2
3
Punt 3.
De heer P. P. de Jong (secr.): Drie raadsleden heb
ben laten mededelen, dat zij iets later ter vergadering
zullen verschijnen en wel de dames Visscher-Bouwer en
Woudstra-Peene en de heer Vellenga. De heer
Heidinga is wegens vakantie afwezig.
Rondgezonden mededelingen.
Sub A en B.
De mededelingen en rapporten worden voor kennis
geving aangenomen.
Sub C.
De verzoeken worden in handen gesteld van B. en W.
om preadvies.
Sub D.
De brief wordt in handen gesteld van B. en W. om
preadvies.
Sub B.
De Raad stemt in met het voorstel, om t.z.t. nader
op de in de brief gedane suggestie terug te komen.
Sub F.
De mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
Sub G.
De heer De Vries: De zaak waar het hier om gaat,
heeft op 5 juli gespeeld in onze Raad, misschien wel
een historische raadsvergadering, omdat wellicht nog
nooit in de geschiedenis door zo weinig raadsleden zo
veel besluiten zijn genomen. Dit is een grapje terzijde.
De Raad heeft op 5 juli besloten het subsidie aan
„Humanitas" t.b.v. het gezinsvoogdijwerk ad f 10,per
pupil in te trekken. „Humanitas" heeft daarop gerea
geerd met een brief aan de Raad, waarvan ook een af
schrift is gestuurd aan de fractievoorzitters. Hierin heeft
ze haar teleurstelling uitgesproken. Met die teleurstel
ling kan ik volkomen meegaan, omdat naar mijn ge
voel het gezinsvoogdijwerk van „Humanitas" op deze
wijze in onze stad, zo niet wordt geschaad, dan toch wel
in zijn mogelijkheden wordt beperkt.
In Uw preadvies staat, dat de gezinsvoogdij gesub
sidieerd wordt door het Ministerie van Justitie op ba
sis van 100% van de subsidiabele lasten. De gemeen
telijke bijdrage wordt gevraagd ter dekking van niet-
subsidiabele lasten. Deze mededeling is niet helemaal
volledig. Het is inderdaad juist, dat „Humanitas"
100% subsidie ontvangt in de personeelslasten, maar
de apparaatskosten die ze heeft, worden bij lange na
niet gedekt door rijkssubsidie. Daarvoor heeft men
eigen inkomsten nodig, zoals subsidies van gemeenten.
Nu stelt U in Uw preadvies, dat gezinsvoogdij op zich
een rijkstaak is. En dan trekt U een parallel met de
reclassering. Ik dacht, dat deze parallel niet in alle
opzichten klopt. Gezinsvoogdij is toch nog wel iets an
ders dan reclassering. Gezinsvoogdij als zodanig richt
zich naar het gezin als totaliteit. Een pupil is daarvan
een onderdeel. De activiteiten van een gezinsvoogdij
vereniging richten zich evenwel op het functioneren
van het gezin als totaliteit. In de praktijk zijn vele van
deze pupillen krachtens de wettelijke ondertoezichtstel
ling in een tehuis geplaatst.
Wij hebben in Friesland de situatie, dat we niet te
huizen hebben waar deze pupillen kunnen worden ge
observeerd. Men moet de kinderen dus elders plaatsen.
De afstand tussen gezin en kind wordt vaak vrij groot.
Van de toezichthoudende instelling wordt verwacht, dat
men de relatie tussen kind en gezin zo goed mogelijk
probeert te onderhouden en het gevolg is, dat deze ge
zinsvoogdijvereniging met vrij veel extra kosten zit,
veel extra verlies aan man-uren, waarmee het reizen
gepaard gaat. Kortom, de gezinsvoogdijverenigingen,
die in onze provincie functioneren, hebben tal van extra
kosten juist als gevolg van de grote afstanden, waarop
de pupillen zich vaak t.o.v. het gezin bevinden.
Door nog even terug te komen op het feit, dat de
activiteiten van de gezinsvoogdij zich op het gehele ge
zin richten, wil ik beklemtonen, dat het werk niet al
leen om de pupillen gaat; het gaat om het totale gezin
en de bemoeiing van de gezinsvoogdijvereniging bete
kent dan ook vaak, dat er eigenlijk een stuk werk
wordt gedaan, dat anders bij het algemeen maatschap
pelijk werk terecht zou zijn gekomen, i.e. ook bij de
Gem. Dienst voor Sociale Zaken. Men kan dus stellen,
dat de gezinsvoogdijverenigingen in feite een stuk
werk doen, dat sterk kostenbesparend is, zowel voor
de gemeente als ook voor de instellingen voor het al
gemeen maatschappelijk werk in onze gemeente.
Ik vind het dus bijzonder teleurstellend, dat het sub
sidie zo abrupt is ingetrokken en ik zou graag van de
Wethouder willen vernemen, of hij n.a.v. mijn opmer
kingen geen aanleiding ziet de zaak opnieuw te be
kijken en met een wat uitgewerkter preadvies te ko
men, na ook contacten te hebben gehad met de voogdij
vereniging „Humanitas", om eens aan te geven wat
voor werk deze instelling precies doet in het kader
van gezinsvoogdijwerk. Men kan zo gemakkelijk stel
len, dat het Rijk de gezinsvoogdij wel subsidieert en
dat het een rijkstaak is, maar ik zou veel liever heb
ben gehad, dat men ook de wezenlijke betekenis van
het werk eens wat nader had bestudeerd en vanuit die
situatie met een beter gefundeerd preadvies was ge
komen.
De heer Van Haaren: Ik ben bijzonder blij, dat de
heer De Vries dit punt naar voren heeft gebracht.
Mevr. Woudstra en ik waren beiden niet aanwezig op
de vergadering van 5 juli. Als we er wel waren ge
weest, hadden we hier direct al enige dingen over ge
zegd. Ik ben het niet met B. en W. eens, dat de heer
De Vries heeft het ook al opgemerkt het gezins
voogdijwerk uitsluitend een rijkstaak is. Het is gewoon
niet waar. Verder daar behoef ik ook niet meer op
in te gaan heeft de heer De Vries gezegd, dat een
vergelijking met de reclassering alleen maar subsidi-
eringstechnisch op kan gaan, maar, wat de inhoud van
het werk betreft, gaat deze vergelijking werkelijk vol
ledig mank. Die vergelijking kan en mag niet getrok
ken worden. De gezinsvoogdij richt zich niet op vol
wassenen die een delict hebben begaan, maar op kin
deren in nood. De heer De Vries heeft ook al gezegd,
dat daarbij een rol speelt de gehele gezinssituatie van
de mensen die in de belangstelling en de activiteiten
sfeer komen van de maatschappelijke werkers van
„Humanitas". En deze vereniging krijgt buiten de Raad
voor de Kinderbescherming om, buiten allerhande justi
tiële maatregelen om, allerlei cliënten, die gewoon naar
haar toe komen, omdat ze ervan gehoord hebben, de
instelling op de een of andere manier kennen. (En dit
betreft dan voornamelijk gevallen uit de stad Leeuwar
den.) En die mensen wil men toch ook helpen. „Huma
nitas" heeft bijv. al lang willen proberen een open
spreekuur te houden. Er is ook steeds gesproken over
de begeleiding van jeugdigen op basis van vrijwillig
heid, twee dingen, waar nergens enig subsidie voor te
vinden is binnen de huidige rijksregelingen. En dit
soort initiatieven worden nu gefrustreerd. Verzoeken
van mensen uit de bevolking aan „Humanitas" moeten
nu worden afgewezen uitsluitend omdat er geldgebrek
is, daarnaast ook, omdat de maatschappelijke werkers
bij „Humanitas" op het ogenblik al een case-load heb
ben die veel te zwaar is. U zegt dan: „Maar als er na
„Humanitas" ook andere instellingen komen aanklop
pen, dan wordt alles zo erg duur." Met een subsidie
van f 10,per kind kan natuurlijk ook nog „Pro Ju-
ventute" erbij komen en als „Pro Juventute" èn „Hu
manitas" het gaan vragen, dan zou dat neerkomen op
een subsidie van ongeveer f 3.000,per jaar. Ik vind
gewoon, dat wij als Gemeente het ervoor over moeten
hebben voor het werk van deze instellingen vooral in
de preventieve sector (daar heeft de heer De Vries het
niet over gehad, maar ik vind het echt een belangrijke
zaak), dus als het nog niet mis is, als er nog geen
voogdijmaatregelen zijn genomen, als er nog niet over
reclassering wordt gesproken, een subsidie uit anderen
hoofde, dat zij nodig hebben, te verstrekken. Andere
gemeenten hebben het subsidie wel verleend en ik vind,
dat Leeuwarden bepaald niet kan achterblijven.
De andere punten, zoals de extra-murale voorzienin
gen, zijn door de de heer De Vries al behandeld.
Ik kan U verzekeren, dat „Humanitas" zonder meer
akkoord zal gaan met het feit, dat U nadere informa
tie wilt hebben over de vraag waar het geld naar toe
gaat, waarvoor het gebruikt wordt. Zij heeft er geen
enkel bezwaar tegen, dat van gemeentewege op de be-
I steding van deze gelden enige controle zal worden uit-
I geoefend.
Mevr. Visser-van den Bos: Ik was op de vergade-
I ring van 5 juli wel aanwezig en dat ik toen niets over
dit onderwerp gezegd heb, betekende gewoon, dat ik
geen argumenten genoeg, zeker geen klemmende argu
menten, kon aandragen om U te overtuigen, dat het
nuttig zou zijn op dit verzoek van „Humanitas" in te
gaan. Dat ik er dan nu toch even op inga, is, omdat
ik hier verschillende argumenten om mij heen hoor, die
I voor mij nieuw zijn. Met sommige dingen ben ik het
niet eens. Ik meen daarvan te weten, dat ze anders
I zijn. Ik weet bijv. zeker, dat het aantal pupillen hier
in de stad veel hoger is dan de heer Van Haaren ver
onderstelt, maar dat zou geen reden mogen zijn om er
niet op in te gaan, wel bijv., dat het vrije patronaat
door het Ministerie toch wel gevangen wordt in een
Depaalde regeling, maar dat lijkt me zo technisch te
worden.
Ik zou mij bijzonder graag bij de woorden van de heer
De Vries willen aansluiten om aan „Humanitas" te ver
zoeken duidelijk aan te geven, op welk gebied, wat de
gezinsvoogdij betreft, de tekorten precies ontstaan, zo
dat Uzelf zult kunnen beoordelen, in hoeverre dit zaken
zijn, die niet incidenteel door de Dienst voor Sociale
Zaken kunnen worden opgevangen. Het is mij bekend,
dat die zeer prettig werkt, wanneer het gaat om reis
kosten voor het bezoeken van de kinderen enz., zodat
ik ook hier geen klemmend argument zie. Maar het
blijkt nu, dat ik niet alle argumenten van de vereni
ging „Humanitas" ken om U bij herhaling te vragen
het subsidie van f 10,per pupil te verlenen. Ik meen
te weten, dat het niet een kwestie is van intrekking
van Uw kant, maar dat het om een nieuwe subsidie
aanvraag gaat. Dus ik steun graag het verzoek van
de heer De Vries om „Humanitas" te vragen eens uit
voerige informatie te verstrekken, zodat we weten waar
de tekorten precies zitten en wat hun aanleiding geeft
om f 10,- per gezinsvoogdijpupil te vragen.
Mevr. Dijkstra-BethlehemIk had hier eigenlijk ook
wat dieper op in willen gaan, maar na hetgeen al ge
zegd is, wil ik volstaan met volledig te onderstrepen
wat de heren De Vries en Van Haaren hebben opge
merkt.
De heer Hovinga: Ik zou me graag bij het verzoek
van de heer De Vries willen aansluiten.
De heer Heetla (weth.): Er staat duidelijk in de
kanttekening van B. en W., dat de Raad op 5 juli een
uitspraak heeft gedaan. En nu kan uit de vergadering
wel gesteld worden: „Als we dit alles hadden geweten,
was het anders gegaan." Dat is natuurlijk wel gemak
kelijk op te merken, maar de Raad heeft toch ook het
volste recht op de zaak terug te komen. Voor mij en
het College, namens hetwelk ik spreek, was er eigen
lijk geen reden op de brief van „Humanitas" in te
gaan, omdat deze vereniging totaal geen nieuwe ar
gumenten naar voren bracht. Alleen spreekt zij in haar
brief haar teleurstelling uit en daar hebben we wel
begrip voor. Maar aan de andere kant meent het Col
lege, dat, als bepaalde taken door het Rijk voor 100
pet. worden gesubsidieerd, er geen aanleiding is daar
bovenop nog weer een bedrag uit te betalen. Niet alleen
in de uitgaven voor de salarissen wordt 100% gesub
sidieerd; de heer Van Haaren weet, dat er ook nog
andere lasten zijn, die door het Rijk worden gedragen.
Er is mij verder niet bekend, hoe de zaak bij „Huma
nitas" in elkaar zit. Ik wil met alle plezier nog wel
eens in deze materie duiken, maar dit tegen de achter
grond van de begroting, dus van de mogelijkheden, die
de gemeente Leeuwarden op dit terrein heeft. U weet,
dat meerdere subsidies van het Rijk weggevallen zijn;
dus in dit opzicht ligt het voor het College ook moei
lijk. Want er zullen wel verzoeken bij ons komen om
die subsidies van het Rijk over te nemen en dan zullen
we moeten nagaan, wat het belangrijkste is. De ge
zinsvoogdij is ook belangrijk -dat weten wij wel
maar ergens moet je zeggen: Verder kunnen wij niet
gaan. Hier ligt de grens. Maar de Raad staat aan het
hoofd van de Gemeente en hij moet het dus ook maar
uitmaken.
Mevr. Woudstra-Peene is ter vergadering gekomen.
De Voorzitter: Ik heb nog even met de Wethouders
overleg gepleegd, maar ik geloof, dat, na hetgeen de
heer Heetla heeft gezegd, ons niets anders rest dan
dat hij met betrokkenen spreekt. Daar komt dan een
verslag van en dan kan de Raad een definitief stand
punt innemen. Of het preadvies door het bedoelde ge
sprek zal worden gewijzigd, is een heel andere kwestie,
maar dat ziet de Raad straks wel.
De heer Van Haaren: Mag ik in tweede instantie
nog iets zeggen?
De Voorzitter: Dat lijkt mij een vruchteloze zaak.
Er is van alle kanten gezegd: Wij willen eerst, dat het
College betrokkene nadere informatie vraagt en die
aan de Raad overlegt. Er wordt niets beslist, ook niets
afgewezen. U krijgt dus alle gelegenheid er verder
op in te gaan.
De heer Van Haaren: Ik wilde U alleen maar vra
gen om met die informatie enige spoed te betrachten. De
aanvraag heeft ontzettend lang bij U gelegen; het heeft
verschrikkelijk lang geduurd tot eindelijk dit papier
ter tafel kwam.
De Voorzitter: Ik kan U de verzekering geven, dat
wij ons met elkaar te pletter werken.
De heer De Vries: Maar de argumenten kregen wij
niet; laten we dat even duidelijk stellen.
De heer Van Haaren: En het is nu juist onze vraag,
die spoedig te krijgen.
De heer B. P. van der Veen: Als ik even mag
Ik vind, dat wat wij hier aan toelichting op het Mede
delingenblad van de kant van het College gekregen
hebben, voldoende en ik dacht, dat, als wij in 1970
een besluit genomen hebben en in juli j.l. waar ik
overigens ook niet bij was eenvoudig conform dat
besluit gehandeld hebben, wij nu niet op de zaak moe
ten terugkomen. Als wij dit bij alle soorten punten
gaan doen, komen we natuurlijk nooit ergens mee klaar.
Ik dacht, dat wij, als wij iets eenmaal goed of ver
keerd gedaan hadden, de zaak daarmee uit moest
zijn.
De Raad gaat ermee akkoord, dat de kwestie nader
met betrokkene wordt besproken.
Sub H.
De hear Mietlema: Ik kin folslein dermei ynstimme
om dit rapport foar kundskip oan to nimmen. Ik leau,
dat it nou net it plak en de tiid is om hjir yn de
breedte op yn to gean, mar ik haw ien fraech: Ik tocht,
dat yn de Kommisje Romtlike Oardering, hwer't dit
spile hat, in troch ien fan üs riedsleden produsearre
kaert in „voortgangskaart" west hat, hwerop de
stan fan saken oangeande de bistimmingsplannen yn
byld brocht is en hwerop men dus de wizigingen sjen
kin. Ik hie forwachte, dat dy kaert op 'e Lêskeamer
hingje soe. Ik wol dêrom forsykje, him dêr tonei al
del to hingjen, sadat de riedsleden de fierdere fuort-
gong yn de plannen sjen kinne.
De heer B. P. van der Veen: Ik sluit mij natuurlijk
graag aan bij de heer Miedema. Maar ik dacht, dat ik
U mocht mededelen, dat onze fractie bijzonder geluk
kig is met wat we hier van U hebben mogen ontvangen.
De hear Xiekstra (weth.): Ik moat my al tige for-
sinne, as ik stel, dat de kaert dy't de hear Miedema
freget, by de stikken lei. Ik jow him gelyk, as hy seit,
dat de kaert net ophongen wie. It is lykwols de bidoe-
ling al dy tonei oan de wand op to hingjen.
Overigens heb ik met erkentelijkheid kennis geno
men van de waardering van de heer Van der Veen en
ik wil eraan toevoegen, dat ik op mijn beurt veel waar
dering heb voor het werk, dat de werkcommissie uit
de Commissie Ruimtelijke Ordening terzake heeft ver
richt.