4Z. Dat kost een aantal jaren, maar regeren is vooruit zien. Leeuwarden zal, als Camminghaburen is afgerond, een inwonersaantal moeten hebben van 120.000 a 130.000. Maar wat doen we daarna? Deze vraag kan haar volledige beantwoording vinden bij de presentatie van het structuurplan voor de hele gemeente. Ook wat eventueel de alternatieve mogelijkheden zijn. En in het overleg over dat structuurplan kan ook de beslissing vallen over de vraag waar het eerstvolgende woongebied (na Camminghaburen) moet worden geprojecteerd. (De heer Engels: Krijgen we dat structuurplan binnenkort? Het is me ontschoten wat daarover in de stukken stond.) Er wordt heel hard aan gewerkt en we zullen proberen het structuurplan nog in het eerste halfjaar de Raad aan te bieden. (De heer Engels: Dan zouden wij dus de beslissing over de plaats van het volgende woongebied nog dit jaar kunnen nemen?) Dat weet ik niet. Wij stellen ons wel voor een vrij omvangrijke pu blieke discussie uit te lokken rondom het structuurplan. Ik dacht, dat de Raad er, wat de vaststelling van het plan als zodanig betreft, bepaald behoefte aan heeft de inhoud van die discussie te kennen. Als dat het geval zou zijn, is het heel wel mogelijk, dat de beslissing pas gefundeerd genomen kan worden in het eerste halfjaar van 1972. Maar ik acht dat, gezien de gehele ontwikke ling, bepaald geen onoverkomelijke zaak. (De heer Engels: Maar de Raad kan dat op een gegeven ogen blik zelf bepalen.) U krijgt de gegevens en U kunt even tueel vooruitlopend op de vaststelling proberen tot een beslissing te dien aanzien te komen. De heer Van der Veen heeft nog een enkel woord gewijd aan de veronderstelde duurte van de projecten van Openbare Werken. Ik heb bepaald niet de indruk, dat de bouwprojecten die de dienst voor Openbare Werken ontwikkeld heeft luxueus van uiterlijk noch van innerlijk zijn. En ik geloof ook niet, dat dit verwijt aan de dienst behoeft te worden gemaakt. Ik heb wel de indruk, dat de kwaliteit bij de produktie voorop staat. Dan kom ik by de hear Miedema. It liket my goed, dat ik him noch efkes ynformearje oer de gong fan saken mei it plan Wurdum. It wie hwat in nijsgjirrige situaesje, doe't wy by de foarige bigreatingsbihanneling hjir oer praet hawwe en it is goed, dat de hear Miedema my alles wer ris yn't sin brocht hat. It wie nijsgjirrich hjirom: Yn febrewaris 1970 praetten wy oer in termyn fan in healjier. Ik leau, dat it op dat stuit by de Ried en ek by dizze wethalder net düdlik west hat of wy hawwe it oer de holle sjoen dat dat bitsjutte, dat it falie soe oan de ein fan 'e sittingsperioade fan de foarige Ried. En doe't der in nije Ried kaem, moas- ten de kommisjes noch hielendal formearre wurde. Yn ien fan de earste gearkomsten fan de nije Kommisje Romtlike Oardering hawwe in tal struktuersketsen foar hiel Wurdum oan de oarder west. Yn dy gearkom- ste hat de kommisje him utsprutsen foar in bipaeld „model"; wy binne doe fierder gien mei de ütwurking dêrfan (en dêr kom ik aenst noch op werom). Ik sitear- je üt it forslach: „De heer Heidinga pleit voor een vroegtijdig overleg met de Wirdumer bevolking; vervol gens trekt de Voorzitter de conclusie, dat de commissie in het volgende stadium van voorbereiding dit plan weer zal krijgen, analoog aan de voorbereiding van het plan „Goutum" en dat ook dit plan met het dorp Wirdum zal worden doorgesproken. Hiervan zullen de leden van de commissie op de hoogte worden gesteld, zodat zij hierbij tegenwoordig kunnen zijn." (De hear Miedema: Dat stiet yn de notulen fan de kommisjegearkomste?) Dat binne notulen fan in gearkomste fan de rieds- kommisje Romtlike Oardering. De rapportearring is fierder ré makke; de kommisje hat de stikken al krigsn en dizze binne koartlyn bisprutsen mei it deistich bistjür fan Doarpsbilang Wurdum. Mei dat bistjür is de öfspraek makke, dat de öfd. Foarljochting soargje sil foar in stikje yn de „Tuorkefretter" dat is it krantsje fan Wurdum mei in tal fraechpunten. Yn de gearkomste op 17 maeije 1971 (de leden fan de Kommisje Romtlike Oardering kinne dit fuort en daliks mar opskriuwe) by Duhoux sil oer dit üntjowingsplan foar Wurdum praet wurde. Der is ek oerienstimming t.o.f. de fase-üntjowing sa't dy bisprutsen is yn de Kommisje Romtlike Oardering en ek hwat it stanpunt fan it bistjür fan Doarpsbilang Wurdum oangiet. Ik tocht, dat dit in goede hannelwize wie en ik hoopje, dat wy dêrmei birikke kinne, dat wy mei it wurk foar de romtlike oardering foar it doarp Wurdum fan't jier wer in hiel ein fierder komme. De heer Heidinga zal mij wel toestaan, dat ik nog een paar dingen zeg n.a.v. de opmerkingen die hij gisteren heeft gemaakt over het plan Camminghaburen. Dit ook zoals hij al zei ter voorkoming van mythevorming. Wat in de Commissie Ruimtelijke Ordening is behandeld, is het werkstuk van de heer Vink. De opmerkingen die de heer Heidinga maakte ik laat de formulering even daar hadden betrekking op een bi; dat werkstuk gevoegde prent. De heer Vink heeft hiervan gezegd: „Vergeet U die prent nu liefst zo snel mogelijk, voor mijn part verscheurt U hem; dit is alleen maar een discussiestuk; zo zou het kunnen. Maar deze stof bevat de bouwstenen die straks in het bestemmingsplan gehanteerd zullen moeten worden." En daarom had de heer Vink en in dat opzicht heeft de heer Heidinga volkomen gelijk er eigenlijk bezwaar tegen, dat bij de behandeling in de commissie deze tekening er nog bij was. Het leek mij nuttig deze aan vulling nog te geven. De heer Heidinga heeft zich n.a.v. mijn voorzichtige opstelling t.a.v. het gereed komen van de op blz. 16 van het verslag van de Commissie van Rapporteurs genoemde bestemmingsplannen afgevraagd of mijn op stelling niet de antwoorden van B. en W. (op de op die blz. opgenomen vragen) ondergraaft. Ik dacht, dat B. en W. welbewust de formulering voorzichtig hebben ge kozen. B. en W. zeggen en nu citeer ik: „Wij moeten aannemen, dat het mogelijk zal zijn de Raad in 1971 voorstellen te doen tot vaststelling van de bestemmings plannen voor Lekkumerend-oost, Aldlan-west, Aldlan- oost en Westeinde. Overigens zal het mogelijk zijn om, vooruitlopend op de vaststelling van deze plannen, te starten met de bouw van woningen, zulks met toe passing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening." Mijn voorzichtige opstelling heeft bepaald niet de strekking, dat aan dit antwoord iets afgedaan wordt. Ik hoop nog steeds, dat wij in staat zullen zijn dit programma van bestemmingsplannen in 1971 te realiseren, in de zin dan van vast te stellen plannen. Hoop doet leven, en die hoop heb ik nodig en dat heeft de heer Heidinga ook wel heel goed begrepen, geloof ik. Wij streven er inderdaad naar deze hoop in vervulling te doen gaan. De Voorzitter: Ik dacht, leden van de Raad, dat wij hiermee onze algemene discussies wel kunnen af sluiten. Er resten ons dus nog een drietal moties. Ik zou de heer Van Haaren en mevr. Woudstra willen vragen of zij nog behoefte hebben aan stemming over deze moties. Ja, dan gaan wij tot stemming over. De eerste motie luidt: „De Gemeenteraad van Leeuwarden, op 30 maart 1971 in vergadering bijeen; besluit, dat alle gemeente lijke commissies waar mogelijk openbaar vergaderen." De motie is ondertekend door de heer Van Haaren en mevr. Woudstra. De motie wordt verworpen met 31 tegen 3 stemmen. Voor stemmen mevr. L. Woudstra-Peene en de heren T. H. van Haaren en H. Hovinga. De Voorzitter: De tweede motie van de heer Van Haaren en mevr. Woudstra luidt: „De Gemeenteraad van Leeuwarden, op 30 maart 1971 in vergadering bijeen; besluit, dat de commissie Ruimtelijke Ordening in het openbaar vergadert en slechts tot geheel of gedeeltelijk besloten vergadering over kan gaan als er zaken aan de orde zijn die na drukkelijk geheim moeten blijven. Gedacht wordt b.v. aan zaken die speculaties in de hand zouden kunnen werken". De motie wordt verworpen met 31 tegen 3 stemmen. Voor stemmen mevr. L. Woudstra-Peene en de heren T. H. van Haaren en H. Hovinga. De Voorzitter: De derde motie van de heer Van Haaren en mevr. Woudstra luidt: „De Gemeenteraad van Leeuwarden, op 30 maart 1971 in vergadering bijeen; besluit de leden van deze Raad het recht te verlenen de bijeenkomsten van alle gemeentelijke commissies als toehoorder bij te wonen." De motie wordt verworpen met 23 tegen 11 stemmen. Vóór stemmen de dames G. Bakker-van Diermen, E. b'iZ Brandenburg-Sjoerdsma, J. Dijkstra-Bethlehem, M. M. Th. Visser-van den Bos en L. Woudstra-Peene en de heren T. H. van Haaren, H. Hovinga, J. F. Janssen, J. Knol, H. Meijerhof en J. T. Vellenga. De Voorzitter: Wij gaan thans over tot de behandeling van de begrotingen en daarbij komen dan tegelijkertijd aan de orde de punten genoemd in bijlage no. 100. Begroting van het Slachthuis en de Veemarkt. Deze wordt z.h.st. vastgesteld overeenkomstig het voorstel van B. en W. Begroting van de Dienst voor de Gezondheidszorg. Deze wordt z.h.st. vastgesteld overeenkomstig het voorstel van B. en W. Begroting van het Grondbedrijf. Deze wordt z.h.st. vastgesteld overeenkomstig het voorstel van B. en W. Begroting van het Woningbedrijf. Mevr. Dijkstra-Bethlehem: Ik zou hier toch nog graag een paar woorden over willen zeggen. Er is zostraks gezegd, dat een kwartje niet zoveel is en ook, dat we gelukkig moeten zijn met de lagere huren in Leeuwar den in vergelijking tot die in het westen van ons land. Ik zou hierbij op willen merken, dat de lonen hier ook lager zijn dan in het westen. De duplexwoningen, waarover ik wil spreken, zijn gebouwd met de bedoeling ze na 10 jaar om te bouwen tot eengezinswoningen. Dit is als gevolg van de woning nood niet gebeurd, en dat is begrijpelijk. Maar er wordt inmiddels een reserve opgebouwd waardoor in feite meer huur moet worden betaald dan eigenlijk redelijk is. Ik meen nog steeds ik ben niet overtuigd door de woorden van de Wethouder in de afdelings vergadering dat de bewoners toch recht hebben op terugbetaling van de teveel betaalde huur, ook al omdat na een eventuele verbouwing degenen die nu in deze huizen wonen en dat zijn voor het merendeel bejaar den deze woningen niet meer zullen kunnen bewonen. Ten eerste omdat ze dan te groot en ten tweede omdat ze dan te duur zijn. Die hogere huur zullen deze mensen vast niet op kunnen brengen. Ik zou daarom toch graag zien, dat deze zaak nog eens werd bekeken. De heer De Jong (weth.): Toen deze duplexwoningen voor bewoning werden uitgegeven, is inderdaad van de huurders een bedrag extra gevraagd voor het feit, dat deze woningen door twee gezinnen werden bewoond i.p.v. door een, wat het plan voor de toekomst was. De extra huur is gereserveerd voor en dat is met de mensen afgesproken voor ze in de huizen kwamen wonen de kosten van ontsplitsing van de woningen van duplex tot simplex-woningen. Het gaat niet om een hoog bedrag. De reserve die nu voor deze 109 woningen is gevormd beloopt een bedrag van ca f 180.000,-. Dat is dus ongeveer f 1.700,- per woning. Het lijkt er niet op, dat wij voor die f 1.700,- per woning deze duplexwoningen zullen kunnen ontsplitsen. Daar zal ongetwijfeld een veel hoger bedrag voor nodig zijn. En dat is een probleem. En nu vindt mevr. Dijkstra, dat we de mensen die voor een zeer schappelijk prijsje in die duplexwoningen wonen, de extra bedragen (voor die reserve) terug moeten betalen. Maar daarmee zou je de zaak op zijn kop zetten. Dat beleid willen wij niet volgen. Wij willen voortgaan op de gekozen weg, ook al omdat de reserve nog niet hoog genoeg is om de kosten van ontsplitsing te kunnen dekken. Mevr. Dijkstra-Bethlehem: Ik zou graag willen weten hoe lang die duplexwoningen nog in de huidige staat zullen blijven bestaan. De heer Heidinga: Ik vind dit een heel leuk onder werp Vroeger, in mijn jonge jaren, toen ik nog niet zo grijs was als nu, zat de heer Spiekhout in de Raad tegenover mij. Die bepleitte elk jaar de heer Spiek hout is nu Gedeputeerde ontsplitsing van deze duplex woningen. Wethouder De Jong zat toen ook nog aan deze kant van de tafel. Ik wil maar zeggen, dat we hier toen allemaal in andere verbanden zaten (Gelach) en daarom vind ik het zo bijzonder leuk. We zijn het over deze zaak, geloof ik, wel eens. Wat de Wethouder zegt is wel waar, maar hij komt door die reservering nooit tot het bedrag, dat nodig zal zijn voor ontsplitsing van de duplexwoningen. En daarom vraagt mevr. Dijkstra terecht wanneer die woningen ontsplitst zullen kunnen worden. Nu, als we het uit die extra bijdragen zullen moeten betalen, nooit. Het bedrag van die reservering is laag en de bouwkosten stijgen steeds door. Zo redden we het dus nooit. Wij kunnen die duplexwoningen in ons hele woningpatroon trouwens moeilijk missen. De Wethouder zal het zonder meer met mij eens zijn, dat wij met die ontsplitsing eigenlijk al tientallen jaren te laat zijn. Het is nooit de bedoeling geweest die huizen zolang zo te laten bestaan. De boven- en beneden- bewoners van die huizen kunnen elkaar woordelijk ver staan, want er is tussen die woningen alleen maar een planken zolder. Die huizen zijn zo gebouwd om de aller ergste woningnood tijdelijk op te vangen. Deze zaak heeft zich zelf echter al lang overleefd. We sukkelen maar verder en als het zo door gaat komen we er nooit uit. We zullen op een bepaald ogenblik moeten zeggen: We ontsplitsen de duplexwoningen, punt, uit; we doen er wat geld bij en dan is het achter de rug. Wanneer dat moment gekomen is, zal het College de zaak, bekeken in het kader van het hele woningprobleem, aan ons moeten voorleggen. Maar uit die reserve zullen we het niet kunnen betalen. De heei De Jong (weth.): Ik heb eigenlijk niet veel toe te voegen aan hetgeen ik in eerste instantie heb gezegd. Mevrouw Dijkstra heeft nog gevraagd wanneer wij denken tot ontsplitsing te kunnen komen en uit het be toog van de heer Heidinga is wel gebleken, dat het nu wel een heel ongelukkig tijdstip is om over deze kwestie te spreken. De woningbouw stagneert iets en vooral voor de minder draagkrachtige gezinnen is het beter deze zaak nog even te laten lopen tot we met de woningbouw een stuk gunstiger zitten. Het heeft echter wel onze aandacht. Aan het adres van de heer Heidinga zou ik nog willen opmerken, dat hetgeen de heer Spiekhout destijds be pleitte, niet hetzelfde was als hetgeen de a.r.-fractie toen wilde. Het was alleen de heer Spiekhout die altijd op dat punt terug kwam. Ik geloof niet, dat toen achter deze tafel dezelfde geluiden werden gehoord. In dat opzicht zou ik willen zeggen: Ik gun die mening de heer Spiekhout wel. Maar we zitten met dit probleem en ik ben het met de heer Heidinga eens, dat wij hier wel eens een termijn zullen moeten stellen en van de duplex- simplex woningen moeten maken. Maar het ging mevr. Dijkstra speciaal om de huur die hiervoor wordt gevraagd. Wij vinden het wel reëel deze extra huur te vragen, hoewel we de ontsplitsing niet uit de reserve zullen kunnen betalen. Als de woningmarkt het toelaat zullen wij ons stellig met deze kwestie gaan bezig houden; wij houden het in de gaten. De heer Heidinga: In bijlage 100 staat onder vraag 3: „De heer Miedema en de heer Heidinga stellen, dat een lid van hun fractie met een voorstel zal komen met betrekking tot het pand Bisschopstraat 1, omdat naar de mening van die fractie de bestaande situatie niet kan blijven voortbestaan." Ik denk trouwens, dat het College er precies zo over denkt. Deze situatie kan niet zo blijven voortbestaan. Ik weet niet of het College zich over deze zaak nog heeft beraden en of er voorstellen zijn. Misschien zou ik dat beter eerst kunnen weten. Of hebt U liever, dat ik eerst maar uitpak? (Gelach) De Voorzitter: Het is misschien beter, dat Wethouder De Jong eerst even iets over deze zaak zegt. Dan kunt U daar meteen op reageren. Dat zal tijd en misschien energie sparen. (Gelach) (De heer Heidinga: Akkoord.) De heer De Jong (weth.): Dan zal ik eerst maar uitpakken. Misschien kan de heer Heidinga dan in pakken. (Gelach)

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 3