15
man weggaat. Maar ook de heer Oppedijk van Veen
weet allang hoe wij over deze zaak denken. Wij waren
hier wellicnt op dit moment niet mee gekomen als wij
niet bepaalde uitspraken van Uw Raad hadden moeten
vragen. En die uitspraken moesten wij eigenlijk hebben
voor 1 juli en helaas gaat deze collega van mij juist
tegen die datum weg. Het is een bijzonder toevallige
samenloop van omstandigheden.
Deze hele zaak is ook geen verrassing voor de ge
meente Tietjerksteradeel. Als Uw Raad meent, dat wij
op dit moment dat standpunt niet aan het provinciaal
bestuur kenbaar moeten maken (dit staat volkomen
los van de algemene problematiek) dan moet Uw Raad
dat uitspreken. Wij vinden het als College echt niet
zo'n moeilijke en ook niet zo'n ingrijpende zaak. Wij
staan dus ook duidelijk op het standpunt ook op
grond van allerlei gesprekken die zijn gevoerd en de
motieven die ik heb genoemd dat het, ongeacht de
vraag wat er gebeurt met de herindeling en/of gewest
vorming in Friesland, duidelijk is, dat dit gebied bij
de gemeente Leeuwarden zou moeten behoren. Niet
omdat wij het fijn vinden dat gebied te annexeren,
maar omdat wij het een volkomen logische zaak vinden.
Nog één argument. Wij hebben de waarschuwing ge
kregen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken
niet alleen wij, maar alle gemeentebesturen in Neder
land dan wanneer men meent, dat herzieningen van
gemeentegrenzen in de naaste toekomst gerealiseerd
zouden moeten worden, dat zeer tijdig aangemeld dient
te worden omdat er over het algemeen op gerekend
moet worden, dat er een termijn van tien jaar overheen
gaat voordat een beslissing is gevallen. En ik dacht,
dat het niet onlogisch was - want de beslissing is er
nog lang niet dat wij maar eens kenbaar maken,
dat wij het logisch vinden dat dit gebied uiteindelijk
bij Leeuwarden gaat behoren. Dit is de overweging
(en ik dacht, dat het niet een zaak van inconsequentie
was omdat het los staat van de algemene problematiek)
waarom het College U dus dit voorstel heeft gedaan.
Ik geef toe, dat we dat wel wat uitvoeriger hadden
kunnen motiveren. Van hetgeen ik U nu verteld heb,
had ook wel iets in de raadsbrief mogen staan. Dat
is mij heel duidelijk geworden na deze discussie.
De heer Vellenga: Toen ik zopas in eerste instantie
die commissie aanduidde als een breed samengestelde
commissie, dienae dat woord breedheid eigenlijk meer
om aan te geven hoeveel mensen hier mee bezig wa
ren geweest. En als de heer Singeisma op een bepaald
punt daar kritiek op heeft dan deel ik die kritiek. Zo
breed ben ik dan ook weer.
Wat de zaak zelf betreft, geloof ik inderdaad, dat
wij vanavond best de uitspraak kunnen doen die in
het eerste gedeelte van Uw raadsbrief van de Raad
wordt gevraagd. Het College van Gedeputeerde Staten
heeft er nu er een bepaald termijn is verstreken
recht op, dat de Raad van de hoofdstad van Friesland
duidelijk een aantal uitspraken over dat rapport doet,
temeer daar U dat eigenlijk ophangt aan twee dingen:
a. wij zijn in afwachting van nadere gedachten en het
rijpen van gedachten over de gewestvorming en b. wij
zijn nog in afwachting van een aantal rapporten waar
mee wij ook als gemeente Leeuwarden heel wat hebben
te maken. Het is duidelijk, dat wij en ik ben daar
altijd een voorstander van geweest, dat doen in
goed overleg met alle gemeenten rondom Leeuwarden,
omdat er over en weer een duidelijke verwevenheid is
van dingen die wij gemeen hebben, dingen die die ge
meenten voor ons kunnen betekenen en omgekeerd een
centrumfuctie die wij voor die gemeenten kunnen heb
ben. Vandaar ook, dat ik er zo aan hechtte om die
zaken uit elkaar te halen. De eerste uitspraak, dat
hebt U wel gemerkt en dat hebt U met zoveel woorden
op Uw manier vertolkt, ga ik mee akkoord. Maar ik
vind dus, dat wij los daarvan over dat Groene
Stergebied niet de uitspraak kunnen doen die U van
ons vraagt. En U hebt inderdaad een aantal motieven
op een rijtje gezet. Die waren ons deels zeer wel be
kend, deels misschien niet zo exact geformuleerd. U
hebt er aan toegevoegd: Och, wij praten over deze
zaken ook van tijd tot tijd wel met de gemeente Tie
tjerksteradeel. Dat is dan natuurlijk een overleg tus
sen de beide Colleges van B. en W. Heel nobel en heel
objectief allemaal, dat is gewoon een constatering van
mijn kant. Maar de Raden als zodanig hebben over
dat vraagstuk nog nooit een uitspraak hoe dan
ook gedaan. En daarom vind ik, dat wij vanavond
die uitspraak wel mogen doen, maar dan in een an
dere vorm dan waarin U dat van ons vraagt. En van
daar, dat ik in die motie heb neergelegd (in het
tweede stuk van de motie) dat, als het College vindt,
dat er motieven zijn om te bewerkstelligen dat het
Groene Stergebied in de toekomst bij de gemeente Leeu
warden gevoegd wordt, U zich gemachtigd kunt ach
ten om daarover te gaan praten. Dan hebt U een duide
lijke uitspraak van deze Raad hoe wij dat zien. Maar
ik geloof niet, dat het goed zou zijn om die uitspraak
eenzijdig te doen; „Wij vinden datnee, ik vind
dat U daar met machtiging van de Raad de gesprek
ken over moet kunnen openen, temeer waar U ook
al op heeft gewezen waar zich toevallig dat ver
schijnsel voordoet van de burgemeesterswisseling. Ik
dacht, dat het correct en elegant was om tegenover de
nieuwe burgemeester, die zich eerst nog in die zaken
moet verdiepen, om op deze manier die zaak te gaan
aanpakken. Daar komt bij en daar hebt U terecht
op gewezen dat grenscorrectieprocedures enorm veel
tijd in beslag kunnen nemen. Met een andere pet op,
maak ik dat erg vaak mee. En de praktijk in Den Haag
heeft mij ook geleerd, dat daar waar gemeenten onder
ling tot overeenstemming waren gekomen over een
dergelijke grenscorrectie de zaak veel vlotter en vlug
ger door alle mogelijke molens heenliep dan daar waar
bepaalde hiaten waren, wat voetangels en klemmen
lagen in de procedure, in de aanpak, in de tactiek en
noem maar op.
Ik heb wel begrepen, dat U als zodanig mijn motie
wel kunt accepteren. Die past helemaal in Uw denk
raam. Mocht dat niet zo zijn dan kunt U hem altijd
nog in stemming brengen. Maar en dat nog even ter
overdenking voor de overzijde; de heer Rijpma moest
daar nog even over denken, en ik kan mij dat voor
stellen -ik heb dus de zaak van de algemene uit
spraak nadrukkelijk willen losmaken van die uitspraak
over de Groene Ster en wat de Groene Ster betreft,
vind ik, dat wij die uitspraak anders moeten doen, an
ders ook voor het voetlicht en in de publiciteit moeten
brengen dan het College in eerste instantie meende van
ons te moeten vragen. Vandaar deze motie minzaam
aanbevelend.
De Voorzitter: Ik zou de Raad dan maar een uit
spraak willen laten doen over de motie van de heren
Vellenga en Janssen. De heer Vellenga heeft, zoals hij
dat regelmatig doet, keurig zijn standpunt verdedigd,
alleen hij heeft mijn uiteenzetting wel iets te vrij ver
taald. Als hij stelt, dat ik daarin heb uitgelaten, dat
ik het in wezen met die motie eens was, dan heeft hij
volkomen gelijk voor zover dat betreft het belangrijke
gedeelte van de grote lijn. Maar niet wat betreft dat
gedeelte over het Groene Sterplan, maar dat is een zo
duidelijk geval, dat ik dacht, dat het helemaal niet
moeilijk is, dat wij daar een principe-uitspraak over
doen. Maar als Uw Raad en dan moet de Raad dat
uitspreken - het beter vindt, dat wij nog weer met de
gemeente Tietjerksteradeel gaan overleggen en wij krij
gen die taak opgedragen dan zullen wij die uitvoeren,
maar ik kan U de verzekering geven en ik wil daar
geen twijfel over laten bestaan dat wij het niet ver
keerd hebben bedoeld, ook beslist niet tegenover de
gemeente Tietjerksteradeel, want het overleg met die
gemeente is bijzonder prettig (ook met het College
van B. en W.). We hebben een verschillend standpunt.
Dat hebt U ook kunnen lezen toen kortgeleden de Raad
van Tietjerksteradeel een standpunt innam over dit
probleem. De Raad van Tietjerksteradeel is om hem
moverende redenen van mening dat dit niet moet ge
beuren. Wij kunnen daar echt nog wel een paar keer
over praten. Dat zal echt geen wijziging brengen; ook
dat is niet onvriendelijk bedoeld.
Over enkele maanden zouden we dan bij Uw Raad
terug moeten komen met ditzelfde voorstel. Maar dan
hebben we nog eens overleg gepleegd op verzoek van
de Raad. Wij zullen U dan, naar ik vermoed, de mede
deling moeten doen, dat de gemeente Tietjerksteradeel
een ander standpunt inneemt dan wij. Maar dat is op
dit moment een vermoeden en niets meer. (De heer
Vellenga: Het zou in het voetspoor van mijn motie
kunnen liggen, dat wanneer U dan een uitspraak van
ons vraagt, wij de motieven pro en contra en van U
en van de gemeente Tietjerksteradeel voor ons hebben.
Het is nu wat eenzijdig en dan is het tweezijdig, om
dat gekke woord maar even te gebruiken. Ik dacht,
dat wij dan gefundeerder daarover een uitspraak kun
nen doen.) U hebt een duidelijk standpunt ingenomen.
Ik dacht, dat wij over de motie moeten gaan stemmen.
Laat de Raad daarover maar een uitspraak doen.
De heer Tiekstra (weth.): Ik wil toch nog graag
een korte opmerking maken. Als er gestemd wordt,
moeten ook de Wethouders meestemmen en dan wil ik
U wel zeggen, dat ik, gegeven mijn ervaringen en ge
geven ook de verhouding met de gemeente Tietjerk
steradeel niet het minste bezwaar heb tegen de motie
van de heer Vellenga, integendeel. Dat betekent dus,
dat ik voor deze motie zal stemmen.
De Voorzitter: Het is een standpunt van het Col
lege geweest, dat is neergelegd in de raadsbrief en
niet het standpunt van de grootst mogelijke meerder
heid, dat is heel duidelijk. Maar de Wethouder is vrij
te stemmen hoe hij wil.
De heer Tiekstra (weth.)Hier staat een formule
ring in de raadsbrief, die door een raadslid, namens
zijn groep, nader wordt toegelicht en waar een gedeelte
wordt uitgelicht. Ik dacht dat de situatie daardoor
enigszins gewijzigd was.
De Voorzitter: Ik wilde alleen maar aangeven, dat
wij hier wel degelijk in het College over hebben ge
sproken en dat dit dus unaniem het standpunt was
van het College.
De heer Rijpma: Ik wil nog mededelen, dat in ieder
geval een aantal leden van mijn fractie sympathiek
staan tegenover de motie van de heer Vellenga en
voor zullen stemmen.
De motie van de heren Vellenga en Janssen wordt
aangenomen met 18 tegen 7 stemmen. Tegen stemmen
de heren J. ten Brug (weth.), J. Heetla (weth.), O. Hei-
dinga, K. J. de Jong (weth.), A. Klomp, L. Visser en
K. Weide (weth.).
De Voorzitter: De raadsbrief hoeft niet meer in
stemming te worden gebracht. De algemene lijn is dus
heel duidelijk. Wij zullen over de kwestie van de Groene
Ster nader overleg plegen met de gemeente Tietjerk
steradeel en komen daar na verloop van tijd op terug
bij de Raad met de argumenten van de gemeente Tie
tjerksteradeel en die van ons. Daarmee is dit punt dus
afgehandeld.
Punt 35 (bijlage no. 221).
De heer Wiersma: Ik spreek namens de heer Mie-
dema, die niet aanwezig kan zijn. Namens hem, maar
ook namens onze fractie, zou ik instemming willen be
tuigen met deze regeling. Wij hebben verschillende
keren o.a. in de betreffende commissie deze
kwestie aan de orde gehad en toen zijn verschillende
zaken steeds weer onder de loep genomen, die betrek
king hebben op deze raadsbrief. Omdat thans deze re
geling van kracht is geworden wil ik nogmaals, na
mens onze fractie, onze instemming hiermee betuigen.
De heer De Jong (weth.): Ik kan hier alleen maar
„dank U wel" op zeggen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 36 en 37 (bijlagen nos. 218 en 222).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 38 (bijlage no. 228).
Mevr. Dijkstra-BethlehemIk heb eigenlijk maar
één vraag en misschien vraag ik naar de bekende weg.
Ik vind het geweldig, dat er een verzorgingstehuis
komt, maar is dit een verzorgingstehuis, dat voor ieder
een toegankelijk is? Wordt er geen verschil gemaakt
tussen mensen die het zelf wel kunnen betalen en de
genen die het niet zelf kunnen betalen Krijgen de eerst-
genoemden geen voorrang bij opname in dit verzor
gingstehuis Er zijn ruim 300 urgente gevallen en ik
vraag mij af of ieder van hen dezelfde kans op opname
heeft.
De heer Heetla (weth.): Ik kan heel kort zijn. Het
verzorgingstehuis is inderdaad voor iedereen. Het be
stuur is natuurlijk zelfstandig. We moeten afwachten
hoe de zaak zich ontwikkelt. Maar ook in de raads
brief hebt U kunnen lezen, dat opname moet geschie
den via de opnamecommissie en dat geeft wel een
waarborg. De mensen die voor opname worden voorge
dragen door die commissie, zullen er ook wel in komen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 39 (bijlage no. 224).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 40 (bijlage no. 214).
De heer J. de Jong: In de eerste alinea van deze
raadsbrief lezen we, dat de Raad op 16 februari 1970
heeft besloten om deze bouw onderhands op te dragen,
althans aan te besteden, aan de Intervam N.V. te
Rijswijk.
Wij hebben nu een nieuwe Raad en ook de tijd is wel
wat gewijzigd. Ik zou eigenlijk willen vragen of wij
moeten doorgaan met het koppelen van alle mogelijke
zaken. Als ik goed ben ingelicht heeft Intervam des
tijds een claim gehad, of mogelijk kunnen hebben, in
Bilgaard en is een en ander toen niet doorgegaan. Toen
heeft Intervam waarschijnlijk op de een of andere grond
de toezegging gekregen voor toekomstige bouwwerken.
Nu vind ik dat op zichzelf een vreemde zaak. Ik
dacht, dat hier gebouwd werd met gemeenschapsgeld
en dat dus ook de mogelijkheid aan andere bedrijven
moet worden gegeven tot een aanbesteding te komen.
Ik zou graag van de Wethouder willen vernemen of
deze mogelijkheid nog open is en of het niet juister
zou zijn een aanvraag te plaatsen bij een viertal (even
tueel meer, maar ik dacht, dat vier voldoende was)
goede bedrijven, waarbij ik ook reken bedrijven die
hier in de stad een goede naam hebben.
De heer Ten Brug (weth.)De heer De Jong heeft
de reden waarom deze beslissing indertijd is genomen
al genoemd en ik dacht, dat we daarover op dit mo
ment niet meer behoefden te discussiëren.
De heer De Jong zegt: „Moeten wij doorgaan met
koppelenik dacht, dat dit een van de zeer wei
nige situaties was en daar is in de Raad destijds
ook uitvoerig over gesproken waarin dit gebeurd is.
Er is indertijd, i.v.m. het niet doorgaan van bouw
door Intervam in Bilgaard wat een gemeenschaps
belang was tot deze oplossing besloten. Daardoor
konden wij de realisering van de woningbouw in Bil
gaard bevorderen. Er is toen een toezegging gedaan
aan Intervam en daar zijn wij moreel aan gebonden.
Wij hebben indertijd gemeend alle belangen afwe
gende dat we het zo moesten doen en daar houden
we ons aan.
De Voorzitter: Misschien komt het, mijnheer De
Jong, doordat U toen nog geen raadslid was, dat U
hierover valt. Dit is een besluit van de Raad geweest.
Het was een zeer speciaal probleem en de Raad heeft
toen deze beslissing genomen na alle punten die de
Wethouder noemde gewikt en gewogen te hebben.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 41 (bijlage no. 230).
Mevr. Visser-van den Bos: Ik wil ermee volstaan
mijn voldoening uit te spreken, dat deze regeling nu
tot stand is gekomen en ik kan begrijpen, dat het nog
al wat voeten in de aarde heeft gehad. Wij zijn bij
zonder blij met de laatste alinea van het stuk, waarin
gezegd wordt, dat, wanneer het Groene Kruis toch
met deze nieuwe regeling in moeilijkheden mocht ko
men, er dan over een jaar zonodig een nieuwe be
spreking moet volgen. Ik vertrouw, dat het niet nodig