3 2 De Voorzitter: Dan zullen wij ervoor zorgen, dat de naam H. Meijerhof wordt toegevoegd. Behoudens de door de Voorzitter genoemde correc tie worden de notulen ongewijzigd vastgesteld. Punt 2. Rondgezonden mededelingen. Sub A en B. Deze berichten worden voor kennisgeving aangeno men. Sub C. Dit besluit wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub D. Deze rapporten worden voor kennisgeving aange nomen. Sub E. Deze mededeling wordt voor kennisgeving aange nomen. Sub F. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van B. en W.; betrokkenen zal daarvan kennis worden ge geven. Sub G. Dit besluit wordt voor kennisgeving aangenomen. Punt 3 (bijlage no. 297). De hear Miedema: Dit is in hiel gewoan riedsütstel; soksoarte fan ütsteilen hawwe wy hast eltse kear op üs aginda stean. Mar it binne eins nuvere ütsteilen. Wy keapje joun ek wer as de Ried ja seit twa pannen oan. Ik leau, dat, as Jo oan alle 37 riedsleden freegje soene hwat wy mei dy pannen dogge, hja sizze soene: Dat witte wy net; wy keapje dy oan. Wy hawwe by de bigreatingsgearkomste nochal hwat tiid bistege oan it sanearringsbilied. Doe binne der hiel hwat opmerkings makke en oan it Kolleezje is frege yn de Ried to kommen mei in nota oer it ta- komstige bilied, dat wy fiere moatte oangeande de gebieten hwer't wy keapje. Dan kin der ek in ant- wurd jown wurde op de fraech: Moatte wy trochgean mei keapjen of moatte wy dêr mei ophalde N.o.fdy fraech oan it Kolleezje hat de Kommisje Grounbi- driuw dizze saek bisjoen en bigjin maeije is yn in spésiale gearkomste in advys ütbrocht oan it Kolleezje. Nou soe ik graech witte wolle, hwannear't it Kolleezje hjir yn de Ried op werom komt. Kriget de Ried ge- legenheit om oer dizze problematyk to diskussiearjen mei it Kolleezje en to bisluten hwat der barre sil? (De Foarsitter: It giet dus net sasear om it ütstel, dat nou oan de oarder is. Jo brükten it mear as in brêge om dizze fragen kwyt to kinnen.) Dat bin ik net mei Jo iens. Dat wie perfoarst myn doel net. (De Foar sitter: It hie net slim west as it al sa wie.) De hear Tiekstra (weth.): Ik kin sizze, dat B. en W. ynkoarten by de Ried komme sille mei in nota, lyk as wy dat ófsprutsen hawwe yn de bigreatings gearkomste. De hear Miedema hat gelyk; de Kom misje hat it advys ré. B. en W. binne der ek hast ré mei. As it sa fier is, komme wy der mei yn 'e Ried. De hear Miedema: As ik nou joun foar it earst yn dizze Ried wie dan soe ik gjin twadde ynstansje freeg je. Mar ik bin nou ien kear al langer riedslid en ik wit, dat, as it Kolleezje „ynkoarten" seit, dat net in düdlik bigryp is. It is gebrük, dat dit soarte fan saken yn de léste of op ien nei léste gearkomste foar de folgjende bigreatingssitting oan de oarder komt. Dat soe der ek dit kear wolris yn sitte kinne, as der sein wurdt „ynkoarten". En dan duorret it my wier to lang. Ik leau, dat it èn foar it gemeentlike bilied èn foar de minsken dy't yn dizze gebieten wenje (foar harren noch mear as foar it bilied) goed is, dat der wissichheit komt. Dêrom hoopje ik, dat „ynkoarten" hiel gau wêze sil. As dat net sa is, dan kom ik der op werom as in soartgelyk ütstel oan de oarder komt. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 4 t.e.m. 11 (bijlagen nos. 302, 298, 293, 296 311, 303, 294 en 295). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 12 (bijlage no. 312). De heer Snel: Mijn fractie heeft in principe niet zoveel bezwaar tegen het overdragen van dit gymnas tieklokaal. Op praktische gronden is het echter aan trekkelijk alle gymnastieklokalen in gemeentelijke handen te hebben. Het gebruik kan dan zo effectief mogelijk zijn. Dit heeft vooral betrekking op het ge bruik van die lokalen door verenigingen en clubs. Juist om deze praktische reden zijn wij blij met art. 25 van het voorontwerp van wet op het basisonderwijs, waar in het beheer van alle gymnastieklokalen bij lagere scholen in handen van de gemeentelijke overheid wordt gesteld. Het voorliggende voorstel is eigenlijk het paard ach ter de wagen spannen. Of mijn fractie akkoord kan gaan met deze overdracht, zal afhangen van de ant woorden op een aantal vragen. Wij dragen de zaak over en daar zijn onze klanten nauw bij betrokken. Kunt U garanderen, dat deze klan ten (de verenigingen en clubs) die nu gebruik maken van dit lokaal, ook na de overdracht op dezelfde con dities hiervan gebruik kunnen blijven maken, ook voor de gemeentelijke tarieven? Zo ja, dan is er van onze zijde geen bezwaar tegen de overdracht, zo nee, zijn de betrokken verenigingen en clubs dan in kennis ge steld van de op handen zijnde veranderingen en hoe was hun reactie? Het financiële voordeel voor de ge meente is niet iets waar wij zwaar aan tillen, als daar tegenover staat, dat deze verenigingen en clubs daar door worden gedupeerd. Nog een slotopmerking. U stelt, dat de medewerking op grond van art. 73 van de Lager-onderwijswet niet kan worden geweigerd. Art. 75 van de zelfde wet stelt echter: „Het beschikbaar zijn van behoorlijke speel terreinen, een goed terrein voor lichamelijke oefening en de mogelijkheid voor mede-gebruik van een gym nastieklokaal maakt de bijbouw van een eigen gym nastieklokaal overbodig. (K.B. van 6 maart 1952)" Art. 77, 2e lid, onderstreept dit m.i. nog. De heer Ten Brug (weth.)De laatste opmerkin gen, waarbij de heer Snel enige artikelen aanhaalde uit de Lager-onderwijswet, raken de kern van de zaak. De andere door hem gemaakte opmerkingen hebben betrekking op zaken die wel bij deze kwestie betrok ken kunnen worden, maar waar het in principe van avond niet over gaat. Een schoolbestuur vraagt medewerking voor het ver krijgen van een gymnastieklokaal. Dat bestuur zegt erbij: Wij hebben twee scholen die dit lokaal zouden moeten gebruiken. Op grond van de bepalingen in de artt. 72 en 73 meent het College, dat een dergelijke medewerking moet worden verleend. Dat is een stuk automatisme, dat in de wet is ingebouwd. De norm wordt niet overschreden. Volgens de algemene nor men is, met het aantal lesuren dat voor gymnastiek beschikbaar wordt gesteld, voor twee zes-klassige scholen één gymnastieklokaal voldoende. De heer Snel haalde verder een K.B. aan, dat be trekking heeft op de jurisprudentie van art. 73. Ik geloof inderdaad, dat wij ons ongeveer in een situatie bevinden, zoals die zich in dat K.B. voordoet. De Ge meente hoeft niet een nieuw lokaal te bouwen, maar de Gemeente kan ook het gymnastieklokaal aanbieden en dat laatste doen wij in dit geval. De scholen van de vereniging die op grond van art. 72 deze medewerking vraagt, maken reeds gebruik van dit lokaal; andere scholen doen dat niet. Het is zonder meer een kwestie van overdracht van eigendom. Het is, dacht ik, gezien de huidige wettelijke situatie moeilijk vol te houden, dat wij dit schoolbestuur medewerking zouden kunnen weigeren. Ik weet, dat in art. 25 van de ontwerp-wet op het basisonderwijs inderdaad wordt gesteld, dat de gymnastieklokalen in eigendom van de Gemeente zou den moeten zijn. Het is natuurlijk de vraag, of dit ar tikel de wettelijke status zal halen, want ik kan mij voorstellen, dat hiertegen nogal wat tegenstand zal komen. Eigenlijk doet het er ook weinig toe. Op het ogen blik ïeven wij nog onder de vigeur van de Lager-onder- wijswet en ik dacht -de heer Snel heeft dat ook niet bestreden dat wij hier een juiste toepassing geven aan die wet. DU gymnastieklokaal zou destijds ook niet in han den van de Gemeente gekomen zijn, ware het niet, dat de vroegere eigenaar van de Oranje Nassauschool ae voormalige Hervormde Schoolvereniging toen dit lokaal werd gebouwd, gezegd heeft: Wij hebben geen belang bij dit lokaal, Gemeente, redt L zich er maar mee. Het is een gymnastieklokaal uit de vorige serie als ik het zo mag zeggen van de Ned. Heide .vlij. Deze kleine schoolvereniging heeft imniddels met de Vereniging voor Christelijk Schoolonderwijs de nieuwe Vereniging van Rrot. Christelijk Basisonder wijs gevormd. Deze nieuwe vereniging heeft veel meer sciioien in beheer en is gemakkelijker in staat gym nastieklokalen in het beheer te betrekken. Deze aan vraag is dan ook volkomen redelijk. Op praktische gronden, zegt de heer Snel, is het erg gemakkelijk, dat de Gemeente alle gymnastieklokalen in beheer heeft. Dat zal ook wel de reden zijn waar om art. 25 zo in de ontwerp-wet staat. Ik wil dat niet ontkennen, maar er zijn principiële bezwaren tegen aan te voeren. Een vereniging voor bijzonder school onderwijs heeft ook recht op gymnastieklokalen. De praktiscne bezwaren: de verdeling van de lokalen over de scholen, kunnen worden opgelost en worden in Leeu warden ook opgelost in gezamenlijk overleg. Via de Inspecteur voor de Lichamelijke Opvoeding worden de gymnastieklokalen verdeeld, zodat ieder aan zijn trek- Ken komt en zodat men ook eerlijk aan zijn trekken komt. Het is bepaald niet zo, dat de school waarbij het gymnastieklokaal hoort, de beste uren van de week zou pikken en dat de andere scholen van de resterende uren gebruik moeten maken. In dit geval is dit niet aan de orde. Rest de situatie van het avondgebruik. Dat is inder daad een ander geval. Wij hebben besprekingen ge voerd met de verenigingen van de bijzondere scholen om dat avondgebruik, evenals het daggebruik, te poo len. Er is op het ogenblik nog een belemmering, n.l. deze: De Gemeente verhuurt de lokalen ver beneden de kostprijs aan de sportverenigingen. In feite hebben we hier dus te maken met een stil subsidie aan de sportverenigingen. Wij wisten dat ook wel, toen we die verordening vaststelden. Dat kan je als gemeente natuurlijk doen, maar je kan dat moeilijk vragen van de schoolbesturen. Ik dacht, dat we dit tot een oplos sing moeten brengen. Dan is het ook niet meer be langrijk wie de lokalen in beheer heeft. Dit is een wat ingewikkelde kwestie, want we zullen moeten uitre kenen wat het verschil is tussen de prijs van nu en de kostprijs en wij zullen onder de aid. Sport en Recreatie een suhsidie aan de sportverenigingen moeten geven voor net gebruik van de gymnastieklokalen. Ik hoop, dat we dat bij het begin van het nieuwe begrotings jaar voor elkaar zullen hebben. Ik zeg het niet zo re soluut als ik wel graag zou willen, maar ik heb nu al wel begrepen, dat het een ingewikkelde affaire is. Met de huidige avondgebruikers is geen overleg ge pleegd. Ik dacht ook niet, dat dat nodig was, want natuurlijk zijn de gymnastieklokalen in eerste instantie bedoeld voor het onderwijs. Met de onderwijsinstan- ties (het Gemeentebestuur en de betrokken schoolbe sturen) is wel overleg gepleegd. Er moet een overgangssituatie komen. Die komt hier ook. Het lokaal is ook al weer in de pooling van het avondgebruik verdeeld. Met de schoolbesturen is afgesproken, dat dit jaar de situatie blijft zoals die nu is en ook de tarieven zullen dit jaar niet veranderen. Volgend jaar hebben we misschien die subsidiëring beter voor elkaar. Er moet volgend jaar toch een andere verdeling komen m.b.t. het avondgebruik, want op korte termijn zullen, zoals U weet, zeven nieuwe lokalen voor gymnastiekonderwijs gereed komen en deze komen dus ook beschikbaar voor het avondge bruik. De heer Snel: De Wethouder heeft zijn beantwoor ding eigenlijk toegespitst op mijn laatste opmerkingen. Ik neb daar zelf van gezegd, dat het een slotopmer king was om mijn betoog af te ronden. Het gaat ons bij dit voorstel voornamelijk om de belangen van de verenigingen en clubs en uit het oog punt van die verenigingen en clubs bezien zal over dracht geen voordeel zijn. Daarom leek overdracht ons ook niet direct noodzakelijk. Principieel hebben wij niet zoveel bezwaar tegen overdracht. Het gaat ook niet om die scholenkwestie. Het gaat om het zeker stellen van de verplichtingen die wij als Gemeente heb ben t.o.v. de avondgebruikers. Nu hebt U gezegd, dat alles het komende jaar nog zal blijven zoals het is. Bedoelt U daarmee het lopende jaar of 1972 (De heer Ten Brug (weth.): Ik bedoelde het nieuwe seizoen, dat net begonnen is.) Volgend jaar zal deze zaak dus nogmaals moeten worden bekeken. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 13 (bijlage no. 308). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 14 (bijlage no. 309). De heer Visser: Aan de orde is een verzoek om medewerking voor de bouw en inrichting van een do cumentatiecentrum. B. en W. stellen voor deze mede werking te weigeren. Er is tegenwoordig heel wat in beweging op onder wijsgebied en dat uit zich b.v. door het aanbrengen van voorzieningen als gemeenschapsruimten. Bij het lezen van de raadsbrief ben ik tot de con clusie gekomen, dat het College zich eigenlijk beperkt heeft tot de tekst van de wet. Ik zou in eerste instan tie willen vragen of de Wethouder bereid is een wat uitvoeriger motivering te geven van dit voorstel. Mevr. Woudstra-PeeneHet probleem dat aan de orde is, heeft natuurlijk veel kanten. Ten eerste heeft het een financiële kant. Wij vin den zo'n documentatiecentrum wel mooi, maar ja, ge lijke monniken, gelijke kappen. En stel je eens voor, dat alle basisscholen om bouwkundige voorzieningen zouden vragen om ook een documentatiecentrum te kunnen inrichten. Waar moet het geld dan vandaan komen Ten tweede is er de onderwijsvernieuwing. Het is broodnodig, dat op dat gebied geëxperimenteerd wordt. Een ieder, die net als ik, wel eens een kijkje genomen heeft in deze school, zal het met mij eens zijn, da,t deze school daarmee goed en hard aan het werk is. Dan is er nog een derde kant, n.l. de wettelijke, de formele. De vraag is: Hoe kunnen we op grond van de Lager-onderwijswet ja zeggen op deze aanvraag? Het College heeft de wettelijke kant gekozen. In de raadsbrief wordt gesteld: „Naar onze mening zullen de normale eisen, aan het onderwijs te stellen, worden overschreden." En daarom wilt U medewerking aan dit verzoek weigeren. Wij vinden echter, dat het aspect van onderwijsver nieuwingsexperimenten veel zwaarder moet wegen voor de Gemeenteraad. Voor deze school worden zeker niet de normale eisen overschreden. Deze school is, in de samenwerking met het Pedagogisch Studiecentrum te Amersfoort, nu in een fase gekomen, die een docu mentatiecentrum gewoon noodzakelijk maakt. Als het er niet komt, zal dat de goede gang van zaken op deze school tegen houden en het onderwijs aan deze school schaden. Een financiële oplossing kan zeker voor dit ene ge val wel worden gevonden. Ik heb zo zachtjes aan wel door, dat f30.000,voor het gemeentebudget is, wat voor mijn huishoudbudget een dubbeltje is. En dan nu nog iets over alle andere basisscholen die ook zouden kunnen komen vragen om bouwkun dige voorzieningen. In nieuwbouw-scholen is tegen woordig al zo'n gemeenschapscentrum. De nieuwe scho len vallen dus al af. Verder zou ik willen opmerken, dat jammer genoeg nog lang niet alle basisscholen in onze Gemeente zover zijn, dat zij aan het inrichten van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 2