7 De heer Eygeiaar: Mijn fractie gaat ook wel ak koord met Uw voorstel de bestaande tijdelijke situatie van de bushalte aan de Westersingel voorlopig te hand haven, omdat binnenkort toch met de reconstructie van de Westerplantage zal worden begonnen en de auto bussen dan toch via de Westersingel zullen moeten rijden. Wij blijven echter met de vaste overlegcommissie voor het midden- en kleinbedrijf van mening, dat de bushalte aan het Zaailand uiteindelijk voor zover wii nu kunnen beoordelen een duidelijke voorkeur heeft. Opdat er bij de reconstructie van de Westerplantage niet een situatie ontstaat, die het onmogelijk maakt de bushalte aan het Zaailand opnieuw in gebruik te stel len, willen wij graag van U de toezegging, dat dit punt over drie of vier maanden opnieuw in de Raad aan de orde gesteld zal worden. Wellicht is de Verkeerscom- missie dan ook klaar met haar rapport en kunnen we dan een definitieve beslissing nemen. Wij willen n.l. niet graag voor de onaangename verrassing van een mogelijk voldongen feit gesteld worden. De heer J. de Jong: Inhakend op hetgeen de heer Eijgelaar heeft gezegd, zou ik eigenlijk nog iets verder willen gaan. Ten eerste dit. Kortgeleden is de noord tangent aanbesteed. Daaronder valt ook de Wester plantage. Er staat een totale reconstructie op het pro gramma en die is ook in de commissie Openbare Wer ken bekeken. Wij hebben gezien, dat dat werk niet zo geweldig mooi uit de bus kwam, maar er is gewoon niet meer ruimte. De heer Eijgelaar noemt hier een termijn van drie of vier maanden, maar nu hangt het er maar van af waar men met het werk begint. Als wij zien, dat het hele werk gepland is in 40 werkbare weken, dan zou inderdaad het eerste stuk wel eens zo ver kunnen zijn, dat het leed geschied was. Ik zou graag de toezegging hebben, dat in de eerste vergade ring van de commissie Openbare Werken opnieuw dit stuk op tafel komt en dat de daar aanwezige raads leden overleg kunnen plegen met de Wethouder en de ambtenaren, opdat er bekeken kan worden of een apar te uitrit voor de bussen vanaf de Harmonie naar de Vrouwenpoortsbrug mogelijk is, en dan het liefst ge regeld met verkeerslichten. Een en ander wordt ook wel genoemd in de stukken, maar, nogmaals met de heer Eijgelaar gesproken, wachten we daar te lang mee dan zullen we geen enkele kans hebben of veel geld moeten besteden om dit in orde te krijgen. Mevr. Dijkstra-BethlehemIk had eerlijk gezegd een ander rapport inzake deze materie verwacht. Deze rap portering is volgens mij nietszeggend. Volgens de Ver- keerscommissie heeft men niet voldoende materiaal om de oude toestand in ere te herstellen. De Fram is bijv. in principe wel van mening, dat de mensen dicht bij het centrum van de stad moeten worden gebracht, maar de halte aan het Zaailand betekent inzetten van meer materieel. Ook de enquête zegt mij niet veel, want de buspassagiers is niet naar hun mening gevraagd over de best mogelijke halteplaats. En daarom heeft dit vol gens mij helemaal geen waarde. Was dit wel het geval geweest, dan zouden de meeste passagiers hebben ge kozen voor een halte aan het Wilhelminaplein. Gezien de hele toestand zie ik dit gebeuren: Van uit stel komt afstel. Volgens mij zijn de midden- en klein bedrijven daar de dupe van, maar daarnaast ook in be langrijke mate het reizend publiek. Men laat volgens mij de belangen los van grote delen van de bevolking en stelt andere belangen voorop. Ik blijf dan ook bij de mening die ik ook al in vorige vergaderingen naar voren heb gebracht, n.l. dat het Wilhelminaplein de beste plaats voor de bushalte is. De heer Tiekstra (weth.): In de raadsvergadering van 14 december 1970 is over dit onderwerp gesproken. Toen is het voorstel van B. en W. van de agenda af gevoerd en werd aan B. en W. gevraagd omtrent deze kwestie t.z.t. nader advies uit te brengen. Op 3 mei j.l. is aan het College gevraagd om met behulp van de Verkeerscomissie in de vergadering van 5 juli (dus vanavond) van rapport terzake te dienen. Wij mogen ons, dacht ik, gelukkig prijzen, dat de Verkeerscom- missie inmiddels met dit onderwerp bezig was en dat de commissie bereid bleek de werkzaamheden zo in te richten, dat zij in staat was dit rapport tijdig bij B. en W. in te leveren. Maar het zal voor een ieder, die even van de stof die hierbij betrokken is kennis heeft genomen, duidelijk zijn, dat het niet anders dan een onvolledig en onvoltooid rapport kon zijn. En ik wil daaraan toevoegen de Raad moet hier, dacht ik, terdege rekening mee houden dat de waarde van de service aan de passagiers van een openbaar ver voerbedrijf uit meer bestaat dan alleen maar de ves tiging van de halteplaatsen. Het betekent ook, dat een vervoerbedrijf in staat moet zijn om de in de dienst regeling opgenomen tijden tegenover de passagiers te verzekeren, terwijl bovendien de Raad zich er van be wust moet zijn, dat men eenzijdig ingrijpend in bepaal de verkeerssituaties complicaties veroorzaakt die ook zonder meer om een onmiddellijke oplossing gaan vra gen. In dit kader was het, geloof ik, alleen maar wijs, dat deze commissie wijzende op de bezwaren ver bonden aan de huidige vestigingsplaats van de halte aan de Westersingel gezegd heeft, dat men inzake het vraagstuk van de definitieve vestiging van deze halte öf op het Zaailand met de daaraan verbonden complicaties, öf op de Westersingel met de daaraan ver bonden complicaties öf op plaats x met de daaraan verbonden complicaties, pas na gedegen onderzoek rap port kan uitbrengen. Ik dacht, dat de Raad zich dat voor ogen moet stellen. Tenslotte vragen we om een deskundig advies. En dan spijt het mij dat een termi nologie wordt gebruikt als met name de heer Snel in het begin van zijn betoog heeft gedaan. Ik geloof, dat dat geen recht doet aan de inbreng die een aantal mensen burgers van deze stad onverplicht heb ben gegeven in het bestuurswerk, dat B. en W. en Raad hebben te doen. De heer Snel heeft gevraagd hoe het zit met de mogelijke coördinatie van het lokale en interlokale ver voer. Een ding moeten we, dacht ik, niet uit het oog verliezen en dat is het feit, dat wélke bus dit vervoers aanbod verwerkt niet relevant is, maar hoe groot het vervoersaanbod is en in welke richting het verwerkt moet worden. Dat is relevant voor de Fram. De ver voerscapaciteit, zoals die in het rapport is genoemd ik hoef de aantallen niet te herhalen moet te allen tijde voor een goede afwikkeling van dit vervoer beschikbaar zijn. Een heel andere vraag is in hoeverre het mogelijk is in de vorm maar dat betekent een fundamentele wijziging van de huidige lijnen van de interlokale diensten door middel van herstructuering toch deze relatie te gaan leggen. Dat is geen eenvoudig probleem. Ik weet, dat de Fram met deze problema tiek bezig is; de rapportering daaromtrent zal in de loop van dit jaar klaar komen en het is niet uitgeslo ten, dat dan omtrent dit waagstuk hier wel iets ge zegd wordt. Het spreekt vanzelf, dat de Raad te gelegenertijd kennis krijgt van het definitieve standpunt van het College en de Verkeerscommissie m.b.t. dit vraagstuk. De heer Eijgelaar vraagt dit vraagstuk over drie of vier maanden weer in de Raad te brengen en hij wil daarbij niet graag voor voldongen feiten worden ge plaatst. Wanneer het rationeel is om bepaalde voor zieningen op het allerlaatste moment nog beter te ma ken, heb ik daartegen geen bezwaar. Maar we moeten ons wel realiseren, dat we met dit totale project van Noorderweg, Groeneweg, Westerplantage de aanbeste ding zijn gepasseerd. Ook moeten we goed weten, dat hierbij het Rijk een zeer belangrijke subsidiënt is en dat wij niet zonder voorkennis deze plannen zullen kunnen wijzigen. Bovendien weet de heer De Jong het is aldus besloten dat de ruimte tussen Vrouwen poortsbrug en Schaverneksbrug bijzonder beperkt is en dat die ruimte het meest beperkt is op de plaats waar de Schaverneksbrug ligt. Dat betekent, dat een oplos sing van het probleem, zoals de heer De Jong zich dat voor ogen stelt, alleen maar kan worden bereikt als men de verkeersbeweging in die situatie aanslui tend aan de kant van de Harmonie bij de Schaver neksbrug opnieuw onder ogen zou willen zien. Men zou daar een zodanige verkeersbeweging moeten creëren, dat er van verschillende zijden een verminderd aanbod zou ontstaan op de Westerplantage. Ik zie dat niet, maar ik ben bereid dat nog eens te bekijken. Het is duidelijk, dat het verzoek van de heer Eijgelaar niet zo simpel is als het lijkt. Natuurlijk kunnen we de zaak gemakkelijk weer in de Raad brengen, maar de oplossing van dit moeilijke probleem (een bushalte zo dicht mogelijk bij het centrum van de binnenstad voor de busdiensten naar Holwerd, Harlingen, Bolsward enz.) is niet zo gemakkelijk te vinden. Zo dra de bushalte aan het Zaailand hoe aantrekkelijk dat oppervlakkig gezien ook mag lijken weer in be drijf moet worden gesteld zullen m.n. de bussen die naar het noorden rijden noodzakelijkerwijs een halte accommodatie moeten hebben aan de Troelstraweg, anders betekent dat een duidelijk verminderde service voor een deel van de stad; ik denk daarbij met name aan de mensen die het Diakonessenhuis en de dokto ren, die vooral aan de Harlingerstraatweg gevestigd zijn, bezoeken. Dat is een consequentie die men moet aanvaarden. Ik zie maar één oplossing en die is, dat we de zaak op dit ogenblik gevolg gevend aan het advies van de Verkeerscommissie laten rusten en dat bij de verdere ontwikkeling van plannen m.b.t. verkeerscon- structies in het westen van de stad, dit punt opnieuw aan de orde kan komen. Ik kan daarvoor op dit mo ment geen termijn bepalen. Daarvoor is deze hele pro blematiek zonder meer te gecompliceerd. We kunnen niet een elementje uit het totaal pikken, zonder dat we ons over de rest bekreunen. Dat is de verantwoor delijkheid waarvoor het College staat en wat feitelijk de verantwoordelijkheid is van de Raad. Daarom ad viseer ik de Raad het advies van de Verkeerscommis sie te volgen. De Raad kan ervan overtuigd zijn, dat die commissie bij het opstellen van het definitieve ad vies stellig rekening zal houden met de hier in het geding zijnde belangen. De neer J. de Jong: Natuurlijk ben ik het op heel veel punten met de Wethouder eens. Dit is niet een eenvoudig probleem. Wanneer de Wethouder echter stelt, dat het stuk ZaailandSchaverneksbrug een bottleneck is(De heer Tiekstra (weth.): ik heb gezegd: Van de Vrouwenpoortsbrug tot de Schaver neksbrug.) Dat maakt de zaak eenvoudiger. Ik dacht, dat U dat andere stuk bedoelde en daar zijn momen teel meer dan twee rijbanen. Wanneer daar de derde rijbaan, die op het ogenblik al gedeeltelijk gecreëerd is t.a.v. rechtuit gaand en rechts afslaand verkeer bij de Nieuwestad, klaar is, dan behoeft er niet zoveel ge reconstrueerd te worden om een en ander door te trek ken tot aan de Schaverneksbrug. Daarbij zou een aparte rijbaan voor bussen mogelijk zijn en juist de bussen houden in de spitsuren door him lengte en doordat ze in grote getale rijden het verkeer op. Maar- ook het andere verkeer houdt de bussen op. Wanneer wij de soepelheid zouden hebben een aparte uitrit met voorrangsmogelijkheden t.a.v. verkeers lichten te maken voor de bussen, dan zou een groot deel van het probleem opgelost zijn. Deskundigen zullen uit moeten maken of dit inderdaad moet gebeuren, maar ik ben van mening, dat dit tijdig bekeken moet worden. We kunnen nu het advies van de Verkeers commissie wel rustig afwachten (met alle adviezen van de colleges die daarbij kennis en inspraak hebben), maar dan kan het leed geschied zijn. Dan hebben wij niets meer te zeggen. Dan kunnen we hoogstens pro beren het weer veranderd te krijgen, maar dan blijven we aan de gang. Ik heb de volgende motie: „De Raad in vergadering bijeen op 5 juli 1971, draagt het College van B. en W. op: de recontructie van de Westerplantage zo spoedig mogelijk opnieuw aan de commissie Openbare Werken voor te leggen." Deze motie is door de heer Janssen en mij onder tekend. Ik wil hier nog een kleine verklaring aan toe voegen. Ik beoog hiermee alleen, dat niet de mogelijk heid ontstaat dat de zaak straks klaar is en dat dan „te laat helaas" de adviezen binnen komen. De heer Eijgelaar: Het zal echt wel een heel moei lijk probleem zijn; dat geloof ik ook wel. Het was een heel gemakkelijke zaak de bushalte op het Zaailand te laten vervallen en een halte op de Westersingel te cre- eren; om die bushalte terug te brengen naar het Zaai land schijnt een heel probleem te zijn. Hoe het ook zij, ik ondersteun graag het voorstel van de heer De Jong. De heer Tiekstra (weth.): Hoe zou ik bezwaren kunnen nebben tegen het voorstel van de heer De Jong. Als wij het er maar over eens zijn, dat de proce dure m.b.t. de gunning voor de werkzaamheden die aan de gang is, niet wordt opgeschort. Daar gaat het mij om. Als de heer De Jong zegt: ZO spoedig mogelijk, dan betekent dat en dan neem ik mijn agenda erbij de eerstvolgende vergadering van de commissie Openbare Werken, n.l. donderdag, 5 augustus a.s. ik wil er wel aan herinneren, dat die hele ruimtelijke oplossing ter plaatse (aansluiting Nieuwestad - Wester- piantage - Sehavernek) al is bekeken ook op ver zoek van de heer De Jong i.v.m. de vraag of daar deze opstelruimte en eventueel de fase in het verkeers- ncntensysteem mogelijk zouden zijn. Ik dacht, dat de neer De Jong er toen ook van overtuigd was, dat dit aantal lange bussen op deze korte afstand niet kon staan. Maar ik ben bereid op donderdag, 5 augustus dit punt in de commissie Openbare Werken te bren gen, maar ik herhaal: mits de heer De Jong daarmee niet bedoelt, dat de hele procedure m.b.t. de gunning wordt opgeschort. De Voorzitter: We hebben alleen te maken met dit voorstel. Dat betekent in wezen, dat dit probleem niet alleen in behandeling blijft bij de Verkeerscommissie, maar ook bij de commissie Openbare Werken. De Wet houder heeft al gezegd, dat het aan de orde zal komen in de eerstvolgende vergadering van de laatstgenoemde commissie. De motie is dus overgenomen. Die vormt geen probleem meer. De heer Tiekstra (weth.): Ik zou nog aan het adres van de heer Eijgelaar willen zeggen, dat ik mij altijd nog gelukkig prijs, dat ik dit soort vraagstukken se rieus bekijk en mij niet waag aan boute uitspraken. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met dien verstande, dat de motie inge diend door de heren Janssen en De Jong door het Col lege is overgenomen. Punt 18 (bijlage no. 208). De heer Vellenga: In de begrotingszitting U be gint Uw raadsbrief ook ongeveer op die manier is van onze kant een pleidooi gevoerd voor het in het leven roepen van een zelfstandige gemeentelijke dienst voor de stedebouw. De motieven daarvoor waren niet die motieven die wij in enig stuk in de mappen terug konden vinden; alsof er kritiek te leveren zou zijn op Openbare Werken, of dat wij ons keerden tegen per sonen hoog of laag bij Openbare Werken, of dat wij er behoefte aan hadden op een bepaalde manier stemming te kweken tegen Openbare Werken. Ik ge loof, dat deze motieven alleen maar in de verbeelding van sommige mensen kunnen bestaan. Ze hebben in ieder geval bij ons geen rol gespeeld. Nu zou ik mij op dit moment sterk maken door te zeggen wat dan wel de motieven zijn; alleen dan zou ik mij in de materie begeven en ik hecht eraan om vanavond niet over die materie te praten, maar liever even over de orde en de procedure. Het is n.l. zo, dat niet alle gemeenten die U om informatie hebt gevraagd op dit moment al hebben gereageerd. U geeft een voorlopige weergave van de buit die binnen is. En dat alles overziende komt U dan op pagina 4 tot een be paalde conclusie en ik citeer een zin uit de raadsbrief op pag. 4: „Gelet evenwel op de thans ter beschikking staande gegevens en het terzake door ons gevoerde beraad, menen wij U te moeten adviseren vooralsnog niet te besluiten over te gaan tot wijziging van de bestaande organisatie, dan wel terzake van de organi satie van de stedebouwkundige werkzaamheden thans nog geen beslising te nemen." Twee gelijkwaardige mogelijkheden die Uw College zo ter keuze voorlegt aan de Raad. Ik kan U wel zeggen, dat mijn fractie een streep heeft gezet onder het laatste stuk, n.l. die beslissing vanavond niet te nemen. Alle gegevens zijn niet binnen, de Raad is althans kwantitatief niet al te goed bezet. Ik hecht eraan van mijn kant aan U te vragen: Zullen we het niet uitstellen? Maar ik hecht er evenzeer aan om met klem tegen U te

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 4