6 7 quenties mee.) U kunt tegenstemmen. Hempens is voor ons een twijfelgeval geweest. We hebben gemeend het dorp op deze wijze te kunnen helpen, maar dat wil niet zeggen, dat we in ieder geval dat meer aansluitings- kosten dan f 3.500,vraagt, die f 3.500,gaan ver goeden. Dat is de bedoeling per se niet. Ik zou wel eens willen weten, waar de heer Miedema de voorbeel den vandaan haalt, dat verzoeken om aansluiting op het aardgas afgewezen zijn, in gevallen, waarin de be trokkenen zelf f 2.000,of f 2.500,- aansluitkosten zouden moeten betalen. Ik heb wel eens bezoek gehad van mensen, die tien aansluitingen wensten, maar daar van had ik de indruk, dat die kosten van aansluitingen stukken en stukken hoger lagen dan de bedragen die hier genoemd worden. En dan kom ik tot de conclusie, dat we toch ergens een streep moeten zetten. En die streep hébben we dan gezet bij Hempens, dat met een groot aantal afnemers en een grote afname kwam. We hebben gemeend dat dorp nog net te kunnen accep teren. En tenslotte wil ik tegenover de argumentatie van de heer Van der Veen dit argument gebruiken: Heeft iedere gemeente nu uitsluitend de taak alleen maar percelen aan te sluiten die economisch rendabel zijn Of mag ook nog eens, van jaar tot jaar bekeken, een beperkt bedrag uit de algemene middelen beschikbaar gesteld worden om iets aan de onrendabele of minder rendabele aansluitingen te gaan doen? Er wordt daar door een klein beetje minder winst toegevoegd aan de risico-reserve. De winst van het bedrijf laat toe het dit jaar nog het te doen. Op deze gronden zijn wij en de Commissie voor de Energiebedrijven heeft ons daar in gevolgd met dit voorstel gekomen. Maar ik her haal nog eens: Wij verbinden hier niet de consequentie aan, dat ieder, wair die ook woont, een aansluiting tot f 3.500, vergoed krijgt van de kant van de Gemeente. Tegenover de economische stelregel die de heer Van der Veen hanteert, kan ik niet zoveel inbrengen, maar in het verleden heeft men toch ook de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor minder rendabele aansluitin gen niet zonder meer aan de kant geschoven. En ik dacht, dat dit ook wel een gezond beleid is. De Voorzitter: Ik dacht, dat men dit even in aanvulling op wat Weth. De Jong zegt het in de ons omringende gemeenten met dorpen en verspreide boerderijen, waar natuurlijk veel meer het accent ligt op het plattelandsgebeuren, steeds zoekt in de richting van de kleinste eenheden: waar is het nog min of meer verantwoord aansluitingen te maken? Ook daar zijn grensgevallen. Daar gaat men wel met leidingen het land in, maar op dit moment zijn wij hier nog niet zo ver. Ik zou de woorden van Weth. De Jong willen onder strepen, dat het duidelijk het standpunt van ónze kant was Hempens-Teerns niet aan te sluiten. Maar juist op aandrang van de Raad zijn we opnieuw in deze ma terie gedoken en hebben we de zaak heel uitvoerig bestudeerd en besproken, zoals Weth. De Jong heeft uiteengezet. De heer B. P. van der Veen wenst stemming. De Voorzitter: Wilt U de aantekening, dat U ge acht wilt worden te hebben tegen gestemd? (De heer B. P. van der Veen: In ieder geval.) Ook de heren J. de Jong en Schaafsma wensen ge acht te worden tegen het voorstel te hebben gestemd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met aantekening, dat de heren J. de Jong, J. Schaafsma en Mr. B. P. van der Veen tegen zijn. Punt 19 (bijlage no. 320). De heer Snel: Het College is van menng, dat de Prinsentuin niet geschikt is voor popconcerten. De ar gumenten daarvoor zijn de geluidshinder en dat de Prinsentuin niet geschikt is voor een massale toeloop van het publiek. Indien men een enquête zou houden met de vraag: „Wat verwacht U van een popconcert?", dan zou men een hoge score verkrijgen voor veel la waai en een massa jonge mensen. Waarschijnlijk op grond van deze gevoelsmatige benadering heeft het College besloten het verzoek af te wijzen en daar heeft het, gelet op de Gemeentewet, het recht toe. Van de zijde van het organisatie-comité meent men, dat de geluidshinder minimaal zal zijn, omdat geen versterkte muziek zal worden gebracht. Ook verwacht men geen massale toeloop van het publiek; men spreekt zelfs over 350 mensen. Op grond van deze verklaring' zou een deel van mijn fractie het comité het voordeel van de twijfel willen geven en een proef willen nemen. Zou dan t.z.t. blijken, dat aan de gestelde voorwaarden niet wordt voldaan, dan kan men alsnog de vergunning intrekken. Een ander deel van mijn fractie betrekt de twijfel meer op onze zieke en onze bejaarde medemens. De heer De Leeuw: Ik ben ook teleurgesteld door de manier van afwijzen en de wijze, waarop zich de gehele procedure heeft afgespeeld. Ik dacht, dat we onderscheid moesten maken tussen twee zaken: Ener zijds de bepaalde argumentering, die U gebruikt om af te wijzen, anderzijds de ideële kant van de zaak. Beginnende met de zakelijke punten, zoals die zo juist door de heer Snel zijn genoemd, mag ik namens mijn fractie zeggen, dat het grootste gedeelte van oor deel is, dat de Prinsentuin op grond van zijn bodem gesteldheid toch minder geschikt is voor evenementen als dit. Men wil iets minder gevoelig zijn voor het argument van de geluidshinder. Volgens mij is het belangrijkste punt in dit geheel, dat dit nu eens speciaal een mogelijkheid zou hebben kunnen geven om contact te krijgen met een groep van de bevolking, ten aanzien waarvan men hoe moet ik het uitdrukken zonder onvriendelijk te zijn wel eens geneigd is te zeggen (Gelach), dat je ermee uit moet kijken. Zij zijn en daar bedoel ik dan niet een vertaling uit het Duits mee onder ons en van ons en zij behoren tot onze gemeenschap. Zij doen mis schien dingen anders dan wij geneigd zouden zijn zelf te doen, maar dat is nog niet een reden om af te wijzen op een manier, die bij mij een klein beetje administra tief overkomt. En wat ik daarnaast erg jammer vind is dit: Stel nu, dat alle argumenten, zoals U die hebt aangevoerd bij Uw weigering, helemaal waar waren geweest, wanneer ook andere argumenten, die U in dit stuk niet aanhaalt, misschien een rol zouden hebben gespeeld, dan nög zou ik vragen: Had nu met die groep niet op een iets andere wijze kunnen worden overlegd? Had niet een aantal aantrekkelijke alternatieven gebo den kunnen worden? Ook in de binnenstad. Ik meen en ik geloof, dat dat ook het oordeel van de fractie is dat het aanwijzen van 't Nijlan een tikkeltje het gevoel geeft van „ze lekker een eind van je afdouwen". En ik dacht, dat we deze groep in onze gemeenschap op haar wijze moesten laten recreëren. Daar zou ik alle vertrouwen in hebben gehad. Ik persoonlijk zou er niet het minste bezwaar tegen gehad hebben wèl toe stemming te geven -maar het is mijn zaak niet juist die vorm van activiteit, zoals zij die gewend zijn, gewoon te midden van ons te laten gebeuren, op een plaats, die anderen op hün wijze benutten. Ik zal er niet een lang verhaal van maken. Ik zou alleen willen zeggen, dat het me op dit moment niet zinvol lijkt met een bepaald voorstel te komen. Ik had wèl willen vragen, of, wanneer een volgende keer een verzoek zou worden ingediend, het voorstel van B. en W. dan van een wat betere argumentatie voorzien zou kunnen zijn en een en ander vooral in soepeler, mense lijker en directer overleg geregeld zou kunnen worden, waarbij dan ook gedacht wordt aan een aantal plaatsen in de binnenstad. De heer Van Haaren: Na lezing van de raadsbrief en na geluisterd te hebben naar de heren Snel en De Leeuw heb ik toch nog wel behoefte een aantal ge beurtenissen even op een rijtje te zetten. Op 18 april verzocht de heer Sjoerd Cuperus namens het comité „Salamander" het College van B. en W. toestemming tot het organiseren van zes gratis popconcerten in de Prinsentuin. Op 20 juli wezen B. en W. dit verzoek af met de motivering, dat de Prinsentuin niet geschikt is voor het houden van concerten die door een groot publiek worden bezocht. Tevens stelde men, dat deze concerten zouden leiden tot lawaai-overlast voor het nabij gelegen Diakonessenhuis en bejaardentehuis. Te voren was op 20 mei 1971 advies uitgebracht door het presidium van de Culturele Raad. De Culturele Raad wees op het belang van deze concerten en stelde: „Door het organiseren van deze concerten wordt op positieve wijze tegemoet gekomen aan een behoefte van dat deel van de jeugd, dat zich bezighoudt met popcultuur, een fenomeen, dat een wezenlijk deel uitmaakt van ons hedendaags cultuurbeeld." Als logisch gevolg van dit standpunt adviseerde het presidium van de Culturele Raad na het inwinnen van informaties, o.a. bij de heer Ter Horst en mevr. Faber-Hornstra, de concerten te doen plaats vinden in de Prinsentuin en hiervoor op kosten van de Gemeente enige voorzieningen te tref fen, alsmede tot een subsidieverlening van f 2.000, Met het oog op de bezwaren, die door B. en W. naar voren gebracht zouden kunnen worden, stelde de Cul turele Raad reeds, dat, indien zou blijken, dat een der evenementen aanleiding zou zijn tot gegronde klachten, terstond de navolgende evenementen zouden vervallen. Alleen op grond van geconstateerde ernstige overlast in de vorm van schade aan de Prinsentuin of over matige geluidshinder of aanstootgevend gedrag zou het initiatief van het comité „Salamander" kunnen wor den gedwarsboomd. B. en W. zijn er in hun stelling- name echter zonder meer van uitgegaan, dat de Prin sentuin niet geschikt is en dat geluidshinder vaststaat. Op die manier wordt een initiatief van de jeugdigen, die in onze stad toch al sterk aan hun lot worden over gelaten, in de grond geboord. Bij de jongeren in kwes tie is dat overgekomen als een botte weigering van een oudere generatie, die hen afwijst, omdat ze nu een maal jong en anders zijn. Het woord „discriminatie" is in mijn contacten met jongeren over deze kwestie meerdere malen gevallen. Mèt de heer De Leeuw wil ik zeggen: „Denk erom, deze jongeren behoren tot ons, behoren bij ons.". Axies is voortgekomen uit deze jon geren, die steeds met dooddoeners worden afgescheept. Zo lag het dan ook voor de hand, dat mevr. Woudstra en ik, door schriftelijke vragen, met het oog op de wenselijkheid van gratis popconcerten in het zomer seizoen 1972, hebben geprobeerd B. en W. te bewegen deze hele kwestie aan de Gemeenteraad voor te leg gen. Het antwoord was een herhaling van de afwij zingsargumenten, waarbij, als toegevoegde formele dooddoener, de verwijzing naar art. 209, sub g, van de Gemeentewet. Gelukkig hebben een achttal leden van de Raad voor Jeugdaangelegenheden, die kennelijk wat minder ver af staan van het „popminnend, langharig tuig" het er niet bij laten zitten en door middel van een brief het probleem van de popconcerten aan ons voorgelegd. De Culturele Raad heeft adhesie betuigd aan de briefschrijvers, die aandringen op toestemming voor gratis popconcerten in de Prinsentuin in de zomer van 1972. Tot zover in het kort de voorgeschiedenis van het onderwerp, dat wij hedenavond bespreken. Ik wil daar mijn persoonlijke voorgeschiedenis nog aan toevoegen en U vertellen, dat de Prinsentuin mij al dierbaar was en onlosmakelijk verbonden met po pulaire muziek in een tijd, dat ik nog nooit in Leeu warden was geweest, niet vermoedde, dat ik er ooit zou komen wonen en nog minder kon bevroeden, dat ik er ooit nog eens lid van de Gemeenteraad zou wor den. Lezend in „De koperen tuin" van Simon Vestdijk, heb ik al in de Prinsentuin gezeten en naar muziek geluisterd. Een van de eerste dingen, die ik in 1954, toen ik naar Leeuwarden kwam, deed, was dan ook een bezoek aan „De koperen tuin", waar ik tot mijn grote vreugde ontdekte, dat de koepel, waar Vestdijk over schreef, er nog steeds stond. En die koepel staat er van daag nog. Je kunt er gelukkig niet in parkeren maar nog steeds muziek in maken. (Gelach) En muziek moet er gemaakt worden, of het nu het schallend koper van vroeger is of de gitaren van vandaag. Die muziek is er trouwens in de periode tussen de jeugd van Vestdijk en de initiatieven van onze hedendaagse jeugd altijd geweest. Zonder dat ooit werd gerept van geluidshin der, werden in de Prinsentuin dansavonden gehouden, concerteerde er het Frysk Orkest, bliezen fanfarekorp sen er lustig op los en speelde er zelfs een waterorgel. Je vraagt je dan ook af, waarom eigenlijk, nu het gaat om een culturele manifestatie van jongeren, plotseling wordt gesproken van geluidshinder. Want de popconcer ten geven beslist niet meer geluid dan de juist ge noemde evenementen. Het comité „Salamander" de heer Snel wees daar ook al op wilde namelijk zgn. akoestische muziek laten brengen, waarbij de instru menten niet rechtstreeks op versterkers, maar via mi crofoons zijn aangesloten en het geluid zo geregeld wordt, dat daarvan geen hinder kan ontstaan. De con certen waren gepland in de middag-uren, als het stads rumoer een ware geluidsbarrière vormt. Ik wil in dit verband nog opmerken, dat straks de bejaarden heel wat meer hinder zullen ondervinden van het verkeer, dat over een afschuwelijke nieuwe weg aan hen voorbij zal gaan. Verkeershinder wordt in deze stad echter vrolijk binnengehaald, maar popmuziek is kennelijk bij B. en W. niet „in", al hebben verschillende heren in dit College grote kinderen, die toch ook wel eens wat willen. Het tweede argument is naar mijn mening al weer zo'n stok, die men gemakkelijk vindt, als men een hond wil slaan. Een groot publiek is acceptabel in de Prinsentuin, als er een Kunstmarkt wordt gehouden, bij de aubades, bij de aankomst van de Goedheilig Man uit Spanje of de Water-Elfstedentocht, bij welke laatste evenement er zelfs in. de tuin werd gebivakkeerd, alsof Leeuwarden Amsterdam en de tuin het Vondelpark was. Een toeloop van publiek draagt dan bij tot de gezelligheid en het succes van deze evenementen, maar bij popconcerten, georganiseerd voor en door jongeren, gaan B. en W. er bij voorbaat van uit, dat de begroei ing van de tuin zal worden vertrapt en vernield. Ik verzeker U, mijnheer de Voorzitter, dat het publiek bij popconcerten niet bestaat uit een stelletje wilde van dalen en ik vraag U deze bezoekers, al zijn ze jong en anders, te willen beschouwen als niet beter, maar ook als niet slechter dan de bezoekers van de Kunst markt, de aubades of de intocht van Sint Nicolaas. Uw stelling, dat geluidshinder zal ontstaan en de tuin vertrapt zal worden, mist naar mijn mening iedere grond. Het is een slag in de lucht, die echter aankomt als een slag in het gezicht van bepaalde groepen jeug digen, waarvoor vooral in de zomermaanden bitter weinig te doen valt en waarvoor het College van B. en W. blijkbaar nog minder wil doen. In de raadsbrief zegt U wel, dat U niet negatief staat tegenover het houden van popconcerten en U illustreert dat met de opmerking, dat U het comité „Salamander" tegen de normale huurprijs het hoofdveld van het sportpark Nij lan heeft aangeboden. Maar in dit soort argumenten gelooft U toch zelf niet? Van groot belang voor een popconcert, zoals het comité „Salamander" dit wilde organiseren, is een fijne, wat besloten omgeving, waar men volkomen vrij in en uit kan wandelen. Het hoofd veld van het sportpark Nijlan voldoet niet aan die eisen. Verder had U kunnen weten, dat deze concerten als gratis concerten waren opgezet en dat het comité „Salamander" geen cent bezit. Het comité moest voor gebruikmaking van het sportpark echter eerst een waarborgsom van f 1.000,en vervolgens nog de huur van het sportveld betalen. Dit was een volstrekt on mogelijke eis, waardoor het hele initiatief een com merciële toestand zou moeten worden en toegangsprij zen zouden moeten worden geheven. Dat zou er dan weer toe hebben geleid, dat de musici, die nu alleen tegen onkostenvergoeding wilden optreden, honoraria zouden zijn gaan vragen. Uw alternatief was dan ook geen echt alternatief, maar een leeg gebaar, dat net zo goed achterwege had kunnen blijven. En het is zeker geen symptoom van een positieve instelling t.o.v. popconcerten. Ik vind het gebrek aan werkelijke be reidheid medewerking te verlenen aan gratis popcon certen in de Prinsentuin een verdrietige en voor grote groepen jong'eren in onze stad een werkelijk ontstellen de zaak. Ik kan Uw angst voor geluidshinder en ver nieling aan de tuin wel invoelen, maar bij andere eve nementen was U ook niet zo bang. En waarom gaf U deze jongeren dan niet een kans om met één concert te beginnen, op voorwaarde, dat bij gebleken overlast er geen toestemming meer zou worden verleend voor herhalingen De heer Snel heeft hetzelfde argument zonet al naar voren gebracht. Ik hoop van harte, dat de jongeren de volgende zomer die kans alsnog krijgen en U achteraf kunt zien, dat Uw vooronderstellingen onjuist en t.o.v. de jeugd onrechtvaardig waren. Ik pro beer dit te bewerkstelligen door het indienen van een mede door mevr. Woudstra ondertekende motie, die als volgt luidt: „De Raad der gemeente Leeuwarden; op maandag 27 september 1971 in vergadering bijeen; besluit: dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 4