3 Sub C. Mevr. Visser-van den Bos: Ik zou graag willen we ten waar de gedeeltelijke goedkeuring op slaat. Ik kon dat in de stukken niet vinden. De heer Xiekstra (weth.): Bij de stukken lagen de voorschriften waarin rode doorhalingen voorkwamen m.b.t. een zes- a zevental woorden. Inhoudelijk heeft die gedeeltelijke goedkeuring dus enkel betrekking op een klein deel van de tekst van de voorschriften. Het betreft geen essentiële punten. Het bericht wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub D. Deze berichten worden voor kennisgeving aange nomen. Sub E. Dit besluit wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub F. Deze mededelingen worden voor kennisgeving aan genomen. Sub G. Dit rapport wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub H. Deze verzoeken worden in handen van B. en W. ge steld om preadvies. Sub I. Dit overzicht wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub J. Dit verzoek wordt in handen van B. en W. gesteld om preadvies. Sub K. De heer Van Haaren: Ik kan mij met het voorge stelde antwoord wel verenigen, maar ik wil toch wel graag de toezegging hebben, dat deze zaak werkelijk wordt onderzocht. We merken zo vaak, dat er in buur ten allerhande klachten komen over bepaalde bewo ners die soms op zeer aanvechtbare, emotionele gron den gebaseerd zijn. In de brief staat o.a., dat het echt paar gescheiden is en toch samenwoont, en ook, dat er een ander gezin bij deze mensen over de vloer komt. Dat zijn volgens mij helemaal geen gronden tot ont ruiming; daar heeft niemand iets mee te maken. Ik wil dus graag de toezegging, dat dit soort zaken werke lijk wordt bekeken om na te gaan of de klachten wer kelijk reële klachten zijn. De Voorzitter: Ik kan U verzekeren dat deze zaak onderzocht is. De klachten zijn zeer reëel. De opmer kingen die U uit de brief aanhaalde, vormen voor ons geen enkele grond als zodanig om tot deze maatregel over te gaan. Besloten wordt de adressanten te berichten overeen komstig het voorstel van B. en W. Sub L. Besloten wordt tot aanvaarding van de ministeriële beslissing. Sub M. De hear Singelsma: It Kolleezje hie toloarsteld west, tink ik, as ik hjir neat fan sein hie. (Stemmen: Nou nee.) As ik it goed lézen haw, dan is it Kolleezje it miskien wol iens mei de dingen dy't de Ried fan Raerderhim opneamt: ünbinlikheden dy't sitte yn de finansiéle forhaldingswet. Ik leau, dat de hear De Jong al faker, ek üt namme fan it Kolleezje, op dy ünbinlik heden wiisd hat. Mar as ik it goed lés, dan kin it Kol leezje it net iens wêze mei it bislüt fan de Ried fan Raerderhim. B. en W. steane wol efter de biswieren forboun oan de finansiéle forhaldingswet de ün binlikheden mar hja kinne it mei de bisluten net iens wêze. Ik soe wolris fan it Kolleezje witte wolle, oft myn opfetting yn dit stik fan saken krekt is. De heer Vellenga: Ik moet U zeggen, dat ik hetgeen U schrijft, anders heb gelezen dan de heer Singelsma blijkbaar gedaan heeft. Omdat U begint met te zeg gen: „Afgezien van het feit, dat B. en W. de uit de overwegingen van het besluit blijkende opvatting van de Raad der gemeente Rauwerderhem niet delen... maak ik daaruit op, dat U het ook niet zonder meer eens bent met alle bezwaren die in het stuk van de Gemeenteraad van Rauwerderhem worden genoemd. Ik kan mij dat wel voorstellen. Met een paar punten kan ik het wel eens zijn, maar er zijn een paar punten bij die op zijn minst aanvechtbaar zijn en waarover ook wel vaker is gesproken. Dat in de eerste plaats. In de tweede plaats kan ik mij er wel in vinden, dat U schrijft, dat het weinig zin heeft als enkele gemeen te adhesie te betuigen met dit schrijven van de Raad van de gemeente Rauwerderhem. De spreekbuis van de gemeenten samen sorteert toch meer effect en heeft ook meer gezag op de plaats waar deze brieven naar toe moeten. Wanneer een aantal gemeenten dit op de manier van Rauwerderhem zou doen, maakt dat minder indruk. Ik kan het dus wel eens zijn met hetgeen U schrijft als reactie op de brief van het Gemeentebestuur van Rauwerderhem, tenzij ik het eerste stuk verkeerd in terpreteer. Maar dat hoor ik dan nog wel. De hear De Jong (weth.): Ik moat de hear Singel sma sizze, dat de hear Vellenga üs wurden goed yn- terpretearre hat en hy dus net. Ik soe yn dit forban hast forwize wolle nei itjinge fan üs kant oer dizze saek sein is by de bigreatingssitting. Hwat doe sein is, haldt eins ek wol forban mei dizze saek. Dat wol net sizze, dat der neat yn dat brief stiet, hwer't wy it mei iens wêze kinne, mar der steane forskate dingen yn hwer't wy op syn minst in fraechteken by sette. En om hokker punten dat giet is ek yn de finansiéle skögingen fan de bigreatingssitting nei foaren kaem. De heer Vellenga heeft dus het standpunt van het College juist weergegeven. Besloten wordt te handelen overeenkomstig het voor stel van B. en W. Sub N. De heer Van Haaren: Ik wil alleen maar opmer ken, dat wij het wel zinvol vinden de noodzaak van deze reorganisatie te beklemtonen en duidelijk te on derstrepen, dat de B.B. in haar huidige organisatie af gewezen moet worden. Wij kennen Uw standpunt en ik vraag dus alleen maar de aantekening, dat ik tegen Uw voorstel ben. Besloten wordt te handelen overeenkomstig het voor stel van B. en W. met de aantekening, dat de heer Van Haaren wenst te worden geacht tegen het voorstel van B. en W. te zijn. De heer Vellenga: Voordat we met de eigenlijke agenda beginnen zou ik graag even een vraag willen stellen. U hebt als punt 26 op de agenda gezet de behandeling van het overgebleven punt „bejaardenzorg". Dat lijkt ons wat te veel aan het eind van de vergadering. Wij dachten, wil deze zaak echt tot haar recht komen, dat het zinvol zou kunnen zijn het eerder op de agenda te plaatsen. Wij zouden eens kunnen zien hoe ver we tot de pauze komen, maar vanuit mijn fractie zou ik graag willen voorstellen direct na de pauze punt 26 aan de orde te stellen om de meeste garantie te hebben, dat dit zeer belangrijke punt de aandacht en tijd krijgt die het naar onze mening verdient. De Voorzitter: Is niemand hier tegen? (Mevr. Vis ser-van den Bos: Ik ben het er graag mee eens.) Goed, dan handelen we aldus. Punt 3 (bijlage no. 123). De Voorzitter: U hebt over dit punt nog een be richt nagezonden gekregen, waaruit blijkt, dat de per celen, genoemd in de raadsbrief onder de nummers 1, 3 en 14, zijn afgevoerd en vandaag dus geen onderwerp van onze discussies uitmaken. Bedoelde percelen zul len eerst nog in de Commissie Grondbedrijf worden be handeld. Met deze kanttekening stel ik dit punt dus aan de orde. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het mondeling door de Voorzitter gewijzigde voorstel van B. en W. Punten 4 t.e.m. 6 (bijlagen nos. 122, 99 en 113). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 7 (bijlage no. 111). De hear Miedema: Oer't gehiel kinne wy it wol iens wêze mei dizze forkeap. Ik woe allinne graech oer ien punt yn de bitingsten in opmerking meitsje. It giet om punt 7. Dêryn wurdt steld, dat de keapers in waerborchsom fan f 1.000,foar eltse to bouwen wen ning stoarte moatte, as garansje, dat hja ek bouwe. Dat jild krije hja dan letter werom. Ik kom hjirop, omt yn de bitingsten stiet, dat oer dy waerborchsom gjin rinte forgoede wurdt troch de Gemeente. Dat is joun, leau ik, net bilangryk, hwant de keapers binne mei dizze bitingst akkoart gien. Mar wy hawwe it der yn de Kommisje Grounbidriuw ek oer hawn en dêr wiene wy it der allegearre oer iens, dat it eins net goed is, dat wy oer in waerborchsom gjin rinte forgoedzje. It is, leau ik, normael, dat dy som frege wurdt en dat is ek to forantwurdzjen, mar men soe ek mei in bank garansje wurkje kinne. Mar ik leau, dat, as Jo kieze foar in waerborchsom, Jo dan ek rinte forgoedzje moat te. En as der gjin oerweagjende biswieren binne, soe ik graech by kommende ütstellen op dit terrein dit punt üt de bitingsten hawwe. De hear Tiekstra (weth.): Nou wit ik it net. Ik tocht, dat de hear Miedema it punt fan de rinte der yn hawwe woe. (De hear Miedema: Of de hiele waer borchsom derüt en allinne in bankgaransje.) Dat kin net ünder alle omstannichheden. Net eltsenien kin sa mar in bankgaransje krije. Mar dat is in oar punt. It punt fan de eventuele rinteforgoeding oer stoarte waer- borchsommen, ek yn dit bistek, sil noch op 'e nij üt- socht wurde en komt dan dat hawwe wy ek öfpraet, tocht ik as apart punt yn de Kommisje Grounbi driuw oan de oarder en uteraerd ek yn it Kolleezje. En dan kinne wy oer de bitingsten noch bést ris op 'e nij prate. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 8 t.e.m. 10 (bijlagen nos. 109, 110 en 106). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 11 (bijlage no. 112). De heer Janssen: Op 24 februari 1970 werd door de heren Tjerkstra en Engels een motie ingediend die be oogde in 1970 nog een bestemmingsplan „Sportveld Lek kum" in de Raad te krijgen. Dit is niet gelukt. On danks de vertraging die is opgetreden, zijn wij toch wel verheugd, dat wij nu tot vaststelling kunnen overgaan. Uit de toelichting op dit plan blijkt, dat de grond eigendom is van het St. Anthony Gasthuis. Mijn vraag is nu, of er al onderhandelingen hebben plaats gevon den om tot grondverwerving te komen. En als tweede punt zou ik U willen vragen hoe de vooruitzichten zijn om dit plan te financieren en wan neer U denkt dit plan in uitvoering te kunnen nemen. De heer Wiersma: Dit is weer een van de punten waarover ik het eens kan zijn met hetgeen de heer Janssen heeft gezegd. De heer Janssen grijpt even terug in het verleden om te laten merken, dat het nog niet zo goed ging. Maar ik dacht toch wel, dat we konden constateren ik heb dat een vorige keer ook al gezegd dat sedert de Commissie voor de Dorpen haar werkzaamheden is begonnen, alles een beetje vlot ter, een beetje gesmeerder loopt. Het zal de mensen in Lekkum aanspreken, dat dit bestemmingsplan voor het sportveld in Lekkum hier nu ter tafel ligt en in behandeling is. Ik zou me dan verder graag willen aansluiten bij de vragen die de heer Janssen heeft gesteld. Hoe staat het nu met de realisering? Een bestemmingsplan is altijd mooi en aardig het moet er wel zijn, daar ben ik het hele maal mee eens; alles moet van te voren goed voor bereid worden maar het komt aan op de realisatie en dat willen de mensen in Lekkum weten. De heer Tiekstra (weth.): De heer Janssen kan in één zin verschrikkelijk veel vragen opwerpen. Ik dacht, dat het verstandig was, dat we eerst afwachten of de Raad het plan wil vaststellen. Ik neem wel aan, dat dat het geval is. Daarna hebben wij voor de verwerving van de benodigde grond toch ook de goedkeuring van G.S. voor dit plannetje nodig. Ondertussen kunnen wij natuurlijk proberen onderhandelingen over de verwer ving te openen. Dat wil ik de heer Janssen wel toe zeggen. Verder strekkende toezeggingen kunnen mij nerzijds op dit moment niet worden gedaan, eenvoudig omdat er op het ogenblik een aantal projecten liggen die nog eerder aan de orde moeten komen dan dit on derdeel van Lekkum. Wij zullen ons uiterste best doen na goedkeuring van G.S. zo spoedig mogelijk tot een plan voor de aanleg van het sportterrein te komen, mits we de beschikking over de grond kunnen krijgen. Dat is de enige toezegging die ik op het ogenblik kan doen. Verder zullen we het aan de toekomst moeten overlaten. Dit is, "dacht ik, ook een goed antwoord op hetgeen de heer Wiersma heeft gezegd. (De heer Wiersma: Aan dit antwoord hebben we niet zo veel, maar we zullen zoals men dan zegt alert blijven, ook in de Commissie, om er toch maar iets aan te doen.) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 12 (bijlage no. 98). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 13 (bijlage no. 119). De heer Buising: Op bepaalde onderdelen van deze raadsbrief rijzen er bij onze fractie een paar vragen en bovendien heb ik wat kritische opmerkingen te maken. In bijlage no. 100 van 31 maart 1970 werd gewag gemaakt van een verzoek aan de Minister van Onder wijs en Wetenschappen om een avond- c.q. een dag-avondschool voor m.a.v.o., l.e.a.o. en m.e.a.o. of een combinatie van deze onderwijsvormen op het scho lenplan voor de eerstkomende jaren te zetten. In het stuk, dat we nu onder ogen hebben gekregen, wordt deze omschrijving ruim genoemd. Met deze betiteling ben ik het niet helemaal eens, omdat naar de mening van onze fractie de omschrijving goed was. Immers het schooltype waarin m.n. het m.e.a.o. zijn plaats krijgt, sluit rechtstreeks aan op de school die we nu hebben, n.l. de gemeentelijke middelbare handelsavond school. Daarom vragen wij ons af of het wel gewenst is het verzoek aan de Minister van Onderwijs zodanig te wijzigen, dat alleen het m.a.v.o.-element overblijft. Het is een bekend verschijnsel, dat de belangstelling voor het avondonderwijs in de laatste jaren in het al gemeen, en voor wat het m.a.v.o.-niveau betreft in het bijzonder, aanzienlijk vermindert. Een van de voornaamste redenen daarvan is ongetwijfeld, dat de mogelijkheden bij het dagonderwijs zo veel groter zijn geworden en daar komt nog bij, dat m.n. het dagonder wijs voor m.a.v.o. relatief voor steeds grotere catego rieën kinderen toegankelijk wordt. M.a.w.: Het lijkt logisch om aan te nemen, dat het overgrote deel van de leerlingen ook in de toekomst in de gelegenheid zal zijn dit diploma aan een dagopleiding te beha len. Dus rijst de vraag, of het stichten van een m.a.v.o.- avondopleiding sec ook op de lange duur wel verze kerd zal zijn van voldoende belangstelling. Afgezien daarvan moet iemand die een m.e.a.o.-opleiding wil volgen, al in het bezit zijn van een m.a.v.o.-diploma. Het lijkt op het eerste gezicht meer voor de hand te liggen, dat men aan een dagschool het m.a.v.o.-diplo ma behaalt en daarna aan een avondopleiding gaat studeren voor het m.e.a.o.-diploma. Om deze redenen lijkt het onze fractie beter de toekomstige avondop leiding duidelijk haar economisch-administratieve ka rakter te laten behouden. Het volgende punt, dat ik wil aansnijden, is de ge kozen bestuursvorm. Het rapport van het Centrale Or gaan voor het gemeentelijk voortgezet onderwijs wijst volgens de raadsbrief weliswaar in de richting van één

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 2