3
2
De Voorzitter: Dan zullen wij ervoor zorgen, dat
de naam H. Meijerhof wordt toegevoegd.
Behoudens de door de Voorzitter genoemde correc
tie worden de notulen ongewijzigd vastgesteld.
Punt 2.
Rondgezonden mededelingen.
Sub A en B.
Deze berichten worden voor kennisgeving aangeno
men.
Sub C.
Dit besluit wordt voor kennisgeving aangenomen.
Sub D.
Deze rapporten worden voor kennisgeving aange
nomen.
Sub E.
Deze mededeling wordt voor kennisgeving aange
nomen.
Sub F.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van B.
en W.; betrokkenen zal daarvan kennis worden ge
geven.
Sub G.
Dit besluit wordt voor kennisgeving aangenomen.
Punt 3 (bijlage no. 297).
De hear Miedema: Dit is in hiel gewoan riedsütstel;
soksoarte fan ütsteilen hawwe wy hast eltse kear op
üs aginda stean. Mar it binne eins nuvere ütsteilen.
Wy keapje joun ek wer as de Ried ja seit twa
pannen oan. Ik leau, dat, as Jo oan alle 37 riedsleden
freegje soene hwat wy mei dy pannen dogge, hja sizze
soene: Dat witte wy net; wy keapje dy oan.
Wy hawwe by de bigreatingsgearkomste nochal
hwat tiid bistege oan it sanearringsbilied. Doe binne
der hiel hwat opmerkings makke en oan it Kolleezje
is frege yn de Ried to kommen mei in nota oer it ta-
komstige bilied, dat wy fiere moatte oangeande de
gebieten hwer't wy keapje. Dan kin der ek in ant-
wurd jown wurde op de fraech: Moatte wy trochgean
mei keapjen of moatte wy dêr mei ophalde N.o.fdy
fraech oan it Kolleezje hat de Kommisje Grounbi-
driuw dizze saek bisjoen en bigjin maeije is yn in
spésiale gearkomste in advys ütbrocht oan it Kolleezje.
Nou soe ik graech witte wolle, hwannear't it Kolleezje
hjir yn de Ried op werom komt. Kriget de Ried ge-
legenheit om oer dizze problematyk to diskussiearjen
mei it Kolleezje en to bisluten hwat der barre sil? (De
Foarsitter: It giet dus net sasear om it ütstel, dat
nou oan de oarder is. Jo brükten it mear as in brêge
om dizze fragen kwyt to kinnen.) Dat bin ik net mei
Jo iens. Dat wie perfoarst myn doel net. (De Foar
sitter: It hie net slim west as it al sa wie.)
De hear Tiekstra (weth.): Ik kin sizze, dat B. en
W. ynkoarten by de Ried komme sille mei in nota,
lyk as wy dat ófsprutsen hawwe yn de bigreatings
gearkomste. De hear Miedema hat gelyk; de Kom
misje hat it advys ré. B. en W. binne der ek hast ré
mei. As it sa fier is, komme wy der mei yn 'e Ried.
De hear Miedema: As ik nou joun foar it earst yn
dizze Ried wie dan soe ik gjin twadde ynstansje freeg
je. Mar ik bin nou ien kear al langer riedslid en ik
wit, dat, as it Kolleezje „ynkoarten" seit, dat net in
düdlik bigryp is. It is gebrük, dat dit soarte fan saken
yn de léste of op ien nei léste gearkomste foar de
folgjende bigreatingssitting oan de oarder komt.
Dat soe der ek dit kear wolris yn sitte kinne, as der
sein wurdt „ynkoarten". En dan duorret it my wier to
lang. Ik leau, dat it èn foar it gemeentlike bilied èn
foar de minsken dy't yn dizze gebieten wenje (foar
harren noch mear as foar it bilied) goed is, dat der
wissichheit komt. Dêrom hoopje ik, dat „ynkoarten"
hiel gau wêze sil. As dat net sa is, dan kom ik der
op werom as in soartgelyk ütstel oan de oarder komt.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 4 t.e.m. 11 (bijlagen nos. 302, 298, 293, 296
311, 303, 294 en 295).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 12 (bijlage no. 312).
De heer Snel: Mijn fractie heeft in principe niet
zoveel bezwaar tegen het overdragen van dit gymnas
tieklokaal. Op praktische gronden is het echter aan
trekkelijk alle gymnastieklokalen in gemeentelijke
handen te hebben. Het gebruik kan dan zo effectief
mogelijk zijn. Dit heeft vooral betrekking op het ge
bruik van die lokalen door verenigingen en clubs. Juist
om deze praktische reden zijn wij blij met art. 25 van
het voorontwerp van wet op het basisonderwijs, waar
in het beheer van alle gymnastieklokalen bij lagere
scholen in handen van de gemeentelijke overheid wordt
gesteld.
Het voorliggende voorstel is eigenlijk het paard ach
ter de wagen spannen. Of mijn fractie akkoord kan
gaan met deze overdracht, zal afhangen van de ant
woorden op een aantal vragen.
Wij dragen de zaak over en daar zijn onze klanten
nauw bij betrokken. Kunt U garanderen, dat deze klan
ten (de verenigingen en clubs) die nu gebruik maken
van dit lokaal, ook na de overdracht op dezelfde con
dities hiervan gebruik kunnen blijven maken, ook voor
de gemeentelijke tarieven? Zo ja, dan is er van onze
zijde geen bezwaar tegen de overdracht, zo nee, zijn
de betrokken verenigingen en clubs dan in kennis ge
steld van de op handen zijnde veranderingen en hoe
was hun reactie? Het financiële voordeel voor de ge
meente is niet iets waar wij zwaar aan tillen, als daar
tegenover staat, dat deze verenigingen en clubs daar
door worden gedupeerd.
Nog een slotopmerking. U stelt, dat de medewerking
op grond van art. 73 van de Lager-onderwijswet niet
kan worden geweigerd. Art. 75 van de zelfde wet stelt
echter: „Het beschikbaar zijn van behoorlijke speel
terreinen, een goed terrein voor lichamelijke oefening
en de mogelijkheid voor mede-gebruik van een gym
nastieklokaal maakt de bijbouw van een eigen gym
nastieklokaal overbodig. (K.B. van 6 maart 1952)"
Art. 77, 2e lid, onderstreept dit m.i. nog.
De heer Ten Brug (weth.)De laatste opmerkin
gen, waarbij de heer Snel enige artikelen aanhaalde
uit de Lager-onderwijswet, raken de kern van de zaak.
De andere door hem gemaakte opmerkingen hebben
betrekking op zaken die wel bij deze kwestie betrok
ken kunnen worden, maar waar het in principe van
avond niet over gaat.
Een schoolbestuur vraagt medewerking voor het ver
krijgen van een gymnastieklokaal. Dat bestuur zegt
erbij: Wij hebben twee scholen die dit lokaal zouden
moeten gebruiken. Op grond van de bepalingen in de
artt. 72 en 73 meent het College, dat een dergelijke
medewerking moet worden verleend. Dat is een stuk
automatisme, dat in de wet is ingebouwd. De norm
wordt niet overschreden. Volgens de algemene nor
men is, met het aantal lesuren dat voor gymnastiek
beschikbaar wordt gesteld, voor twee zes-klassige
scholen één gymnastieklokaal voldoende.
De heer Snel haalde verder een K.B. aan, dat be
trekking heeft op de jurisprudentie van art. 73. Ik
geloof inderdaad, dat wij ons ongeveer in een situatie
bevinden, zoals die zich in dat K.B. voordoet. De Ge
meente hoeft niet een nieuw lokaal te bouwen, maar
de Gemeente kan ook het gymnastieklokaal aanbieden
en dat laatste doen wij in dit geval. De scholen van de
vereniging die op grond van art. 72 deze medewerking
vraagt, maken reeds gebruik van dit lokaal; andere
scholen doen dat niet. Het is zonder meer een kwestie
van overdracht van eigendom. Het is, dacht ik, gezien
de huidige wettelijke situatie moeilijk vol te houden,
dat wij dit schoolbestuur medewerking zouden kunnen
weigeren. Ik weet, dat in art. 25 van de ontwerp-wet
op het basisonderwijs inderdaad wordt gesteld, dat de
gymnastieklokalen in eigendom van de Gemeente zou
den moeten zijn. Het is natuurlijk de vraag, of dit ar
tikel de wettelijke status zal halen, want ik kan mij
voorstellen, dat hiertegen nogal wat tegenstand zal
komen.
Eigenlijk doet het er ook weinig toe. Op het ogen
blik ïeven wij nog onder de vigeur van de Lager-onder-
wijswet en ik dacht -de heer Snel heeft dat ook niet
bestreden dat wij hier een juiste toepassing geven
aan die wet.
DU gymnastieklokaal zou destijds ook niet in han
den van de Gemeente gekomen zijn, ware het niet, dat
de vroegere eigenaar van de Oranje Nassauschool
ae voormalige Hervormde Schoolvereniging toen
dit lokaal werd gebouwd, gezegd heeft: Wij hebben
geen belang bij dit lokaal, Gemeente, redt L zich er
maar mee. Het is een gymnastieklokaal uit de vorige
serie als ik het zo mag zeggen van de Ned. Heide
.vlij. Deze kleine schoolvereniging heeft imniddels met
de Vereniging voor Christelijk Schoolonderwijs de
nieuwe Vereniging van Rrot. Christelijk Basisonder
wijs gevormd. Deze nieuwe vereniging heeft veel meer
sciioien in beheer en is gemakkelijker in staat gym
nastieklokalen in het beheer te betrekken. Deze aan
vraag is dan ook volkomen redelijk.
Op praktische gronden, zegt de heer Snel, is het erg
gemakkelijk, dat de Gemeente alle gymnastieklokalen
in beheer heeft. Dat zal ook wel de reden zijn waar
om art. 25 zo in de ontwerp-wet staat. Ik wil dat niet
ontkennen, maar er zijn principiële bezwaren tegen
aan te voeren. Een vereniging voor bijzonder school
onderwijs heeft ook recht op gymnastieklokalen. De
praktiscne bezwaren: de verdeling van de lokalen over
de scholen, kunnen worden opgelost en worden in Leeu
warden ook opgelost in gezamenlijk overleg. Via de
Inspecteur voor de Lichamelijke Opvoeding worden de
gymnastieklokalen verdeeld, zodat ieder aan zijn trek-
Ken komt en zodat men ook eerlijk aan zijn trekken
komt. Het is bepaald niet zo, dat de school waarbij
het gymnastieklokaal hoort, de beste uren van de week
zou pikken en dat de andere scholen van de resterende
uren gebruik moeten maken. In dit geval is dit niet
aan de orde.
Rest de situatie van het avondgebruik. Dat is inder
daad een ander geval. Wij hebben besprekingen ge
voerd met de verenigingen van de bijzondere scholen
om dat avondgebruik, evenals het daggebruik, te poo
len. Er is op het ogenblik nog een belemmering, n.l.
deze: De Gemeente verhuurt de lokalen ver beneden
de kostprijs aan de sportverenigingen. In feite hebben
we hier dus te maken met een stil subsidie aan de
sportverenigingen. Wij wisten dat ook wel, toen we
die verordening vaststelden. Dat kan je als gemeente
natuurlijk doen, maar je kan dat moeilijk vragen van
de schoolbesturen. Ik dacht, dat we dit tot een oplos
sing moeten brengen. Dan is het ook niet meer be
langrijk wie de lokalen in beheer heeft. Dit is een wat
ingewikkelde kwestie, want we zullen moeten uitre
kenen wat het verschil is tussen de prijs van nu en de
kostprijs en wij zullen onder de aid. Sport en Recreatie
een suhsidie aan de sportverenigingen moeten geven
voor net gebruik van de gymnastieklokalen. Ik hoop,
dat we dat bij het begin van het nieuwe begrotings
jaar voor elkaar zullen hebben. Ik zeg het niet zo re
soluut als ik wel graag zou willen, maar ik heb nu al
wel begrepen, dat het een ingewikkelde affaire is.
Met de huidige avondgebruikers is geen overleg ge
pleegd. Ik dacht ook niet, dat dat nodig was, want
natuurlijk zijn de gymnastieklokalen in eerste instantie
bedoeld voor het onderwijs. Met de onderwijsinstan-
ties (het Gemeentebestuur en de betrokken schoolbe
sturen) is wel overleg gepleegd.
Er moet een overgangssituatie komen. Die komt
hier ook. Het lokaal is ook al weer in de pooling van
het avondgebruik verdeeld. Met de schoolbesturen is
afgesproken, dat dit jaar de situatie blijft zoals die nu
is en ook de tarieven zullen dit jaar niet veranderen.
Volgend jaar hebben we misschien die subsidiëring
beter voor elkaar. Er moet volgend jaar toch een
andere verdeling komen m.b.t. het avondgebruik, want
op korte termijn zullen, zoals U weet, zeven nieuwe
lokalen voor gymnastiekonderwijs gereed komen en
deze komen dus ook beschikbaar voor het avondge
bruik.
De heer Snel: De Wethouder heeft zijn beantwoor
ding eigenlijk toegespitst op mijn laatste opmerkingen.
Ik neb daar zelf van gezegd, dat het een slotopmer
king was om mijn betoog af te ronden.
Het gaat ons bij dit voorstel voornamelijk om de
belangen van de verenigingen en clubs en uit het oog
punt van die verenigingen en clubs bezien zal over
dracht geen voordeel zijn. Daarom leek overdracht ons
ook niet direct noodzakelijk. Principieel hebben wij
niet zoveel bezwaar tegen overdracht. Het gaat ook
niet om die scholenkwestie. Het gaat om het zeker
stellen van de verplichtingen die wij als Gemeente heb
ben t.o.v. de avondgebruikers. Nu hebt U gezegd, dat
alles het komende jaar nog zal blijven zoals het is.
Bedoelt U daarmee het lopende jaar of 1972 (De heer
Ten Brug (weth.): Ik bedoelde het nieuwe seizoen,
dat net begonnen is.) Volgend jaar zal deze zaak dus
nogmaals moeten worden bekeken.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 13 (bijlage no. 308).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 14 (bijlage no. 309).
De heer Visser: Aan de orde is een verzoek om
medewerking voor de bouw en inrichting van een do
cumentatiecentrum. B. en W. stellen voor deze mede
werking te weigeren.
Er is tegenwoordig heel wat in beweging op onder
wijsgebied en dat uit zich b.v. door het aanbrengen van
voorzieningen als gemeenschapsruimten.
Bij het lezen van de raadsbrief ben ik tot de con
clusie gekomen, dat het College zich eigenlijk beperkt
heeft tot de tekst van de wet. Ik zou in eerste instan
tie willen vragen of de Wethouder bereid is een wat
uitvoeriger motivering te geven van dit voorstel.
Mevr. Woudstra-PeeneHet probleem dat aan de
orde is, heeft natuurlijk veel kanten.
Ten eerste heeft het een financiële kant. Wij vin
den zo'n documentatiecentrum wel mooi, maar ja, ge
lijke monniken, gelijke kappen. En stel je eens voor,
dat alle basisscholen om bouwkundige voorzieningen
zouden vragen om ook een documentatiecentrum te
kunnen inrichten. Waar moet het geld dan vandaan
komen
Ten tweede is er de onderwijsvernieuwing. Het is
broodnodig, dat op dat gebied geëxperimenteerd wordt.
Een ieder, die net als ik, wel eens een kijkje genomen
heeft in deze school, zal het met mij eens zijn, da,t
deze school daarmee goed en hard aan het werk is.
Dan is er nog een derde kant, n.l. de wettelijke, de
formele. De vraag is: Hoe kunnen we op grond van
de Lager-onderwijswet ja zeggen op deze aanvraag?
Het College heeft de wettelijke kant gekozen. In de
raadsbrief wordt gesteld: „Naar onze mening zullen
de normale eisen, aan het onderwijs te stellen, worden
overschreden." En daarom wilt U medewerking aan
dit verzoek weigeren.
Wij vinden echter, dat het aspect van onderwijsver
nieuwingsexperimenten veel zwaarder moet wegen
voor de Gemeenteraad. Voor deze school worden zeker
niet de normale eisen overschreden. Deze school is, in
de samenwerking met het Pedagogisch Studiecentrum
te Amersfoort, nu in een fase gekomen, die een docu
mentatiecentrum gewoon noodzakelijk maakt. Als het
er niet komt, zal dat de goede gang van zaken op
deze school tegen houden en het onderwijs aan deze
school schaden.
Een financiële oplossing kan zeker voor dit ene ge
val wel worden gevonden. Ik heb zo zachtjes aan wel
door, dat f30.000,voor het gemeentebudget is, wat
voor mijn huishoudbudget een dubbeltje is.
En dan nu nog iets over alle andere basisscholen
die ook zouden kunnen komen vragen om bouwkun
dige voorzieningen. In nieuwbouw-scholen is tegen
woordig al zo'n gemeenschapscentrum. De nieuwe scho
len vallen dus al af. Verder zou ik willen opmerken,
dat jammer genoeg nog lang niet alle basisscholen in
onze Gemeente zover zijn, dat zij aan het inrichten van