4
5
dat de ontwikkeling van de televisie in de school gun
stiger zal zijn dan de ontwikkeling van de radio in de
school. Ik heb het idee, dat door de leermiddelen die
ervoor zijn, en de mogelijkheden, die de televisie boven
de radio biedt, inderdaad ook een gunstiger ontwikke
ling van de televisie in de school verwacht mag wor
den dan bij de radio in de school het geval was.
De heer Schaafsma deelde mee tegen de schooltele
visie op zichzelf geen bezwaar te hebben, maar vindt de
gang van zaken wat vreemd, m.n. het ter beoordeling
aan de commissie toezenden van het ontwerp-raads-
voorstel en de daarmee samenvallende ontvangst van
het definitieve ontwerp. Ik kan het op het moment niet
nagaan; ik had, in overleg met de Secretaris, ge
vraagd de ontwerp-raadsbrief naar de commissieleden
te sturen, zoals indertijd ook in commissieverband is
afgesproken, omdat we niet over alle punten, die het
onderwijs aanbelangen, zouden behoeven te vergaderen.
Het zou van de reacties van de commissieleden af
hangen, of vergaderd moest worden over bepaalde pun
ten. Ik weet op het moment niet de tijdstippen van ver
zending van ontwerp en definitieve raadsbrief, maar
blijkbaar moeten die dag aan dag geweest zijn, wat
uiteraard niet de bedoeling was. (De heer Schaafsma:
Dat maakt het vergaderen wel moeilijk.) Ja, het
was een onmogelijkheid. Ik heb dit niet geweten. Het
spijt me, want men moet de kans hebben op een ont-
werp-raadsvoorstel te reageren.
Wat het bedrag betreft, kan ik mij indenken ik
heb het mezelf ook gerealiseerd toen de raadsbrief
uitkwam dat men een beetje vreemd aankijkt tegen
een bedrag van f 1400,voor een televisietoestel, hoe
wel men dat een jaar of tien geleden geen abnormale
prijs had gevonden voor een goed toestel. ïk kan wel
ongeveer een specificatie van dat bedrag geven. De
toestellen kosten f750,per stuk (dat is een R.I.B.-
prijs (Rijksinkoopbureau) en een goedkopere weg heb
ben we tot nu toe niet kunnen vinden). Ze hebben de
mogelijkheid van aansluiting voor een video-recorder.
Die recorders zijn er nu nog niet op de scholen, maar
in de toekomst zullen we daar wel naar toe gaan.
Daarom is die aansluitingsmogelijkheid van belang. De
overige kosten hebben betrekking op een antenne met
toebehoren, leermiddelen (ook voor de 8 scholen die
al een televisietoestel hebben) en een plateau, waarop
het toestel moet worden geplaatst, zodat het eventueel
van het ene naar het andere lokaal gebracht kan wor
den. Ik kom dan al gauw tot een bedrag van f 650,
bijkomende kosten en ik denk, dat het voor de heer
Schaafsma nu niet moeilijk meer is tot een kosten-
totaal van f 1400,.per toestel te komen. (De heer
Schaafsma: Nee, ik ben er al!)
De heer Schaafsma: Het had, dacht ik, tijd be
spaard, als een eenvoudige berekening, die ik ook
zonder mondelinge toelichting heus wel begrepen had,
bij de stukken had gelegen.
De heer Ten Brug (weth.): Wij realiseren ons niet
altijd, dat je bepaalde bedragen ook voor leken „lees
baar" moet maken.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 13 (bijlage no. 177).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 14 (bijlage no. 187).
De Voorzitter: Dit is de eerste keer, dat wij een
beroepschrift volgens deze procedure behandelen. Uw
Raad heeft een aantal beroepscommissies ingesteld
o.a. een beroepscommissie op grond van de A.P.V. en
een op grond van de Drank- en Horecawet, maar die
commissies heben de afgelopen jaren nog niet één keer
in touw behoeven te komen, wat, dacht ik, alleen maar
een gunstig teken is.
Vrij kort geleden heeft Uw Raad ook besloten een
beroepscommissie in te stellen op grond van de be
palingen in de Bouwverordening en al had men erop
gewacht! er zijn meteen al een drietal beroepen aan
de betrokken commissie in behandeling gegeven. Nu is
het eerste in behandeling. Aan de orde is een advies
aan Uw Raad van een door Uw Raad ingestelde com
missie.
De heer Janssen: Bij het thans aan de orde zijnde
punt brengt de Adviescommissie in zake beroepschrif
ten advies uit betreffende de bouw-aanvraag van de
heer Louwsma aan de Fruitstraat.
De familie Louwsma kreeg ruimtegebrek in de be
staande woning; men wilde hierin graag blijven wonen
en trachtte door uitbreiding van de woning in de be
hoefte aan meer ruimte te voorzien. Het College heeft
de bouw-aanvraag afgewezen en terecht op
grond van een bepaling in het bestemmingsplan-
Greunsweg, waarin staat, dat de ruimte tussen woning
en garage niet bebouwd mag worden. B. en W. achten
het, blijkens het aan de commissie uitgebrachte advies,
niet aanvaardbaar, dat deze bepaling gewijzigd wordt,
omdat ze vrezen, dat er te grote bebouwingsvlakken
worden gecreëerd. Ook spreekt het College de vrees
uit, dat op deze wijze de gehele noordwand van de
Fruitstraat zal worden volgebouwd en daardooor het
open karakter van deze straat zal worden aangetast.
Beide standpunten worden niet door mij gedeeld.
Wat betreft de te grote bebouwingsvlakken, wil ik
opmerken, dat de voorgevel van de garage plus even
tuele aanbouw plm. 1 m terugspringt uit de bestaande
rooilijn van de woning, wat volgens mij het grotere
bebouwingsvlak behoorlijk verbreekt.
Aangaande het volbouwen van de noordwand van de
Fruitstraat zou ik onder de aandacht van het College
willen brengen, dat deze wand maar liefst door vier,
vijf straten wordt doorsneden, waardoor ook bij een
dichtere bebouwing toch geen saaie en massale wand
ontstaat.
Wat de vormgeving van de voorgenomen verbouwing
betreft, ben ik van mening, dat het een aardig plan
netje is, dat zich zeer wel met de omgeving verdraagt.
Daar de geplande uitbreiding net tegenover een zij
straat gelegen is, kan die moeilijk op bezwaren van
overburen stuiten en doordat het aan de achterzijde
aangrenzende perceel sedert l/2 a 2 jaar niet meer is
bewoond, verwacht ik van die kant ook geen bezwa
ren. Ik sta dan ook geheel achter het tweede deel van
het te nemen besluit, waarin B. en W. uitgenodigd
worden de directeur der Openbare Werken opdracht
te verlenen alsnog te onderzoeken, in hoeverre het be
stemmingsplan gewijzigd kan worden om realisering
van het plan van de heer Louwsma mogelijk te maken.
Misschien zult U mij betichten van het maken van
gelegenheidswetgeving, maar ik acht de nodige ingreep
van zo weinig betekenis, dat ik in dit geval rustig tot
wijziging over zou willen gaan.
Ik neem aan, dat we een wijzigingsvoorstel weer
in de Raad terug zullen krijgen.
De heer Heidinga: Ik kan mij zonder enige restrictie
aansluiten bij de heer Janssen. Ik wilde alleen nog iets
aan zijn woorden toevoegen. Er staat in de bij dit be
stemmingsplan behorende bebouwingsvoorschriften, dat
er een gedeelte tussen de woning en de garage onbe
bouwd moet blijven. En daar heeft men zich direct bij
het bouwen al niet aan gehouden. Bij twee van die
woningen aan de Fruitstraat is de garage n.l. wel aan
de woning vastgebouwd. En nu begrijp ik niet, dat
men nu t.a.v. deze man, die met zijn gezin in omstan
digheden komt te verkeren, dat hij meer ruimte nodig
heeft, zegt: Hier handhaven we strikt de voorschrif
ten. Ik zou toch wel eens willen weten, hoe dat zit.
De Voorzitter: Heeft de heer Boomgaardt er be
hoefte aan het advies van de commissie nog nader toe
te lichten
De hear Boomgaardt (pl.f. foarsitter advyskommisje)
Ik achtsje it in eare, dat ik wer ris it wurd fiere mei
yn de rounte fan dizze Ried. Omdat de foarsitter fan
üs kommisje, Mr. Van der Veen, der net is, rint it sa,
dat ik hjir noch wer efkes komme mocht.
It kommentaer fan de hear Janssen kinne wy as
kommisje uteraerd ünderskriuwe. Hy stelt dizze
fraech: Komt in wizigingsütstel wer yn de Ried? En
nou leit it mear op de wei fan de Foarsitter fan it Kol-
leezje om dêrop to antwurdzjen, mar ik nim wol oan,
jat dat in bifêstigjend antwurd wêze sil. (De Voor
zitter: Ja.)
De hear Heidinga is it dus ek mei it advys, dat de
Kommisje op tafel lein hat, iens; allinnich stelt hy noch
de fraech: Hwerom mei nou net, hwat by it bouwen
fan oare huzen yn deselde strjitte wol mocht? Wy
hawwe dér ek wol efkes by stilstien. Men hat yn in
foarige perioade dus ek al in bytsje soepeler west as
winliken koe en hwat myld en, blykber sünder alle
konsekwinsjes dêrfan troch to tinken, bipaelde oan-
fragen bihannele. Mar nou't wy der mei de noas bop-
pe op drukt binne, moatte wy sizze: Dit kin op groun
fan de foarskriften, dy't sa düdlik binne, net tastien
wurde. Der soene maetregels nommen wurde moatte,
soe it oars kinne. Wy moatte de saek bioardielje sa't
dy nou foar üs leit. En as men eartiids hwat dien hat
hwat net hielendal goed west hat, dan meije wy net
de flater, dy't doe miskien mei goede bidoelings
makke is, herhelje. Dan moat men sizze: De foar
skriften moatte oars en ik leau, dat B. en W. dus mei
rjocht sein hawwe: Sa geane wy net troch; wy wize dit
óf. En doe't dizze bilanghawwende yn birop kaem,
hawwe wy as kommisje konkludearre: B. en W. haw
we mei rjocht ófwizend biskikt. Mar wy miene wol,
ut de praktyk dizze saek bineikommende en ek sjoen
hwat der yn it foarige bard is, dat de Ried bisykje
moat de saek iepen to brekken. Mar nou kin de Ried
net oars dwaen as B. en W. folgje. As ien kear in
sünde dien is, kin men net oanmoedigje dy nochris to
dwaen.
De Voorzitter: Heeft de heer Tiekstra ook nog be
hoefte namens het College in dit stadium op bepaalde
opmerkingen te reageren?
De heer Tiekstra (weth.)Ik zou n.a.v. een opmer
king van de heer Janssen dit willen zeggen: Als de
Raad het advies van de commissie volgt, dan betekent
dat een opdracht aan B. en W. en dan komt de Raad,
resp de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening in
de voorbereiding weer met deze zaak in aanraking. B.
en W. kunnen dan gemotiveerd zeggen, waarom zij
afwijzend tegenover deze kwestie staan en de Raad
kan controleren, of de zaak inderdaad wordt behandeld
zoals men, het advies gevolgd hebbende, graag zou
willen, dat ze behandeld werd. Nu is discussie wat
voorbarig.
De heer Heidinga: Zoals de heer Boomgaardt en
ook de Wethouder al gezegd hebben, hebben wij tegen
deze procedure op zichzelf niet zoveel bezwaar; dit is
wel een goede procedure. Maar er blijft in mijn hart
een onvoldaan gevoel, als wij andere mensen van dat
zelfde rijtje woningen er staan maar vijf of zes
Meer ruimte hebben gegeven en meer aanpassingsmo
gelijkheden dan we nu aan deze man geven. Ik denk
zo, dat, als B. en W. deze vergunning gewoon ver
leend hadden, er helemaal niets gebeurd was. Maar zij
hebben het niet gedaan en nu zitten wij in de impasse.
Het is in het leven altijd moeilijk om terug te krabbe
len. Dat moet ik ook wel eens en dat valt dan soms
niet mee. Deze beslissing is nu eenmaal genomen, maar
men had die in de gegeven situatie, gezien de bebou
wing daar de heer Janssen heeft dat uitvoerig aan
getoond evengoed andersom kunnen nemen.
Stel, dat we nu Uw voorstel volgen, mijnheer de
Voorzitter,(De Voorzitter: Het advies van de
commissie, bedoelt U.) Jawel, goed, maar laten we
daar niet over spreken. (De Voorzitter: Ik zeg alleen
even, hoe het is.) Nou ja. (Gelach) Wilt U mij „de
bek iepenbrekke (Gelach) Het is voor ons en ik
dacht voor de gehele Raad -natuurlijk van uitermate
grote betekenis te weten, hoeveel tijd hiermee voor de
heer Louwsma verloren gaat. Wij weten, dat onze ste-
debouwkundige dienst het bijzonder druk heeft en dat we
er helemaal niet verstandig aan doen hem telkens nieu
we taken toe te schikken, omdat ander werk daardoor
moet blijven liggen. En om dat andere werk zitten we
te springen. U weet dat net zo goed als ik, mijnheer de
Voorzitter. We hebben dus een gerede kans, dat de
wijziging van zo'n plannetje domweg door de onmoge
lijkheid van de uitvoering blijft liggen. En dan dienen
we deze man er dus helemaal niet mee, als we het
advies van de commissie volgen. Is het niet beter, dat
de Raad nu maar gewoon zegt: „Wij volgen het advies
van de commissie niet en deze man krijgt vergunning."
De Voorzitter: Maar dan zult U een voorstel moe
ten indienen.
De heer Heidinga: Ik wil dat graag doen.
De Voorzitter: Maar het is geen suggestie van mij.
(Gelach)
De heer Heidinga: Zoudt U bijv. in de volgende
raadsvergadering willen komen met een voorbereidings-
besluit voor dat betreffende gebied Als er een be
stemmingsplan in voorbereiding is voor dat gebied (al
staan er maar twee lijnen op papier), dan kunnen
B. en W. op grond van dat voorbereidingsbesluit ver
gunning verlenen en dan kan de zaak binnen drie maan
den rond komen. Zoudt U dat dan niet kunnen toe
zeggen
De Voorzitter: Ik meende, dat de heer Schaafsma
ook het woord heeft gevraagd.
De heer Schaafsma: Wat ik had willen opmerken,
is al gezegd. (De Voorzitter: De heer Heidinga heeft
dus ook voor U gesproken?) Helemaal.
De heer Vellenga: Ik ben het met de intentie van
datgene wat de heer Heidinga nu net heeft gezegd,
Wel eens. Ik vraag mij af, of het verstandig is, wat
de suggestie t.a.v. het voorbereidingsbesluit betreft,
het College aan die drie weken te binden. Ik kan mij
voorstellen, dat het zin kan hebben, dat men die sug
gestie overweegt, dat men daarvoor bij wijze van spre
ken eens even de zaken „navlooit", dat men ook de
mogelijkheid krijgt de Commissie Ruimtelijke Orde
ning hierbij in te schakelen, zoals te doen gebruikelijk
is, wat echter nu ietwat zal stagneren i.v.m. de va
kanties. Ik herhaal: intentie juist, termijn iets minder
juist. Ik zou het College niet op de datum: na drie
weken, willen vastprikken; het kan beter die zaak
eens rustig gaan overwegen.
De Voorzitter: Dit is dus geen kwestie meer voor
de adviescommissie.
Ik zou Weth. Tiekstra willen vragen, of hij nog even
wil reageren op de opmerkingen van de heer Heidinga,
ondersteund door de heer Schaafsma, en op die van
de heer Vellenga.
De heer Tiekstra (weth.)Gegeven het advies van
de commissie en de inhoud van de discussie en ook al,
omdat mij bekend is, dat i.v.m. andere problemen in
hetzelfde gebied het bestemmingsplan „Greunsweg"
toch in bewerking is, kan ik er, dacht ik, wel naar
toe werken, dat voor een van de eerstvolgende ver
gaderingen van de Commissie Ruimtelijke Ordening
deze aangelegenheid op de agenda prijkt. Het is m.i.
ook goed dat te doen, want dan kan de totale situatie
daar besproken worden. Als dat leidt tot een voorbe
reidingsbesluit en als er overeenstemming bestaat om
trent de stedebouwkundige aspecten van deze aan
vraag, dan kan uiteraard getracht worden de heer
Heidinga weet ook, dat het „trachten" is een verkla
ring van geen bezwaar van G.S. te verkrijgen op een in
williging van een eventueel herhaalde aanvraag van
de heer Louwsma.
De Voorzitter: Ik dacht, dat de heren wel content
met deze verklaring kunnen zijn.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het advies van
de Adviescommissie inzake Boeroepschriften ingevolge
de Bouwverordening.
Punt 15 (bijlage no. 186).
De heer Heidinga: De loods aan Fopma's Reed ach
ter de boerderij van de heer Fopma is zonder bouw
vergunning geplaatst en dat kunnen we natuurlijk niet
tolereren. Maar zodra de belanghebbenden daarop is ge
wezen iedere Nederlander wordt wel geacht de wet
te kennen, maar het betreft hier gewone mensen
hebben ze alsnog een bouwvergunning aangevraagd,
dus ik persoonlijk zou hun dat niet zo heel zwaar
willen aanrekenen. Daar zou ik tenminste nog wel