weer even wijder gesteld op een manier die op zich zelf wel sterk aanspreekt. Ik geloof, dat het inderdaad zin zou kunnen hebben te proberen eens een globale uiteenzetting te krijgen van het College hoe die zaken liggen. Wij hebben zoiets destijds ook gehad, toen het vraagstuk van de erfpacht speelde. Toen hebben we ook duidelijk kunnen uitma ken in welke gebieden wij de mensen in de gelegenheid zouden kunnen stellen die erfpacht af te kopen en in welke gebieden we die erfpacht zouden willen hand haven omdat de gemeente de gedachte heeft, dat die gebieden t.z.t. wel eens bij sanering of bij verkeers planning of wat dan ook betrokken zouden kunnen worden. Zo kan je natuurlijk ook in de stad een aantal buurten en wijken aanwijzen die duidelijk een rol gaan spelen bij de hele uitvoering van het wegenvierkant en daarbij is het overduidelijk, dat je vrij snel wilt aan kopen en ook vrij snel wilt saneren. Dat ligt t.a.v. een aantal verspreide plekken, laat ik zeggen Achter de Ho ven, Landbuurten, Bisschopstraat en er zijn meer te noemen, anders. Misschien dat men van die centrale gedachte uit redenerend: dit hebben we direct nodig, aan andere dingen komen we later toe, eens op een bepaalds manier die zaak globaal uiteen kan zetten. Alleen is het nog de vraag, of dat ons helpt bij het concrete punt waar wij nu over spreken, nl. de Bis schopstraat. Ik heb de gedachte het op dit punt met de heer Heidinga eens te zijn (dan zijn wij feitelijk eens duidelijk over het zelfde punt), nl. dat we er rustig van kunnen uitgaan, dat deze wijk er nog wel tien jaar staat. Want het gaat niet alleen om de Bisschopstraat, het gaat om een serie straten in de omgeving Molenpad, Wijbrand de Geeststraat en het Vliet. En als wij daarvan uitgaan, betekent dat iets in het beleid van de gemeente. Dat kan betekenen, dat, wanneer je de kans krijgt om daar als gemeente een huis te kopen, je die kans voor mijn part snel mag benutten; ik zeg „snel benutten", omdat het ook wel voorkomt, dat mensen aankloppen bij het Grondbedrijf en het vrij lang duurt voordat er een beslissing wordt genomen tot definitieve aankoop. Maar ik kan mij ook voorstellen, wanneer het pand in gemeentehanden is ge komen, dat de gemeente met niet al te veel middelen dat pand in een behoorlijke staat houdt en het ook weer gaat verhuren. Ik geloof, dat dat het aanzien van de straat dient, het brengt ook nog huur op. Het hele rendementsprincipe komt op die manier tot zijn recht en ik geloof, dat het zin kan hebben om bij een aantal van deze straten die gedragslijn te volgen, m.n. dus ook in de Bisschopstraat. En nu nog iets wat dat hoekpand betreft. Ik heb de indruk, dat een aantal bewoners van de straat zeggen: Breek het maar af. Zorg dat de muur die blijft staan goed is en dat ook de verdere omgeving er keurig net jes uitziet. Nu wil ik de Wethouder de gelegenheid ge ven om, wanneer hij kans ziet om dat pand aan die men sen van die Derde-Wereldactie te verhuren, dat te doen. Lukt hem dat binnen een of twee maanden niet, dan kan hij van mij alle vrijheid krijgen om toch maar tot afbraak over te gaan. Want ik vind die gedachte van een magazijn al weer wat hachelijker. Wat komt er dan in en wat komt er dan uit? Ik zou dat liever niet willen. Geef die idealistische jongelui de kans om op een deugdelijke basis te huren; is dat binnen één of twee maanden niet te bekijken dan zou ik zeggen: BreeK het af, houd die muur keurig in orde, anders hebben de mensen er last van, maak er een keurig hoekje van en volg dan verder een aankoopbeleid zo als ik dat zopas naar voren heb gebracht. En misschien kan maar ik weet niet of dat weth. De Jong regar deert of misschien een andere Wethouder nog eens worden nagegaan in overleg met de mensen uit de buurt of dat terreintje waar mevr. Brandenburg over sprak niet benut zou kunnen worden als b.v. een speelterreintje juist voor de kinderen van deze wijk. Het zijn smalle straten zonder trottoirs. (De heer Heidinga: Het is geen gemeente-eigendom). Nee, maar dat zou eens afgetast kunnen worden, hoewel dat soms wel en soms niet lukt. Anders zou je er misschien nog eens aan kunnen denken als het met dat terreintje niet lukt een van die straten b.v. radicaal te slui ten voor autoverkeer. (Er zijn genoeg wegen om in dit gebied te komen.) Daar zou je dan een speelstraat van kunnen maken, want het is er wel zeer gevaar lijk voor een aantal kleine kinderen die toch graag buitenlucht willen opsnuiven. De heer Engels: Ik wil eerst constateren, dat er een verheugende overeenkomst bestaat tussen beide frac ties over de behoefte aan een nadere discussie over hoe wij verder moeten met die saneringsbuurten. Wat de Bisschopstraat zelf betreft, wil ik toch nog even duidelijk zeggen, dat onze fractie oorspronkelijk op het standpunt stond: óf afbreken, óf herbouwen. Een volkomen nieuw feit is de mededeling van de Wet houder over een mogelijke andere bestemming. Ik ben het met de heer Vellenga eens, dat als je gaat praten over een pakhuis, je weer in een soortement besteding terecht komt waarvan ik mij afvraag mét hem of de buurt er bij gebaat is. Of die buurt gebaat zal zijn bij deze winkel? Dat zou best kunnen, maar het hangt wel af van wat het precies is. Het overvalt ons een beetje. Ik heb begrepen, dat U dit gaat bespreken in de Commissie voor het Woningbedrijf en daarna de Raad zult informeren wat U gaat doen. Dat kan gewoon d.m.v. een briefje aan de Raad. Ik hecht daaraan, om dat de bestemming van dit pand voor ons op dit mo ment, gegeven de ontwikkeling van de buurt, zo erg belangrijk is. De Voorzitter schorst, om 15.30 uur, de vergadering voor een theepauze. De Voorzitter heropent, om 15.45 uur, de vergade ring. De heer Tiekstra (weth.)Bij verschillende gelegen heden is in deze Raad aan de orde geweest maar fragmentarisch, dacht ik de situatie met betrekking tot de aankoop van panden in de z.g. saneringsgebie- den. Het is dan ook helemaal niet toevallig, dat van daag in deze begrotingszitting al is het dan n.a.v. het pand Bisschopstraat 1 opnieuw dit aankoopbeleid aan de orde komt, waarbij het uitgesloten is om op een goede wijze aan alle aspecten die daaraan verbonden zijn, aandacht te schenken. Dat is het bezwaar van een zodanige discussie. Ik ben het met de heer Heidinga eens, dat hier een aantal elementen in zitten die weinig bevrediging ge ven. Afgezien van de vraag of wij ooit in staat zullen zijn om het aankoopbeleid zo te voeren, dat dat inderdaad volledig aansluit op het gehele proces van sanering en reconstructie, geloof ik toch, dat het zijn verdienste kan hebben wanneer wij trachten zo snel mogelijk deze totale problematiek in de Raad in discussie te bren gen. Ik vind het daarom nuttig om m.n. in de Commis sie Grondbedrijf en dat zal niet de eerste keer zijn over een zodanige rapportering een goed overleg te voeren en te trachten zo snel mogelijk met een nota daaromtrent bij de Raad te komen. Ik sta bepaald posi tief tegenover de suggesties die terzake uit de Raad zijn gekomen. Ik volsta nu vervolgens met een enkele kanttekening. Wanneer een termijn van handhaving van tien jaar m.b.t. een bepaald onroerend goed, dat zich in parti culiere eigendom bevindt, nu zal worden gesteld, dan moeten wij ons realiseren, dat ook het stellen van een zodanige termijn een waarde-verminderende invloed heeft op het betreffende goed. Vervolgens zou ik willen zeggen, dat een tot op heden gevoerd aankoopbeleid, ook uit een oogpunt van een verantwoorde mate van rechtszekerheid tegenover de burger, niet een, twee, drie kan worden stopgezet. Er. daarbij heb ik dan op dit moment in het bijzonder op het oog dat gedeelte van de Bisschopstraat, dat nu in dis cussie is gekomen n.a.v. het pand Bisschopstraat no. 1. Ik ben ook bereid over dat onderwerp ad hoe te trachten een standpunt in de Commissie Grondbedrijf te formuleren. Op het ogenblik is de situatie zo, dat, na de recente aankopen, het College heeft gemeend met het tot op heden gevoerde passieve aankoopbeleid m.b.t. deze straten te moeten stoppen. Het is, dacht ik, zonder meer duidelijk, dat het daarbij niet uitgesloten is, dat belangen van bewoners van deze straat daar door in het gedrang zullen komen. Het lijkt mij nuttig, dat in het bijzonder in de Commissie Grondbedrijf ook over deze aspecten een oordeel wordt gevormd. In dat kader zou ik willen stellen, dat ik het wenselijk acht, dat er zo snel mogelijk een uitspraak komt met betrek king tot dit stuk beleid ad hoe en dat we een uitspraak t.a.v. het totale aankoopbeleid goed moeten voorberei den en aan de hand van een nota over dat beleid een uitspraak moeten doen in de Raad. Ik hoop, dat ik met deze beantwoording op dit moment kan volstaan. De Voorzitter: Dat betekent dus, Wethouder, als ik U goed begrepen heb, dat beide punten opnieuw in de Raad aan de orde zullen komen. (De heer Tiekstra (weth.)Ja.) Eerst komt ad hoe de Bisschopstraat aan de orde, maar daarna ook het probleem in zijn alge meenheid, uiteraard na behandeling in de Commissie voor het Grondbedrijf. De heer De Jong (weth.)Ik kan mij nu beperken tot de opmerkingen die gemaakt zijn over het pand Bisschopstraat 1. Wij zijn het met de heer Heidinga eens, dat de buurt voor declassering bewaard moet blijven en ik wil hem dan ook de toezegging doen, dat wij door de bestem ming die wij aan het pand zullen geven, de buurt niet naar beneden zullen halen. Het kan nog wel eens wat tijd kosten een juiste bestemming te vinden. Het is niet de bedoeling hier maanden mee om te pakken. Als het met die Derde-Wereldwinkel na enkele weken niet tot een oplossing is gekomen, moeten wij beslissen wat ons dan te doen staat. Of we zoeken een andere bestem ming (we hebben gedacht aan het inrichten tot ma gazijnruimte die past in deze buurt) óf als dat niet mocht lukken - we breken het af. En daarmee kom ik bij de heer Vellenga. Als de Raad het beter vindt het pand af te breken omdat magazijnruimte niet pas send wordt geacht, dan hebben wij daar wel oren naar, maar ik breng U nog even het standpunt van de Com missie Woningbedrijf in herinnering. Deze commissie acht magazijnruimte wèl een passende bestemming, al hoewel daar wel voorwaarden aan verbonden moeten worden. Het mag niet een pakhuis worden. Het komt er wel op aan hoe het geheel er uit zal zien; het mag de buurt niet naar beneden halen. Een eventuele bestem ming moet dus eerst nog in de Commissie Woningbe drijf worden bekeken, maar mochten we geen goede op lossing kunnen vinden, dan zijn wij geneigd tot afbraak over te gaan. Het naastliggende pand zal dan zo goed mogelijk beschermd dienen te worden en voor de vrij komende ruimte zal een oplossing moeten worden ge vonden, hetzij in de vorm van een parkeerterreintje, hetzij in de vorm van een speelterreintje; misschien zijn er nog wel andere oplossingen te vinden. In ieder geval zal het in de buurt moeten passen. Wij zullen ons daar dan nog eens nader op moeten beraden. Ik ben het met mevr. Brandenburg eens, dat we goed moeten weten wat we doen als we dat pand zouden gaan verhuren om er een Derde-Wereldwinkel in te vestigen. Daarom ook hebben wij om nadere inlichtin gen gevraagd. Wij moeten meer weten over de rechts positie en wij dienen tevens de zekerheid te hebben, dat deze zaak een redelijke tijd zal blijven bestaan. Krij gen we onvoldoende gegevens dan moeten wij er, meen ik, niet op in gaan. Mevr. Brandenburg heeft nog een aantal opmerkingen gemaakt over de coördinatie van de werkzaamheden van Grond- en Woningbedrijf. Het onderhavige geval is wel een voorbeeld geweest hoe het niet moet. Wij moe ten in de toekomst proberen dit soort kortsluitingen te voorkomen. Vaak is het kwaad al geschied als wij een woning in het Woningbedrijf krijgen; dan is het pand al zodanig vernield, dat wij niet meer weten wat we er mee aan moeten. Wij zullen de werkzaamheden van het Grondbedrijf (dat de woningen koopt) en het Woning bedrijf (dat de woningen krijgt zodra de juridische eigen dom van de gemeente duidelijk aanwezig is) beter op elkaar af moeten stemmen. In dit geval is kortsluiting opgetreden; wiens schuld dat was laten we maar in het midden. De moeilijkheden zijn inderdaad ontstaan in de periode die is verlopen tussen het ontruimen en het in juridische eigendom van de gemeente overgaan van de woning. Wij zullen in de toekomst proberen deze zaken beter op elkaar af te stemmen. Ik vind de suggestie van mevr. Brandenburg om een raambiljet aan de verkopers te verstrekken alleen uit psychologische overwegingen al het proberen waard. Baat het niet, het schaadt ook niet. Wij zouden hiermee misschien de vernielzucht van de mensen het zijn lang niet altijd jongeren tegen kunnen gaan. Men weet dan in ieder geval, dat het pand niet op de nomi natie staat te worden afgebroken. Mevr. Brandenburg heeft ook nog gesproken over het gebruiken van oude woningen i.v.m. het tekort aan goedkope woningen en i.v.m. het feit, dat we te weinig nieuwbouw plegen. Ze bedoelde te zeggen, dat we derge lijke panden maar niet zo aan de eigenlijke bestem ming dienen te onttrekken. Dat is in dit geval ook niet gebeurd, maar door de vernielingen werd het bedrag, dat nodig was om het huis weer voor bewoning geschikt te maken 25.000,-) zo hoog, dat de Commissie voor het Woningbedrijf unaniem van mening was, dat her bouw niet verantwoord was. Wij houden overigens echt wel in de gaten, dat, als het enigszins mogelijk is, aan gekochte huizen weer in verhuur worden gegeven. Verder heeft mevr. Brandenburg de suggestie gedaan panden die wij niet nodig hebben, door te spelen naar particulieren, die dan in aanmerking kunnen komen voor een premie voor woningverbetering. Deze moge lijkheid wordt door de gemeente wel bekeken. Men weet de weg ook wel te vinden naar de afd. Volkshuisves ting, die deze zaken behandelt. (De heer Tiekstra (weth.): Om in aanmerking te komen voor zo'n premie moet de woning wel het eigendom zijn van de betreffen de particulier.) Ja, inderdaad. Mevr. Brandenburg heeft iets gezegd over de leeftijds norm die gehanteerd wordt door de commissie die wij hebben voor het in huur geven van goedkope wonin gen. Mij is er niets van bekend, dat men 40 jaar moet zijn om voor een dergelijke woning in aanmerking te komen. (Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: De heer T. de Boer van het Bureau Huisvesting heeft mij die gegevens verstrekt; men moet samen 45 jaar zijn óf als men al leen is 40 jaar). Dan moet dat een afspraak zijn die gemaakt is tussen de woningbouwcorporaties en de com missie. Ik ben daarvan niet op de hoogte en kan daar dus ook geen antwoord op geven. De heer Hovinga juicht het stichten van een Derde- Wereldwinkel wel toe, maar hij heeft ook gewezen op het feit, dat er, als het op die plaats niet mocht luk ken, in de binnenstad nog wel andere mogelijkheden zijn. Het komt er voorlopig op aan of er voldoende rechtszekerheid is om tot verhuur over te gaan. De heren Miedema en Vellenga hebben een aantal opmerkingen gemaakt die meer betrekking hadden op het beleid in zijn totaliteit en daar heeft de heer Tiek stra al het nodige over gezegd. De heer Vellenga heeft nog wel gevraagd of het moge lijk is het terreintje waar nu het pand Bisschopstraat 1 op staat, in te richten als speelterrein, mocht dat pand worden afgebroken. (De heer Vellenga: Dit is een klein misverstand. Ik dacht aan een ander terrein. Mevr. Brandenburg heeft iets gezegd over het terrein waar vroeger een „garnierderij" was. Ik heb ook nog de mogelijkheid van een speelstraat genoemd.) Als dat terrein onder het Woningbedrijf ressorteert, wil ik dat wel eens bekijken. Als het bij het Grondbedrijf hoort, zal de Commissie voor het Grondbedrijf het eens moe ten bespreken. De suggestie zal in welk vakje het dan ook hoort in ieder geval worden besproken. De heer Engels heeft gevraagd de Raad te informeren over een eventuele bestemming van het pand Bisschop straat 1. U kent ons standpunt over die bestemming. Wij zijn bezig met die mensen van de Derde-Wereld winkel. Verder zullen wij als wij daarover niet tot overeenstemming komen bekijken of de mogelijk heid aanwezig is er magazijnruimte van te maken. Mocht ook die oplossing er niet in zitten, dan sturen wij aan op afbraak. Ik hoop, dat de Raad ermee kan in stemmen, dat wij deze zaak afdoen in de Commissie voor het Woningbedrijf. Wij kunnen de Raad wel mede deling doen van de uiteindelijke beslissing. Het lijkt me een beetje overbodig om de Raad eerst nog weer toe stemming te moeten vragen. Ik zou wel graag de machtiging van de Raad willen hebben deze zaak ver der af te handelen op de wijze die ik U juist heb uiteen gezet. De heer Heidinga: Het antwoord van beide Wethou ders was behoorlijk duidelijk. Zij kunnen er niets aan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 5