s
I
14
15
HI l> I
g r
de hele affaire en die brengt ons, over langere tijd
gezien, toch nog wel daar, waar we uiteindelijk zouden
willen uitkomen. Er zijn fouten gemaakt en dat is erg
genoeg. Misschien zou je moeten zeggen: Nu moet
aeze of gene maar eens „met de billetjes bloot", maai
ik dacht niet, dat dat de weg was. Ik persoonlijk heb
er bewondering voor, dat het College mèt deze moei
lijkheid toch by de Raad durft te komen, al zou ik het
prettiger hebben gevonden, als de Raad meer
inzicht zou zijn verschaft, als er wat meer infor
matie over de achtergronden van deze vergissing was
gegeven. Maar uitstel maakt, zoals gezegd, de verwe
zenlijking van onze plannen dit jaar bijzonder moeilijk.
De heer J. de Jong: In aansluiting op wat de heer
De Deeuw heeft gezegd, merk ik op, dat het inder
daad een verontrustende zaak is, dat een begroting zo
ver als hier het geval is, wordt overschreden. De neer
De Leeuw heeft hier enkele vergissingen uitgestippeld.
Ik zou daarnaast de vraag willen stellen: Hoe groot is
de post „onvoorzien", m.a.w.; Zijn we er hiermee?
De heer Weide (weth.)De heer De Leeuw heeft
een belangrijk stuk gras voor myn voeten weggemaaid.
Hij heeft kennelijk gesproken als vertegenwoordiger van
het stichtingsbestuur. (De Voorzitter: Nee, nee, als
raadslid.) Uiteraard. Dat doet hij altijd, hij zou anders
geen recht hebben hier te spreken. Ik ben het volledig
met hem eens. Deze zaak heeft het bestuur van de
Stichting Culturele Centra ook onaangenaam verrast.
Maar ook voor het College was het een zeer onaange
name verrassing.
De heren Rijpma en De Leeuw hebben er nogal wat
bezwaar tegen, dat h.i. de Raad niet volledig is inge
licht. Tijdens het koffie-uurtje van B. en W. verleden
week kwam deze onaangename verrassing plotseling
ter tafel. (De heer Veilenga: Wat is dat koffie-uur
tje?) (De Voorzitter: Sommigen noemen dit abusie
velijk een koffie-uurtje, maar het is een officiële ver
gadering van B. en W. Daar mag geen enkel misver
stand over bestaan.) (Gelach) Het College zat in ieder
geval bij elkaar en wij hebben toen gezegd: Het is een
zaak, die bijzonder veel haast heeft. Gezien de activi
teiten, die het stichtingsbestuur ontplooit, en het be
langrijke aandeel van de directeur hierin, kunnen wij
ons niet permitteren deze zaak te vertragen. Het werk
is, meen ik, inmiddels aanbesteed en langer oponthoud
zou betekenen, dat niet in mei zou kunnen worden
begonnen met de uitvoering. Dat zou een jaar op
schorting betekenen, want de werkzaamheden moeten
tijdens de zomermaanden worden uitgevoerd i.v.m. het
feit, dat de Harmonie dan minder vaak wordt gebruikt.
Er komt nog bij, dat de schenking van f 300.000,
van de Vereniging „De Harmonie", nu in liquidatie,
nog wel eens in gevaar zou kunnen komen. Dat was
dus de reden, waarom wij haast met dit voorstel hebben
gemaakt. De geconstateerde onvolledigheid van de in
formatie geef ik volmondig toe, maar ik dacht, dat
wij U op dit moment nog voldoende informatie hebben
gegeven. De heer De Leeuw heeft met name genoemd de
honoraria, de B.T.W., de centrale verwarming, enz., die
aanvankelijk niet zijn meeberekend. Het is duidelijk, dat
er een kortsluiting is geweest tussen het architecten
bureau en het bestuur van de Vereniging „De Harmo
nie" in liquidatie.
De heer Buising vraagt, of het niet beter zou zijn
het kostenbedrag in 10 jaar af te schrijven in plaats
van in 20 jaar, gezien het tijdelijke karakter van de
verbeteringen. Ik heb het stille vermoeden, dat, als
wij deze voorzieningen gerealiseerd hebben, de inmid
dels geïnstalleerde Commissie Verbouw Harmonie aan
stonds de gerealiseerde accommodatieverbetering stel
lig zal betrekken in het totale verbouwingsplan van de
Harmonie. Ik durf met een aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid aan te nemen, dat een afschrijving
in 20 jaar vrij reëel is.
De heer De Jong (weth.): Ik heb er weinig meer
aan toe te voegen, alleen dit, dat we, gezien deze forse
overschrijding van het krediet, nu niet een eenmalig
subsidie kunnen geven. Voor een dergelijk subsidie van
de vereiste omvang is geen ruimte op de gemeente
begroting. De Stichting Culturele Centra fourneert nu
een bedrag van 3 ton, waarvan wij de kapitaalslasten
hebben te dragen. We zien geen andere mogelijkheid.
Een 20-jarige afschrijving, is, gezien ook de aard van
de verbouwing, reëel.
Met de oplossing, die wij nu voorstellen, kunnen wij
deze zaak financieel toch nog haalbaar maken.
De heer J. de Jong: Ik heb nog geen antwoord ge
had op mijn vraag i.z. de post „onvoorzien". Zijn we
er met het nu voorgestelde bedrag?
De Voorzitter: We hopen het wel. (Gelach)
De heer Weide (weth.): Ik heb gezegd, dat de aan
besteding inmiddels is geschied.
De heer J. de Jong: Dat zegt mij natuurlijk niets.
Er kan nog wel veel meer aan de raming ontbreken.
De Voorzitter: Door de aanbesteding zijn we toch
op de overschrijding gestuit. Ik neem aan, dat wij toch
wel mogen concluderen, dat het risico er niet in zit,
dat we nog eens voor een verrassing kunnen komen te
staan als waar U voor vreest, mijnheer De Jong.
De heer Rijpma: Het ging oorspronkelijk om een
tijdelijke voorziening. Als U nu spreekt over een af
schrijvingstermijn van 20 jaar, dan moeten wij dus aan
nemen, dat deze voorziening in het project opgenomen
wordt en dat we daarmede dus een stuk van ons
schouwburgcomplex hebben vastgelegd. Ik meen, dat
we daarover geen misverstand moeten hebben, dat we
niet de vrijheid hebben over één, twee, drie of vier jaar
te gaan discussiëren over een plan, waarin dit onder
deel niet als permanente voorziening is opgenomen.
(De heer Tiekstra (weth.)Dat kan toch altijd.) Wij
willen op een reële wijze discussiëren, als ik dit de
Wethouder, die hier niet bij betrokken is, even mag
zeggen. (De heer Tiekstra (weth.): Ik behoor tot B.
en W.!) (De Voorzitter: Ik dacht, dat wij niet zover
moeten gaan, dat met dit voorstel de zaak bevroren is.
We moeten straks het werk in fasen kunnen uitvoeren,
maar we moeten er wel van uitgaan, dat het een zo
danige verbetering wordt, dat je hier in redelijkheid
en dat hebben deskundigen ons ook bevestigd
minstens 20 jaar mee verder kunt.) En daarmee blijven
vestzaktheaters, verschuifbare wanden etc. realiseer
baar? (De Voorzitter: Natuurlijk. We moeten niet de
conclusie trekken, dat met dit voorstel alles is be
vroren. De zaak ligt werkelijk open. Maar deze voor
ziening vormt een gedeelte, dat voor een langere pe
riode gaat „meedraaien". Het zou anders ook onver
antwoord zijn daar een zo groot bedrag in te steken;
zelfs zonder de overschrijding zou een uitgave als de
hiervoor gevoteerde onverantwoord zijn geweest.) Dat
is in tegenspraak met de discussie, die we gevoerd
hebben over de 4 ton. Als U het nu maar vast legt.
De heer J. de Jong: U heeft gesteld, dat dit werk
is aanbesteed en nu zou ik wel graag willen weten,
hoe dat is gebeurd. Is dat op uitnodiging gegaan? Met
een aantal aannemers? Of is er hier en daar maar één
aangewezen, die een prijs heeft opgegeven? En hoe
zijn die bedragen eventueel te controleren?
De heer Wiersma: Ik heb de moeite genomen in de
plannen te duiken, die gemaakt zijn met het oog op
de toekomst, want toch niet alleen de artistenruimten
zullen nu verbeterd worden. Ik dacht, dat we in de
nabije toekomst, als de commissie die in het leven is
geroepen voor de verbouwing van de Harmonie, haar
werk gaat doen, in de onmiddellijke omgeving van die
artistenruimten ook te maken krijgen met toneeltorens
en wat dies meer zij. Daar zal dus ook wel eens iets
gebouwd en verbouwd moeten worden. Dat was toch
ook de bedoeling. Wij zouden, dacht ik, proberen de
Harmonie in fasen zodanig te verbeteren, dat we ein
delijk eens een behoorlijke culturele accommodatie in
Leeuwarden krijgen. Als ik naga, hoe op het ogenblik
de verbouw van de Beurs verloopt ook een van die
zaken, waarmee we al meer dan een jaar bezig zijn op
enigerlei wijze tot elkaar te komen, om een architect
te benoemen en als we dan nu ook nog zouden
besluiten de Harmonie niet te verbouwen of we zouden
de verbouw stagneren, dan komt er van de culturele
centra die wij ons voorstellen in Leeuwarden tot stand
te brengen, niets, maar dan ook niets terecht. Ik zou
dus graag willen, dat we, als het enigszins mogelijk is,
akkoord gaan met dit voorstel.
HR^naMT' »T-..
De heer Heidinga: De woorden van mijn geacht
mede-raadslid de heer Wiersma nopen mij toch iets
over deze zaak te zeggen. Als wij op deze manier onze
culturele centra moeten verbouwen, laten we er dan
maar niet aan beginnen. Want dit is natuurlijk een vol
komen waardeloze zaak. Als U eerst in de Raad komt
met een voorstel om 4 ton te voteren en het moet een
paar weken laten 6 ton worden, dan komt U aanstonds
met 4 miljoen en dan moet het uiteindelijk 6 miljoen
worden. Op deze manier gaat het niet. Deze dingen
moeten serieus worden bekeken. En als de culturele
commissie dat niet kan, dan moet de culturele com
missie of de Harmonie-commissie opstappen. Dan moet
er voor gezorgd worden, dat er mensen in komen, die
liet wel kunnen. (De heer B. P. van der Veen: Serieuze
mensen.) Ja, serieuze mensen. (Gelach) En als ze geen
architect kunnen vinden, die een serieuze begroting kan
maken, waar de Raad iets aan heeft, dan moeten ze
met deze man niet verder gaan. (Stem: Maar kan
deze man dan geen rechten laten gelden?) Als wij hier
een begroting van een architect krijgen van 4 ton, dam
heeft deze architect, vermoed ik, recht op 12 pet. ho
norarium, dus f 48.000,komt hij twee maanden later
met een begroting van 6 ton, dan zou hij recht kunnen
laten gelden op f 72.000,maar dan zeg ik: Mijnheer,
daar hebt U geen recht op, dan moet U zorgen, dat U
een vakman bent en dat U met reële zaken komt. Wij
weten allemaal wel, dat een begroting wel eens een
beetje kan worden overschreden, maar hier wordt er
met de pet naar gegooid. En dat kan de Raad niet
nemen.
De heer Weide (weth.): De Raad heeft in het ver
leden de culturele accommodaties in Leeuwarden over
genomen en het beheer daarvan in handen gelegd van
het bestuur van de Stichting Culturele Centra. Dat
bestuur is door de Raad benoemd en dit wil ik in zijn
algemeenheid stellen dit heeft daardoor een
duidelijke en goede relatie met B. en W. en de Gemeen
teraad. Dat kan de heer Heidinga toch verwachten.
In eerste instantie heb ik gezegd, dat er een kort
sluiting is geweest tussen de Vereniging De Harmonie
in liquidatie, waarvan wij een erfenis hebben gekregen
van 3 ton, en het architectenbureau Heidoorn en deze
kortsluiting is aan het licht gekomen, toen het bestuur
van deze vereniging niet meer functioneerde en zijn
taak werd overgenomen door het bestuur van de Stich
ting Culturele Centra. Voorts heb ik gezegd,
dat behalve dit bestuur ook het College onaangenaam
werd verrast door deze overschrijding van de begroting
met 2 ton. Ik dacht, dat het bestuur van de Stichting
Culturele Centra en ook B. en W. geen verwijt treft.
Op dit moment behoef ik, dacht ik, niet in te gaan
op de vragen, die de heer Wiersma heeft gesteld m.b.t.
de Beurs. Op zijn opmerkingen aangaande de totale
verbouwing van de Harmonie kan ik nu wel zeggen,
dat de Commissie Verbouw Harmonie inmiddels is ge
ïnstalleerd en dat een werkgroep uit deze commissie
al druk bezig is de plannen voor eventuele tussentijdse
vernieuwingen of verbeteringen, die in de Harmonie
noodzakelijk zijn, te bestuderen. Daaromtrent zullen
t.z.t. ongetwijfeld voorstellen hier ter tafel komen.
De heer J. de Jong: Ik heb nog geen antwoord ge
kregen op mijn vraag, op welke wijze dit werk is aan
besteed. Ik dacht, dat de Raad er recht op had te weten,
of dit een onderonsje is of een kwestie van aanneming
op uitnodiging.
De heer Weide (weth.): De aanbesteding is onder
verantwoordelijkheid van de Vereniging De Harmonie
gebeurd en, voor zover mijn informaties strekken, is
dit een aanbesteding geweest op uitnodiging van drie
of vier aannemers.
De Voorzitter: Dit is een zaak, die al heel lang
liep en ik zou nog graag willen onderstrepen ook
ia antwoord op de opmerkingen van de heren Wiersma
ea De Deeuw dat we hier eigenlijk met het probleem
te maken hebben, dat we een bepaalde erfenis mee
torsen, maar een belangrijke erfenis; we zijn er blij
mee. Nu zouden we de overschrijding van het krediet
aiet kunnen accepteren, maar dan stellen we in de
waagschaal de mogelijkheid, dat er voorlopig in de
Harmonie niets gebeurt. Voor dit akelige alternatief
stond het College en daar staat thans Uw Raad voor.
Verlangt U stemming over het voorstel
Enkele raadsleden verlangen stemming.
Het voorstel van B. en W. wordt aangenomen met 30
tegen 3 stemmen, die van mevr. Visser-van den Bos
en de heren Heidinga en Miedema.
Punten 17, 18 en 19 (bijlagen nos. 124, 116 en 120).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 20 (bijlage no. 114).
De heer Bouina: Mijn fractie heeft dit voorstel met
gemengde gevoelens ontvangen. We zijn verheugd, dat
dit voorstel op de agenda staat. Ik geloof, dat het nut
tig is, over een zaak, die al zoveel jaren slepende is,
met elkaar in alle nuchterheid te discussiëren. Ik ge
loof wel, dat het goed is dat dit punt nu op de agenda
staat, omdat we van de noodzaak van voorzieningen ter
verbetering van de situatie allen wel overtuigd zijn.
Het is een verheugend teken, dat het College enige tijd
via de kampraad goede contacten heeft met de bewo
ners van het kamp.
Wat kan er dan nog op dit voorstel tegen zijn? Uit
de raadsbrief hebben we vernomen, dat art. 2 van de
Woonwagenwet bepaalde mogelijkheden biedt. In prin
cipe biedt het m.i. aan elke gemeente of elke groep van
gemeenten de mogelijkheid een regionaal kamp te stich
ten. Art. 7 vertelt ons, hoe zo'n kamp eruit moet zien.
En er moet nogal wat gebeuren, voordat een kamp
aan die eisen voldoet. Meteen komt dan de vraag op:
Hoeveel regionale kampen komen er en waar komen ze
Voorts deze vraag: Waarom is er van meet af aan
gekoerst naar één regionaal kamp dat maak ik ten
minste uit de raadsbrief op en waarom is er zo'n
geringe motivering voor de keuze van één regionaal
kamp in samenwerking met andere gemeenten, want
de enige motivering, die ik in de raadsbrief heb kunnen
vinden, is, dat het aantal wagens te gering zou zijn
voor meer dan één kamp. Ik kan me voorstellen, dat
deze motivering is gebaseerd op de Woonwagenwet
of op de memorie van toelichting op het wetsontwerp.
Bij C.R.M. gaat men althans uit van een minimum van
ongeveer 40. Ik meende echter in de stukken te hebben
gelezen, dat het mogelijk is voor een kamp met min
der inwoners ontheffing te krijgen.
Ik zou U dan ook willen vragen een aantal punten
nader toe te lichten. Waren er geen alternatieven voor
het College en, zo die er wél waren, wat waren dan
de mogelijkheden en wat zouden ze financieel aan las
ten hebben meegebracht? Ik heb hier het oog zowel
op stichting van een tweede kamp als op een eventueel
subsidie, omdat m.n. het Ministerie van C.R.M. aan
regionale kampen, naar ik meende, de mogelijkheid van
een subsidie van 95 pet. biedt.
Ik zou op deze vragen ook graag antwoord willen
hebben, omdat dit antwoord dan niet alleen deze Raad,
maar iedereen in onze stad, die met deze problemen te
maken heeft, afdoende informatie kan geven terzake
van de vraag, waarom deze keus is gemaakt en niet
een andere.
Ik zou ook graag willen weten, of het aantal plaatsen,
dat in Uw opzet in het kamp is gepland, nog enige
ruimte laat voor eventuele logé's, zoals men dat pleegt
te noemen, en of er nog mogelijkheid zal zijn voor
opvolging. Ik ben me ervan bewust, dat ik met deze
vragen min of meer vooruitloop op het volgende agen
dapunt. Ik kan ze dus ook laten liggen, totdat dit aan
de orde komt.
Een ander punt is en dat verheugt ons dat
niet meer de dreiging van opheffing van het kamp
boven de bewoners hangt. U heeft n.l. weten te be
reiken, dat een gunstige bepaling in de gemeenschap
pelijke regeling kon worden opgenomen, n.l. deze en
ik hoop, dat ik het goed heb begrepen dat het kamp
in principe blijft bestaan „tot en met de langst levende
hoofdbewoner". Dit impliceert m.i., dat U, als het kamp
eerder zou worden opgeheven, met een daartoe strek
kend voorstel bij de Raad moet komen.
Ik zou voorts nog graag van het College willen weten
en ik geloof, dat het antwoord belangrijk is voor
de bewoners van het kamp welke oplossing het
snelst bereikt kan worden. Mijn fractie zou het toch
wel op prijs stellen, dat de kampbewoners optimaal en