4 5 doorslaggevend en vinden, dat de mensen die hierover Drieven hebben geschreven niet langer met een kluitje in het riet moeten worden gestuurd. Ik ontken, dat dit een incidenteel geval is. Ik vind, dat gewoon de stel regel dient te worden gehandhaafd, dat het openbaar vervoer zo dicht mogelijk bij het centrum dient te ko men. Ik geloof zeker wel, dat de betreffende werk- commissie hiermee bezig is, maar ik dacht, dat, als U spreekt over een afzienbare termijn, die termijn wer kelijk afzienbaar wordt als deze zaak voor 14 juni 1971 in de Raad komt. De reconstructie van de Wester plantage is genoemd, maar ik vind dat echt geen ar gument om nog maar even te wachten en ik blijf er bij(De heer Tiekstra (weth.): Waar moet het verkeer dan langs, mijnheer Van Haaren Dan kan en dat is de bedoeling van de motie van de heer Eijgelaar ook in principe de bushalte aan het Wil- hemimaplein in ere worden hersteld en mocht die re constructie opnieuw een omlegging vergen, zoals dat het geval indertijd was met de Prins Hendrikbrug, dan moet dat gebeuren. Maar het gaat om het principe, dat de bushalte weer tegenover het Gerechtsgebouw komt. Nogmaals, ik vind, dat binnen een termijn van een halfjaar deze beslissing moet kunnen worden ge nomen. Ik wil graag de motie-Eijgelaar steunen en als deze motie wordt aangenomen, zal ik mijn eigen motie intrekken. Wordt de motie-Eijgelaar verworpen, dan wil ik toch de motie van Axies indienen, die als volgt luidt: „De Raad van de gemeente Leeuwarden; op 3 mei 1971 in vergadering bijeen; besluit B. en W. op te dra gen uiterlijk in de vergadering van de Raad van 14 juni 1971 met een voorstel te komen tot een definitieve inrichting van een halte voor interlokale autobusdien sten." Ik hoop, dat de motie van de heer Eijgelaar wordt aangenomen. Ik vind dat de enige zinnige manier om de zaak nog uit te stellen (de halte in ere herstellen; dan kunnen we de zaak nog wel even aanzien). Daar mee doen wij recht aan al die mensen die hierom ge vraagd hebben. Wordt deze motie verworpen, dan houd ik vast aan de motie die ik net heb voorgelezen. De heer Vellenga: Ik zou mij kunnen voorstellen, dat het College zo antwoordt als het gedaan heeft als de termijn waarbinnen deze zaak speelt niet zo lang was als hij is. Wij mogen aannemen, dat U sinds de datum waarop wij voor het eerst over deze zaak heb ben gesproken ijlings bent begonnen met enquêteren. Dat is toen gevraagd door de Raad. U hebt dus op dit moment al een zeker beeld voor ogen wat de ge regelde gebruikers van bussen aan wensen hebben ge- etaleerd. Ik schat, dat U dat zo'n maand of twee na het raadsdebat op papier had. U hebt toen de gelegen heid gehad om dat in de betrokken commissies te brengen. Die hebben daar een of twee maanden over kunnen broeden en zijn dus in staat geweest om op een bepaald tijdstip tegen U te zeggen: Zo liggen de kaarten. Want waar ging het om U hebt een concreet voorstel in deze Raad gedaan inzake de bushalte aan de Westersingel. Dat was, naar ik aanneem, een uit gebalanceerd voorstel. Daar leefden bezwaren tegen in de hele Raad. Het enige wat U toen moest doen, was tegenover dat voorstel de alternatieve mogelijkheid te plaatsen. Die kon U afwegen tegen alle meningen die U inmiddels ijverig had verzameld. Vandaar, dat ik mij erin kan vinden, dat op dit moment vanuit de Raad gezegd wordt: U moet over drie of zes weken een definitieve oplossing aan de Raad voorleggen. U zegt, dat het een complexe zaak is. Natuurlijk is dat zo, maar U hebt de draadjes er al lang uit kunnen halen. U kunt op dit moment antwoorden aan mevr. Boel stra: Zo en zo komt het; maar U moet binnen de door de heer Van Haaren genoemde termijn met een defini tief voorstel komen. Ik vond het aantrekkelijke in de motie van de heer Van Haaren en de zijnen hoewel dat ook een haar is! (Gelach), dat hij die mogelijk heid open liet. De motie van de C.C.P. legt zich bij voorbaat vast op die halte aan het Wilhelminaplein. De heer Van Haaren is zo hoffelijk geweest tegenover het College te zeggen: Ik laat die mogelijkheid nog open. Daar om vind ik, dat hij wat te snel steun betuigd heeft aan de motie van de C.C.P. (De heer Engels: Wij zijn .jl m >v v Wu/i zo hoffelijk geweest het antwoord van B. en W.: „Wij kunnen dat rapport niet klaar hebben voor 14 juni.", te aanvaarden.) Uw hoffelijkheid heb ik op dit moment nog niet ter sprake gebracht, terwijl die mij bekend is van vele gelegenheden. (Gelach) (De heer Engels: Nu hoop ik maar, dat de heer Van Haaren met de zijnen en de haren dat begrepen heeft.) Ik wilde dus tegen de heer Van Haaren zeggen, dat zijn motie aan het College de mogelijkheid biedt alsnog een keuze te doen en die duidelijk voor te leggen aan de Raad. En nu dacht ik, dat na de hele lange voorgeschiedenis van dit geval, het verzoek vanuit de Raad om over zes weken met een definitief voorstel te komen niet on billijk, niet incorrect is en niet onbestuurlijk mag heten. Het past gewoon in goede verhoudingen tussen College en Raad. Vandaar, dat mijn fractie geen behoefte heeft voor het voorstel van de C.C.P. te stemmen, maar als nog bereid is om zonder meer akkoord te gaan met de motie zoals die door Axies is ingediend. De heer Schaaf sina: Wij kunnen van harte de motie van de heer Eijgelaar steunen. Ik wil toch wel opmer ken, dat B. en W. tijd genoeg hebben gehad alle mo gelijke facetten van deze zaak te bekijken. We krijgen nu een tijdelijke opbreking van de Westerplantage. Het vorige argument tegen het herstellen van de halte aan het Wilhelminaplein was de Prins Hendrikstraat. Nu hebben we de Westerplantage. Er zal straks misschien aan het Ruiterskwartier ook iets moeten gebeuren. Ik sta het allemaal niet zo erg. De heer Engels: De C.C.P.-fractie heeft die motie ingediend omdat het antwoord van het College kwam van U, mijnheer de Voorzitter en van wethouder Tiekstra „Wij kunnen in geen geval voor 14 juni doen wat de heer Van Haaren vraagt." In die situatie dienen wij die motie te handhaven. Als U straks zegt, dat U het toch wel kunt, hebben wij geen behoefte aan die motie. Wij zijn bereid U de benefit of the doubt te geven; komt U dan maar met Uw verhaal. Wij kun nen die motie over zes weken ook nog indienen. Maar dan moet U overstag gaan. Het gaat om het stand punt, dat U met kennis van zaken, neem ik aan ingenomen heeft in eerste instantie. Dat heeft ons ge bracht tot het voorstel zoals dat is ingediend en dat wij zullen handhaven, tenzij wij een duidelijke toezeg ging op dit punt van U krijgen. De heer B. P. van der Veen: Ik ben een beetje be duusd door de hoffelijkheid waar steeds maar over ge sproken is en ik vraag mij even af, of het in het voor stel van de heer Eijgelaar gebruikte woord „verzoekt" een hoffelijke vorm is voor „wij dragen het College op". Als dat het geval is, begrijp ik die motie en als het een verzoek is waarvan B. en W. straks kunnen zeg gen: „Nou ja, ze kunnen zoveel verzoeken, we leggen het maar naast ons neer.", dan heb ik weinig waar dering voor die motie. Dus ik wilde graag weten of dit een hoffelijke vorm van een opdracht is en of het College bereid is het als zodanig te begrijpen. (De heer Eijgelaar: Het is wel als hoffelijke vorm van een op dracht bedoeld.) De heer J. de Jong: Ik ben het laatste lid van onze fractie dat het woord vraagt over deze kwestie. (Ge lach) Wij proberen de zaak goed over te brengen. Er spelen m.i. in deze zaak drie partijen een rol, n.l. de consument, het bedrijfsleven en de busondernemer. Wij hebben in de Commissie Openbare Werken een plan voorgelegd gekregen t.a.v. de reconstructie van de Wes terplantage; de Wethouder heeft daar ook al op ge doeld. Deze reconstructie kost veel geld, maar in de plannen is niet voorzien in een extra rijstrook voor bussen vanaf het Ruiterskwartier. Bij het maken van de plannen voor de reconstructie is in het geheel geen rekening gehouden met de mogelijkheid, dat de bus halte aan het Wilhelminaplein in ere zou worden her steld. Als wij nu naar de wil van de consument en het bedrijfsleven besluiten de interlokale bussen weer te laten rijden door de Prins Hendrikstraat en langs het Ruiterskwartier, lopen wij de kans dat ons gezegd wordt: De bussen zullen veel te veel stagnatie onder vinden als ze langs die route de stad moeten verlaten. Nu zou ik, voor we met de reconstructie-werkzaamhe den beginnen, graag eerst willen bekijken of het mo gelijk is een extra strook te maken voor de bussen, waarbij de bus dan voorrang zal moeten krijgen op het andere verkeer. Wij zien deze extra stroken voor bussen al in vele steden in ons land. Ik dacht, dat we met deze oplossing zouden voorkomen, dat we straks zitten met een gereconstrueerde Westerplantage (met een volledige verkeerslichteninstallatie en alles wat er bij hoort) waarover klachten komen van het interlo kale verkeer (omdat men veel te lang moet wachten voor de stoplichten) en van de busondernemer, die vindt, dat de bussen te lang werk hebben bij het ver laten van de stad. Met het aanleggen van een extra strook voor de bus sen zouden we drie dingen bereiken: le. De buspassagiers kunnen weer gebruik maken van de bushalte aan het Wilhelminaplein, dus vlak bij het centrum. 2e. Aan de wens van het bedrijfsleven met betrek king tot het herstellen van de bushalte kan worden voldaan. 3e. De bezwaren van de busondernemer t.a.v. de bushalte aan het Wilhelminaplein zijn ondervangen om dat de bussen geen stagnatie ondervinden bij het ver laten van de stad. Tijdverlies is dus geen argument meer. Ik ben dus van mening, dat, alvorens met de recon structie-werkzaamheden aan de Westerplantage wordt begonnen, eerst de mogelijkheid van een extra rijstrook voor bussen dient te worden bekeken. De hear Miedema: Miskien bin ik net de léste fan myn fraksje dy't oer dit punt it wurd freget. Ik haw noch wol in pear fragen. Yn earste ynstansje stie ik net ünsympathyk tsjin- oer de yntsjinne moasjes, mar nou binne der inkele nije punten nei foaren kommen yn de antwurden fan de Foarsitter en de Wethalder. Ik kin op it stuit net hielendal oersjen hwat kant ik dêr mei üt moat. Earst eat oer de Westerplantage. De Wethalder hat sein, dat in bigjin makke wurde sil mei de rekon- struksje en dat de Westerplantage dan sletten wurde sil foar alle forkear. Dan kinne de bussen min fia it Wilhelminaplein ride. Stiet it yndied fêst, dat wy mei dat wurk bigjinne? Der binne sa'n soad projekten hwer't wy mei bigjinne sille, mar dy't üteinliks net trochgeane. Ik wol graech konkreet witte hoe fier it hjirmei is. Is de finansiering yn oarder, is alles klear As der dan ek noch in lid fan de Ried is dy't seit, dat it plan eins wizige wurde moat omt der in strook by moat, dan soe it wêze kinne, dat de ütfiering in pear jier ütsteld wurde moat. Nou wol ik witte: Hwannear wurdt der bigoun mei de rekonstruksje fan de Wester plantage? Is der ek bikend hoe lang de Westerplantage sletten wurde moat foar it forkear? It sprekt my wol oan dy halte wer nei it Wilhelminaplein to forpleatsen, mar wy moatte üs der meiinoar foar hoedzje hjir in „prestige"-saek fan to meitsjen. As wy witte dat de Westerplantage in lange tiid sletten wurde moat foar it forkear, soene wy troch in riedsbislüt dy busünder- nimming in bulte oerlêst oandwaen kinne. Dêr moatte wy wol rekken mei halde as wy joun in bislüt nimme. Dêrom bin ik ek bliid mei de meidieling fan de Wet halder, al hie ik leaver hawn, dat it yn de stikken stien hie. Ik haw wolris it idé, dat it Kolleezje de Ried oerskat. It Kolleezje docht noch al gauris hiel bilang- rike meidielings yn in riedsgearkomste en dy moatte wy dan mar fordiskontearje yn de bisluten dy't wy nimme. Dat leit net altyd like maklik. Jimme tinke, dat wy folie snoader binne as wy binne. Wy wolle sokke dingen graech op papier hawwe; dan kinne wy der ris rêstich oer tinke. Dy kans hawwe wy nou net. Konkreet wol ik dus witte hwannear't dat wurk bi- gjint, hoelang it duorret en hokker problemen der ef- ter wei komme. Ik wachtsje it antwurd óf; dan sil ik der nochris djip oer neitinke en dan siz ik ja of né. De Voorzitter: Ik dacht, leden van de Raad, dat het n.a.v. deze interessante discussie en de twee inge diende moties wel de moeite waard is, dat het College zich tijdens de pauze even beraadt en ik wilde na de pauze beginnen met het antwoord in tweede instantie van de zijde van het College. (De heer Tiekstra (weth.) Daar heb ik helemaal geen behoefte aan, mijnheer de Voorzitter. Laten we de zaak nu duidelijk maken.) Ik heb er wel behoefte aan. (De heer Tiekstra (weth.): Ik dacht, dat het College dat uitmaakte. Ik wil wel graag de behoefte van het College gepeild zien.) Daar zullen we in de pauze nog over moeten praten. (De heer Van Haaren: De Raad kan behoefte hebben aan een stemming op dit moment.) Het punt wordt ook niet afgevoerd van de agenda. (De heer Van Haaren: Het gaat om het moment. Ik kan me best voorstellen, dat het College overleg wil plegen, maar de Raad heeft toch zeker, het recht te zeggen, dat er nu gestemd moet worden?) Er is zo pas al het woord „prestige- zaak" gevallen. Laten we toch nuchter zijn. Hier zijn een aantal elementen naar voren gebracht door de Raad waar wij als College niet over hebben kunnen praten. (De heer B. P. van der Veen: Nee, het is een spik splinternieuwe zaak.) Ik vind het best, dat weth. Tiek stra hier a bout portant een antwoord kan geven, maar het lijkt mij eleganter, dat wij even de koppen bij el kaar steken omi balans op te maken en het standpunt van het College bepalen. Ik neem op dit moment geen standpunt in. Wij doen dit toch wel meer. We kunnen na overleg U duidelijk het standpunt van het College meedelen n.a.v. de ingediende moties. Wij kunnen de vergadering daarvoor schorsen, maar dat vind ik jam mer van de tijd. Daarom stel ik voor, dat wij in de pauze even overleg plegen. Dat maakt voor U toch niets uit? U krijgt dan een duidelijk antwoord van het College. Ik kan ook als voorzitter op dit moment de elementen die U in het geding hebt gebracht niet in een conclusie namens het College verwerken. Ik neem aan, dat wethouder Tiekstra een zeer resoluut ant woord kan geven, maar dat hoeft niet parallel te lopen met het standpunt van het College. En daar zit ik even mee als voorzitter. Dit is een pro cedurekwestie en wij passen deze methode toch wel vaker toe. Wij moeten óf nu schorsen öf na de pauze dit punt afhandelen. De heer Vellenga: Ik zou nog wel even willen stel len, dat het de Raad wat bevreemdde, dat U deze mede deling deed. Niemand van ons heeft gezien, dat U de leden van het College heeft geraadpleegd alvorens Uw standpunt aan de Raad mede te delen. Dat wekte enige verwarring. De heer B. P. van der Veen: Ik geloof ook, dat het des te meer verwarring wekte omdat de Wethouder die deze portefeuille beheert, hierover al zijn mening gezegd heeft. De heer Engels: De Voorzitter bepaalt de orde van de vergadering. Ik heb het reglement van orde niet bij de hand. (De heer B,. P. van der Veen: Ik ben het daar bij voorbaat niet mee eens.) (Grote hilariteit) Ze zeggen, dat het zo'n leuke bijeenkomst is geweest met de Raad van Heerenveen. Je zou het niet zeggen. (Ge lach) Mijnheer de Voorzitter, ik zou U in overweging willen geven om nu strikt formeel te handelen en de vergadering even te schorsen om overleg te kunnen plegen met de leden van het College. (De heer Van Haaren: Dat is zonde van de tijd.) Maar het lijkt wel de beste manier om uit deze impasse te komen. (Gelach) De Voorzitter: Ik stel voor na de pauze de bespre king van dit punt voort te zetten. Gaat Uw Raad daar mee akkoord of wenst U dat wij nu schorsen? De heer B. P. van der Veen: Laten we nu gaan koffie drinken, het is toch bijna tijd voor de pauze. De Voorzitter: Neen, het is pas pauze om halftien. Gaat U ermee akkoord, dat het College na de pauze antwoordt De Voorzitter concludeert, dat de Raad er in meer derheid mee akkoord gaat, dat de bespreking van dit punt na de pauze wordt voortgezet. Punt 3. De heer De Vries: Ik zou willen beginnen met zowel aan de Raad als aan het College dank te zeggen voor het feit, dat we de vorige keren dit punt van de agenda hebben afgevoerd, omdat we op die momenten in tijd nood verkeerden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 3