18 moeite mee zou hebben als er in art. 8, lid 2, niet het woord „schriftelijke" stond, maar ik dacht, dat er iets meer waarborg was voor een gemeente als het er wel in staat. Het heeft altijd zo in de verordening gestaan en waarom zouden we het er nu niet in zetten. De heer Visser: Wanneer een schip op de helling ligt, dus ook nog niet eens boven het openbaar vaar water ik bedoel dus volledig op de helling, buiten het gemeente-eigendom dan kan men die schrifte lijke kennisgeving nooit eisen. (De heer Tiekstra (weth.): Art. 1 is dan niet van toepassing.) De heer De Jong (weth.): Nu komt er een tweede element bij. Het ging de heer Visser, dacht ik, om het woord „schriftelijke". Dat woord stond in de oude verordening en dat hebben we overgenomen, omdat dat de Gemeente de meeste waarborgen geeft. Nu zegt de heer Visser, dat het gaat om vaartuigen die aan of op een der scheepswerven zijn. Die vaartuigen vallen uiteraard alleen maar onder deze verordening voor zover zij haven- en opslaggeld moeten betalen, dus voor zover zij aan de kade liggen. Op scheepswerven kunnen ook schepen in het water liggen. Vaak liggen ze half in het water en half op de werf. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 19 (bijlage no. 364). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De Voorzitter schorst, om 23.00 uur, de vergadering voor de tweede koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 23.20 uur, de vergadering. De Voorzitter: Er staan nog een aantal belangrijke punten op de agenda, die eigenlijk wel afgewerkt moe ten worden en we zouden met elkaar een moedige poging kunnen gaan doen. Punt 20 (bijlage no. 362). De heer Knol: Voor ons ligt voor de tweede maal het voorstel van B. en W. om op het gebied van de gasdistributie een samenwerkingsverband aan te gaan met enkele gemeenten in Noordwest-Friesland door de oprichting van de N.V. Frigas. In de raadsvergadering van mei j.l., toen B. en W. voor de eerste maal met dit voorstel kwamen, heeft de Raad unaniem besloten hun te verzoeken dit voorstel aan te houden en intussen te onderzoeken, of samen werking op het gebied van gas èn elektriciteit mis schien mogelijk is in een breder verband. Uit de raadsbrief, zoals die nu voor ons ligt, blijkt, dat sa menwerking in breder verband op dit moment niet een haalbare kaart is. Er ligt zelfs een uitgebreide brief van G.S. ter inzage om dit te staven. Wat echter niet uit de raadsbrief blijkt, is het waar om, en dit „waarom" vindt mijn fractie uitermate belang rijk. Waarom willen de genoemde gemeenten geen sa menwerking op het gebied van de gasdistributie? En wat zijn onzerzijds de offertes aan deze gemeenten ge weest? Vragen, waar een duidelijk en onomwonden antwoord op moet komen. Want voor deze gemeenten is toch ook de in voorbereiding zijnde Gaswet van toe passing, waarbij gestreefd zal worden naar schaalver groting van de gasdistributiebedrijven. En bovendien zijn deze gemeenten blijkens een ter inzage gelegd rapport uit 1968 niet afkerig van een bepaalde vorm van samenwerking. De deskundigen van de betreffen de bedrijven zien zelfs de noodzaak van een vrij ver gaande samenwerking duidelijk aanwezig. Als we het voorstel verder doorlezen, dan rijst on middellijk de vraag: Wat willen we bereiken? Wat staat ons voor ogen? Want we weten met elkaar, dat de huidige organisatie van de energievoorziening in Friesland tot verspilling leidt. En dat in een tijd, waar in de overheid inclusief de gemeentelijke steen en been klaagt over haar financiële noden. Onze fractie staat dan ook voor ogen een structuurverandering van de energievoorziening in Friesland, die zodanig zal moeten zijn, dat hierbij een minimum aan verspilling zal optreden. En het valt ons, als P.v.d.A.-P.P.R.. fractie, enorm tegen, dat G.S. van deze provincie niet meer initiatief tonen om aan deze onnodige verspilling een eind te maken. Hier ligt o.i. een duidelijke taak voor het Provinciaal Bestuur. Dit volstaat nu met het sturen van een nietszeggend briefje en koestert daarbij het eigen P.E.B., zonder het grote belang en de grote voordelen te zien van een horizontale integratie van de energiebedrijven, een horizontale integratie, die daar is men het met z'n allen over eens grote voor delen biedt op allerlei gebied, voordelen, die zonder lastenverzwaring voor de burgers zouden leiden tot een inkomstenvermeerdering van de overheid. Dit was even een aanloop om ons standpunt t.a.v. het raadsvoorstel te motiveren. Dit standpunt is verdeeld. Een gedeelte van onze fractie zegt nee tegen dit voorstel, omdat het van mening is, dat door het aangaan van deze samenwer king datgene wat ons voor ogen staat, wordt ver traagd. Een ander deel van onze fractie heeft ook zijn twijfels t.a.v. dit voorstel, maar laat het feit van het niet doorgaan van de voorgestelde concentratie en de gevolgen die deze zou hebben voor de deelnemende ge meenten, zwaarder wegen. Men zal zijn standpunt be palen nadat het College de eerste ronde heeft beant woord. Nu is het niet zo, dat degenen van onze fractie, die afwijzend staan tegenover dit voorstel, geen oog zou den hebben voor de gevolgen van het niet oprichten van de N.V. Frigas. Integendeel. Maar deze leden van de fractie laten het belang van een groots opgezette herstructurering van de energiebedrijven in Friesland prevaleren boven deze constructie. De bestuurders van de Provincie zouden hierbij een leidende rol moeten spelen. Thans keer ik terug tot de inhoud van de raads brief, d.w.z. tot de voordelen die het College meent te zien in de oprichting van de N.V. Frigas. Deze voor delen kunnen in het kort als volgt worden weergege ven: 1. Door de deelneming in de N.V. Frigas meent het College vooruit te lopen op de veronderstelde be perkende bepalingen t.a.v. de bedrijfsgrootte van gas distributiebedrijven in de op stapel staande Gaswet, hierbij mede steunend op de inhoud van het z.g. rap port-Van Dam van Isselt. 2. T.a.v. de exploitatie van de N.V. Frigas wordt verondersteld, dat de winstuitkering hoger zal uitval len dan de uitkering uit de eigen energiebedrijven in de komende jaren. 3. Het College meent een besparing te bespeuren in de rentesfeer en wel ter grootte van f 30.000,— per jaar. Gaan we deze punten eens stuk voor stuk na, dan kunnen we beginnen met te stellen, dat volgens het rapport-Van Dam van Isselt op dit moment een al gemene heroriëntering plaats vindt over de gewenste organisatie van de nutsbedrijven. Dat staat op blz. 12 van dit rapport. Volgens een publikatie in het blad „De Gemeente" is er t.a.v. de vereiste en gewenste minimum grootte van een gecombineerd bedrijf, zoals wij dat momenteel bezitten, nog nimmer een gefun deerd getal naar voren gebracht. Reden genoeg dus, om voor de verwachte beperkende bepalingen niet al te bang te zijn. De berekening van de financiële voor delen, die voor de gemeente Leeuwarden zouden moe ten voortvloeien uit de N.V. Frigas, staat vermeld op blz. 3 van de raadsbrief. Alleen al het feit, dat Frigas moet gaan werken met geld tegen pak weg 8 '/2 a 8% en dat de Energiebedrijven werken met een rente van 6%%, heeft tot gevolg, dat de exploitatie van de N.V. Frigas zonder meer zwaarder zal worden belast met 3 a 4 ton. Als dit cijfermateriaal de raads leden moet overtuigen, dat de N.V. Frigas voor Leeu warden nog financieel aantrekkelijk is, dan moet ik U zeggen, dat het voor mij althans geen enkele waar de heeft. Bovendien wordt in het rapport „Gasvoor- ziening Noordwest-Friesland" nergens aangetoond, waar besparingen kunnen worden verkregen. Het is dan ook dwaas te veronderstellen, dat de N.V. Frigas de eerste jaren voordeliger zou gaan draaien in ver gelijking tot de som van de exploitatie-uitkomsten van de deelnemende gasbedrijven. Maar het feit, dat Leeu warden er financieel beter of minder van wordt, is voor onze fractie niet zo belangrijk. Belangrijk is wel het feit, dat men zich door deel te nemen in het samenwerkingsverband bij voorbaat al vast pint in een bepaalde hoek, terwijl de problematiek rond de organisatie van de energievoorziening nog volop in beweging is. Voorts zou de afdeling Elektri citeit van het G.E.B. zulk een vreemde plaats in het geheel gaan innemen, dat het ons nauwelijks aanne melijk voorkomt, dat deze constructie soepel zal kun nen functioneren. Dit is de reden waarom een gedeelte van onze fractie zich negatief opstelt tegenover dit voorstel. U zult intussen wel begrepen hebben, mijnheer de Voorzitter, dat ik zelf een van de „njet"-stemmers ben. Het is tegenwoordig gebruikelijk, dat, als je er gens tegen bent, je met een alternatief moet komen. Dit alternatief heb ik in samenwerking met een frac tiegenoot als volgt opgezet: Het G.E.B. van de gemeente Leeuwarden blijft be staan, zoals het nu draait, maar stelt zich tevens be schikbaar als een soort werkmaatschappij voor andere gemeenten om daar de gasdistributie te gaan verzor gen. Hierbij zouden de gemeenten, die aan het G.E.B. de opdracht hebben gegeven tot verzorging van hun gasdistributie, mee kunnen delen in de winst van het G.E.B. volgens een nader overeen te komen verdeel sleutel. Het personeel van de betreffende bedrijven zou in dienst kunnen treden van het G.E.B. Het is een losse gedachte, die nader uitgewerkt zal moeten worden, maar een dergelijke constructie zou voor onze fractie volledig aanvaardbaar zijn. De vol gende voordelen zijn hierbij dan ook belangrijk: 1. Het personeel zou zijn ambtenarenstatus kunnen behouden zonder dat hiervoor bepaalde kunstgrepen be hoeven te worden uitgevoerd, en 2. Leeuwarden zou zijn onderhandelingspositie In de komende reorganisatie van de energievoorziening niet behoeven prijs te geven. Dit is hetgeen ik in eerste instantie over dit raads voorstel te vertellen had. De heer Visser: Voor de tweede maal binnen be trekkelijk korte tijd krijgen we de aardgasconcentratie hier weer in bespreking. In de raadsvergadering van 24 mei van dit jaar is vanuit onze fractie door de oud voorzitter ons standpunt verduidelijkt en toegelicht. Deze heeft toen namens de fractie gesproken (minus één lid)wanneer ik nu namens de fractie spreek, dan kan ik dat namens de gehele fractie doen. Dit even ter inleiding. Bij die gelegenheid is een aantal aspecten genoemd, verbonden aan de samenvoeging, zoals het College die voorstelt. Ik zal ze even noemen (het was een viertal) 1. De samenwerking met de andere gemeenten (ik denk hier aan Sneek, Drachten en Heerenveen), 2. de winst uitkering, 3. de werknemersbelangen en 4. de advies commissie. Deze aspecten zijn destijds in onze fractie uitvoerig besproken en zijn mede-bepalend geweest voor de besluitvorming van toen. Ik zal ze nog even één voor één kort nagaan. Wat de samenwerking betreft, in de raadsbrief die we nu voor ons hebben, is het College vrij summier geweest. De Voorzitter heeft in de vorige vergadering daar nogal enige aandacht aan besteed en ik had dus verwacht, dat het afwijzend standpunt van de drie zo juist door mij genoemde gemeenten wat uitvoeriger in de raadsbrief was toegelicht. Met de winstuitkering heeft onze fractie niet zo heel veel moeite. Ik dacht, dat het rapport van de studie commissie in grote lijnen toch wel behoorlijk gedekt wordt door het rapport van de adviescommissie, de Commissie-Van Dam van Isselt. Verder wil ik nog het volgende over de winstuitkering zeggen. In de raads vergadering van mei is nogal stelling genomen, juist op financieel-economische gronden, tegen het besluit van het College. Men heeft toen een warm pleidooi ge houden voor een nog groter samenwerkingsverband. En als ik het goed zie, dan zou, als dat nu was voorge steld, de gehele Raad daarvoor zijn en, naar ik dacht, het College ook. Maar wij moeten nu eenmaal werken met het gegeven, dat dat grotere verband momenteel niet haalbaar is. Dat is ook duidelijk uit de stukken gebleken. We kunnen daar lang en breed over praten; dat verandert er niets aan. Wat nu voorgesteld wordt, is het maximaal haalbare op dit moment. Als wij een blik slaan op de kalender: 18 oktober 1971, dan geloof ik, zonder verder te zien, dat we er geen enkele be hoefte aan hebben ons goed renderend bedrijf af te stoten. Persoonlijk ben ik daarvan overtuigd. Maar ik geloof, dat wij verder moeten zien. Dit voor stel biedt m.i. wel perspectief. Want we moeten niet vergeten, dat we straks, wanneer de Gaswet tot stand zal zijn gekomen, zullen moeten werken met bepaalde normen, waarmee in de Gaswet toch wel ge werkt zal worden. In het rapport van de commissie- Van Dam van Isselt is een drietal cijfers genoemd en één daarvan is van belang. Dat is het getal 50.000. En dat wordt nog als een grensgeval beschouwd. Als deze concentratie tot stand zou komen, verkeren we in elk geval in de gelukkige omstandigheid, dat die zal be schikken over ongeveer een derde deel van het aantal aansluitingen in de provincie Friesland Als men een pleidooi houdt, vooral, dacht ik, op financieel-econo mische gronden, voor een nóg groter samenwerkings verband, een provinciaal bedrijf, dan moet men niet vergeten, dat ook bijv. een terrein als de Zuidwesthoek geïntegreerd moet worden. En dat is juist een terrein met procentsgewijs vele onrendabele aansluitingen. Ik weet niet hoeveel, maar dat het vele zijn, daarvan ben ik overtuigd. Dat zou natuurlijk ook zijn gevolgen heb ben in zo'n samenwerkingsverband, wat de exploitatie betreft. Dan zal het verschil tussen omzet en kosten, dacht ik, relatief nog groter worden. Daar moeten we terdege rekening mee houden. Er ligt nu een voorstel met het maximaal haalbare. Als ik denk aan de cen trumfunctie van Leeuwarden, dan vind ik, dat Leeu warden als hoofdstad van Friesland, zich niet kan permitteren hier de boot te missen. Er wordt zo vaak van buitenaf gezegd: „Leeuwarden heeft de boot weer gemist." Ik zou dit beroep op de Raad willen doen: Laten we die deze keer niet missen. De kans ligt er nu. Deze concentratie biedt perspectief. Wat de werknemersbelangen betreft de oud-voor zitter van de C.C.P.-fractie heeft dat destijds m.n. on derstreept we zijn wel content met wat toen door het College is toegezegd en intussen is gebleken, dat ook aansluiting bij het I.Z.A. voor de werknemers ver zekerd is. De adviescommissie is in de vergadering van mei niet helemaal uit de verf gekomen. U, mijnheer de Voorzitter, had toen nogal wat bezwaren tegen wat de Wethouder van Financiën en Bedrijven stelde t.a.v. commissarissen met een bindend mandaat en ik ge loof ook wel, dat het niet zo gemakkelijk is de raad van commissarissen te binden aan een mandaat van een adviescommissie. Ik dacht, dat hier wel een andere oplossing gezocht moet worden. Misschien kan de Wethouder hieromtrent straks nog een duidelijke toe zegging doen, want wij vinden dit wel een belangrijk punt. Wellicht zou zo'n adviescommissie wat breder samengesteld kunnen worden. We moeten natuurlijk ook wel rekening houden met inspraak van de andere partners. En ik zou voorts de suggestie willen doen te bekijken, of bijv. ook de consument een plaats kan krijgen in deze commissie. Ik denk aan een in stelling als „Tot Opbouw". Ik zou het in eerste instantie hierbij willen laten, maar niet dan nadat ik alsnog een beroep op de Raad heb gedaan dit voorstel van B. en W. toch te accep teren. Ik geloof, dat wij daarmee een goede daad doen. De hear Singelsma: It is mei de energy-opwekking en -distribüsje yn Nederlan in hwat frjemd gefal: elke lokale en regionale oerheit hat yjn it forline seis soarge foar it opwekken fan syn stream en syn gas. En ek yn Fryslan is dat fansels it gefal mei de pro- vinsiale energy-opwekking. Sjoen it stanpunt fan De- putearre Steaten oangeande de sintrale is it net sa forwünderlik as de hear Knol Onderstelt, dat de Pro- vinsje mient, dat se hjir gjin taek hat. Ik bitreurje dat eins wol. Ik tocht, dat wy op it mêd fan dit soarte fan dingen nei greatere forbannen ta moatte. Dit is gjin saek mear fan in lokale of in provinsiale oerheit; wy moatte neffens my ynter-gemeentlik gearwurkje en dêrom bin ik in waerm foarstanner fan dit ütstel, dat hjir op tafel leit, dat bigjinne wol mei de konsintraesje fan de gasbidriuwen yn ien stifting.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 10