8 9 de muziekkoepel in de Prinsentuin voor alle soorten muziekbeoefening- wordt opengesteld, met dien verstan de, dat B. en W. hun toestemming voor muziek-eve- nementen kunnen weigeren op grond van daadwerke lijk geconstateerde en vastgestelde geluidsoverlast en/ of beschadigingen van de Prinsentuin." Ik ga ervan uit, dat bij het aannemen van deze motie het College van B. en W. niet aankomt met art. 209, sub g, van de Gemeentewet, maar art. 209, sub a, doet prevaleren. Via de Voorzitter, omdat het nu eenmaal zo moet, zeg ik: Dames en heren van de Gemeenteraad. Uit naam van een grote groep jongeren in deze stad, uit naam van het comité „Salamander", uit naam van het presidium van de Culturele Raad, dat weer voor Piet Snot staat, en uit naam van acht leden van de Raad voor Jeugdaangelegenheden verzoek ik U deze motie te steunen. Ik doe het ook uit naam van de fanfarekorp sen en vooral uit naam van St. Nicolaas, want als het College van B. en W. consequent blijft bij zijn weigering op deze gronden, dan zullen ook zij niet meer tot Vest- dijk's „Koperen tuin", ons aller heerlijke Prinsentuin, worden toegelaten en dat zou wel bijzonder sneu zijn. De hear Singelsma: Nei de wolsprekkendc wurden fan de hear Van Haaren, dy't de biskuldigjende finger nei it Kolleezje omheech stutsen hat, haw ik net safolle forlet dêr noch in protte wurden oan ta to focgjen. Ik leau, dat hy yn wêzen wol in bytsje gelyk hat. Ik moat sizze: Ik bin gjin leafhawwer fan pop- of beat- musyk, mar dat sille Jimme net slim fine. (Stlmmen; Ja, wol.) Miskien wol, mar ik haw lésten al it foar- rjocht hawn om twa jounen in campus by to wenjen en ik moat sizze: Ik bin under de yndruk kommen fan de harmony en de sfear, dy't dêr op Stania State hearske. En ik bin eigen tlik in bytsje toloarsteld yn de öfwizende halding fan it Kolleezje. It giet hjir om in stikje subkultuer miskien; it is myn kultuer net, perfoarst net, mar ik leau, dat dizze jonge minsken in oare styl fan libjen hawwe, miskien wol hwat oare idéalen hawwe en ik leau dochs ek, dat wy as demo- kratysk ynstelde minsken harren de kans jaen moatte in proef mei harren to nimmen. Ik soe der wierliken foar wêze, dat wy de minsken, dy't dizze konserten organisearje wolle, under bipaelde bitingsten, folslein de kans jowe. Dat binne inkele sobere wurden, mynhear de Foar- sitter. De Voorzitter: Het College heeft met grote belang stelling de uiteenzettingen van de sprekers gevolgd. Ik dacht, dat ik niet zoveel woorden aan dit onderwerp behoefde te wijden als de heer Van Haaren. Bij B. en W. en ik zou dat met klem willen zeggen en daarmee wil ik ook graag iedere fabel de wereld uit hebben; ik hoop zelfs bij de heer Van Haaren heeft geen se conde een zekere antipathie tegen een evenement ook maar enige rol gespeeld. Dat is ook de reden daar kan men dan wel erg negatief over denken dat wij eigener beweging een andere plaats hebben aangege ven. Wij hebben daarmee willen aantonen, dat het College beslist geen enkel bezwaar heeft tegen het hou den van een popconcert. Wij aanvaarden volledig en dit dan ook n.a.v. de opmerkingen die de heer De Leeuw heeft gemaakt dat er verschillende groepe ringen in onze samenleving zijn, ook de jongeren, die op hun eigen wijze, de wijze, die zij verkiezen, op een bepaald moment bijeenkomsten houden en muziek ma ken. En zolang dat binnen redelijke grenzen blijft, zul len wij daar altijd medewerking aan verlenen. Ik kan U, leden van de Raad, de verzekering geven, dat bij het College van B. en W. uitsluitend en alleen een rol heeft gespeeld de vraagKan dit in de Prinsentuin Wij hadden net het voorbeeld gehad van de Elfstedentocht. Ook toen hebben wij al geaarzeld of het daar kon. Maar het is U gebleken, dat, als het maar enigszins kan, wij de tuin beschikbaar stellen, ook tegen het advies bijv. van de Plantsoenendienst, de Dienst Open bare Werken, in. Want als die tuin vrij massaal wordt gebruikt het is bij het St. Nicolaasfeest ook wel eens gebeurd dan krijgt de tuin een tik, die haast onvoorstelbaar is voor outsiders en het kost de Ge meente dan grote sommen gelds, maar niettegenstaan de dat bezwaar stellen wij, als het enigszins kan, de tuin beschikbaar. Ten tijde van de Elfstedentocht sommigen zullen dit weten hebben er 's avonds orgels gespeeld in de Prinsentuin en ik dacht, dat die niet zo'n kabaal maken. Wij hebben toen toch klach ten gekregen uit het Diakonessenhuis. Men heeft daar hinder van gehad en men heeft ons met klem gevraagd dit soort evenementen niet weer te doen plaats hebben. Ik zou daarbij ook willen opmerken, dat de tuin en vooral de laagte tussen de muziektent en het restau rant zodanig is gelegen, dat ook bij niet al te sterke geluidsinstallaties het geluid vrij snel wegklinkt. De klacht en het verzoek van het Diakonessenhuis vorm den dus een van de argumenten, die bij ons een rol mee moest spelen. De heer Snel sprak over 350 bezoekers, die men bij het popconcert zei te verwachten. Als het werkelijk 350 worden, dan, geloof ik aannemende, dat ze niet te veel lawaai maken, want ook dan zou toch nog de geluidshinder voor het ziekenhuis gelden dat de tuin niet al te grote schade zou behoeven te lijden en dat zou dan geen bezwaar zijn. Maar ik dacht, dat, wanneer er inderdaad maar 350 bezoekers zouden ko men en de organisatoren ook die indruk zouden heb ben, dan de animo niet meer zo bijzonder groot zou zijn voor het houden van oen popconcert. Men heeft de hoop en dat begrijp ik ook volledig dat daar veel grotere aantallen bezoekers zullen komen, zoals ook elders wel het geval is geweest. En nu komt het tweede bezwaar, dat wij mede in aanmerking moesten nemen. Als er werkelijk en ik ben er van overtuigd, dat de organisatoren dat ook hopen duizenden op de tuin af zouden komen, dan zou dit toch werkelijk consequenties voor de tuin kunnen hebben, die waar schijnlijk niet meer zouden zijn te overzien. En dit zijn een paar argumenten, die ons aanleiding hebben gegeven dit standpunt in te nemen. Niet om formalistisch te zijn en niet ik wil het nogmaals met nadruk zeggen dat wij ook maar enig bezwaar zouden hebben tegen het houden van popconcerten, hebben wij het verzoek afgewezen. Dit is het hele verhaal van het College van B. en W. De heer Van Haaran: Ik wil toch even ingaan op hetgeen U naar voren gebracht heeft. Ik heb inderdaad gezegd, dat het afwijzen bij de jongeren is overgeko men als discriminatie. Ik heb niet gezegd, dat U ge discrimineerd heeft, maar dat dit alszodanig beleefd is in de groep, die bijzonder gevoelig is voor dit soort dingen. Zojuist heb ik al gezegd, dat ik het aanbieden van de andere plaats geen reëel alternatief vond. U zegt zelf, dat er bij de intocht van Sint Nicolaas wel eens schade is geweest, dat U t.a.v. de Elfstedentocht bij zonder lang heeft geaarzeld en dat er overlast is ge weest van orgels, die 's avonds hebben gespeeld. Er wordt steeds bij de discussie vergeten, dat het hier nu ging om popconcerten, die 's middags zouden worden gehouden. En dat is een heel andere situatie dan con certen bij avond, 's Middags is er al allerhande lawaai van het verkeer. Dan zou het Diakonessenhuis daar bepaald niet zoveel last van hebben. Vanuit de koepel wordt er naar voren gespeeld. De bejaardenwoningen liggen er helemaal rechts achter en ik geloof werkelijk, dat ook die bejaarden daar geen ernstige overlast van zouden ondervinden. Dan zegt U, dat er duizenden op de tuin kunnen komen afstormen. (De Voorzitter: Par don, U mag alles zeggen, U bent vrij in wat U zegt, maar U moet toch niet al te overdreven citeren Een verhaal als „op de tuin af komen stormen" heb ik hele maal niet gehouden, mijnheer Van Haaren.) Ik dacht, dat U het had over duizenden, die op de tuin afkwa men, maar dan heb ik dat misschien niet goed gehoord. (De Voorzitter: Ik heb het helemaal niet over „stor men" gehad.) Nee, „stormen" zullen ze ook bepaald niet, maar het zullen er ook geen duizenden zijn en ik handhaaf dus mijn motie i.v.m. de mogelijkheid van popconcerten in deze zelfde tuin in de zomer van 1972. De heer Snel: Mijn fractie heeft toch wel wat moei te met de motie die de heer Van Haaren heeft inge diend, want daar staat nogal wat in. De heer Van Haaren zegt: „De Raad besluit alle muziek in de Prin sentuin toe te laten en dat B. en W. kunnen weigeren op grond van daadwerkelijke overlast." Hiermee moet dus eerst iedere vergunning verleend worden daar komt het op neer en wanneer die overlast blijkt, dan mag die vergunning worden ingetrokken. Ik dacht zelfs, dat het in strijd met de wet was, maar dat te beoorde len, laat ik aan juristen over. Mijn fractie heeft een grote aarzeling. De heer De Leeuw: Het volgende zeg ik helemaal persoonlijk en ik bedoel er niets onvriendelijks mee. Ik ben het niet helemaal eens met de argumentatie van de Voorzitter. Ik dacht, dat ik in eerste aanleg ook gezegd had, dat een van de punten, die ons een beetje moeilijk lagen, was, dat de zaak eigenlijk onvoldoende is uitgepraat. Als U alle argumenten, die U nu hebt gehanteerd, ook met de groep had doorgesproken, juist met deze groep, juist gezien de ontwikkelingen, dan zouden we m.i. op dit moment in een ietwat andere sfeer over deze zaak hebben kunnen spreken. Ik wil toch een voorstel indienen en dat is een wat ander voorstel. Het sluit helemaal aan bij wat ik zo juist heb gezegd, dat er op neer komt, dat „De Raad enz.; het College van B. en W. uitnodigt in een open overleg met de groep „Salamander" eventuele alter natieve plaatsen te bekijken voor het volgende jaar." Dat geeft U alle gelegenheid nog eens rustig met haar te overleggen. De plaats hoeft dus niet per definitie de Prinsentuin te zijn, maar het heeft, dacht ik, in ieder geval het voordeel, dat de groep of haar vertegenwoor digers en het College met elkaar in gesprek komen en we toch alsnog uit deze situatie kunnen geraken. De Voorzitter: Nog meer leden het woord? Dan wordt het nog gecompliceerder. De heer R. P. van der Veen: Dit is voor ons ook niet zo eenvoudig. Wij kunnen de gevaren, die dreigen, uit de aard der zaak ook niet wegen. Wij hebben de neiging om met de heer De Leeuw te zeggen: Probeert U, öf U via de Jeugdraad öf via een andere groep, tot een oplossing kunt komen die voor alle partijen bevre digend is. Er zal op de een of andere manier enige garantie gevonden moeten worden om overlast, wat lawaai betreft, te voorkomen. En misschien dat dat wel mogelijk is. Wat de schade aan de tuin betreft, dat zal ook zoveel mogelijk moeten worden voorkomen, maar dat weegt bij ons niet het zwaarste. Het behoeft tenslotte niet zo te zijn, dat dat een object is, waar de Plantsoenendienst zich op kan uitleven. Dan heb ik liever, dat een klein beetje schade ontstaat; de tuin moet toch algemeen bruikbaar zijn. De heer De Vries: De motie van de heer De Leeuw is weer een nieuw element in dit geheel. Principieel zou ik er eigenlijk nog het meeste voor voelen de motie van de heer Van Haaren te amenderen. Vooral de me dedeling, dat deze concerten overdag worden gehouden, was ons uit de stukken niet bekend. De klacht van het Diakonessenhuis stoelt op de ervaring met orgels die in de avonduren hebben gespeeld. (De Voorzitter: Ook overdag wel.) Ik zou de motie van de heer Van Haaren eigenlijk in die zin willen amenderen, dat we in ieder geval één proef zouden willen nemen om te bekijken, in hoeverre de overlast van de muziek een reëel bezwaar is en dan over te gaan naar de situatie, die de heer De Leeuw schilderde, n.l. het open overleg om een oplos sing te zoeken. De Voorzitter: Ik dacht, dat we beide moties niet in stemming behoeven te brengen. Als de motie van de heer Van Haaren door de Raad zou worden aange nomen ik moet het wel formeel stellen zouden we die naast ons neerleggen, want de Raad kan dat besluit niet nemen op grond van de Verordening op het beheer van de Stads- of Prinsentuin met de zich daarin bevindende gebouwen en de Pier Pandertempel. Ik zou de heer Van Haaren willen adviseren kennis te nemen van de gemeentelijke verordeningen. (De heer Van Haaren: De betreffende verordening heb ik ge lezen.) De motie van de heer De Leeuw behoeft ook niet in stemming te komen, want het College heeft geen enkel bezwaar tegen wat hij daarin voorstelt, n.l. met be trokkenen intensief overleg te plegen of er alternatieve Plaatsen, eventueel andere dan 't Nijlan, zijn te vin hen. De motie-De Leeuw, mede ondertekend door de heer Miedema, willen wij zonder meer overnemen. Ik dacht, dat hiermee het punt afgehandeld is. De heer Van Haaren: Zoudt U nog willen uitleg gen, waarom art. 209, sub g, van de Gemeentewet pre valeert boven art. 209, sub a? De Voorzitter: Ik heb dat artikel helemaal niet ge noemd. Ik heb genoemd: de Verordening op het beheer van de Stads- of Prinsentuin en de zich daarin bevin dende gebouwen en de Pier Pandertempel. Omdat ook het volgende punt van de agenda wel enige tijd van bespreking zal vergen, stel ik thans voor eerst een kopje koffie te gaan drinken, waarna we dan in de Roomse toren kunnen „duiken". De Voorzitter schorst, om 20.53 uur, de vergadering. De Voorzitter heropent, om 21.25 uur, de vergadering. Mevr. Visscher-Bouwer en de heer Vellenga zijn thans ook aanwezig. De heer Heetla (weth.) heeft inmiddels de vergade ring verlaten. Punt 20 (bijlage no. 334). De Voorzitter: We hebben nu wederom een niet on interessant punt op onze agenda staan, dat luidt: „Be houd van de St. Bonifatiuskerk en -toren.", en ik stel me bepaaldelijk niet voor, dat dit een hamerstuk is. (Gelach) Wie van de leden? De heer Rijpma: U hebt in de map al kunnen vin den, dat de Commissie Ruimtelijke Ordening unaniem tot een bepaald standpunt is gekomen en deze com missie heeft mij min of meer gevraagd dat standpunt wat nader toe te lichten. Dit betekent tevens, dat de leden van die commissie allemaal hun handtekening gezet hebben onder een voorstel, dat luidt: „De Raad van Leeuwarden; in vergadering op 27 september 1971 bijeen, draagt het College van B. en W. op te trachten het Bonifatiuscomplex aan de Voor streek te verwerven en daarover op korte termijn aan de Raad te rapporteren." Ik moge daarop als toelichting het volgende zeggen: De Bonifatiuskerk en -toren bepalen in zeer sterke mate het karakter van het stadsgedeelte rond de Voor streek. Zonder kerk en toren zou dit kwartier zonder duidelijk positief accent zijn. De Bonifatiustoren geeft aan de gehele stadskern reliëf. Van verschillende plaat sen in het buitengebied zijn twee kerktorens zichtbaar: de Bonifatius en de Dominicus. Mede hierdoor krijgt de toren ook meer dan plaatselijke betekenis en zijn ook anderen mede-verantwoordelijk voor het lot van deze kerk. De Bonifatiustoren en -kerk zijn goede ver tegenwoordigers van de neo-gothische Cuyperskerken, waarvan er vele in Nederland gebouwd zijn in de tijd van de emancipatie van de Rooms-Katholieken in Ne derland. In metseltechniek vertonen alle helaas gebre ken. Mede daardoor zullen wellicht maar weinige in Nederland behouden blijven. De overheid moet stimu leren, dat ten minste een aantal blijven. Tot die er kenning is zij in principe al gekomen, want de kerk in St. Nicolaasga is reeds gerestaureerd. Kan de over heid toelaten, dat een beter exemplaar in Leeuwarden sneuvelt? In Leeuwarden, waar niet al te veel monu menten zijn? Typisch zijn ze wel: een onafgebouwde toren zonder kerk en dan nog misschien een kerk zon der toren; alsmede een toren- en kerkloos Klokplein. Als de Bonifatiuskerk en -toren verdwijnen, gaat het opstuwend accent van de tweede helft van de Voor streek te loor. En wat komt er voor in de plaats? Een nieuw positief accent Een negatieef accent misschien De kansen op een nieuw, decoratief gebouw of gebou wencomplex zijn daar op korte termijn niet groot. Er is al sprake van een bejaardentehuis, een supermarkt, een combinatie van beide, een parkeergarage, een par keergarage in combinatie met een groot winkelbedrijf. We vrezen met grote vreze, dat de stichting „Amelan derhof" zal streven naar een dicht en hoog bebouwings percentage. De positie van de Gemeente als leidingge vend en stimulerend orgaan is voor dit particuliere complex zwak. Er is geen rechtsgeldig bestemmings-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 5