18
19
f30.000,per wagen. Met 20 wagens komt men dan
al op 6 ton. En die middelen zijn hiervoor bepaald niet
bescnikbaar, afgezien nog van het feit, of G.S. met
zo n oplossing akkoord zouden kunnen gaan. Op grond
van de onderhandelingen, die wij met nen hebben ge
voerd, is dat, denk ik, wel uitgesloten. Als laatste bleef
dus over meedoen aan de gemeenschappelijke rege
ling, maar dan daarin opgenomen een uitzonderings
positie voor de huidige 2U standplaatshouders van het
kamp aan de Tijnjedijk in Leeuwarden. Hun positie
wordt dan volledig veilig gesteld in art. 26 van de ge
meenschappelijke regeling, zoals wij die in onze raads-
brief hebben opgenomen. Zolang de huidige bewoners
in Leeuwarden hun standplaats hebben die verzeke
ring kan ik U geven zullen wij ervoor zorgen, dat
een goede accommodatie beschikbaar is. Over die ac
commodatie kunnen we bij het volgende agendapunt
wel spreken.
Daarnaast zullen door ons dit ook in antwoord
op door U gestelde vragen allerlei pogingen worden
ondernomen, in overleg met of via het Centraal Or
gaan „De Ark", die zeer actief is op dit woonwagen
kamp, om te trachten de woonwagenbewoners in de
toekomst te integreren in de wijkbevolking van net
gebied, waarin het kamp nu is gelegen.
Over al deze aangelegenheden betreffende de ge
meenschappelijke regeling hebben wij zeer uitvoerig
met de kampraad van gedachten gewisseld. Art. 26
van deze regeling is daar dan ook volledig bekend. Ik
dank de raadsleden, die hun erkentelijkheid hebben be
tuigd voor datgene wat wij in de afgelopen maanden
gedaan hebben om met de kampraad tot een goede op
lossing te komen. Ik kan U zeggen, dat deze zich in
onze besprekingen akkoord heeft verklaard met wat
in art. 26 is opgenomen. Deze onderhandelingen zijn
mede basis geweest voor het voorstel, dat wij aan U
hebben voorgelegd. Het spijt mij dan ook enigszins,
dat er m.n. de laatste paar weken bepaalde bedenkin
gen tegen art. 26 zijn gerezen. De heer Van Haaren
heeft daar al op geattendeerd. Men vraagt nu meer
zekerheid, vooral voor de eventuele opvolging door kin
deren en eventuele logé's. Wanneer wij aan deze wen
sen zouden voldoen, dan zouden wij aanzienlijk meer
voorzieningen moeten treffen, iets wat o.i. absoluut
niet is te realiseren. Bovendien wordt dan de positie
van de gemeente Leeuwarden m.b.t. de gemeenschap
pelijke regeling wel bijzonder onduidelijk. En ook zullen
G.S., dacht ik, daarmee niet akkoord gaan.
De heer Van Haaren heeft nog een uitvoerige be
schouwing gegeven over het wel en wee van de woon
wagenbewoners. Hij vraagt, of dezen zijn betrokken
bij de totstandkoming van de Woonwagenwet. Hij heeft
daarover zijn eigen opvatting; ik geloof niet, dat wij
hierover op dit moment behoeven te discussiëren; liet
is een zaak van de Kamer en die heeft hier wel het
nodige over gezegd. Als deze wet in de toekomst an
dermaal punt van discussie zal worden, wat ik gezien
de acties die in den lande ondernomen worden niet
onmogelijk acht, dan zou ik de heer Van Haaren willen
adviseren contact te zoeken met parlementariërs ik
weet niet met welke politieke partij U de meeste rela
ties heeft in de Kamer en bij hen Uw wensen naar
voren te brengen. Er is met de woonwagenbewoners,
voor zover mijn inlichtingen strekken, m.b.t. het tot
stand komen van de Woonwagenwet, wel overleg ge
weest, maar ik kan U niet in concreto zeggen, of het
een direct contact is geweest. De heer Engels knikt
„ja" en ik neem dus aan, dat het inderdaad het geval
is geweest. (De heer Van Haaren: Mijn desbetreffende
vraag heeft betrekking op het regionale kamp, niet
op de wet.)
Ik dacht, dat G.S. volledig hebben gehandeld krach
tens de Woonwagenwet. De heer Singelsma stelde
reeds: De Woonwagenwet is er nu eenmaal en wij
moeten daarnaar handelen. Het is een stuk realiteit.
De heer Van Haaren zegt: Dat regionale kamp moet
niet in het noorden; we denken weer te Fries, er moet
een andere opzet komen voor de regionale kampen,
maar dat heft de moeilijkheden, die wij met ons eigen
kamp hebben, niet op. Of het kamp nu in Smallinger-
land komt, in Groningen of in Hoogeveen, het blijft
precies hetzelfde.
Op de vraag hoe lang de hoofdbewoners hier zullen
kunnen blijven, heb ik reeds geantwoord. Art. 26 geeft
hun voldoende zekerheid.
Op de vraag van de heer Van Haaren betreffende
het onderzoek, dat G.S. eventueel zouden hebben ge
daan, kan ik antwoorden, dat G.S. een enquête hebben
gehouden bij alle gemeenten in Friesland. De uitslag
daarvan is mede de basis voor de gemeenschappelijke
regeling geweest.
De heer Bouina: Als ik de Wethouder goed heb
begrepen, dan is een alternatief dus gestrand op het
kostenprobleem en m.n. op de goedkeuring van G.S.,
die vrij zeker niet verleend zou zijn. Ik wil dan ook
in alle nuchterheid vaststellen, dat er geen alternatief
is. Daarom wil ik herhalen, dat we er dan belang bij
hebben, dat er iets gebeurt wat reëel is en wat zo snel
mogelijk gebeuren kan. Ik zou wel graag van de Wet
houder willen weten, wanneer, als we dit voorstel aan
nemen, vorderingen met de voorzieningen kunnen wor
den gemaakt, maar misschien past deze vraag beter
bij het volgende agendapunt.
Ik kan me in zeker opzicht de vraag van de heer
Van Haaren: „Waarom bijv. niet een regionaal kamp
voor het noorden bij Hoogeveen?" wel voorstellen, maar
ik geloof er niet in. Ik twijfel er in hoge mate aan, of
zo'n kamp wel zou voldoen aan art. 4 van de Woon
wagenwet en te dien opzichte heb ik zelfs twijfels t.a.v.
een kamp bij Drachten.
Ik wil nog wel graag weten, of voor de voorzienin
gen, die nu t.o.v. het kamp in Leeuwarden getroffen
zijn en voor die, welke misschien in de toekomst nog
getroffen moeten worden op het gebied van onderwijs,
maatschappelijk werk e.d., subsidie beschikbaar wordt
gesteld.
Mevr. Visser-van den Bos: Ik ben net zo'n realist
als de heer Bouma. Ik begrijp, dat het opgelegde regio
nale kamp er dus waarschijnlijk wel zal komen. En
daaraan zullen wij dan onze bijdrage moeten leveren.
Ik meende echter gehoord te hebben, dat het bestem
mingsplan ter plaatse nog niet is goedgekeurd, zodat
het nog wel een poosje kan duren, maar dat is dan
toch niet van betekenis voor ons.
Wij gaan dus hier een kamp maken, dat, naar wij
hopen, geheel volgens Uw gedachten, in overleg met
G.S. in orde komt. Dat kamp heeft dan een beperkt
aantal plaatsen: 18 a. 20. Dat is dus het maximum wat
U hebt kunnen bereiken en daar zijn we in elk geval
blij mee. We hopen ook, dat het voor U mogelijk zal
zijn misschien kunt U ons daar nog iets over zeg
gen dat de in de gemeenschappelijke regeling op
genomen bepaling omtrent het Leeuwarder kamp soe
pel kan worden toegepast. Gesteld, dat een van de
plaatsen verlaten wordt door overlijden of door ver
trek en dat een van de kinderen van de andere kamp
bewoners, die ook binding hebben met Leeuwarden,
die plaats graag zou innemen, nadat men een huis
aangeboden gekregen heeft, dat men toch meent niet
te kunnen accepteren. Kunnen we dan zo soepel zijn,
dat we de plaats voor zo'n gegadigde beschikbaar stel
len? Als dat het geval is, heb ik verder geen enkele
reden mij tegen Uw voorstel om akkoord te gaan met
het principe-besluit i.z. de gemeenschappelijke rege
ling te verzetten.
De heer Van Haaren: Na wat de vorige sprekers in
tweede instantie hebben gezegd, kan ik me eigenlijk
alleen maar aansluiten bij hun opmerkingen.
Ik wil toch wel even constateren, dat, hoewel ik nu
de vragen schriftelijk heb overgelegd, het toch nog
erg moeilijk schijnt deze te beantwoorden. Ik kan er
in komen; het lijkt me ook niet zo eenvoudig.
O.a. heb ik gevraagd, waarom het overleg over een
regionaal kamp beperkt is gebleven tot Friesland. Was
het nu niet mogelijk geweest een overleg te hebben ook
met de andere provincies van het noorden Het betreft
hier toch een noordelijk probleem, waarbij je met allerlei
facetten, die ook in andere provincies voorkomen, re
kening moet houden.
Op de vraag, wat de Gemeente doet t.a.v. de inte
gratie van de bewoners van het kamp Tijnjedijk, kom
ik nog graag terug bij het volgende agendapunt.
De hear Singelsma: Wy kinne oan de wet neat for-
oarje. Ik bin om bipaelde reden op dy wet tsjin; dat
haw ik al sein, mar as nou de oare gemeenten deselde
Tavaat-A
hannelwize tapasse as Ljouwert, n.l. har eigen wen-
weinbiwenners feilich stelle troch se net yn de kongsi
to biheljen, hwat komt der dan fan in regionael kamp
torjochte
De heer Weide (weth.)Het is inderdaad zoals de
heer Bouma zegt: Het zijn het kostenprobleem (C.R.M.
verstrekt geen subsidie voor een nieuw kamp in Leeu
warden) en de bevoegdheden van G.S., die ons tot deze
oplossing hebben gebracht. Een alternatief is er be
paald niet.
Over de accommodaties kom ik bij het volgende punt
terug.
Over het onderwijs zal, indien nodig, de heer Ten
Brug het een en ander zeggen bij het volgende punt.
Wat het maatschappelijk werk betreft, heb ik reeds
gezegd bereid te zijn via het Centraal Orgaan en via
„De Ark" al het mogelijke op het gebied van welzijns
zorg in het kamp te doen.
De subsidiëring zullen we in het kader van het Cen
traal Orgaan wel eens mogen bekijken. (De heer
Bouma: Maatschappelijk werk is natuurlijk geen
buurt- of opbouwwerk.) Daar zullen we nu maar niet
over discussiëren. Ik dacht, dat maatschappelijk werk
een bijzonder rekbaar begrip was en dat buurt- en
wijkwerk daar toch wel degelijk onder vallen. Ik geloof
niet, dat wij in details behoeven te treden omtrent de
inhoud van het begrip „maatschappelijk werk". Gezien
de activiteiten, die het Centraal Orgaan ook in dit
kamp heeft ontplooid dat blijkt overduidelijk uit de
stukken die men ons heeft toegestuurd dacht ik,
dat dit Orgaan wel tot een goede oplossing voor het
maatschappelijk werk in het kamp zal komen. (De
heer Bouina: Het gaat mij hier niet om het begelei
dingsaspect, maar goed, gecoördineerd uitgevoerd,
maatschappelijk werk, waarvoor je alle mogelijke fi
nanciën moet aanboren; alle gelden die je krijgt, moet
je ten goede laten komen aan het kamp om optimale
voorzieningen te treffen.) Wij zullen, zoals wij het bij
alle andere voorstellen op het terrein van het maat
schappelijk werk ook doen, alle mogelijke pogingen
aanwenden om die subsidie los te krijgen, die voor dit
werk maar te krijgen zijn. Ik wil dit ook graag nog eens
met de heren van C.R.M. bespreken.
Mevr. Visser vraagt, wanneer het regionaal kamp
gerealiseerd zal worden. Daar kan ik haar geen ant
woord op geven. Mij is ook wel bekend, dat er nog wel
enige moeilijkheden in dit opzicht in Smallingerland
zijn, maar daar kunnen wij op dit moment aan voorbij
gaan. Wij moeten voor de moeilijke situatie in ons eigen
kamp zo snel mogelijk een oplossing vinden.
Mevr. Visser vraagt ook een soepele toepassing van
art. 26 bij het eventueel openvallen van een stand
plaats. Ik ben bereid de Raad toe te zeggen, de ge
vallen, waarin verblijf op zo'n kamp noodzakelijk is
in verband met familierelaties bijv. stuk voor stuk te
bekijken en met G.S. te bespreken, of hiervoor een
ontheffingsmogelijkheid aanwezig is. Maar dit is geen
algemene stelregel; dat zeg ik er nadrukkelijk bij.
De heer Van Haaren verwijt mij, dat ik niet goed
luister en zijn vragen niet heb beantwoord. Ik deel zijn
mening niet. Zijn eerste vraag was: Op welke wijze zijn
de woonwagenbewoners zelf betrokken geweest bij het
overleg om tot een regionaal kamp in Drachtster Com
pagnie te komen? Ik heb in antwoord daarop gesteld,
dat de verantwoordelijkheid daarvoor duidelijk bij G.S.
ligt; ik dacht, dat het een zaak van Provinciale Staten
was om bij G.S. te vragen, hoe deze situatie exact ligt.
De Woonwagenwet wordt door G.S. gehanteerd en
daarnaar hebben wij te handelen.
Op de vraag: „Wat voor onderzoek is er door G.S.
verricht?" heb ik geantwoord, dat er een enquête ge
houden is door G.S. De vraag: Wat is hier uit gekomen
aan sociale, sociologische, economische en famile-ge-
gevens? kan ik niet beantwoorden. Dat weet ik niet.
Dat is ook een zaak, die ons in dit geval niet aangaat.
Waarom bleef het overleg tot Friesland beperkt? Op
die vraag heb ik geantwoord. Kunnen wij niet veel
beter ook in Groningen en Drente de behoefte aan
regionale kampen nagaan en bekijken, waar deze kam
pen het beste kunnen worden gevestigd Dat is ook een
zaak van G.S. Maar die vraag heb ik, meen ik, ook
wel beantwoord.
Wat denkt de Gemeente te gaan doen om het voor
de woonwagenbewoners aantrekkelijk en gemakkelijk
te maken het kamp aan de Tijnjedijk te verlaten? Ais
antwoord op die vraag heb ik duidelijk gezegd, dat wij
zullen trachten de integratie in de wijk te bevorderen
via het Centraal Orgaan en „De Ark" en de kampbe
woners die begeleiding te geven, die voor hen nood
zakelijk is.
De heer Singelsma is tegen de Woonwagenwet en
dat is zijn goed recht. (Gelach) (De hear Singelsma:
Dat is net yn diskusje. It gong my hjirom: As oare
gemeenten itselde dogge as Ljouwert, hwat komt der
dan fan it regionale kamp torjochte?) Wat G.S. doen,
als de andere gemeenten hetzelfde doen als Leeuwar
den, weet ik niet. Ik dacht ook niet, dat dit ter dis
cussie stond, want de afd. Friesland van de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten gaat volledig akkoord met
deze gemeenschappelijke regeling en in Leeuwarden,
waar het grootste kamp gevestigd is, is behoud van het
kamp ter plaatse het meest urgent.
De Voorzitter: Leeuwarden is de enige gemeente in
Friesland, die een uitzondering gevraagd heeft; dus het
probleem speelt niet in andere gemeenten. Er vloeien
uit dit uitzonderingsgeval dus geen consequenties voort.
(De hear Singelsma: Akkoard.)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 21 (bijlage no. 118).
De heer Bouma: Ik kan met deze voorzieningen die,
naar ik aanneem, in volledig overleg met de kamp
raad zijn vastgesteld, volledig akkoord gaan. Alleen
de toiletwagens vind ik toch onvoldoende. Ik zou graag
zien, dat die wagens een zodanige uitbreiding onder
gingen, dat er voor elk gezin een toilet is.
Mevr. Visser-van den Bos: Ik heb gelezen, dat de
(campraad akkoord gaat met de door U voorgestelde
voorzieningen. En daar ben ik wat verbaasd over, want
ik heb er geen enkele voorstelling van, hoe die twee
toiletwagens een verbetering kunnen vormen van de
huidige situatie. En dan moet ik teruggrijpen op het
bezoek, dat ik destijds op verzoek van de kampraad
graag aan het kamp heb gebracht. Toen heb ik daar
in het midden een bouwsel aangetroffen, waarin ik
heb ze niet precies geteld zo ongeveer 16 w.c.'s wa
ren. Twee of drie daarvan waren open en die verkeer
den in wat men kan noemen een mens-onwaardige toe
stand, maar die had men m.i. dan ook slechts gebruikt
het was vlak na een vorstperiode om vuilnis kwijt
te raken. Er waren allerlei pakken ingepakte af
val in gedeponeerd. Ik heb aan de dame, die zo
vriendelijk was ons te begeleiden, gevraagd: Wat is
er achter al die andere deuren? „Ook toiletten", was
het antwoord. „Daar heeft iedereen zelf de sleutel
van." En op mijn verzoek werd er toen een van deze
huisjes geopend en de zich daar bevindende w.c. was
in een zodanige staat, dat je er eigenlijk geen enkel
bezwaar tegen zou hebben er gebruik van te maken.
Nu zou ik zo graag eens willen horen, hoeveel beter de
twee nieuwe toiletwagens zijn dan de huidige accom
modatie. Want de twee toiletwagens, die mèt de twee
douchewagens maar f 21.000,gaan kosten, lijken mij
geen geweldige voorziening te kunnen zijn, de huidige
prijzen in aanmerking genomen. Ik heb bij verschillen
de mensen getracht aan de weet te komen wat de
nieuwe toiletwagens precies zullen voorstellen, maar ze
konden me alleen vertellen hoe de toiletwagens bij sport-
gelegenheden e.d. er uit zien. Maar ik kan me niet
voorstellen, dat we dergelijke dingen daar willen neer
zetten.
Misschien mag ik dus over de toiletwagens nadere
inlichtingen hebben. En ik zou graag willen, dat er
een vergelijking gemaakt werd tussen de nieuwe toi
letten en verbetering van de huidige toiletten, waarvan
er dus 16 waren, die per gezin, afzonderlijk, benut wer
den, afgesloten konden worden en keurig onderhouden
waren. (Verbetering in die zin, dat er een behoorlijke
dakbedekking komt.) Zouden er dan voor de f 21.000,
niet beter andere voorzieningen kunnen worden ge
troffen? Het is voor mij n.l. ook een grote vraag, wat
er met de toiletwagens moet gebeuren in een vorst
periode. Ook zou ik willen weten, wat men dan met