspraak kan doen. Ik ben er van overtuigd, dat de heer Van der Veen of iemand anders heeft daar op geattendeerd de nadere ge volgen van de woorden „hiertoe de nodige maatrege len te nemen" op dit moment niet kunnen worden over zien. Met alle begrip voor het standpunt van degenen die dit kerkgebouw met de toren zouden willen sau veren, moet ik helaas zeggen, dat ik er is mij al eerder gebrek aan fantasie verweten; maar je moet als gemeentebestuurder nu eenmaal op een gegeven moment een bepaalde nuchterheid kunnen opbrengen voor dit behoud weinig mogelijkheden zie, zolang de financiële situatie van deze parochie blijft zoals die nu is. Datzelfde geldt voor de financiële situatie van het Bisdom. Uit die woorden moet men geen enkel verwijt halen aan het adres van de door mij genoemde instellingen. Integendeel, ook deze ontwikkeling is triest. De Voorzitter: Ik vraag mij af wat wij verder moe ten doen. Dit is, dacht ik, een probleem, dat ons alle maal zeer ter harte gaat. Wij willen, kunnen of mogen hierover geen overijlde beslissingen nemen. Er is hier een aantal mensen die zich erg ingezet hebben voor deze zaak; daar hebben wij allen stellig waardering voor. Wij hebben over dit punt in het College geen nader overleg kunnen plegen. Ik zou toch wel deze suggestie willen doen; ik dacht, dat dan ook de gehele prooiema- tiek het best tot zijn recht komt. Van het comité is, langs deze weg dan, een verzoek binnen gekomen. Dit comité heeft zich al gedurende geruime tijd met dit probleem bezig gehouden. Ik geloof, dat het er recht op heeft, dat wij met hen nog eens een uit voerig gesprek hebben. Daarna zouden wij de Raad nog eens zo concreet mogelijk kunnen informeren wat de eventuele consequenties zouden zijn. Ik vraag mij af of dat niet de meest juiste weg zou zijn. Nu zouden we, naar mijn mening, tot een nauwelijks verantwoor de beslissing kunnen komen. Niemand heeft er iets aan als wij hier uitspreken, dat wij het op prijs stel len dat de Bonifatiuskerk en toren blijven behouden en als dat niet kan dan maar alleen de toren. Met die uitspraak blijft de toren niet bestaan. We moeten de zaak nog eens goed doorpraten met het comité en dan een balans opmaken. Dan kunnen we de conse quenties aan de Raad voorleggen. De heer Tiekstra (weth.)We moeten ook nog eens praten met het kerkbestuur en het bestuur van het St. Jozefpension, mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter: Dat gesprek zou kunnen plaats vin den na de bespreking met het comité. Ik kan mij voor stellen, dat wij na het gesprek met het comité tot de conclusie komen, dat, alvorens de Raad te informeren, het van belang is, dat wij ook nog eens met de ge noemde besturen praten. Als we daarna met de zaak in de Raad komen, weet U ook, als U een beslissing neemt, wat de consequenties van die beslissing zijn. Ik geloof niet, dat wij hier vanavond op de juiste wijze uit kunnen komen. Kan de Raad met deze pro cedure instemmen: eerst een bespreking tussen B. en W. en het comité, daarna eventueel een gesprek met de bij de zaak betrokken besturen en daarna een nota aan Uw Raad, waarin de consequenties van eventuele beslissingen duidelijk worden uiteen gezet en waarbij wij misschien de Raad om bepaalde uitspraken vra gen? De heer Heidinga: Ik ben het volledig met U eens. Dat was ook hetgeen wij graag zouden willen. Wij wil den voorkomen, dat deze zaak verstikt in de ambte lijke sfeer. Dat kan soms zo gemakkelijk gebeuren, zonder dat we willens en wetens er naar toe werken, ik verwijt niemand iets, begrijpt U mij goed. (De Voor zitter: Wij zullen over deze zaak op bestuurlijk niveau overleg plegen.) Ja, dat is juist. Wij moeten met elkaar proberen er uit te halen wat er in zit. (De Voorzitter: U bent het dus eens met mijn voorstel Er komt een tweede ronde over deze zaak, maar niet vandaag.) Ja. daar ben ik het mee eens. De hear P. van der Veen: Ik woe dochs noch efkes sizze, dat neffens my de prioriteiten earst lizze by it tsjerkebistjür en it bistjür fan St. Jozef en dan pas by it komité, hwant dy beide bistjüren hawwe yn earste ynstansje bilang by dy agglomeraesje om dy tsjerke binne. (De Foarsitter: Dat is, tocht ik, in prosedure- kwestje. It komité hat it probleem oansnien. It kin aea in biswier wêze, dat wy earst ris oerlizze mei it komité en balans opmeitsje.) De heer Heidinga: Er bestaat een volledige over eenstemming tussen het comité, St. Jozef en het kerk bestuur. De Voorzitter: Laten wij ons nu niet verliezen in procedurekwesties. Ik heb zo straks de weg aangegeven die wij zullen volgen. Wij komen met deze zaak terug in de Raad. _tA '*WSfV V MB -*»r T 15 70 De heer Heidinga: De plannen van de kerk en het St. Jozefpension vinden voortgang. Als er morgen b.v. een briefje bij B. en W. zou komen van het kerkbestuur waarin staat: Wij breken de kerk en de toren af, wat gebeurt er dan? De heer Tiekstra (weth.)Dat is duidelijk het kri tieke punt in deze hele historie. Het kerkbestuur heeft geen expliciete vergunning nodig van het gemeente bestuur, maar kan volstaan met een kennisgeving, dat de kerk wordt afgebroken. Het kerkbestuur en het bestuur van het St. Jozefpension staan in de volle rech ten van de eigendom. Dat betekent en dat heb ik ook al gezegd dat de Raad ter zake geen vrij blijvende uitspraken kan doen. Wij hebben onherroe pelijk te maken met de volle eigendomsrechten van die besturen. De heer Heidinga: De Wethouder is niet goed in gelicht. Dit is een zo belangrijke zaak, mijnheer de Voorzitter, dat ik hier nog iets van móét zeggen. Ik heb over deze zaak overleg gepleegd met G.S. En die hebben gezegd: Als er een voorbereidingsbe- sluit is, valt de afbraak van een dergelijk imposant gebouw, dat zo'n belangrijke functie in de stad heeft, onder de aanlegvergunning. B. en W. kunnen die af braak dus wel degelijk keren. Ik moet er bij zeggen, dat ik er niet aan denk het kerkbestuur dwars te zit ten. Helemaal niet, want het zijn prettige mensen die aan alle kanten meewerken. Maar het College kan op dat kritieke moment zeggen: Wij houden die afspraak tegen op grond van aanlegvergunning zo en zo. (De heer Tiekstra (weth.): Volgens mij kan dat nooit.) De Voorzitter: Wij hebben kennis genomen van deze mededeling, daar zullen we verder niet op ingaan. We zullen verder de weg volgen die ik zojuist al heb aan gegeven. (De heer Heidinga: Maar houdt het in de gaten!) Volg no. 524. De Voorzitter: Over dit volgnummer is er nog een mededeling van de zijde van het College. De heer Weide (weth.): Het betreft een opmerking over het Frysk Orkest. Ik geloof niet, dat het gisteren helemaal goed uit de verf is gekomen. De heer Visser heeft er een vraag over gesteld. Het is inderdaad zo, dat de gemeenschappelijke regeling m.b.t. de subsidi ering met ingang van 1 januari 1971 is afgelopen. Uit het feit, dat er andermaal een post als resultaat van de huidige subsidieregeling in de begroting is op genomen, mag U afleiden, dat de gemeenschappelijke regeling voorlopig is verlengd. Maar dat houdt niet in, dat die regeling definitief is. Op het ogenblik worden er intern zeer intensieve besprekingen gevoerd om de huidige regeling te doen handhaven of eventueel tot een nieuwe regeling te komen. Zodra er iets naders be kend is, komen wij met deze zaak in de Raad terug. Ik dacht er goed aan te doen U op dit moment deze toe lichting nog even te geven. De Voorzitter: Is er voor de Raad aanleiding hierop te reageren? Nee, dan stappen we van dit punt af. Volgno. 536. Mevr. Visser-van den Bos: Gisteren is even aange stipt, dat ik gezegd zou hebben: Als ik alles geweten had, dan zou ik op sommige dingen nee gezegd hebben. Dat stond dan in verband met het begin dat nu ge maakt is met de middellange termijnplanning, die ik in de afdelingsvergadering toegejuicht heb. Ik heb toen gezegd, dat het me zo belangrijk leek, dat wij op lan gere termijn beter beseffen wat we doen als we met een bepaald iets beginnen. Dit wilde ik wel even recht zetten, omdat het gisteren misschien een klein beetje anders overkwam dan ik bedoeld had. En nu knoop ik hiermee maar meteen aan bij iets nieuws waar we nu mee willen beginnen, n.l. het op ons nemen van de exploitatielasten van een discotheek, te vestigen bij de Openbare Bibliotheek. Ik wil voorop stellen, dat het voor mij absoluut geen verschil maakt of er in die discotheek klassieke muziek,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 17