-
".J
taxicentrale en de contactcommissie voor de midden
stand) naar deze plaats wordt overgebracht.
Vervolgens een enkele opmerking n.a.v. het betoog
van de heer Snel. Wij hebben ik dacht, sinds onge
veer twee jaar een groot onderzoek op gang naar
de rapportering m.b.t. het verkeers- en vervoersvraag
stuk. Onder het eerste begrip valt zowel het stilstaan
de als het rijdende verkeer. Het moet een totale rap
portering worden en ik dacht, dat het niet verstandig
was op het resultaat daarvan op dit moment vooruit
te lopen. De stuurcommissies van dit onderzoek
zijn sinds kort met het verdere werk begonnen en ik
hoop dat inderdaad binnen een tijdsbestek van totaal
vier jaar de productie hiervan op tafel kan worden
gebracht. Dan pas kunnen we compleet een zinnig oor
deel geven, m.n. over de verkeersstructuur van de bin
nenstad, over de parkeerbehoefte en de parkeervoor
zieningen van de binnenstad. Tot dan zullen we ad hoe
moeten doen wat onze hand te doen vindt.
Dan zou ik 2 misverstanden, die kennelijk bij mevr.
Visscher leven, uit de weg willen ruimen. Mevr. Vis-
scher zegt: Wacht nu met de beslissingen over dit ter
rein tot het structuurplan op tafel ligt. Het stuctuur-
plan waarover zij spreekt als zij zegt, dat er veel voor
bereidend werk voor verricht is, betreft het structuur
plan voor de gehele gemeente. Wij zijn sinds kort op
nieuw gestart ik zeg welbewust opnieuw gestart
met de voorbereiding voor een nieuw basisplan voor
de binnenstad. Dat is heel iets anders. Daarvoor is op
dit moment nog geen verder voorbereidend werk ver
richt dan in twee a drie vergaderingen gedaan kon
worden. Ik wil wel zeggen, dat het niet betekent, dat
wij ons om de hele binnenstad niet hebben bekreund
en dan herhaal ik met grote hardnekkigheid en
daar is geen enkel geheim bij; dat is in deze Raad be
handeld dat na een uitvoerige publieke discussie
van anderhalf jaar in 1965 een basisplan voor de bin
nenstad is vastgesteld door een bevoegd orgaan, i.e.
de Gemeenteraad. Ook dat plan had niet meer waarde
dan een nieuw basisplan zou hebben, i.e. te zijn een
beleidsstuk. En dat beleidsstuk staat op dit ogenblik
nog in volle omvang overeind. Of dit beleidsstuk vol
ledig ongeschonden de voorbereiding voor een nieuw
basisplan door kan komen, weet ik niet, maar ik ont
ken ten stelligste, dat een basisplan, voor een bin
nenstad als die van Leeuwarden, dat zes jaar oud is op
dit moment, zonder meer als verouderd zou moeten
worden aangemerkt. Overigens is er t.a.v. de Neder
landse binnensteden verschrikkelijk veel aan de gang
en ik geloof dat dit vraagstuk ook landelijk zeer dui
delijk een rol speelt. Dat weet ik overigens. Ik heb van
daag in Den Haag nog een vergadering van vier uur
daarover mogen bijwonen en deze voorbereidingen
zijn veel ingewikkelder en gecompliceerder dan in een
eenvoudig verhaaltje in een krant valt te schrijven.
Ik geloof, dat we t.a.v. voorbarige beslissingen of uit
spraken t.a.v. onze kwetsbare binnenstad bijzonder
voorzichtig moeten zijn en daarom refereer ik er aan,
dat het beter is op het ogenblik een voorziening te
treffen die tegemoet komt aan een toch wel duidelijk
als acuut ervaren behoefte, zonder daarmee vooruit te
lopen op een definitieve bestemming, ook van dit ter
rein.
Ik geloof, dat ik hiermee volledig aandacht heb ge
schonken aan de opmerkingen die in de Raad zijn ge
maakt. Ik hoop, dat straks zal blijken, dat dit planne
tje welbewust versierd is geworden zodat het ook als
versierend element met een groenaankledinkje straks
met bijzonder veel plezier en genoegen door de burgerij,
die onze binnenstad gebruikt, zal worden ervaren.
De heer J. de Jong: Ik had nog gevraagd naar een
prognose van de tijdsduur. Daar ben ik erg belangstel
lend naar.
De heer Tiekstra (weth.): Een prognose van de
tijdsduur kan uitsluitend betrekking hebben op de
vraag wanneer B. en W. machtiging krijgen f 66.000,
te besteden. De f 165.000,is al besteed, dat zal de
heer De Jong wel duidelijk zijn. Mijn hoop op machti
ging voor het uitgeven van f 66.000,is even groter
dan mijn hoop zou zijn als we ook die f 165.000,— nog
moesten uitgeven. Maar ik durf geen voorspelling te
doen. Ik hoop, dat we z.s.m. kunnen beginnen. (De
Voorzitter: Maar niet voor 1972.)
De hear Singeisma: Ik moat spitich genóch mei-
diele, dat ik it Kolleezje net folgje yn it ütstel om dêr
parkearpiakken oan to lizzen. Ik acntsje it in tige kon-
servatyf bilied, dat der noch mear auto's nei üe bin-
nenstêd helle wurde en ik tocht, dat wy hjir op de
forkearde wei wiene. De Wethalder hat gelyk as er
seit, dat der yn 'e stêd al hiel hwat forknoeid is. Hy
seit it net sa, mar mei oare wurden. Hy seit: Der is in
plak üntstien, dat net troch üs tadwaen dêr kommen
is. Ik set dat oer yn: Der is in protte forknoeid, it is
in ivige skande, dat it hotel dêr fordwoun is en wy
kinne it nou in bytsje goed meitsje; wy moatte for-
stannelik redenearje, seit de Wethalder, en wy moatte
dêr dan mar in tydlike parkeargelegenheit oanlizze.
Ik tocht dat it och sa forstannich west hie om dêr in
parkeargelegenheit foar minsken oan to lizzen, in
parkje of sa hwat hinne, in grienfoarsjenning. Ik hie
it folie mear yn de tsjintwurdige tiid achte dat wy dêr
grien en blommen krigen en dat der foaral net mear
auto's nei de binnenstêd lutsen waerden. Ik sil dit üt
stel fan B. en W. dan ek net stypje.
De heer J. de Jong: Aansluitend aan het antwoord,
dat ik van de Wethouder heb gekregen, zou ik nog het
volgende willen opmerken.
In september vorig jaar, vlak nadat de nieuwe Raad
geïnstalleerd was, is in de Commissie Openbare Wer
ken dit punt aan de orde geweest. Ik heb toen gepleit
voor het treffen van voorzieningen om de schuttingen
te laten verdwijnen die daar al zo lang staan, zodra de
akte met Albert Heyn was gepasseerd. In de commissie
is toen, dacht ik, zeer duidelijk gesteld, dat met weinig
kosten deze zaak gerealiseerd zou kunnen worden zo
dra het terrein eigendom van de gemeente zou zijn.
Nu is dit geval inderdaad weer in de commissie Open
bare Wernen besproken en wij hebben ons akkoord
verklaard met het voorstel, maar wij hebben ons mis
schien niet zo gauw gerealiseerd, dat we boven het
bedrag van f 25.000,uitkwamen en daarmede dus
het plan niet snel, eventueel met eigen middelen, zou
den kunnen verwezenlijken. Ik vraag mij af of wij in
dit verband -en dat is ook door anderen al gesteld
niet teveel geld beleggen in deze tijdelijke voorzie
ning. Ik zou het inderdaad wel willen zien als een
tijdelijke oplossing, misschien blijft het op den duur
toch parkeerplaats, dat weet ik niet, het kan ook zijn,
dat het nog eens een andere bestemming krijgt. We
zullen dat mede moeten laten afhangen van de her
structurering van de binnenstad. Ik zou dus in tweede
instantie van de Wethouder willen horen, of de moge
lijkheid bestaat een en ander met eenvoudiger midde
len te realiseren, zodat we niet de kans lopen dat nog
een jaar lang die schuttingen met alles wat er om
heen is een aanstoot zijn in de binnenstad. Ik hoop hier
op een positief antwoord te krijgen.
De hear P. van der Veen: It is fansels sa, dat, as
wy bigjinne dêr parkearpiakken oan to lizzen 36 yn
getal en wy hawwe dêr it nedige jild foar ütjown,
it wol tige nuodlik wurde kin as wy op 'en dür wer ris
de „wandelzone" yn de bineaming krije, om dan to
sizzen: Nou litte wy dat parkearterrein mar wer for-
falle. Dan wurdt üs daliks ünder de noas wreaun: Min
sken, tink der om, jimme hawwe der doe sa en safolle
jild oan bistege en wy hawwe dêr nou dy 36 parkear
piakken en jimme kinne de saek sa mar net werom
draeije en dy parkearpiakken wer forfalle litte.
Ik bin it mei de hear Singeisma iens, dat it winsk-
liker is om dat diel fan de stêd in parkeftich oansjoch
to jaen. Ik bin it wol iens mei dy fytserekken en dy
plakken foar de taxi's, mar ik sil myn stim net jaen oan
it ütstel dêr 36 plakken foar auto's to meitsjen.
Mevr. Visscher-Bouwer: De heer Tiekstra spreekt
over de kwetsbaarheid van de oude binnenstad en ik
dacht, dat je juist daarom daar geen parkeerterrein
zou moeten aanleggen. Ik dacht ook, dat de inzichten
sinds het structuurplan van 1965 wel dusdanig gewij
zigd zijn, dat we ons daar niet steeds op kunnen ba
seren. Zes jaar is in deze tijd heel veel en de inzichten
zijn geheel veranderd.
De hear Tiekstra (weth.): Yn antwurd op itjinge de
hear Singeisma sein hat, soe ik sizze wolle: Wy kinne
it iene dwaen en it oare net litte. Sadwaende is der
5
as wy de tekening bisjogge is dat düdlik wolbiwust
socht nei in ynrjochting nwêrby sawol foar beammen
en blommen as foar minsken en auto's plak is. Ik
tocht, dat aat op in ridlike wize dien is, om't wy üs
biwust Dinne fan it feit, dat dizze situaesje freget om
hwat forsoarging en ek freget om in funksje en dy
funksje is parkearjen wurden.
De heer De Jong heeft gevraagd of een en ander
niet goedkoper kan. Mijn antwoord is: Ja, dat kan.
Dan doen we eenvoudig wat we op andere plaatsen
ook doen, dan en nu zeg ik het heel grof don
deren we de gaten vol, we strijken er een laagje asfalt
overheen en we laten de zaak verder zoals het is. Maar
iK dacht, dat dat nu juist is, wat hier niet kan. Van
daar, dat we er wat meer geld aan moeten besteden,
vandaar ook mijn antwoord in die zin aan de heer Sin
geisma, waarbij ik nog even als praktische opmerking
zeg, dat ook de volledige herbestrating van de Minne-
mastraat in dit plan is opgenomen. Het plan bevat
dus meer dan alleen de inrichting van het parkeerter
rein. De heer De Jong moet zich hierbij nog realise
ren, dat de gaten nogal diep zijn, dat het terrein
schoon ook nog wel enig geld zal gaan kosten en
dat men, als men daar een m3 grond heen wil hebben,
doorgaans betalen moet, zoals men ook moet betalen
als men grond kwijt wil. De markt functioneert kenne
lijk niet zo, dat aanbod en vraag naar grond op elkaar
afgestemd zijn. Lukt dat wel, dan heb je een mazzeltje,
lukt dat niet, dan heb je pech.
Ik geloof, dat het weinig zin heeft om een onderzoek
in te stellen naar de vraag of het goedkoper kan, ook
al omdat ik de bezwaren tegen dit bedrag ik heb
dat in eerste instantie al gezegd minder groot acht,
dan bij een bedag van f 66.000,f 165.000,
Ik tocht, dat ik, mei myn antwurd oan de hear Sin
geisma ek al it ien en oar sein haw op de opmerkingen
ian de hear Van der Veen. Hwannear't yn de takomst
blike mocht, dat it terrein dizze bistimming halde Kin
dan litte wy it sa, mar as wy it der oer iens wurde,
dat it terrein in oare funksje krije moat ek sjoen yn
it ramt fan it kuijergebiet dan is dat mei net to
folie kosten to realisearjen. Mar dan witte wy ek hwat
der yn dizze omkriten mear barre sil of barre moat.
(De hear P. van der Veen: De ynvestearring foar in
parkearterrein is dochs düdlik heger as dy foar in
parkje; tink allinne mar ris oan de fundearring.Dy
opmerking wol ik net fuort en daliks mei ja biant-
wurdzje. Dêr koe de hear Van der Veen wolris mis mei
wêze. It soe spitich wêze as ik dan ja sein hie.
Natuurlijk is het waar dit in antwoord op de op
merkingen van mevr. Visscher dat het basisplan
voor de binnenstad, dat zes jaar oud is, door bepaalde
ontwikkelingen achterhaald kan zijn, maar dat is ook
de reden, waarom wij dit basisplan voor de binnenstad
opnieuw op de helling zetten. En daarover behoeft tus
sen mevr. Visscher en mij geen verschil van mening te
bestaan.
Overigens beveel ik dit voorstel in de warme aan
dacht van de gehele Raad aan.
De Voorzitter: Ik zou nog graag een opmerking
maken n.a.v. hetgeen de heer Van der Veen heeft ge
zegd over de wandelzone. Ik heb persoonlijk de indruk
en die baseer ik op gesprekken die wij destijds met
de verschillende groeperingen uit onze samenleving
daarover hebben gehad -dat het creëren van een,
eventueel tijdelijke, parkeervoorziening de komst van
de wandelzone op een stuk van de Voorstreek en
dan denk ik met name aan de Kelders eerder zal
versnellen dan belemmeren.
De hear Singeisma: Ik hie niis krekt noch gjin mei-
ündertekener foar it ütstel, dat ik yntsjinje woe. Mar
ik haw hjir in ütstel en dêroer wol ik graech in üt-
spraek fan de Ried hawwe.
„De Ried fan de gemeente Ljouwert, yn gearkomste
byien, sprekt him üt dat it terrein hoek Minnema-
strjitte net yn't foarste plak bistimd wurdt as parkear
terrein, mar dat it winsklik is to ündersykjen oft dit
terrein net in oare bistimming krije kin, as bygelyks
in grienfoarsjenning."
Dit ütstel is mei-ündertekene troch mefr. Visscher.
Het voorstel van mevr. Visscher-Bouwer en de heer
Singeisma wordt verworpen met 21 tegen 4 stemmen.
Voor het voorstel stemmen de dames E. Brandenburg-
Sjoerdsma en G. Visscher-Bouwer en de heren J. B.
Singeisma en P. van der Veen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 14 (bijlage no. 205).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 15 (bijlage no. 238).
De heer Bouina: Ik zou de Wethouder willen vra
gen of het verbeteren van de Louwsmeerstraat bete
kent, dat de hele verbetering van de Wielenpölle hierop
volgt. Of heeft de Louwsmeerstraat voorrang bij de
gratie van Albert Heyn?
De heer Tiekstra (weth.): De uitvoering van de
werken aan de Louwsmeerstraat brengen onherroepe
lijk met zich mede dat de volgorde wel is: Louwsmeer
straat en daarna de straten in de Kleine Wielen. Dat
gebeurt, omdat, als het werk in omgekeerde volgorde
zou geschieden, het verrichte werk, zeker voor zover het
betreft dit deel van de Wielenpölle, gewoon nutteloos
zou geschieden, omdat het dan weer kapot gereden
zou worden. Ik kan de heer Bouma verzekeren, dat
het totaal in één werk wordt uitgevoerd.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 16 (bijlage no. 236).
Mevr. Visser-van den Bos: Ik wil alleen maar mijn
vreugde uitspreken over het feit, dat een en ander nu
zo geregeld wordt, dat er goede voorzieningen komen
voor het spelen van de jeugd en de ouderen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 16a (bijlage no. 242).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 17 (bijlage no. 240).
De heer Snel: Het vestigen van een in alle opzich
ten juiste halteplaats voor interlokale autobusdiensten
in noordelijke en westelijke richting lijkt voorshands een
onmogelijkheid, althans deze conclusie heb ik getrok
ken uit de raadsbrief en het rapport van de Verkeers-
commissie. De gang van zaken in zo'n geval is dan
meestal: „en ze dronken een glas en ze deden een plas
en ze lieten de zaak zoals het was". Dit laatste is dan
ook inderdaad het voorstel van het College aan deze
Raad.
In het algemeen dient een centrumplaats en dat
is Leeuwarden voor de interlokale buslijnen een
halteplaats in het centrum van de stad te hebben. Het
Zaailand lijkt daarvoor de meest aangewezen plaats.
Als men dit heeft geconstateerd komen ook meteen
de problemen. Deze problemen zijn in het rapport van
de Verkeerscommissie uitvoerig uiteengezet en kunnen
op zich moeilijk worden bestreden. Onze fractie is dan
ook bereid zich akkoord te verklaren met de voorlopige
handhaving van de halteplaats aan de Westersingel.
Dit ook omdat de meeste deskundigen in deze richting
adviseren.
Graag zou ik van de Wethouder willen vernemen of
er ook gedacht wordt over een coördinatie tussen de
stadsdienst en de buitendiensten. Zou het niet moge
lijk zijn met de stadsdienst op interlokale buskaartjes
de passagiers naar een aanvaardbare halteplaats te
brengen
Verder zou ik nog graag willen weten in welke zin
het voorlopige van de handhaving van de bestaande
situatie moet worden opgevat. In welke termijn denkt
U als U zegt: „In afwachting van het in uitvoering ko
men van de reconstructiewerkzaamheden aan de Har-
lingersingel zal naar een definitieve oplossing gezocht
worden." Ik neem als vanzelfsprekend aan, dat het aan
gekondigde nadere advies van de Verkeerscommissie
ter kennis van deze Raad zal worden gebracht.