4 5 der op in bipaeld momint in subsydzje fan de Minister komt foar it forbetterjen fan in blok wenningen, wy noch bisjen moatte oft der wol jild op de bigreating is foar dy léste pear persinten, dy't wy seis bitelje moatte. Dat mei üs net oerkomme. It hat sin, dat wy tidich in globale skets krije fan de plannen dy't tarist wurde, en dat binne der nochal hwat. Hwat komt wenningfor- bettering- en forbettering fan de „woonomgeving" üs it kommende jier to kostjen Dan hawwe wy dér ge- woanwei romte foar to sykjen. Ik tocht, dat de saek der sa hinne lei. Mevr. Woudstra-Peene is inmiddels ter vergadering gekomen. De heer De Jong (weth.): Allereerst even iets aan het adres van de heer Vellenga, die gevraagd heeft naar het criterium, dat wij hanteren bij de toepassing van de verordening inzake de doorstroming. De door stromingsverordening is gebonden aan de normen die de Minister ons gegeven heeft. Daar kunnen wij niet omheen. Op die voorwaarde worden gelden ter be schikking gesteld. Het uitgangspunt is, dat er een premie wordt gegeven wanneer een woning in een lage huurklasse beschikbaar komt doordat mensen naar een duurdere woning gaan. Deze mensen maken ruimte vrij voor anderen die de woning met de lage huur graag willen bezetten. En dat is dus hier niet het geval. De mensen die tijdelijk uit de woning gaan, trekken er ook weer in. Naar mijn mening is het naar de aard en de geest van de doorstromingsregeling niet mogelijk deze mensen een premie te geven. Dat had ik in eerste instantie ook al duidelijk gezegd. Maar nu zegt de heer Vellenga: Stel, dat buurman A na de verbouwing in het huis van buurman B trekt en andersom, dan komen beiden uit een huis met een huurprijs van f 60,in een met een huurprijs van f 122,50. Het is de vraag of, als men dat doet, de doorstromingsrege ling van toepassing is. Die regeling is ook vrij dui delijk gebonden aan inkomensnormen, aan huurverho gingspercentages e.d. In hoeverre er mogelijkheden zijn in het geval dat de heer Vellenga schetst, weet ik niet, maar het ligt in ieder geval dat durf ik wel te stellen niet in de bedoeling van de doorstromings regeling. Als wij willen proberen iets te doen voor de mensen, dan zou ik nog eerder denken aan een poging hen in aanmerking te doen komen voor een individueel huursubsidie. De mensen die de nieuwe huur niet kun nen betalen, zou je met een individueel huursubsidie mis schien kunnen helpen. Met dat punt zijn we ook steeds bezig. De Minister heeft uitgesproken, dat hij dat wel voor een bepaalde categorie woningen wil toestaan, maar dat geldt nog niet voor de woningen waar we nu over spreken. Wij zouden een aanvraag kunnen indienen om voor deze woningen de mogelijkheid van individuele huursubsidies te openen. Dat lijkt mij aan nemelijker en meer in het kader van de mogelijkheden op dit gebied, dan het aanpassen van een doorstro mingsregeling aan dit geval; dat past niet in het ge heel van de normen die de Minister op dit gebied hanteert. Ik wil wel toezeggen, dat ik de mogelijkheid van het toepassen van de doorstromingsregeling nog eens in het geheel van dit plan wil bekijken, maar staande deze vergadering zou ik zeggen, dat het er niet in zit. (De heer Vellenga: Het ging mij even om het effect van het hanteren van de doorstromingsregeling in die zin, dat je na deze hele operatie een bepaald pakket1 wonin gen met een bepaalde huur hebt kunnen brengen bij mensen met een bepaald inkomen. Misschien zou je op die manier aan een herverdeling kunnen toekomen, via een formele toepassing van die doorstromingsregeling. Dat was eigenlijk de wezenlijke bedoeling van mijn opmerking.) Ik wil wel toezeggen, dat wij voor dit complex nog eens zullen bekijken, of de doorstromings regeling hierop van toepassing verklaard kan worden, wat ik niet aanneem. Ik acht de mogelijkheid van een individueel huursubsidie reëler. (De heer Vellenga: Ja, dat begrijp ik.) We zullen attent blijven op beide mo gelijkheden en de mogelijkheden die er zijn, zullen we trachten te benutten. T.a.v. de verbetering van de woonomgeving kan ik de heer Vellenga zeggen, dat het niet de bedoeling is, dat dat tijden zal duren. Wij hebben vanaf het begin Openbare Werken bij onze plannen ingeschakeld; die hebben hun plannen ook al klaar. In de betreffende commissie hebben zowel mensen van de Provinciale Directie van het Ministerie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid zitting gehad, als mensen van Open bare Werken. Die zijn dus bij de voorbereiding be trokken geweest en hebben inspraak gehad. De ver betering van de woonomgeving zal öf in aansluiting aan öf tijdens die renovatie tot stand worden gebracht. Het zal dus echt niet lang duren. Het is ook niet de bedoeling, dat de verbetering van de woonomgeving van invloed zal zijn op de huur. Die verbetering zal moeten gebeuren d.m.v. een rijkssubsidie. Het gaat om meer straten dan waarop de renovatie betrekking heeft. De renovatie zal voor een deel door de bewoners moe ten worden betaald. In deze omgeving staan, dacht ik, geen particuliere woningen. Het gaat om gesloten blok ken gemeentewoningen. De heer Miedema heeft gevraagd of de beschikking van de Minister omtrent die woonomgeving binnenkort afkomt of dat we daar mogelijk nog lang op moeten wachten. Ik stel nogmaals, dat juist i.v.m. het feit, dat vanaf het begin het Ministerie van Volkshuisves ting bij de plannen betrokken is geweest d.m.v. de Provinciale Directie wij de indruk hebben, dat die beschikking toch wel spoedig af zal komen. De ver betering van de woonomgeving past heel goed in de gehele ontwikkeling. Wij moeten voor de uitvoering van onze plannen een beroep doen op rijksvoorschotten. In zoverre is de fi nanciering van het tekort dat voor rekening van de Gemeente komt, niet zo'n groot probleem. Maar het potje voor 1971 is leeg. De f 13.000,die voor rekening van de Gemeente komt, zal voor 1972 wel te vinden zijn. Het zou gek zijn als we dat niet zouden kunnen financieren, maar U weet zelf hoe moeilijk het er met de begroting van 1972 voor staat. Zekerheidshalve heb ik zopas gezegd, dat er op dit moment nog geen dek king aanwezig was. De heer Miedema heeft nog gevraagd welke projec ten er nog op stapel staan. Toen wij met de opzet van alle renovatieprojecten begonnen, is er een duidelijke informatie aan de Raad gegeven. Toen dit onderwerp in de vorige raadsvergadering weer ter sprake kwam, heeft ieder raadslid een exemplaar van het rode boekje gekregen waar alle renovatie- en amovatie-objecten in Leeuwarden in staan. Men weet wat er zal gebeuren. Wil men nu van alle projecten die op stapel staan we ten successievelijk komen alle projecten in de Raad aan de orde wat de toekomstige huren zullen wor den, dan moet ik zeggen, dat ik daar onmogelijk in formatie over kan verstrekken, want dat vraagt pro ject voor project eerst weer om benadering t.a.v. de kosten. De verbouw van de woningen van het project, dat nu aan de orde is, kost f 16.000,per woning; bij het project van Patrimonium was dat f 20.000, Straks komen we met een kleiner project, waarvan de kosten gedekt kunnen worden uit de eigen opbreng sten van de betreffende woningstichting. De Gemeente heeft die eigen opbrengsten niet. De financiering ligt van geval tot geval anders. Vandaar, dat het haast niet mogelijk is de financiële consequenties nu al te bepalen. Daarvoor moeten er eerst gedetailleerder plan nen zijn. Successievelijk komen alle plannen in de Raad en dan kan er over gesproken worden. Ik weet haast niet hoe het anders zou moeten. Wil men in het kader van het gehele beleid hierover spreken, dan heb ik daar niets op tegen. De Raad heeft altijd gezegd, dat we moesten opschieten met deze zaak; dat heeft onze war me instemming. Als er problemen zijn, zullen wij graag proberen die zo goed mogelijk op te lossen. Een totaal overzicht van de plannen heeft de Raad kortgeleden gekregen. Als de Raad meer wil weten, dan kan hij daar bij de begrotingsbehandeling op terug komen. Ik dacht toch, dat het hier om een zaak gaat, die ons aller instem ming heeft. Het College werkt met grote interesse mee aan de verwezenlijking. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 12 (bijlage no. 460). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 13 (bijlage no. 456). De Voorzitter: Ik breng ook meteen in discussie de nagekomen raadsbrief over hetzelfde onderwerp. De heer Janssen: Wat het thans aan de orde zijnde voorstel betreft, kan ik U zeggen, dat wij daarmee wel akkoord gaan. Ook de machtiging die het College van B. en W. vraagt tot het verlenen van een onderhandse opdracht aan een door hen aan te wijzen bedrijf, ont moet bij ons geen tegenstand. Er rest mij echter nog een enkele vraag. In de raads brief wordt gesproken over een bedrag van f 12.450, nodig voor het treffen van enige noodzakelijke voor zieningen aan de tuin en de erfscheiding. Denkt U bij het besteden van dit geld ook aan het voor publiek open stellen van deze tuin, zoals reeds in een eerder stadium door mijn fractievoorzitter werd bepleit? De heer Tïekstra (weth.)De mogelijkheid tot open stelling van de tuin voor publiek heeft nog steeds de aandacht. Alleen zal de heer Janssen zich wel moeten realiseren, dat dat betekenen zal, dat er in de Beijer- straat daarvoor nog een pand moet worden aangekocht. Die mogelijkheid schijnt niet bij voorbaat uitgesloten te zijn. Kan dat pand worden aangekocht, dan kan de tuin inderdaad worden open gelegd. Ik neem aan, dat bij gelegenheid van de aankoop over deze zaak opnieuw kan worden gesproken. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met inbegrip van de aanvulling welke is voorgesteld in de nagezonden raadsbrief (bijlage no. 456). Punt 14 (bijlage no. 453). De heer Rijpma: Onze fractie is het eens met Uw voorstel. Voor de goede orde nog een paar opmer kingen. Wij zouden het op prijs stellen, dat, als het mogelijk zou zijn, reeds voor de restauratie van dit pand een aanvang neemt een overeenkomst gesloten wordt met een toekomstige huurder. Degene met wie de overeen komst gesloten wordt, kan dan meepraten en meeden ken over de restauratie en de inrichting van het pand. Misschien is het voor hem geen bezwaar, dat de douche in de keuken komt en dat hij vanuit de slaapkamer via de woonkamer dit vertrek bereiken moet, misschien ook wel. Als dat laatste het geval is, kan het mogelijk nog anders. Hij kan dan meebeslissen of er drie slaapka mers moeten komen, of twee, of misschien zelfs wel één. In het eerste geval is de woonkamer niet meer dan 20 m2, in het tweede geval 30 m2. Zo zijn er mis schien meer dingen die in overleg met de toekomstige bewoner geregeld kunnen worden, uiteraard binnen de mogelijkheden van Monumentenzorg. Wij zouden het toe juichen wanneer met een gegadigde, die op deze manier inspraak heeft gehad, zo mogelijk een contract wordt af gesloten, waarvan het niet de bedoeling is, dat het na één of twee jaar weer wordt opgezegd, want dan zou het weinig zinvol zijn, dat restauratie en inrichting in overleg met hem geregeld worden. Om te voorkomen, dat de restauratie de Gemeente veel meer gaat kosten dan het geraamde eigen aandeel van f 40.000,moet met de gegadigde vooraf een duidelijke afspraak ge maakt worden over de eventuele meerdere kosten die het gevolg zijn van verlangens van betrokkene. Uiter aard moeten die meerdere kosten dan ook door be trokkene in een bepaalde vorm worden betaald. Wij menen, dat een goed samenspel bij de restauratie tus sen de toekomstige bewoner van dit pand, de architect en Monumentenzorg een stimulerend effect kan hebben. Wij hebben nog veel meer panden in de binnenstad die voor restauratie in aanmerking komen. Wanneer de burger ziet, dat er op deze wijze voor hem een pand klaar kan komen waarin het plezierig wonen is in overeenstemming met de verlangens die hij heeft, dan zou dit wel eens kunnen betekenen, dat de renovatie ook van panden in de binnenstad een sneller verloop beeft dan op het ogenblik het geval is. Mevr. Visscher-BouwerIk kan mij wel achter de woorden van de heer Rijpma plaatsen. Uit het voorstel concludeer ik, dat de Gemeente met een totaal nieuwe aanpak komt. Wij zien aan de huur prijs, dat de Gemeente ervan uitgaat, dat deze zaak rendabel moet zijn. Wij zullen dus moeten koersen in de richting, dat de restauratie van panden met een woonfunctie tot stand komt met financiële hulp van gegadigden. Het is daarom ook zeer verheugend, dat er een initiatief is om te komen tot de oprichtng van een Vereniging of Maatschappij tot Stadsherstel, die de restauratie van panden in de binnenstad, speciaal ge richt op de woonfunctie, ter hand zou willen nemen. Bij het herstel van de woonfunctie van de oude binnen stad zou dan speciaal gedacht kunnen worden aan het noordelijk gedeelte, m.n. ten noorden van de Bagijne- straat en de Eewal. Er is in de Gemeenteraad veel belangstelling voor dit initiatief en de verdere uitwer king hiervan. In januari 1972 komt de heer Hengeveld, directeur van de Amsterdamse Maatschappij tot Stads herstel, in het stadhuis een causerie houden over de restauratie van panden in de binnenstad, speciaal ge richt op het herstel van de woonfunctie van historische binnensteden. Gezien het feit, dat de Rijksdienst voor Monumentenzorg een rehabilitatie voorstaat van de omgeving van de Grote Kerk en hier liefst de woon functie ziet hersteld, gezien ook het feit, dat deze Dienst bezig is de aanwijzing vant een beschermd stads gezicht voor Leeuwarden voor te bereiden, geloven wij, dat het klimaat voor eerder genoemd initiatief gunstig is en wij zien dan ook deze hele zaak met meer op timisme tegemoet dan voorheen. De heer Wiersma is inmiddels ter vergadering ge komen. De heer Tiekstra (weth.)Allereerst wil ik graag mijn dank uitspreken aan het adres van mevr. Visscher en de heer Rijpma, die verklaard hebben graag met dit nieuwe beleid m.b.t. restauratie van monumenten akkoord te gaan. De hear Miedema flüsteret my yn, dat hy ek mei- giet. Hoe greater de optocht is, hoe greater ek de feest- freugde wêze kin. Ik geloof, dat dit nieuwe beleid ook de enige weg is om te bereiken, dat woonpanden die op de monumentenlijst voorkomen, niet alleen hun func tie herkrijgen, maar bovendien ook wat hun functie betreft weer goed mee kunnen doen. Ik kan de heer Rijpma verzekeren, dat wij, juist wat de hardheid aan gaat van de gegadigde, bijzonder nauwlettend op onze tellen zullen passen en dat aansluitend aan het beraad zoals dat in de Commissie voor Monumentenzorg is gevoerd, getracht zal worden vooraf tot zoveel zeker heid te komen, dat betrokkene in overleg met de restau rerende architect ook inderdaad van het object kan maken wat hij daar graag van gemaakt wil hebben. Uiteraard dient daarbij de beperking te worden aan gebracht, dat de wezenlijke elementen van het monu ment ongewijzigd moeten blijven, terwijl wat de kos ten betreft de beperking dient te worden aange bracht, dat de subsidies van Gemeente, Provincie en Rijk betrekking hebben op de restauratiekosten en niet op de elementen die niet onder het begrip restauratie zijn te „biflappen". Ik geloof inderdaad, dat deze nieu we werkwijze een stimulerend effect kan hebben. Dit heeft die ook al wel gehad, daar inmiddels is gebleken, dat van particuliere zijde voor meer te restaureren panden aandacht bestaat. Ik hoop stellig, dat deze eerste aanzet meer betekenis kan hebben voor de toe komst van juist het stadsdeel, dat mevr.' Visscher terecht even noemt. Terecht heeft zij ook de causerie van de heer Hengeveld aangekondigd. Ik ben met haar van mening, dat, als het initiatief dat inmiddels op stapel staat inderdaad gerealiseerd wordt, er mogelijk meer perspectieven voor het herstel van de woonfunc tie van dit deel van de stad zijn, dan in het verleden het geval is geweest. Het zou wel eens kunnen zijn, dat daarmee een zeer interessante ontwikkeling wordt ingeluid. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 3