8 9 ken zo moeten lopen. De heer Singelsma zegt wel, dat er niet zoveel verschil is tussen de diverse Ministers die aan het bewind zijn geweest, maar ik moet eerlijk zeggen, dat de vorige bewindslieden, en m.n. Staats secretaris Grosheide, ons enige hoop gaven. De heer Grosheide heeft ons zelfs de weg gewezen die wij moesten bewandelen om tot een h.e.a.o. te komen en we hebben dezelve bewandeld, om in de stijl van de Staatssecretaris te blijven. Minister De Brauw zegt on omwonden: „Ik denk er niet aan." En daarmee komen we dan op een heel vreemde manier weer in de oude sfeer, waar we nu net niet moeten zijn. Ik begrijp er niets van. Ik begrijp ook niet hoe een verantwoordelijk bewindsman op dit moment zoiets kan zeggen, terwijl je uit dezelfde hoek hoort: Wij moeten inderdaad aan dacht aan het I^oorden besteden. En onder die aan dacht voor het Noorden hoort ook de belangstelling voor het onderwijs, want dat is een integrerend deel van het opkrikken van het Noorden. Ik ben dan ook bijzonder blij, dat deze motie is in gediend en ik ben verheugd, dat deze zo met algemene instemming wordt begroet. Natuurlijk moeten we bij deze motie niet blijven staan. Ze moet naar Den Haag, maar daarmee moet het niet ophouden; dat geef ik de heer Rijpma toe. Ik kan U zeggen, dat de Burge meester en ik overmorgen een gesprek zullen hebben met Staatssecretaris Schelfhout over de kwesties rond om het hoger beroepsonderwijs. Mevr. Woudstra had gelijk toen ze zei, dat Minister Van Veen op 11 januari a.s. naar Leeuwarden komt. Ik ken op dit moment het programma niet, maar wij moeten inderdaad bekijken, of in dat programma van de Minister de nodige aan dacht wordt gevraagd voor het hoger beroepsonder wijs. Ik heb begrepen, dat het zeker zal lukken, want niet alleen wij, zoals we hier bijeen zijn, denken er zo over, maar ook de Statenleden hebben er zo over ge dacht. Ik heb begrepen U hebt dat in; de krant kun nen lezen dat ook in de kringen van het hoger be roepsonderwijs, door de studenten, aandacht zal wor den gevraagd voor de uitbouw van het hoger beroeps onderwijs. U begrijpt, dat ik de ontstemming en te leurstelling, die de heer Buising heeft uitgesproken, deel en ik weet zeker, dat ik namens het hele College spreek en dat is wel eens anders als ik zeg, dat het College met de motie helemaal geen moeite heeft. Dan moet ik nog al is dat hier niet aan de orde even iets zeggen op de woorden van de heer Singel sma. Hij en ik hebben voor de R.O.N.O. gediscussieerd over Ubbo Emmius. De heer Singelsma doet het voor komen, of het een zaak van de Gemeente zou zijn, dat op dit moment Ubbo Emmius zo slecht gehuisvest is. Ik mag er aan herinneren, dat in de laatste open bare vergadering van het algemeen bestuur van Ubbo Emmius de voorzitter duidelijk heeft gezegd: „De Ge meente treft op dit terrein geen enkele blaam." Naar mijn gevoel, terecht. (Stel dat morgen een middelbare school afbrandt in Leeuwarden en er stante pede ruimte moet worden gezocht, dan is dat natuur lijk moeilijk.) Ubbo Emmius heeft een zelfstandig schoolbestuur, maar wij zijn niet zo gek en zo dwaas om te zeggen, dat het ons niet aangaat. Maar op dat ogenblik konden wij niets anders bieden dan wat er nog bij de verdeling van de lokalen over was. Er is nog een duidelijk contact tussen Gemeentebestuur en Ubbo Emmius en er wordt een werkgroep gevormd (Gemeente plus Ubbo Emmius) om te bekijken wat op dit moment, wat in augustus 1972 en wat in de verre toekomst aan verbetering van de huisvesting kan wor den gedaan. De hear Singelsma: De Wethalder stelt it nou seis oan de oarder, of better sein, hy giet wiidweidieh op myn wurden yn(De hear Ten Brug (weth.): Ja, ik lit my dat net oanwriuwe.) Hjir is gjin sprake fan oanwriuwen. As it sa opfette is, dan wol ik myn wurden graech wcrom nimme. It is net sa, dat de Gemeente skuld hat, ek de Provinsje net. It is in kwestje tusken Ubbo Emmius en de eigener fan de eardere Borniaklinyk. Dêr leit it konflikt. Ik soe hast prate kinne fan kontraktbrek. Mar litte wy dêr mar net fierder oer prate. Hwat ik birikke woe it hoecht miskien net iens is, dat de autoriteiten alle meiwurking jaen sille om sa gau mooglik to kommen ta in passende oplossing foar Ubbo Emmius. Hwant sa't it nou giet, is de hüsfêsting hast ünweardich foar Fryslan. Ik wit ek wol, dat it Kolieezje der mei om- pakt, der is gjin sprake fan biskuldigingen. Ik hoopje, dat it probleem in „steeds blijvende aandacht" hat. De heer Ten Brug (weth.)Het heeft niet alleen de steeds blijvende aandacht, maar het is een zaak van voortdurende zorg. Vanmiddag is er in Groningen nog een bespreking over de situatie geweest tussen het Ge meentebestuur en het bestuur van Ubbo Emmius. De Voorzitter: Ik kan U de verzekering geven, dat Wethouder Ten Brug en ik overmorgen op niet mis te verstane wijze aan de Staatssecretaris kenbaar zullen maken hoe wij over dit probleem denken. Ook ik ben daarom bijzonder blij, dat op dit moment deze motie ik hoop, dat de Raad die zal aanvaarden; wij zeggen dat niet vaak van onze kant is ingediend. Ik kan U ook meedelen daar ben ik erg verheugd over dat de laatste weken ook verschillende andere instanties aan de Minister kenbaar hebben gemaakt hoe zij denken met name over de problematiek van een h.e.a.o. Er is van verschillende zijden, o.a. door de Regionale Raad voor de Arbeidsvoorziening, de Kamer van Koophan del en het Provinciaal Bestuur, bij de Haagse instan ties op dit probleem gewezen. Ik heb ook nog gehoord - ik weet het niet helemaal zeker, maar het is zeer waarschijnlijk dat Minister De Brauw hier binnen kort komt. Ik geef U de verzekering, dat wij Minister Van Veen op 11 januari en Minister De Brauw binnen afzienbare tijd, als zij voet aan wal zetten in Leeu warden, op niet mis te verstane wijze kenbaar zullen maken hoe wij over dit probleem denken. De motie van de heren Buising en Snel wordt z.h.st. aanvaard. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 18 t.e.m. 20 (bijlagen nos. 454, 436 en 452). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punten 21 en 22 (bijlagen nos. 462 en 463). De Voorzitter: Ik stel voor de punten 21 en 22 te behandelen direct na afloop van de eerste koffiepauze. De Raad stemt hiermee in. Punten 23 en 24 (bijlagen nos. 445 en 465). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 25 (bijlage no. 442). De heer Bouma: Laat ik beginnen met te zeggen, dat het mijn fractie verheugt, dat de Gemeente, even als het Rijk, een voorstel doet de Wijkkern financieel te steunen. Dat ik dit punt toch in een iets breder ver band even bespreken wil, vindt zijn oorzaak in het volgende. In Uw raadsbrief staat, dat sedert enige tijd de Wijkkern werkt aan verbetering van de leefbaarheid van het woongebied. Even verderop staat in diezelfde raadsbrief, dat het Centraal Orgaan voor Samenlevings hulp van mening is, dat, evenals eerder in de Transvaal- wijk, ook hier in principe service verleend moet worden en dat er iets aan woningverbetering zal moeten ge beuren. In de derde plaats staat er in de raadsbrief, dat het hier in concreto gaat om de voorbereiding, in samenwerking met de bewoners van de buurt, van een programma van eisen op ruimtelijk, woontechnisch en sociaal gebied. En over dat „in samenwerking met" zou ik nog iets willen zeggen. Hier wordt een vergelijking getrokken met de Trans- vaalwijk. Omtrent deze wijk had de Gemeente geen directe plannen. Vanuit de bevolking kwam een initia tief en daaruit is een proces op gang gekomen, hetgeen wij allen toejuichen. Het resultaat mag er ook zijn. Alleen heb je het nadeel, dat het resultaat nadien nog eens helemaal moet worden bekeken en dat kan niet anders door de betreffende ambtelijke afdeling. Bij het gebied Willem Sprengerstraat en omgeving is het precies andersom. Hier nemen de bewoners een initiatief op een moment zoals op de laatstgehouden hearing is gebleken dat de Gemeente al een com pleet plan klaar heeft. Er wordt hier dus een plan ter tafel gebracht, waarbij geen enkele inspraak bij de op zet heeft plaats gevonden. Hoe zou het dan wel moeten? Het meest ideale zou zijn, wanneer in overleg, zowel met de bewoners als met de ambtelijke instellingen, een sociologisch onder zoek zou plaats vinden, dat moet uitmaken wat er in deze buurt, in deze wijk, in deze woonkern zoal nodig is en welke verlangens en wensen er leven. Uit dat onderzoek kan nog veel meer komen, maar het moet in ieder geval plaats vinden. De Gemeente kan zo'n onderzoek natuurlijk ook aan iemand anders opdragen. In de Willem Sprengerwijk is een sociologisch onder zoek op gang gebracht. Er zijn zo'n 1500 enquêtefor mulieren uitgezet, waarvan inmiddels ruim 1100 zijn binnengekomen en deze opzet is gemaakt vanuit de ervaring die in de Transvaalwijk is opgedaan. Daarna komt er een planologisch onderzoek en dat zal zich op heel veel punten moeten beperken; het zal zich moe ten beperken tot het nagaan, of de uitgangspunten van het gemeentelijk plan, dat reeds bestaat, overeenko men, aansluiten bij de wensen en verlangens van de bewoners. Juist dit planologisch onderzoek zou, dunkt mij, een onderwerp kunnen zijn van overleg tussen Gemeente en bewoners uit de betreffende wijk. Het is erg jammer, dat op de hearing de bewoners niet alleen werden geconfronteerd met dit plan, maar dat er nadien en alweer buiten deze bewoners om een gewij zigd plan is gemaakt, dat al in de Commissie Ruim telijke Ordening is behandeld, maar waarvan tot nu toe de bewoners het bestaan niet kennen. Na de twee door mij genoemde onderzoekfasen, zou er nog een andragogisch onderzoek kunnen plaats heb ben, waarbij de bewoners van de wijk, heel globaal gezegd, gemotiveerd worden t.a.v. het plan, dat uiteindelijk uit de bus komt. Ik kom hier even met een herhaling, omdat ik meen, dat het toch wel goed is, dat we bij deze kredietver strekking krijgen te horen van de zijde van het Colle ge, of U het in principe met deze zienswijze eens bent en of U, in ieder geval m.b.t. volgende projecten, maar voor zover dat mogelijk is ook t.a.v. dit project, in deze richting, in deze geest zou willen samenwerken. Ik mag daar, gezien de raadsbrief, niet aan twijfelen, maar het is nu tweemaal niet helemaal geslaagd en vandaar dat ik er nog even op terug kom. Bovendien heb ik hier het advies over stadsvernieuwing, uitge bracht door het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Daarin staat met name in hoofd stuk II, blz. 2, een aantal uitspraken en daaruit wilde ik even enkele punten lichten. „De Raad onderkent in het begrip „inspraak" bij de beleidsvorming door de overheid de volgende ele menten a. er dient een georganiseerde gelegenheid te zijn voor de bevolking om meningen en gedachten te uiten t.a.v. de uitgangspunten en de beleidsvoornemens; b. de bevolking dient daarbij de mogelijkheid te heb ben in discussie te treden met de bestuurders en de technische adviseurs; c. de bevolking mag verwachten, dat hetgeen bij de inspraak naar voren komt, ook binnen redelijke gren zen van invloed zal kunnen zijn op de uiteindelijk door de betrokken openbare instantie te nemen beslis sing." Het rapport onderkent alle moeilijkheden en extra werkzaamheden die daaraan vastzitten, maar toch trekt het deze conclusie. Ik noem het nu wel een rap port, maar het is eigenlijk een advies over bestuurs- riehtlijnen. Ik zou graag van de zijde van het College willen horen, of men deze inzichten deelt en of men bij de kredietverstrekking die mijn fractie toejuicht; ik zeg het nogmaals ook daarmee rekening houdt. De heer Rijpma: Al geruime tijd in een groot aantal maanden uit te drukken is er gewerkt aan een bestemmingsplan voor het stadsdeel Oldegalileën. Er is een voorbereidingsbesluit, dat, naar ik meen, reeds een keer verlengd is. Om tot een ontwerp-bestemmings- plan te kunnen komen moeten vele zaken onderzocht worden. Er is dan ook een complete inventarisatie van het betrokken stadsdeel gemaakt; het huizenbezit, de staat waarin ieder huizenblok en ieder huis afzonderlijk verkeert, de winkels, de café's, de bedrijven. Men kent de leeftijdsopbouw in de wijk. Bovendien is er een visie van gemeentewege over de verkeerssituatie. Het ver keersplan Hoeksterend is door de Raad aanvaard. Er is een opdracht verstrekt aan een woningbouwcorpora tie om tot plannen te komen voor een gedeeltelijke her bebouwing van dit gebied. Op basis van de beschikbare gegevens heeft de Stedebouwkundige Dienst een ont werp gemaakt, een ontwerp, dat door de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening geamendeerd is. Dat amendement is, voor zover ik uit de verdere procedure begrepen heb, ook door het College overgenomen. In de publikaties over het ontwerp-bestemmingsplan, dat zojuist in onze brievenbus is gedeponeerd, staat helaas nog het oude ontwerp en dat vind ik erg jammer. Ook op de hearing was indertijd het oude plan aanwezig en niet het gewijzigde plan. Er werd ook geen idee gegeven van de visie van de Commissie voor de Ruim telijke Ordening. In de laatste vergadering van die commissie zijn meerdere schetsen door de Stedebouwkundige Dienst getoond. De commissie heeft voorkeur uitgesproken voor uitwerking in een bepaalde richting. Op deze keuze zijn mede van invloed geweest de gevoelens van de wijk, zoals die tot uiting zijn gekomen in ingezon den stukken, publikaties en op de hearing. ;Nu komt Uw voorstel en daarin staat, dat het in concreto gaat om de voorbereiding van een program ma van eisen op ruimtelijk, woontechnisch en sociaal gebied ik leg even de nadruk op „ruimtelijk" teneinde te komen tot een herwaardering van de be treffende buurt. Wat gaat er nu gebeuren? Gaat de Raad op dit moment een nieuwe opdracht geven voor het gebied Oldegalileën Een nieuwe stedebouwkun dige opdracht aan een studententeam van de Gronin ger Rijksuniversiteit? Voorlopig wanneer alles uit gevoerd wordt wordt dat onderzoek begroot op een bedrag van f 35.000,en dan gaat het mij niet om hetgeen er aan subsidies terug komt, maar om het totale kostenbedrag. Als ik naar dat bedrag kijk, dan lijkt het mij toe, dat er opnieuw blanco gestart wordt; dat alle werk, dat tot nu toe door de Stedebouwkun dige Dienst gedaan is, opnieuw gedaan wordt en dat alle uitgangspunten opnieuw geformuleerd worden. Als de Wijkkern „Willem Sprengerstraat e.o." meent, dat opnieuw blanco of vrijwel blanco gestart moet worden, dan betekent dat in dezen een motie van af keuring t.a.v. de tot dusverre gevolgde werkwijze. Dan betekent dat, dat plannen maken voor bestaande stads delen niet meer in eerste instantie moet gebeuren in overleg met een raadscommissie met daaropvolgende en daar doelde, dacht ik, de heer Bouma ook op hearings en gesprekken, maar dat van het begin af aan een andere werkwijze moet worden gevolgd, de werkwijze Transvaalwijk. In dat geval komt een ont werp-bestemmingsplan pas in behandeling bij de Ste debouwkundige Dienst, bij de raadscommissies, nadat de ideeën van de bewoners van het stadsdeel in een model zijn weergegeven. Als mijn gedachtengang juist is, heeft het aanvaarden van Uw voorstel grote con sequenties. Dan moeten we o.a. het bureau Vegter en Vijn aan de jas trekken voor de gebieden die dat bureau bewerkt, want de gang van zaken die nu heeft plaats gevonden dat men achteraf met een dergelijk voorstel komt zal dan in andere wijken allicht over genomen worden. Dat betekent, dat, als we nu hier opnieuw moeten beginnen, we straks in andere wijken, welke dan ook, ook opnieuw moeten starten. Ik heb op zichzelf niet zoveel gezwaar tegen het nu opnieuw starten, maar ik vind, dat het dan wel van het begin af aan in het beleid geïncorporeerd moet worden. Ik heb niet het gevoel, dat de werkwijze, zoals die nu bij het plan Oldegalileën is toegepast, de meest efficiënte is. Ik vraag mij, gezien het voorbereidende werk, dat er voor dit stadsdeel al gedaan is, af, of wij toch niet tot een wat andere procedure kunnen komen als in de raadsbrief wordt voorgesteld. Een procedure, niet om de wijk minder inspraak te geven, maar om de te verwachten vertraging, ook voor de bebouwing van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 5