10 11 gemeente Leeuwarden dan niet een stuk bestuursin- vloed kwijt, die ze t.o.v. de huidige Middelbare Han delsavondschool uiteraard wel bezit? In de raadsbrief wordt verder gesteld, dat een redelijke bezetting van de school wel zal zijn gewaarborgd, gezien de behoefte aan dit onderwijs. Voor zover hier alleen de behoefte aan avond-m.e.a.o. wordt bedoeld, zult U waarschijn lijk wel gelijk hebben, maar de nieuwe school wordt toch in de eerste plaats een m.a.v.o.-school en hoe groot is de behoefte aan avond-m.a.v.o. Ook daar over word ik noch door de raadsbrief noch door de stukken op de leeskamer ook maar iets wijzer. Daar komt bij, dat ik op 13 april mijn twijfel al heb uit gesproken op dit punt, gezien het redelijk grote aantal dag-m.a.v.o.'s waarover wij in Friesland toch de be schikking hebben. Wat betreft de nieuwe avond-h.a.v.o geldt eigenlijk precies hetzelfde. De prognose wijst uit, dat er in ons verzorgingsgebied 202 gegadigden voor deze avond- h.a.v.o. zullen zijn. Dat dit aantal genoeg is voor het stichten van een dergelijke school wordt zonder meer in de raadsbrief gesteld. Maar hoe weet U dat? Kent U de getalsnormen voor avond-h.a.v.o.? Hoe zijn die normen en waarom staan die nergens vermeld? Ik vraag dit voornamelijk omdat deze hele kwestie voor alsnog een tamelijk duistere zaak is waarover voorlo pig vermoedelijk weinig licht zal vallen, mede gezien de jongste landelijke politieke ontwikkelingen die on getwijfeld hun terugslag op het onderwijs in de naaste toekomst niet zullen missen. Alles bij elkaar genomen lijkt het mij toe, dat, hoe groter een avond-scholengemeenschap wordt, hoe eer der men aan de toekomstige getalsnormen zal kun nen voldoen. Het is daarom, dat het mij wenselijk lijkt om nu al de zaken zo te doen voordragen, dat de nieuwe avond-m.a.v.o., -m.e.a.o. en h.a.v.o. als één geheel gaan functioneren. Zodoende lijkt het mij een goed idee de punten onder lb en lc van het ontwerp-raadsbesluit zodanig te wijzigen, dat er één voordracht overblijft, n.l. voor een avond-scholenge meenschap voor m.a.v.o., m.e.a.o. en h.a.v.o. Of dit geheel dan zal moeten ressorteren onder de voorgestel de bestuurscommissie ex art. 61 van de Gemeentewet, is een vraag waarop de Wethouder mij wellicht een overtuigend antwoord kan geven, hoewel het mij om verschillende redenen, b.v. van roostertechnische aard, moeilijk lijkt aan de zogenaamde filiaalgedachte rede lijk gestalte te geven. Tenslotte zou ik graag van de Wethouder de verze kering krijgen, dat het personeel van de Middelbare Handelsavondschool op geen enkele manier in zijn rechtspositie wordt benadeeld nu een ander bevoegd gezag die school gaat beheren. De heer Ten Brug (weth.)Op de eerste opmer kingen van de heer Buising t.a.v. de aanvraag voor een dag-m.e.a.o. in combinatie met de detailhandels vakschool hoef ik niet te reageren. Hij heeft dat een gunstige ontwikkeling genoemd en dat kan ik volledig onderschrijven. Inderdaad is hier niet alleen aan de orde het onderzoeken van een mogelijkheid alsnog een dag-m.e.a.o. in Leeuwarden te krijgen, maar de hele kwestie van de verhouding tussen detailhandelsvakon- derwijs en m.e.a.o. is ook landelijk aan de orde; men komt meer en meer tot de conclusie dat blijkt ook wel uit plannen die er momenteel in andere plaatsen zijn dat men dit soort scholen moet combineren. Ik sla de andere opmerkingen van de heer Buising over, waarmee hij zich akkoord verklaard met de voor stellen die het College doet en kom dan bij de kwestie van het avondonderwijs. Wij hebben daar inderdaad op 13 april j.l. ook over gesproken. Wat die avond-m.a.v.o. betreft tot goed begrip gaat het alleen om de omzetting van de tegenwoordige handelsavondschool. Ik heb toen ook ge zegd: Een bepaalde keuze of weging, moeten wij in Leeuwarden wel of niet een avond-m.a.v.o. hebben, is in feite niet aan de orde. Er is hier een stuk avond onderwijs, dat niet alleen handelsonderwijs was, maar toch ook in belangrijke mate voorbereidde voor de topklassen van onze eigen handelsavondschool. Daar voor komt de avond-m.a.v.o. in de plaats. Dat is een stuk automatisme. Niet geheel, want de Minister staat er op, dat niet alle handelsavondscholen worden om gezet in een andere vorm van onderwijs. Hij wil tot een groter verzorgingsgebied komen dan tot nu toe het geval was. Er zijn toen in Friesland twee combi naties gekomen. De cobinatie Drachten - Heerenveen - Wolvega en de combinatie Leeuwarden - Harlingen - Sneek (samenwerking met het bestuur van de Chris telijke Handelsavondschool Sneek). Ik heb toen ook al gezegd, dat het op zichzelf bijzonder gunstig is, dat deze combinaties er zijn gekomen. Ik betreur het, dat wij in Friesland niet tot één combinatie zijn gekomen, want dan zou het ook gemakkelijker zijn om aan die filiaaigedachte, die bij beide combinaties toch wel een rol speelt, gestalte te geven. Nu gaat het bij die filiaal gedachte in eerste instantie nog niet eens zo zeer om dat avond-m.a.v.o., want ik ben het in principe met de heer Buising eens, dat het avond-m.a.v.o. vermoe delijk een minder belangrijke rol zal spelen in het avond-onderwijs dan hogere vormen van avond-onder wijs. Maar de lagere handelsavondschool functioneer de toch reëel in Friesland en m.n. ook in Leeuwarden; er was dus behoefte aan. Maar het gaat er voorname lijk om, wat er daarna gebeurt in deze hele filiaalge dachte en men denkt zich dan in avond-cursussen te geven - ik daar toen uitvoerig over gesproken op m.e.a.o.-niveau. De heer Buising heeft zich afgevraagd of de gemeen te door de bestuursvorm ex art. 61 die ook aan de orde was bij de combinatie m.e.a.v.o.-detailhandelsvak- school niet een stuk bestuursbevoegdheid kwijt raakt. Daar kan ik ja en nee op antwoorden. Ja, in zoverre er ook andere partners (in dit geval de ge meente Harlingen en de Vereniging voor Christelijk Lager Onderwijs in Sneek) bij worden betrokken, nee, voor zover het een eigen gemeentelijke school blijft. Art. 61 wil alleen maar zeggen, dat je een vorm vindt in een stuk decentralisatie, dat een stuk van de be voegdheden van het College van B. en W. aan een ander orgaan worden overgedragen. De bevoegdheden van de Raad blijven hier buiten beschouwing. Het blijft dus een gemeentelijke school. Dat zou anders zijn wan neer wij de vorm hadden gekozen in die zin is ook eerst gedacht van een gemeenschappelijke regeling tussen twee gemeentebesturen en een privaatrechtelij ke instelling; dat kan wel, maar het is een nogal moei lijke affaire, want eventuele tekorten op de school wat niet voor komt in het algemeen, maar het zou kun nen bij een wijziging in de verhouding tussen Rijk en gemeente zouden dan op de een of andere manier over de partners verdeeld moeten worden. En hoe moet dat? Dat speelt met name als er een partner bij is die zich op het moment alleen maar specialiseert in het geven van lager onderwijs. Er is indertijd in Sneek een scheiding gekomen tussen het lager en het voort gezet onderwijs. Aanvankelijk ressorteerde ook het mulo-onderwijs onder de hier al genoemde vereniging, maar in de nieuwe vorm valt dat onder de vereniging die het Christelijk Lyceum in Sneek beheert. Doordat de nieuwe school een gemeentelijke school blijft, be tekent dat, dat de rechtspositie van het personeel van deze school dezelfde blijft als die van het personeel van de gemeente Leeuwarden, voorzover niet het Rijk de rechtspositie van het onderwijzend personeel regelt De benoeming van de directeur zal door de Raad ge beuren, de andere benoemingen zullen door de be stuurscommissie ex art. 61 namens B. en W. geschie den. Ik dacht, dat wij daarvoor niet bevreesd zouden behoeven te zijn. Het is aan de andere kant ook wel een gunstige ontwikkeling. Het is duidelijk, dat deze school een groter rayon zal bestrijken dan de gemeen te Leeuwarden. Als er meer partners zijn, meen ik, dat het volkomen logisch is, dat je alle partners bij het bestuur van deze school betrekt. Nieuw is de heer Buising heeft daarover ook ge sproken op 13 april de vraag of de behoefte aan hoger onderwijs, aan h.a.v.o., eigenlijk niet groter is dan aan m.a.v.o. Hebben we eigenlijk wel voldoende aan die m.a.v.o. De verlenging van de leerplicht speelt hierbij ook een rol. Ik ben het met hem eens, dat de behoefte aan hoger onderwijs wel eens groter zou kun nen zijn. Ik geloof ook inderdaad, dat wij het op het gebied van avondonderwijs meer moeten zoeken in de richting van h.a.v.o., eventueel atheneum en lyceum. Maar dit zou dan een eerste stap kunnen zijn. Wan neer wij een avond-h.a.v.o. inbrengen in deze scholen gemeenschap dan valt deze h.a.v.o. onder dezelfde be stuurscommissie ex art. 61, want anders zou het wel een heel wonderlijk gedrocht worden; dan zou zo'n in stituut onbestuurbaar zijn. De heer Buising stelt, dat wij eigenlijk twee moge lijkheden open houden, n.l. een zelfstandige h.a.v.o. of een h.a.v.o. als onderdeel van deze scholengemeen schap. Hij vraagt zich af of het niet beter is direct maar die h.a.v.o. onder te brengen in die scholenge meenschap. Ik ben het in principe met hem eens. Wan neer wij in overleg met het Ministerie deze avond- li.a.v.0. naar Leeuwarden kunnen halen in het kader van deze scholengemeenschap, dan zullen wij daar al het mogelijke aan doen. Alleen hebben we de mogelijk heid van een afzonderlijke avond-h.a.v.o. open gelaten. Het zou kunnen zijn omdat het hier gaat om een omzetting van een oude vorm van avondonderwijs in een avond-m.a.v.o. dat het Ministerie zegt: Een avond-h.a.v.o. is een aparte zaak, daar bemoeien we ons verder niet mee. Er komt nu een avond-m.a.v.o., met eventuele cursussen op m.e.a.v.o.-niveau. In onze procedurekwestie willen we daar geen h.a.v.o. aan vast Koppelen. Als we die dan op een andere manier wel kunnen krijgen dan acht ik dat niet zo'n groot be zwaar. Het is altijd beter een zelfstandige avond- h.a.v.o. te krijgen dan helemaal geen h.a.v.o. Princi pieel ben ik het echter wel met de heer Buising eens en van onze kant zullen we er alles aan doen om een avond-h.a.v.o. in deze scholengemeenschap opgenomen te krijgen. Nu nog even iets over die getalsnormen. Wij menen, dat een school van 200 leerlingen een levensvatbare school zal zijn en het rayon bekijkend, aan de hand van de cijfers die men hanteert om de prognoses te bepalen, moeten we aannemen, dat die 200 er kunnen zijn. De algemene norm is dan ook, dat een school van 2U0 leerlingen levensvatbaar is. Er moet natuurlijk een bepaald minimum zijn om alle mogelijke pakketten die er bij het h.a.v.o. mogelijk zijn ook aan de oplei ding te kunnen verbinden. Met 200 leerlingen kan dat wel zo ongeveer. In de laatste besprekingen die in maart van dit jaar zijn gehouden tussen de vier deel- plan-organisaties en het Ministerie is mij ook wel ge bleken, dat men op dit moment ik weet natuurlijk niet wat er gaat gebeuren op het standpunt staat, dat, als aangetoond kan worden dat een avond-h.a.v.o. ongeveer 200 leerlingen zal kunnen gaan tellen, men in principe geen bezwaar heeft toestemming te ver lenen voor het stichten van zo'n h.a.v.o. Nu kan men natuurlijk om financiële redenen zeggen: Wij gaan die normen hoger stellen, zodat er minder scholen komen en men kan om dezelfde redenen zeggen: dat avond- h.a.v.o.-onderwijs breidt zich nogal wat uit en dat gaan we temporiseren. Hoe men dat zal gaan bezien, weet ik op dit moment niet, maar ik weet wel, dat er in de Mammoetwet twee criteria zijn, n.l. het getalscriterium en het spreidingsmotief. Ik dacht, dat, als je kunt aan tonen, dat je aan het minimum getalscriterium komt maar dat ook het spreidingsmotief een rol speelt want heel Friesland zal, zoals het nu lijkt, maar één avond-h.a.v.o. kunnen krijgen en de dichtstbijzijnde avond-h.a.v.o. is gevestigd in Groningen dat sprei dingsmotief voor het vestigen van een avond-h.a.v.o. in Friesland wel een grote rol zal spelen. Gezien de verbindingen met alle andere vormen van voortgezet onderwijs, dacht ik, dat de stichting van een avond- h.a.v.o., wat Friesland betreft, alleen maar in Leeu warden zal lukken. De filiaal-gedachte, waar destijds over gesproken is, gaat met name op voor de avond-m.a.v.o. met de kop op die opleiding, nl. die cursussen op m.e.a.o.-niveau. Dat geldt niet voor het avond-h.a.v.o., want ik ben het met de heer Buising eens, dat met een school van 200 leerlingen (waar het hier een volledig programma be treft) de filiaalgedachte niet te verwezenlijken is. Bij de filiaalgedachte gaat men er van uit, dat op bepaal de plaatsen wordt opgeleid voor bepaalde diploma's, voor deel-diploma's. Die opleiding voor cursussen op m.e.a.o.-niveau kan je spreiden. Daarbij kan je een cursus organiseren op de plaats waar daarvoor de meeste belangstelling is. Dat kan natuurlijk bij een totaal-programma, als een h.a.v.o. omvat, niet. Het is dus niet de bedoeling ook bij de h.a.v.o. met deze filiaalgedachte te komen. Ik ben het met de heer Buising eens, dat het, zoals het nu lijkt, aanbeveling verdient om de avond-h.a.v.o. onder te brengen in de scholengemeenschap. Er is nog een ander punt, dat daarvoor pleit. Als het Rijk de norm van 200 zou verhogen of eventueel onze prog nose zou bestrijden, dan kom je met de getalsnormen nog wat beter te ziten als je de opleiding opneemt in een scholengemeenschap, want dan kan je genoegen nemen met driekwart van de norm en dat zit er altijd in. Wij hebben alleen beide mogelijkheden open gelaten om in de onderhandelingen met het Ministerie on derhandelingen die wel niet rechtstreeks door het Ge meentebestuur worden gevoerd maar door de deelplan- organisaties voor Leeuwarden is dat het Centraal Orgaan voor het Voortgezet Onderwijs - de nodige speelruimte te hebben en dan te handelen naar bevind van zaken om een avond-h.a.v.o. te krijgen. De heer Wiersina: Ik zou nog graag iets willen weten over die h.e.a.o.-geschiedenis. Een tijd geleden hebben wij hier een aantal besprekingen gevoerd over de h.e.a.o. en ik dacht, dat die h.e.a.o toen een kwestie was van misschien enkele maanden of in ieder geval wel binnen een jaar gerealiseerd zou kunnen worden. Nu zie ik, dat deze h.e.a.o. weer op het scholenplan van 1974—19751976 zal moeten prijken om gereali seerd te kunnen worden. Mijn vraag is deze: Welke redenen bestaan hier voor. Wij zijn die zaak een beetje uit het oog verloren nadat al die zaken toen zodanig geregeld waren, dat het bestuur van da Hogere Tech nische School deze aanvraag verder zou overnemen. Misschien kunt U daar nog iets van zeggen. Is er b.v. bij het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen op het ogenblik een tendens zo goed als geen scholen voor h.e.a.o. toe te wijzen in den lande Is het daarom noodzakelijk deze scholen alsnog op het genoemde scholenplan te plaatsen Of is er een andere reden voor? De heer Ten Brug (weth.)Het voorstel om deze h e a o. op te nemen in het nu aan de orde zijnde scho lenplan het is alleen een zaak van adhesie betuigen, want de aanvraag is geen zaak van de gemeente maar van de Vereniging voor Hoger Beroepsonderwijs wordt domweg gedaan omdat op dit molment nog geen toezegging is gedaan, dat hier een h.e.a.o. komt. Omstreeks oktober wordt over het lopende scholenplan een beslissing verwacht. Zou die beslissing gunstig zijn, dan vervalt deze aanvraag automatisch. Zou die beslis sing niet gunstig zijn en wij zouden deze aanvraag voor een h.e.a.o. niet opnemen in dit scholenplan, dan zijn we volledig van de kaart. (De heer Wiersma: Het is dus een zekerheidstelling.) Inderdaad. Wij moeten de mogelijkheden voor die h.e.a.o. afwachten. Ik heb wel de indruk, dat men op dit punt wat voorzichtig is. Maar ik dacht, dat wij sterke troeven hadden, gezien de onderhandelingen die wij met de Staatssecretaris van Onderwijs hebben gevoerd, gezien ook de weg die wij hebben bewandeld op zijn advies. Hij heeft ons aange raden te komen tot een scholengemeenschap met de h.t.s. en in plaats van met drie, met één aanvraag te komen. Wij hebben zijn advies opgevolgd en we zouden mogen verwachten, dat die h.e.a.o. dan zonder meer naar Leeuwarden komt. Op dit moment koester ik die verwachting echter niet. Hoewel het formeel niet meer een zaak is van het Gemeentebestuur, kan ik de heer Wiersma wel zeggen, dat wij geen kamerfractie in de verkiezingstijd hebben ontvangen, zonder over de h.e.a.o. in Friesland te hebben gesproken en deze zaak enkele dagen na het bezoek ook op schrift te stellen. Wij hebben dat onlangs ook nog gedaan toen wij be sprekingen hadden met de Friese kamerleden Dat is op het moment het enige wat ik er van kan zeggen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 32 (bijlage no. 226). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 6