8
9
stel van dit plan, hebben uitgesproken, uit het oog
wordt verloren en dat is de heer Singelsma heeft
het zopas even aangeroerd de continuïteit in het
beleid. Als een Raad na uitvoerig overleg een bepaald
besluit neemt en die Raad draagt aan het College van
B. en W. op dat beleid uit te voeren, dan moet het
College dat beleid uitvoeren. Wij zijn behoorlijk op
onze tenen getrapt als het College dat niet doet. Wij
weten allemaal, wanneer we bepaalde plannen hebben
aangenomen, hoeveel tijd en hoeveel moeite het kost
om die plannen gerealiseerd te krijgen en om op de
plaatsen die daarvoor zijn de nodige financiën en de
nodige medewerking te krijgen en tot overeenstem
ming te komen. Dat is een kwestie van jaren. Eerst
praat de Raad enige jaren over zo'n plan, dan is een
besluit genomen en dan moeten B. en W. dat uitvoe
ren. En als ze dan zover zijn, dat op een bepaalde
manier het grootste deel van de financiering losge
peuterd is, dan zou deze zelfde Raad zeggen: Wij we
ten het niet, jongens, neem het plan nog maar eens
terug en laten we er nog eens over praten. Er moet,
dacht ik, toch wel een zeer belangrijke ontwikkeling
hebben plaatsgevonden, willen we dit doen. Want dan
zetten we de uitbouw, de voortgang, de groei, het le
ven van onze gemeente op het spel. Dat is een facet
in dit hele debat, dat er toch even uit moet komen.
De heer Singelsma heeft gezegd, dat dit plan uit
een valt. in een aantal delen en dat we het geheel niet
meer kunnen overzien. Mij moet van het hart, dat dat
echt aan de heer Singelsma ligt en dat hij niet de
nodige moeite heeft gedaan om de plannen te bestu
deren, anders had hij het geheel wel kunnen zien. Want
ik meen, dat er bij de vorige begroting gevraagd is,
of ieder nieuw raadslid die plannen kon krijgen en ik
dacht, dat wij ze allemaal opnieuw gekregen hadden.
De Wethouder van Openbare Werken kan dat mis
schien wel bevestigen.
Ik kan het per se niet met de heer Singelsma eens
zijn, dat het alleen maar de signatuur van deze fractie
zou zijn die reden is om gouvernementeel te zijn; dat
is hier geloof ik niet in het geding. Wij hebben deze
plannen zorgvuldig overwogen in deze Raad, èn uit
voerig overwogen èn in hun geheel bezien. Ik kan mij
nog herinneren, dat in het midden van de voorste rij
aan de overkant de heer Bootsma zat. Hij was voor
zitter van de fractie van de P.v.d.A. (De hear Singel
sma: Dat wie foar myn tiid!) Ja, maar toen was deze
zaak aan de orde. De heer Bootsma heeft bijv. uit
voerig over de Vrouwenpoortsbrug en de aansluiting
van de Harlingerstraatweg en de Groene Weide ge
sproken en ook over het tracé van de Groningerstraat
weg en van de Snekerkade. Die drie dingen heeft hij
hier uitvoerig uitgerafeld. Het is echt in zijn geheel
bezien. Dat wil ik nogmaals met nadruk zeggen.
De heer Vellenga: Ik geloof, dat de heer Heidinga
in zekere zin het probleem goed heeft geschetst. Hij
heeft n.l. gezegd; Zoveel jaar geleden heeft de toen
zittende Gemeenteraad een bepaald plan aangenomen en
bepaalde besluiten genomen. Terecht. Het tweede wat
hij noemde ook dat ben ik voor een groot deel met
hem eens was, dat je in de gemeentepolitiek een
stuk continuïteit moet kunnen brengen. Dat is over en
overduidelijk. Maar nu miskent hij, dacht ik, twee
dingen. Ik zeg het voorzichtig omdat hij ook van zijn
kant vanavond heel zorgvuldig en goed opereert in dit
geheel. Ik dacht, dat hij in de eerste plaats misschien
dit over het hoofd ziet, dat er na die Raad van vroe
ger nu een andere Raad zit, die niet op de manier als
de oudere raadsleden laat ik dat woord even ge
bruiken; dat is voor mijzelf ook wat fluweliger mee
gegroeid zijn in dit geheel, hetzij via raadsvergade
ringen, hetzij via commissievergaderingen. Er is een
vrij grote ploeg nieuwe raadsleden aangetreden vorig
jaar september, die zich op tal van terreinen moesten
inwerken, o.m. ook op dit gebied, en die misschien nog
niet over dat overzicht beschikken wat een aantal
oudere raadsleden wel hebben. Ik geloof, dat dat een
punt is, dat wij niet uit het oog mogen verliezen. Het
tweede is dit, dacht ik, dat het ook best mogelijk zou
kunnen zijn, dat èn wat de procedure betreft, èn wat
de inhoud van de raadsvoorstellen, er een zeer grote
wijziging gekomen kan zijn in tal van groepen en tal
van disciplines. Deze twee dingen moeten we, dacht
ik, goed in het oog houden.
Nu is er van onze kant geen verzet aangetekend
tegen het voorstel als zodanig. Alleen een aantal nieu
were leden in mijn fractie voelen zich wat bezwaard,
hebben een aantal reserves om op dit moment öf van
ganser harte ja öf van ganser harte nee te zeggen te
gen dit voorstel. En ik zou mij kunnen voorstellen,
dat dit voor meer mensen geldt. Daar heb ik van mijn
kant alle begrip voor. En vandaar de suggestie die
mevr. Brandenburg in eerste instantie heeft gedaan:
Valt er mogelijk over enig uitstel te praten Niet meer
dan dat. En ik dacht, dat men daarop positief zou
moeten reageren. Dat kan, dacht ik, ook. In de eerste
plaats omdat zeer binnenkort er toch een vergadering
van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening plaats
vindt. Maak die vergadering toegankelijk voor alle
raadsleden en U bent al een heel eind. Dat is een ge
woon praktisch voorstel. Het tweede punt is, dat wij
wel eens voorstellen hebben gehad, waar we tegenaan
hikten, waarbij de zweep van de financiering gehan
teerd kon worden. Dat speelt hier op dit moment in
het tijdvak van een aantal weken geen rol. Dat staat
vast. En daarom dacht ik, dat het alleen maar van
soepelheid en van begrip voor wat m.n. nieuwe raads
leden bezig houdt zou kunnen getuigen wanneer wij
om hen te contenteren, om hen in staat te stellen
dat te doen wat ze als geroepen raadsleden moeten
doen, n.l. een zo verantwoord mogelijk besluit vormen,
samen pleiten voor enig uitstel, niet meer dan dat.
Nu zou mevr. Brandenburg een voorstel van die
strekking, zeer ruim en wijd en soepel geformuleerd,
hebben ingediend, ware het niet, dat ze dermate ge-
engageerd was zoals dat tegenwoordig heet met
de problematiek -dat moet je dan ook altijd zeggen
dat zij helemaal vergeten heeft het voorstel in te
dienen. Maar met de soepelheid, U soms eigen, mijn
heer de Voorzitter, stel ik mij voor, dat U bereid bent
dat voorstel alsnog in ontvangst te nemen. Een groot
aantal leden van mijn fractie is ook bereid maar
ik hoop meer leden in deze Raad om de redenen
die ik heb genoemd dat voorstel te steunen. Eventueel
claim ik graag een derde instantie.
Mevr. Brandenburg-Sjoerdsma: De heer Vellenga
brengt net in het geding, dat misschien de commissie
vergadering van Ruimtelijke Ordening zou kunnen die
nen voor nadere bespreking, als die vergadering toe
gankelijk is voor alle raadsleden. Het staat wat anders
in mijn voorstel, maar het is natuurlijk ook een moge
lijkheid. Mijn voorstel luidt:
„De Gemeenteraad; in vergadering bijeen op 18 ok
tober 1971; is van mening, dat de beslissing over de
aanleg van het noord-oosttangent, als genoemd in bij
lage 368, moet worden opgeschort.
Zij verzoekt het College zo spoedig mogelijk een
raadsbijeenkomst te beleggen, waar over de gehele pro
blematiek zonder beslissingsnoodzaak kan worden ge
sproken."
Die raadsbijeenkomst zou dan de vergadering van
de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening kunnen zijn.
Het voorstel is mede-ondertekend door mevr. Vis-
scher-Bouwer.
De heer Bouma komt ter vergadering.
De heer Tiekstra (weth.)Ik moet beginnen met
nog een antwoord te geven op iets, dat in eerste in
stantie is blijven liggen. Over de door de heer Heidinga
bedoelde voorziening t.b.v. de Leeuwarder Courant
wordt nog met het betreffende bedrijf overlegd. Er is
wel overeenstemming over hoe het zou moeten, maar
er staat nog niets van in de plannen die nu aan de
orde zijn. Het punt dat hij ook nog heeft aangesneden
(inrijmogelijkheid Hoeksterkerkhofis nu voor mij een
beetje moeilijk te beantwoorden. Dat punt kunnen we
in de Commissie Openbare Werken nog wel eens be
spreken, dacht ik.
Op de opmerkingen van de heer Rijpma hoef ik niet
zo veel te antwoorden. Hij heeft vanuit de ervaring en
de waarneming in Oldenburg gesproken. Ik geloof,
dat wij ons terdege moeten realiseren dat schijnt
hier voortdurend vergeten te worden dat wij over
een binnenstad spreken die een km2 groot is, ruwweg
gesproken. Dat betekent eenvoudig, dat de rechthoek
zijden ten naastebij 750 a 1000 m lang zijn. De dames
en heren die naar Oldenburg zijn geweest zullen zich
herinneren, dat juist de informatie was, dat de af te
leggen loopafstanden ongeveer tussen 150 en 250 m
moesten liggen. En ik dacht, dat dit soort zaken bij
de beoordeling van de binnenstadsproblematiek, zoals
die voor Leeuwarden aan de orde is, van essentieel
belang zijn. Die doen we niet af met een schoon ver
haal, die doen we alleen maar af met het treffen van
keiharde voorzieningen die daarvoor getroffen moeten
worden.
Dan heeft de heer J. de Jong wel gelijk als hij zegt:
We hollen achter de feiten aan (dat zegt hij in feite),
maai hij wil nu eigenlijk zelfs nog een vertraging
aanbrengen. En dat is waar mijn bezwaar zich tegen
blijft richten.
Ik heb met erkentelijkheid genoteerd, dat mevr.
Brandenburg heeft gezegd: „Ik opponeer niet tegen
het tangentieel systeem, maar mijn bezwaar is, dat
we van de ene beslissing in de andere rollen." Dat
wordt ook na het overleg, zoals dat door mevr. Branden
burg wordt gevraagd, niet anders. Ik wil de heer Vel
lenga eraan herinneren, dat wat ik ook al in eerste
instantie heb gezegd het overleg in de Gemeente
raad rn.b.t. de hoofdwegenstructuur is geweest in juni
1968. Ik dacht, dat dat bestuurlijk geen termijn was,
waarvan men zou kunnen zeggen, dat het lang ge
leden was. Ik dacht, dat dat zeer recent was. Vanaf
dat moment zijn de uitvoeringsplannen die nodig wa
ren voor de realisering van dat hoofdwegennet
waaronder ook het binnenwegenvierkant ter hand
genomen. In die sfeer is ook het overleg met de sub
sidiërende rijksoverheid gevoerd.
Het is natuurlijk aan de Raad te beslissen of men
uitstel verlangt. Ik kan zo met geen mogelijkheid be
oordelen of het toelaatbaar is, dat de Commissie Ruim
telijke Ordening ook toegankelijk is voor andere raads
leden. Ik heb dat niet nagezien. Maar dat is een zaak
die we dan bij gelegenheid wel kunnen bekijken, als
de Raad een uitspraak zou doen in die richting.
Vanzelfsprekend heeft de heer De Jong volkomen
gelijk als hij stelt, dat ook de parkeervoorzieningen
hierbij moeten worden betrokken. Maar wij kunnen
niet alles tegelijk. Ik dacht, dat wij er verstandig aan
doen U over deze problematiek zo snel mogelijk te in
formeren.
De heer De Jong heeft een hele beschouwing gewijd
aan de aansluiting met de buitenwijken. Het is heel
eenvoudig en dan word ik wat emotioneel om hier
in de Raad te zeggen, dat er aan de relatie met die
buitenwijken van alles mankeert. En dat is dan nog
waar ook. Het is veel moeilijker in een bestaand be
bouwingspatroon van een stad de relaties te maken
die deze buitengebieden nodig hebben met de binnen
stad, ten bate van die binnenstad. Dat moe
ten we ons terdege realiseren. Wij zijn daar mee bezig,
gegeven het voorstel, dat door deze Raad inmiddels al
is behandeld en waarbij het aansluitingspunt tijdelijk is
gevonden op de Spanjaardslaan, indachtig aan de in
houd van de discussies die hier zijn gevoerd, mede
rekening houdende met de omstandigheid, dat de Dok
kumer Ee nog steeds een provinciaal vaarwater is.
Het is natuurlijk best, dat de heer Van Haaren in
openbare zitting mededeelt, dat, wat ook de overeen
stemming mag zijn die in een commissieberaad wordt
bereikt, er altijd het recht is om daar in de raadszit
ting anders over te denken. Ik zal met deze bijzondere
karaktertrek van de heer Van Haaren in de toekomst
terdege rekening houden.
De heer Heidinga heeft terecht de vinger gelegd bij
het feit, dat beslissingen ten principale over dit soort
zaken tijdvragende beslissingen zijn. Dat gold voor het
structuurplan voor de binnenstad in 1965, dat gold ook
voor de beslissing die de Raad m.b.t. het hoofdwegen
net in 1968 heeft genomen. Ook de voorbereiding en
uitvoering van deze plannen, ook het overleg m.b.t.
deze plannen zijn tijdrovende zaken. En in dat kader
ben ik toch wel blij, dat dit plan nu dan ter tafel is
bij de Raad, omdat wij zonder een krediet van de Raad
met dit plan verder niet kunnen werken.
De heer Vellenga wees op het verschijnsel, dat de
Raad van vroeger een andere Raad was als die van nu.
Daar hoef ik niet zo veel op te zeggen. Ik heb hem al
gezegd, dat er maar weinig verschil in zit. Toen was
het de Raad van 1968, nu is het de Raad van 1971;
dat scheelt maar drie jaar. (De heer Vellenga: Maar
het is wel een andere Raad!) Het is voor een deel een
andere Raad.
Ik heb geen behoefte aan de motie die door mevr.
Brandenburg is ingediend. Ik laat die rustig ter be
slissing aan de Raad over.
De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering
voor een koffiepauze.
De Voorzitter heropent, om 21.30 uur, de vergadering.
De Voorzitter: Ik stel voor, dat wij na deze wel wat
lange pauze in snel tempo onze werkzaamheden voort
zetten.
Het ligt in de bedoeling, dat Weth. Tiekstra nog even
zijn beantwoording in tweede instantie zal voortzetten,
voordat ik tot stemming over de motie overga.
Da heer Tiekstra (weth.): Ik hecht er aan op dit
moment aan de Raad mede te delen, dat op grond
van datgene wat ik in eerste en in tweede instantie
heb gezegd met betrekking tot de gegevens die bij de
verschijning van het structuurrapport voor de gehele
gemeente, met name voor wat de verkeersstructuur
betreft, naar voren zullen komen, ook rekening hou
dende met name met hetgeen mevr. Brandenburg ter
zake gevraagd heeft zo spoedig mogelijk na het ver
schijnen van dat rapport een informele raadszitting
het College is daartoe bereid zal worden georgani
seerd. Daarbij zal, m.n. wat betreft de problematiek van
de verkeersstructuur, ook van deskundige zijde infor
matie, voorlichting kunnen worden gegeven. Deze ver
klaring leg ik af, deze toezegging doe ik, onder hand
having van het voorstel, zoals het vanavond op de
agenda staat.
De Voorzitter: Handhaven mevr. Brandenburg cn
mevr. Visscher hun motie, ja, dan breng ik die nu in
stemming.
De motie van de dames E. Brandenburg-Sjoerdsma
en G. Visscher-Bouwer wordt verworpen met 21 tegen
12 stemmen. Voor de motie stemmen de dames E.
Brandenburg-Sjoerdsma, G. Visscher-Bouwer en L.
Woudstra-Peene en de heren S. Bouma, G. Buising,
drs. D. Faber, T. H. van Haaren, J. de Jong, J. Knol,
J. B. Singelsma, Mr. B. P. van der Veen en J. T. Vel
lenga.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 12 (bijlage no. 366).
De Voorzitter: De correctie die in de raadsbrief
moet worden aangebracht, is U uitgereikt.
De heer Van Haaren: Ik zal het heel kort maken.
Mijn fractie is heel blij met deze verbinding tussen
het Bilgaard en het Rengerspark.
Op de allereerste openbare vergadering van Axies
heeft een aantal bewoners van het Bilgaard ons ge
vraagd om te ijveren voor dit pad. Dat hebben we ge
daan en daarbij hebben we de steun gevonden van an
dere raadsleden. Het doet ons bijzonder veel genoegen
om nu eindelijk eens zeer concreet te zien, dat het
ijveren succes heeft en dat dat pad er gaat komen.
Wij zijn U er erkentelijk voor, dat op betrekkelijk
korte termijn deze plannen hier op tafel zijn gekomen.
Ik zou de Wethouder toch nog willen vragen, of met
dit nieuwe pad de urgentie van een beveiligde over
steek van de Dammelaan (die urgentie was er al) niet
nog groter is geworden.
De heer 1$. P. van der Veen: Ik wilde eigenlijk al
leen informeren hoe men gekomen is aan de afmeting,
de breedte-afmeting speciaal, van dit pad. Wij kennen
vanouds de wandelpaadjes rondom Leeuwarden met
een bijzonder geringe breedte en dit is eigenlijk meer
een soort heirbaan in plaats van een wandelpad. Ik wil
graag weten waarom.