16
un:*-- - m^L^gsvf^rv*«v-,.^"ctM
het totaal van de voorzieningen in Friesland een rol te
spelen, om te voorzien in de behoefte, die er in feite is.
De Voorzitter: Ik zou nog graag een paar heel
korte opmerkingen willen maken over het eerste punt,
waar in tweede instantie de heer De Vries en mevr.
Visser nog even op teruggekomen zijn, n.l. het voeren
van een stukje beleid in de bejaardensector. De heer
De Vries heeft in tweede instantie herhaald, dat hij
van mening is, dat B. en W. zich daar eigenlijk niet
van zouden moeten distanciëren en dat hier een directe
taak voor hen ligt. Ik zou op dit punt duidelijk willen
onderstrepen wat mevr. Visser heeft opgemerkt en
wat Weth. Heetla in eerste instantie toch ook al wel
heeft gezegd. Het is niet zo, dat B. en W. zich aan een
bepaalde verantwoordelijkheid willen onttrekken, maar
het lijkt mij het meest zinvolle, gelet ook op geaard
heid en samenstelling, dat in eerste instantie de Be-
jaardenraad zich erop bezint, welk beleid wij in Leeu
warden op dit terrein moeten voeren. Ik heb dit ook
gezegd bij de installatie van die raad en ik heb de
indruk gekregen, dat deze daar toch ook wel met in
stemming kennis van heeft genomen. Wij hebben ook
gezegd, dat de Bejaardenraad dat zou moeten doen
binnen het kader van allerlei landelijke rapporten, die
op dit gebied zijn uitgebracht. De Bejaardenraad is
daarmee bezig; dat is ons bekend. Zodra hij met een
visie komt, zullen B. en W. wellicht ook van hun me
ning blijk geven of zich misschien zonder meer aan
sluiten bij de Bejaardenraad dat kan ik op dit mo
ment niet zeggen maar natuurlijk spreekt en deci
deert de Gemeenteraad er uiteindelijk over.
B. en W. willen zich niet distanciëren, maar ik
dacht, dat het een juiste en goede taakverdeling is,
dat de Bejaardenraad zich in eerste instantie op het te
voeren beleid beraadt.
N.a.v. de interruptie van de heer Engels zou ik wil
len opmerken, dat er geen misverstand over moet be
staan, dat wij met de instanties, waarmee wij al sedert
lang overleggen en ook de laatste tijd weer overleg
hebben gepleegd Greunshiem, Erasmushiem en
N.C.H.B. over de wijze waarop zij verzorgingstehui
zen in Leeuwarden proberen te realiseren, hebben ge
koerst op de lijn van de garantie van de Gemeente, die
gedekt zal moeten worden door het Provinciaal Be
stuur. Ik dacht, dat wij dat op goede gronden konden
doen. Weth. Heetla heeft ook duidelijk uiteengezet op
grond waarvan. Hij heeft de Raad over het overleg
volledig ingelicht. Nu bleek, dat om de reden, die hij
citeerde, die garantie niet kon worden verstrekt, heb
ben de verschillende instanties zich heel positief op
gesteld. En ik dacht, dat ik op dit moment wel iets
concreter dan Weth. Heetla zou durven zeggen, dat
èn Erasmushiem èn N.V.V. t.a.v. Greunshiem is de
Wethouder al heel duidelijk geweest op het ogenblik
direct koersen naar het zoeken van een oplossing. En
geen van drieën twijfelt eraan, dat ze er niet in zul
len slagen een andere oplossing zonder over-
heidsgarantie te vinden. Ze zullen op een andere
garantie moeten overstappen, n.l. in de premiesector
bejaardentehuizen. Daar zien ze een oplossing. En ik
heb er ook veel vertrouwen in, dat we toch wel binnen
afzienbare tijd met vrij concrete mededelingen bij Uw
Raad kunnen komen.
Ik dacht, dat wij hiermee de discussie over het be-
jaardenvraagstuk zouden kunnen afsluiten.
De Raad gaat hiermee akkoord.
De Voorzitter schorst, om 23.05 uur, de vergadering
De Voorzitter heropent, om 23.20 uur, de vergadering.
De heer Engels heeft inmiddels de vergadering ver
laten.
Punten 4 t.e.m. 7 (bijlagen nos. 142, 133, 135 en 141).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 8 (bijlage no. 131).
De heer Heidinga: Ik zou over dit punt nog graag
een paar opmerkingen willen maken.
Het is gebleken, dat U geen passende bestemming
voor dit pand hebt kunnen vinden. U zegt in de raads-
brief: „Uit de geschetste gang van zaken blijkt even
eens, dat het niet juist is de Bisschopstraat als gevolg
van de aankoop van perceel no. 1 te bestempelen als
saneringsgebied." Het is jammer, dat U zo laat tot
die ontdekking bent gekomen; die bestempeling kwam
al voor in het stuk waarin de aankoop werd voorge
steld. We maken allemaal wel eens een misstapje
ik ook wel en het College zal daaraan ook niet
ontkomen. Maar toch is het in dit geval jammer, dat
het gebeurd is, want we kunnen deze zaak niet terug
draaien. Dat is het ellendige van dit soort zaken. Als
de Gemeente eenmaal dat woord saneringsbuurt heeft
laten vallen, dan heeft die buurt dat stempel en dat
heeft zijn uitwerking. Dat is niet ongedaan te maken.
Als we Uw voorstel volgen, draaien we de zaak hele
maal niet terug, u toont hier met een hele massa
woorden aan, dat er een bestemmingsplan in voorbe
reiding is, maar over dat bestemmingsplan het gaat
ook nog maar om een schets wordt ook in de Raad
heel verschillend gedacht. Het is zeer de vraag, of
dat zo door de Raad zal komen, ik neem de vrijheid
dat te betwijfelen. U gaat van het standpunt uit, dat
we in die richting moeten werken. Maar wij kunnen
en mogen op grond van dergelijke voorlopige schets-
plannen een beleid t.a.v. een wijk niet bepalen. Ik zou
U wel op het hart willen drukken met soortgelijke
gevallen in het vervolg uitermate voorzichtig te zijn.
Ik zou persoonlijk graag gezien hebben, dat U mijn
suggestie had gevolgd. Ik heb bij de vorige bespreking
van deze kwestie gezegd: Als we nu zoveel kosten
moeten maken voor de afbraak van het pand en het
maken van een nieuwe muur tegen het pand Bisschop
straat 3, dan hoeven we er maar 12 a 15 duizend gulden
bij te leggen om het pand Bisschopstraat 1 weer be
woonbaar te maken. Als Gemeente hadden wij dan een
goed gebaar gemaakt, dacht ik, t.a.v. die wijk. Het
duurt zeker nog 15 jaar want zolang duurt het
nog wel voordat de doorbraak er komt; ook als
het door U aangekondigde bestemmingsplan wordt aan
genomen. Als wij dat gebaar hadden gemaakt, hadden
de mensen in die buurt de zekerheid gehad, dat de
buurt geen saneringswijk is en nog tal van jaren zal
blijven bestaan. Om die tijdsduur van 15 jaar te on
derstrepen wil ik U er alleen maar aan herinneren, dat
de doorbraak naar de Oostergrachtswal grotendeels
door het pand van Koolstra zal moeten gaan. Naast
dat pand staan enkele panden die door de Provincie
zijn aangekocht en die op het ogenblik worden inge
richt als kantoorruimte voor de P.P.D. (De heer B. P.
van der Veen: De Provincie heeft over Leeuwarden
niets te zeggen.) Nee, maar deze panden liggen ook
op de plaats waar de doorbraak moet komen. Zou de
Provincie die gebouwen voor een jaar of vijf inrichten?
Zou men dan zoveel geld in die verbouwing steken?
Daar geloof ik niet in. Die panden staan er zeker nog
15 jaar. Daarom zou ik persoonlijk heel graag gewild
hebben, dat U mijn suggestie gevolgd had en besloten
had nu eens een royaal standpunt in te nemen. Door
er een paar duizend gulden aan te besteden zoudt U
die buurt kunnen laten weten, dat de buurt nog ge
ruime tijd in stand blijft.
Het voorstel, dat U doet, is voor mij wel aanvaard
baar. Ik zeg: Vooruit dan maar. Het pand is bijna hele
maal gesloopt. Laten we hiermee maar akkoord gaan.
Ik wilde alleen nog even de nadruk leggen op het
feit, dat wij in bepaalde wijken ontzettend lang puin
hopen laten liggen, afgebroken muren enz. De Raad
van Heerenveen keek vanmiddag al met verwondering
vanuit de Borniastraat in noordelijke richting. (De
Voorzitter: Dat is een ander punt, mijnheer Heidin
ga.) Ja, maar daar liggen ook al langer dan een jaar
puinbulten. Nu eindelijk is de hoek bij de Grachtswal
opgeknapt na talrijke vragen en ingezonden stukken.
Als U hier voorstelt, dat het vrijkomende terrein van
alle afbraakmateriaal moet worden ontdaan en in een
nette staat moet worden opgeleverd en onderhouden,
dan zeg ik: Akkoord, maar dan ook beslist doen. Dan
moet er niet worden gezegd, dat we geen plaats hebben
voor het puin en niet de rommel laten liggen zoals
gebeurd is op de plaats waar het pand van Vermeulen
heeft gestaan. U kunt wel zeggen, dat dat niet aan de
orde is (en het is ook niet aan de orde, dat weet ik wel)
maar het is de gang van zaken in de gemeente. En
daarom zeg ik nogmaals: Als we dit doen dan moeten
we het ook goed doen en het op korte termijn afmaken,
en keurig afmaken.
De heer Vellenga,: Mij losmakend van de gedachten-
gang van de raadsbrief, ben ik het met de conclusie
wel eens. Hoe wij over de zaak Bisschopstraat en om
geving dachten hebben we, geloof ik, in de begrotings
zitting wel uitvoerig uiteen gezet. Ik heb toen een aan
tal suggesties gedaan. Ik heb het gevoel, dat U die
grotendeels hebt overgenomen en wat dat betreft kan
mijn fractie het dus eens zijn met Uw voorstel. Ik heb
ook geen behoefte om andere straten die met een B
beginnen in de gedachtenwisseling te betrekken.
De heer De Jong (weth.): Het gedeelte van de
raadsbrief, dat betrekking heeft op mijn portefeuille,
beperkt zich tot de laatste alinea's. Dat gaat meer
over de bestemming die aan dit pand gegeven zou
worden. Wij hebben gemeend in de lijn van de behan
deling in de raadszitting van 30 maart j.l. te handelen
door een voorstel te doen zoals in de raadsbrief is
neergelegd. We hebben gemeend het pand niet te moe
ten herstellen. De heer Heidinga heeft daartoe op 30
maart een motie ingediend het wel te doen, en die is
niet door de Raad aanvaard. De heer Vellenga heeft toen
een suggestie gedaan die, meen ik, het gevoelen van
de meerderheid van de Raad vertolkte. Wij hebben ge
meend daarnaar te moeten handelen.
Ik zou de heer Tiekstra willen vragen te antwoorden
op de opmerkingen van de heer Heidinga over het sa-
neringsbeleid omdat die betrekking hebben op zijn
portefeuille.
De heer Tiekstra (weth.): Ik begin met de heer
Heidinga toe te geven, dat de kwalificatie die gehan
teerd wordt, op zichzelf thuis hoort onder de
noemer woordkeuze en dat de feitelijke toestand
de doorslag behoort te geven. Het betoog van
de heer Heidinga houdt wel het risico in als er
dezerzijds op ingegaan wordt dat het hele beleid
t.a.v. de oude gedeelten van de stad aan de orde komt.
Ik dacht, dat de discussie dan buiten de proporties
komt. Daarbij komt nog, dat wij bij de begrotingsbe
handeling t.a.v. het totale aankoopbeleid en wat daar
verder aan vast zit, hebben toegezegd zorg te zullen
dragen voor een volledige nota aan de Raad, een en
ander ook in overleg met het Grondbedrijf. Ik dacht,
dat we bij die gelegenheid over het totale beleid beter
kunnen discussiëren dan nu.
Ik wilde hiermee dan ook maar volstaan en ik neem
aan, dat de heer Heidinga daar genoegen mee zal wil
len nemen.
Er is dus later nog gelegenheid op deze zaak in haar
totaliteit terug te komen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het gestelde
in de laatste alinea van de raadsbrief.
Punten 9 t.e.m. 11 (bijlagen nos. 147, 132 en 138).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 12 (bijlage no. 143).
De heer Heidinga: Ik weet niet meer of ik het in
de Commissie Ruimtelijke Ordening heb gevraagd en
daarom doe ik het hier nog maar eens.
Op zichzelf heb ik natuurlijk helemaal geen bezwaar
tegen dit voorstel. Maar ik meen mij te herinneren,
dat een zekere heer Koster, die in het smalle gedeelte
van Huizum-Dorp woont, een aanvraag voor een ver
bouwing had ingediend. Mijn vraag is: Zijn er lopende
aanvragen voor bouwvergunningen die dit voorstel
doorkruisen of toch zullen moeten worden toegewezen?
De heer Tiekstra (weth.)Ik moet even op mijn
geheugen afgaan, maar ik geloof niet, dat de heer
Koster een concrete bouwaanvraag heeft ingediend. Hij
heeft wel gevraagd of verbouw van zijn pand mogelijk
zou zijn. In hoeverre dat een duidelijk materieel ver
schil uitmaakt, laat ik op het ogenblik in het midden,
omdat mij niet bekend is of de verbouwingsplannen
van de heer Koster inderdaad zo serieus waren, als ze
bij het verzoek werden voorgedragen. Dat kan ik niet
beoordelen. Ik kan alleen zeggen, dat het overleg met
de heer Koster nog gaande is. Verder zijn mij geen
voorbeelden van bouwaanvragen in dit gebied bekend.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 13 t.e.m. 16 (bijlagen nos. 144, 145, 139 en 146).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 17 (bijlage no. 140).
Mevr. Dykstra-Bethlehem: Ik had een vraag over
dit punt. Wanneer woningen onbewoonbaar verklaard
worden, moet men dan dezeifde huur blijven betalen,
of wordt de huur verminderd, zoals ook in het westen
van het land gebeurt? Daar wordt de huur terugge
bracht tot het peil van 1951 en ik meen, dat dit in de
geliberaliseerde gebieden niet hoeft. Maar toch zou ik
in dit verband het College willen vragen of het, in
het belang van de mensen die nu in een onbewoonbaar
verklaarde woning in onze gemeente wonen, niet reëel
zou zijn ook deze huren terug te brengen tot het huur-
peil van 1951.
De heer Heidinga: Ik zou graag een opmerking
willen maken over die twee panden aan de Meidoorn
straat. Niet, dat ik meen, dat die panden niet voor
onbewoonbaarverklaring in aanmerking zouden komen,
maar U weet, dat ik nogal erg gevoelig ben voor de
aftakeling van bepaalde woonwijken, omdat ik vind,
dat we daar heel voorzichtig mee moeten zijn.
Nu regardeert het eigenlijk de Gemeente niet, maar
toch geeft de aanwezigheid van die twee bouwvallen
(één staat al leeg en de tweede zal binnenkort ont
ruimd moeten worden) een naar aanzien aan die buurt.
Daar ontkomen we niet aan.
Je kunt in die wijk precies zien waardoor die bouw
vallen ontstaan zijn. Vanaf de Dokkumer Ee tot onge
veer de Lekkumerweg (waar de passage van Tigche-
laar is) liep destijds een vaart. Door die vaart gingen
ze vroeger met de groentepramen van de kwekerijen
naar de veiling. Deze twee huizen staan precies in de
loop van die vaart. Zou het mogelijk zijn, dat de Ge
meente deze panden aankoopt (misschien voor niets
overneemt), ze afbreekt en ze in dezelfde staat weer
opbouwt? Die huizen kunnen daar best staan; er moe
ten alleen heipalen onder. Er staan nu geen palen on
der. Als we ze in dezelfde staat weer opbouwen, passen
ze in de buurt en hoeven ze ook niet zo duur te zijn.
We zouden het misschien eens kunnen proberen, dan
houden we in ieder geval die wijk intact.
De heer Tiekstra (weth.)Allereerst wil ik even
ingaan op de vraag van mevr. Dijkstra over de huren.
Onder het oude regiem was het inderdaad zo (onder
de oude Huurwet), dat bij onbewoonbaarverklaring de
huur werd verlaagd tot de laagst mogelijke, laat ik het
zo zeggen. Dat gaat nu niet meer op. Bij de in dit
voorstel genoemde panden is er één woning, die niet
wegens de technische toestand maar i.v.m. de totale
toestand als krot dient te worden aangemerkt; de
huur van die woning is dan ook niet hoog. Die woning
blijft natuurlijk wel vallen binnen het werkterrein van
de Huuradviescommissie resp. de kantonrechter. Be
trokken huurder kan over de huur dus contact opne
men met de Gemeente en dan wordt hij geïnformeerd
over de middelen die hem ten dienste staan om tegen
een eventuele huurverhoging te protesteren of om een
huurverlaging te bewerkstelligen. Daarmee moet ik op
dit moment t.a.v. deze vraag volstaan.
De opmerking van de heer Heidinga is voor mij wat
moeilijker te beantwoorden, want het betreft een kavel
waarop twee woningen staan die nog niet de leeftijd
hebben, die de heer Heidinga en ik hebben bereikt. De
oorzaak van verval is inderdaad gelegen in het ver
schijnsel, dat de heer Heidinga signaleerde. Het zijn
panden die eigendom zijn van twee eigenaren. Deze
zijn natuurlijk vrij, als hun dat mogelijk is, daar weer
nieuwe panden te bouwen. Het ene huis is leeg, het an
dere zal leeg komen. Als het voor de eigenaren finan
cieel aantrekkelijk is, zullen ze zelf tot herbouw over
gaan. Als dat niet het geval is, heb ik er geen be-