8 9 stel van dit plan, hebben uitgesproken, uit het oog wordt verloren en dat is de heer Singelsma heeft het zopas even aangeroerd de continuïteit in het beleid. Als een Raad na uitvoerig overleg een bepaald besluit neemt en die Raad draagt aan het College van B. en W. op dat beleid uit te voeren, dan moet het College dat beleid uitvoeren. Wij zijn behoorlijk op onze tenen getrapt als het College dat niet doet. Wij weten allemaal, wanneer we bepaalde plannen hebben aangenomen, hoeveel tijd en hoeveel moeite het kost om die plannen gerealiseerd te krijgen en om op de plaatsen die daarvoor zijn de nodige financiën en de nodige medewerking te krijgen en tot overeenstem ming te komen. Dat is een kwestie van jaren. Eerst praat de Raad enige jaren over zo'n plan, dan is een besluit genomen en dan moeten B. en W. dat uitvoe ren. En als ze dan zover zijn, dat op een bepaalde manier het grootste deel van de financiering losge peuterd is, dan zou deze zelfde Raad zeggen: Wij we ten het niet, jongens, neem het plan nog maar eens terug en laten we er nog eens over praten. Er moet, dacht ik, toch wel een zeer belangrijke ontwikkeling hebben plaatsgevonden, willen we dit doen. Want dan zetten we de uitbouw, de voortgang, de groei, het le ven van onze gemeente op het spel. Dat is een facet in dit hele debat, dat er toch even uit moet komen. De heer Singelsma heeft gezegd, dat dit plan uit een valt. in een aantal delen en dat we het geheel niet meer kunnen overzien. Mij moet van het hart, dat dat echt aan de heer Singelsma ligt en dat hij niet de nodige moeite heeft gedaan om de plannen te bestu deren, anders had hij het geheel wel kunnen zien. Want ik meen, dat er bij de vorige begroting gevraagd is, of ieder nieuw raadslid die plannen kon krijgen en ik dacht, dat wij ze allemaal opnieuw gekregen hadden. De Wethouder van Openbare Werken kan dat mis schien wel bevestigen. Ik kan het per se niet met de heer Singelsma eens zijn, dat het alleen maar de signatuur van deze fractie zou zijn die reden is om gouvernementeel te zijn; dat is hier geloof ik niet in het geding. Wij hebben deze plannen zorgvuldig overwogen in deze Raad, èn uit voerig overwogen èn in hun geheel bezien. Ik kan mij nog herinneren, dat in het midden van de voorste rij aan de overkant de heer Bootsma zat. Hij was voor zitter van de fractie van de P.v.d.A. (De hear Singel sma: Dat wie foar myn tiid!) Ja, maar toen was deze zaak aan de orde. De heer Bootsma heeft bijv. uit voerig over de Vrouwenpoortsbrug en de aansluiting van de Harlingerstraatweg en de Groene Weide ge sproken en ook over het tracé van de Groningerstraat weg en van de Snekerkade. Die drie dingen heeft hij hier uitvoerig uitgerafeld. Het is echt in zijn geheel bezien. Dat wil ik nogmaals met nadruk zeggen. De heer Vellenga: Ik geloof, dat de heer Heidinga in zekere zin het probleem goed heeft geschetst. Hij heeft n.l. gezegd; Zoveel jaar geleden heeft de toen zittende Gemeenteraad een bepaald plan aangenomen en bepaalde besluiten genomen. Terecht. Het tweede wat hij noemde ook dat ben ik voor een groot deel met hem eens was, dat je in de gemeentepolitiek een stuk continuïteit moet kunnen brengen. Dat is over en overduidelijk. Maar nu miskent hij, dacht ik, twee dingen. Ik zeg het voorzichtig omdat hij ook van zijn kant vanavond heel zorgvuldig en goed opereert in dit geheel. Ik dacht, dat hij in de eerste plaats misschien dit over het hoofd ziet, dat er na die Raad van vroe ger nu een andere Raad zit, die niet op de manier als de oudere raadsleden laat ik dat woord even ge bruiken; dat is voor mijzelf ook wat fluweliger mee gegroeid zijn in dit geheel, hetzij via raadsvergade ringen, hetzij via commissievergaderingen. Er is een vrij grote ploeg nieuwe raadsleden aangetreden vorig jaar september, die zich op tal van terreinen moesten inwerken, o.m. ook op dit gebied, en die misschien nog niet over dat overzicht beschikken wat een aantal oudere raadsleden wel hebben. Ik geloof, dat dat een punt is, dat wij niet uit het oog mogen verliezen. Het tweede is dit, dacht ik, dat het ook best mogelijk zou kunnen zijn, dat èn wat de procedure betreft, èn wat de inhoud van de raadsvoorstellen, er een zeer grote wijziging gekomen kan zijn in tal van groepen en tal van disciplines. Deze twee dingen moeten we, dacht ik, goed in het oog houden. Nu is er van onze kant geen verzet aangetekend tegen het voorstel als zodanig. Alleen een aantal nieu were leden in mijn fractie voelen zich wat bezwaard, hebben een aantal reserves om op dit moment öf van ganser harte ja öf van ganser harte nee te zeggen te gen dit voorstel. En ik zou mij kunnen voorstellen, dat dit voor meer mensen geldt. Daar heb ik van mijn kant alle begrip voor. En vandaar de suggestie die mevr. Brandenburg in eerste instantie heeft gedaan: Valt er mogelijk over enig uitstel te praten Niet meer dan dat. En ik dacht, dat men daarop positief zou moeten reageren. Dat kan, dacht ik, ook. In de eerste plaats omdat zeer binnenkort er toch een vergadering van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening plaats vindt. Maak die vergadering toegankelijk voor alle raadsleden en U bent al een heel eind. Dat is een ge woon praktisch voorstel. Het tweede punt is, dat wij wel eens voorstellen hebben gehad, waar we tegenaan hikten, waarbij de zweep van de financiering gehan teerd kon worden. Dat speelt hier op dit moment in het tijdvak van een aantal weken geen rol. Dat staat vast. En daarom dacht ik, dat het alleen maar van soepelheid en van begrip voor wat m.n. nieuwe raads leden bezig houdt zou kunnen getuigen wanneer wij om hen te contenteren, om hen in staat te stellen dat te doen wat ze als geroepen raadsleden moeten doen, n.l. een zo verantwoord mogelijk besluit vormen, samen pleiten voor enig uitstel, niet meer dan dat. Nu zou mevr. Brandenburg een voorstel van die strekking, zeer ruim en wijd en soepel geformuleerd, hebben ingediend, ware het niet, dat ze dermate ge- engageerd was zoals dat tegenwoordig heet met de problematiek -dat moet je dan ook altijd zeggen dat zij helemaal vergeten heeft het voorstel in te dienen. Maar met de soepelheid, U soms eigen, mijn heer de Voorzitter, stel ik mij voor, dat U bereid bent dat voorstel alsnog in ontvangst te nemen. Een groot aantal leden van mijn fractie is ook bereid maar ik hoop meer leden in deze Raad om de redenen die ik heb genoemd dat voorstel te steunen. Eventueel claim ik graag een derde instantie. Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: De heer Vellenga brengt net in het geding, dat misschien de commissie vergadering van Ruimtelijke Ordening zou kunnen die nen voor nadere bespreking, als die vergadering toe gankelijk is voor alle raadsleden. Het staat wat anders in mijn voorstel, maar het is natuurlijk ook een moge lijkheid. Mijn voorstel luidt: „De Gemeenteraad; in vergadering bijeen op 18 ok tober 1971; is van mening, dat de beslissing over de aanleg van het noord-oosttangent, als genoemd in bij lage 368, moet worden opgeschort. Zij verzoekt het College zo spoedig mogelijk een raadsbijeenkomst te beleggen, waar over de gehele pro blematiek zonder beslissingsnoodzaak kan worden ge sproken." Die raadsbijeenkomst zou dan de vergadering van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening kunnen zijn. Het voorstel is mede-ondertekend door mevr. Vis- scher-Bouwer. De heer Bouma komt ter vergadering. De heer Tiekstra (weth.)Ik moet beginnen met nog een antwoord te geven op iets, dat in eerste in stantie is blijven liggen. Over de door de heer Heidinga bedoelde voorziening t.b.v. de Leeuwarder Courant wordt nog met het betreffende bedrijf overlegd. Er is wel overeenstemming over hoe het zou moeten, maar er staat nog niets van in de plannen die nu aan de orde zijn. Het punt dat hij ook nog heeft aangesneden (inrijmogelijkheid Hoeksterkerkhofis nu voor mij een beetje moeilijk te beantwoorden. Dat punt kunnen we in de Commissie Openbare Werken nog wel eens be spreken, dacht ik. Op de opmerkingen van de heer Rijpma hoef ik niet zo veel te antwoorden. Hij heeft vanuit de ervaring en de waarneming in Oldenburg gesproken. Ik geloof, dat wij ons terdege moeten realiseren dat schijnt hier voortdurend vergeten te worden dat wij over een binnenstad spreken die een km2 groot is, ruwweg gesproken. Dat betekent eenvoudig, dat de rechthoek zijden ten naastebij 750 a 1000 m lang zijn. De dames en heren die naar Oldenburg zijn geweest zullen zich herinneren, dat juist de informatie was, dat de af te leggen loopafstanden ongeveer tussen 150 en 250 m moesten liggen. En ik dacht, dat dit soort zaken bij de beoordeling van de binnenstadsproblematiek, zoals die voor Leeuwarden aan de orde is, van essentieel belang zijn. Die doen we niet af met een schoon ver haal, die doen we alleen maar af met het treffen van keiharde voorzieningen die daarvoor getroffen moeten worden. Dan heeft de heer J. de Jong wel gelijk als hij zegt: We hollen achter de feiten aan (dat zegt hij in feite), maai hij wil nu eigenlijk zelfs nog een vertraging aanbrengen. En dat is waar mijn bezwaar zich tegen blijft richten. Ik heb met erkentelijkheid genoteerd, dat mevr. Brandenburg heeft gezegd: „Ik opponeer niet tegen het tangentieel systeem, maar mijn bezwaar is, dat we van de ene beslissing in de andere rollen." Dat wordt ook na het overleg, zoals dat door mevr. Branden burg wordt gevraagd, niet anders. Ik wil de heer Vel lenga eraan herinneren, dat wat ik ook al in eerste instantie heb gezegd het overleg in de Gemeente raad rn.b.t. de hoofdwegenstructuur is geweest in juni 1968. Ik dacht, dat dat bestuurlijk geen termijn was, waarvan men zou kunnen zeggen, dat het lang ge leden was. Ik dacht, dat dat zeer recent was. Vanaf dat moment zijn de uitvoeringsplannen die nodig wa ren voor de realisering van dat hoofdwegennet waaronder ook het binnenwegenvierkant ter hand genomen. In die sfeer is ook het overleg met de sub sidiërende rijksoverheid gevoerd. Het is natuurlijk aan de Raad te beslissen of men uitstel verlangt. Ik kan zo met geen mogelijkheid be oordelen of het toelaatbaar is, dat de Commissie Ruim telijke Ordening ook toegankelijk is voor andere raads leden. Ik heb dat niet nagezien. Maar dat is een zaak die we dan bij gelegenheid wel kunnen bekijken, als de Raad een uitspraak zou doen in die richting. Vanzelfsprekend heeft de heer De Jong volkomen gelijk als hij stelt, dat ook de parkeervoorzieningen hierbij moeten worden betrokken. Maar wij kunnen niet alles tegelijk. Ik dacht, dat wij er verstandig aan doen U over deze problematiek zo snel mogelijk te in formeren. De heer De Jong heeft een hele beschouwing gewijd aan de aansluiting met de buitenwijken. Het is heel eenvoudig en dan word ik wat emotioneel om hier in de Raad te zeggen, dat er aan de relatie met die buitenwijken van alles mankeert. En dat is dan nog waar ook. Het is veel moeilijker in een bestaand be bouwingspatroon van een stad de relaties te maken die deze buitengebieden nodig hebben met de binnen stad, ten bate van die binnenstad. Dat moe ten we ons terdege realiseren. Wij zijn daar mee bezig, gegeven het voorstel, dat door deze Raad inmiddels al is behandeld en waarbij het aansluitingspunt tijdelijk is gevonden op de Spanjaardslaan, indachtig aan de in houd van de discussies die hier zijn gevoerd, mede rekening houdende met de omstandigheid, dat de Dok kumer Ee nog steeds een provinciaal vaarwater is. Het is natuurlijk best, dat de heer Van Haaren in openbare zitting mededeelt, dat, wat ook de overeen stemming mag zijn die in een commissieberaad wordt bereikt, er altijd het recht is om daar in de raadszit ting anders over te denken. Ik zal met deze bijzondere karaktertrek van de heer Van Haaren in de toekomst terdege rekening houden. De heer Heidinga heeft terecht de vinger gelegd bij het feit, dat beslissingen ten principale over dit soort zaken tijdvragende beslissingen zijn. Dat gold voor het structuurplan voor de binnenstad in 1965, dat gold ook voor de beslissing die de Raad m.b.t. het hoofdwegen net in 1968 heeft genomen. Ook de voorbereiding en uitvoering van deze plannen, ook het overleg m.b.t. deze plannen zijn tijdrovende zaken. En in dat kader ben ik toch wel blij, dat dit plan nu dan ter tafel is bij de Raad, omdat wij zonder een krediet van de Raad met dit plan verder niet kunnen werken. De heer Vellenga wees op het verschijnsel, dat de Raad van vroeger een andere Raad was als die van nu. Daar hoef ik niet zo veel op te zeggen. Ik heb hem al gezegd, dat er maar weinig verschil in zit. Toen was het de Raad van 1968, nu is het de Raad van 1971; dat scheelt maar drie jaar. (De heer Vellenga: Maar het is wel een andere Raad!) Het is voor een deel een andere Raad. Ik heb geen behoefte aan de motie die door mevr. Brandenburg is ingediend. Ik laat die rustig ter be slissing aan de Raad over. De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor een koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 21.30 uur, de vergadering. De Voorzitter: Ik stel voor, dat wij na deze wel wat lange pauze in snel tempo onze werkzaamheden voort zetten. Het ligt in de bedoeling, dat Weth. Tiekstra nog even zijn beantwoording in tweede instantie zal voortzetten, voordat ik tot stemming over de motie overga. Da heer Tiekstra (weth.): Ik hecht er aan op dit moment aan de Raad mede te delen, dat op grond van datgene wat ik in eerste en in tweede instantie heb gezegd met betrekking tot de gegevens die bij de verschijning van het structuurrapport voor de gehele gemeente, met name voor wat de verkeersstructuur betreft, naar voren zullen komen, ook rekening hou dende met name met hetgeen mevr. Brandenburg ter zake gevraagd heeft zo spoedig mogelijk na het ver schijnen van dat rapport een informele raadszitting het College is daartoe bereid zal worden georgani seerd. Daarbij zal, m.n. wat betreft de problematiek van de verkeersstructuur, ook van deskundige zijde infor matie, voorlichting kunnen worden gegeven. Deze ver klaring leg ik af, deze toezegging doe ik, onder hand having van het voorstel, zoals het vanavond op de agenda staat. De Voorzitter: Handhaven mevr. Brandenburg cn mevr. Visscher hun motie, ja, dan breng ik die nu in stemming. De motie van de dames E. Brandenburg-Sjoerdsma en G. Visscher-Bouwer wordt verworpen met 21 tegen 12 stemmen. Voor de motie stemmen de dames E. Brandenburg-Sjoerdsma, G. Visscher-Bouwer en L. Woudstra-Peene en de heren S. Bouma, G. Buising, drs. D. Faber, T. H. van Haaren, J. de Jong, J. Knol, J. B. Singelsma, Mr. B. P. van der Veen en J. T. Vel lenga. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 12 (bijlage no. 366). De Voorzitter: De correctie die in de raadsbrief moet worden aangebracht, is U uitgereikt. De heer Van Haaren: Ik zal het heel kort maken. Mijn fractie is heel blij met deze verbinding tussen het Bilgaard en het Rengerspark. Op de allereerste openbare vergadering van Axies heeft een aantal bewoners van het Bilgaard ons ge vraagd om te ijveren voor dit pad. Dat hebben we ge daan en daarbij hebben we de steun gevonden van an dere raadsleden. Het doet ons bijzonder veel genoegen om nu eindelijk eens zeer concreet te zien, dat het ijveren succes heeft en dat dat pad er gaat komen. Wij zijn U er erkentelijk voor, dat op betrekkelijk korte termijn deze plannen hier op tafel zijn gekomen. Ik zou de Wethouder toch nog willen vragen, of met dit nieuwe pad de urgentie van een beveiligde over steek van de Dammelaan (die urgentie was er al) niet nog groter is geworden. De heer 1$. P. van der Veen: Ik wilde eigenlijk al leen informeren hoe men gekomen is aan de afmeting, de breedte-afmeting speciaal, van dit pad. Wij kennen vanouds de wandelpaadjes rondom Leeuwarden met een bijzonder geringe breedte en dit is eigenlijk meer een soort heirbaan in plaats van een wandelpad. Ik wil graag weten waarom.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 5