13 is al begonnen, het kan op deze wijze worden voort gezet. Dat is geen probleem. Wat hij bedoelt met andere objecten, is mij op het ogenblik niet duidelijk, maar het is zonder meer klaar, dat op het gebied van de ruimtelijke ordening een stuk inspraak moet functioneren, waaruit die inspraak dan ook bestaat en wie de aan die inspraak deelnemende partners dan ook mogen zijn. Ik dacht, dat juist het karakter van de bijeenkomsten die gehouden zijn, open van aard waren en dat er ook zeer openlijk is gesproken. Aan de heer Rijpma kan ik toezeggen, dat ik uiteraard bereid ben het door hem gewenste overleg tijdig te organiseren, waarbij ik overigens opmerk, dat ook de leden van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening toegang hebben tot de reeds zoeven door mij gememo reerde bijeenkomsten. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 26 (bijlage no. 467). De heer Faber: In de vorige raadsvergadering, van 29 november, is de beslissing over het voorstel tot sub sidiëring van de Stichting Noord Nederlandse Kunst ijsbaan aangehouden in verband met het voorstel van B. en W. van de gemeente Heerenveen over de subsidie regeling van het Frysk Orkest. De inhoud van dat voorstel was toen nog niet helemaal duidelijk; het kwam pas op het laatste moment via de pers door. Het blijkt erop neer te komen, dat B. en W. van Heerenveen een voorstel doen zich niet vast te leggen voor een periode van meerdere jaren, maar dat ze wel een overeenkom stig subsidie per jaar willen verlenen. Daarover gaat het ook, dacht ik, vanavond in de gemeenteraadsverga dering in Heerenveen. Nu behoeft men beide gemeen schappelijke regelingen niet aan elkaar te koppelen, maar in de subsidieregeling voor de Kunstijsbaan zit n.l. al een clausule (art. 5), waarin wordt gesteld, dat aan deze regeling tot wederopzegging wordt deelge nomen. Bovendien is er een maximum grens gesteld, wat betreft het te verdelen nadelige saldo. Wij zijn dan ook van mening, dat de gemeente Leeuwarden mee moet doen op basis van de gemeenschappelijke regeling, wat dan eventueel kan neerkomen op een maximum van 18 ct. per inwoner van Leeuwarden. Ik ben n.l. van mening, dat juist nu, waar door het wegvallen van de financiële steun uit Groningen en Drente, de omstandigheden in ongunstige zin zijn ver anderd, deze hulp eigenlijk nog meer nodig is. Het blijft een verwerpelijke zaak, zo lijkt ons, dat Gronin gen en Drente zich teruggetrokken hebben, omdat zij in eerste instantie wel in subsidiëring hadden toege stemd. Voor Friesland echter houdt de Kunstijsbaan toch wel een bijzonder belangrijke functie. Ik heb toe vallig vandaag nog contact gehad met een van de mensen in Heerenveen en hoorde, dat er vandaag vijf bussen met 300 kinderen van Terschelling naar de baan reden; deze kinderen hebben daar de hele dag geschaatst. Uit Leeuwarden en daar gaat het van avond speciaal om gaan er nogal wat mensen naar Heerenveen om daar actief de schaatssport te beoefe nen. U kunt denken aan de „IJsleeuwen", die daar met een paar honderd man regelmatig trainen en wekelijks trainen er ook een 70-tal Leeuwarder kin deren van 11 t.e.m. 14 jaar. Er werden alleen al 154 seizoenkaarten aan Leeuwarders verkocht en van de 400 verkochte gezinskaarten zijn er 50 naar Leeuwar den gegaan, wat toch een achtste deel is. Er trainen ook allerlei ploegen, één o.a. onder leiding van Annie van der Steeg-van der Meer, er gaan trimploegen heen, ook rijden er kinderen uit Leeuwarden in de kerst vakantie. Al met al neemt de actieve sportbeoefening door Leeuwarders in Heerenveen een nogal belangrijke plaats in. Ook echter de passieve kant van de zaak is voor Leeuwarden belangrijk. Ik heb dat eens na gegaan en het bleek mij, dat bij de ijshockey-wedstrij- den per keer ongeveer 500 Leeuwarders tegenwoordig zijn op een totaal van 3000 bezoekers. Dat liegt er ook niet om. Bij grote wedstrijden is het aantal Leeuwar ders veel groter. Ik weet me toevallig te herinneren, dat bij de Europese kampioenschappen de 2000 kaar ten, die uit het buitenland terugkwamen, in Leeuwar den zijn verkocht. We zijn blij, dat een groot deel van de gemeenten meedoet aan de gemeenschappelijke re geling. Zoals bekend, geeft een klein gedeelte in andere vorm financiële hulp en we zijn mèt B. en W. van mening, dat de bijdragen van die gemeenten in min dering moeten worden gebracht op het subsidie, zoals aangegeven in art. 3, 3e lid. Wij volgen het voorstel van B. en W., maar we zou den wel graag willen weten, wie van het College niet meegaat met het voorstel en waarom niet. Mevr. Woudstra-Peene: Er zijn van mij nog twee vragen van de vorige keer overgebleven, toen we het voorstel verdaagd hebben. De eerste was: Als we beslissen mee te doen aan deze provinciale regeling, voor hoe lang geldt die beslissing dan? Ik heb ook gelezen „tot wederopzegging" en dat lijkt heel kort, vind ik. De tweede luidde: Is er enig zicht op een ijshal in Leeuwarden, waarover de Raad voor Sportaangelegenheden in zijn advies sprak? (De Voorzitter: Dat punt is eigenlijk niet aan de orde.) Nee, dat zal wel niet. Onze fractie is geneigd te zeggen: Laten we alsje blieft meedoen aan deze provinciale regeling; we moe ten zeker geen dure ijs-accommodatie in Leeuwarden bouwen. De Heerenveense ijsbaan is belangrijk voor Leeuwarden. De heer Eijgelaar: De Raad voor Sportaangelegen heden, waarin, zoals U weet, vrijwel alle takken van sport uit onze stad vertegenwoordigd zijn, met name ook de schaatssport, heeft bij brief van 26 mei j.l. ge adviseerd niet aan de gemeenschappelijke regeling voor de Kunstijsbaan Heerenveen deel te nemen, maar het door de Gemeente toegestane subsidie van 5 ct. per inwoner te verhogen met een toeslag voor de sinds 1968 opgetreden prijsverschillen tot ten hoogste 10 ct. per inwoner. Bij de vaststelling van dit advies zijn fac toren afgewogen, zoals het belang van de Kunstijsbaan in Heerenveen voor de inwoners van Leeuwarden, zo wel wat betreft de wedstrijdsport als wat betreft het recreatieve element. De Raad voor Sportaangelegenhe den meent, dat Leeuwarden zich moeilijk ten aanzien van het subsidie voor deze Kunstijsbaan afzijdig kan houden, maar dat het aanbeveling verdient het subsidie elk jaar opnieuw te bezien, mede i.v.m. de mogelijk dalende belangstelling, indien de plannen voor een ijs hal in Leeuwarden gerealiseerd zullen worden. Drie weken geleden heb ik reeds gezegd, dat bij het vast stellen van dit advies door de Raad voor Sportaange legenheden rekening is gehouden met het feit, dat voor het financiële tekort van geregelde of eenmalige bovengemeentelijke sportactiviteiten en -voorzieningen in Leeuwarden, blijkbaar geen gemeenschappelijke re geling te realiseren is. Het bestuur van de afd. Fries land van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten schreef in het afgelopen voorjaar, dat, als alle Friese gemeenten aan deze gemeenschappelijke regeling zou den deelnemen, dan waarschijnlijk de helft van het te besteden subsidie nog niet gebruikt zou behoeven te worden. Uit de stukken blijkt echter, dat zeker een derde deel van het inwonertal van Friesland niet aan deze gemeenschappelijke regeling meedoet. Een zeven tal gemeenten met ruim 120.000 inwoners doen in het geheel niet mee en tien gemeenten met bijna 50.000 inwoners doen niet mee aan de regeling, maar willen wel een vast bedrag per jaar subsidiëren, variërend van 2i/2 tot 10 ct. per inwoner. Nu ongeveer een derde gedeelte van de bevolking van Friesland dus niet mee doet, behoeven we ons, wat de hoogte van het subsidie betreft, geen illusies te maken, want dat zal, wat Leeu warden betreft, vrij dicht bij het maximum komen dat door B. en W. is gesteld. Misschien zijn het Col lege inmiddels de exacte cijfers wel bekend en, als dat zo is, zou ik ze graag willen vernemen. Bij een vorige gelegenheid heeft, meen ik, de heer Vellenga, m.i. zeer terecht, gezegd ik geloof, dat het was bij de behandeling van het subsidie voor het Frysk Orkest dat dit eigenlijk bij de begroting be handeld zou moeten worden. M.i. behoort deze post van f 15 a f 16.000,— daar ook bij. Gelet op de financiële situatie van onze Gemeente zijn enkele leden van mijn fractie tegen deze subsi diëring. De meerderheid is het eens met het advies, zoals dat is gegeven door de Raad voor Sportaange legenheden. Mèt deze raad zijn wij n.l. van mening, dat het subsidie elk jaar opnieuw zal moeten worden bezien, totdat ook voor onze Gemeente de bovenge meentelijke sportactiviteiten en -voorzieningen in een gemeenschappelijke regeling ondergebracht zouden zijn. Gezien echter het feit, dat de voorgestelde regeling per jaar opzegbaar is, maar vooral ook gelet op de consequenties die een eventuele afwijzing van dit sub sidie door onze Gemeente zou künnen hebben, is de meerderheid van mijn fractie voor het voorstel van B. en W., waarbij ik graag de toezegging van het Col lege zou willen hebben, dat alle mogelijke moeite zal worden gedaan om ook verschillende activiteiten, zo als die door het sportleven in onze Gemeente worden ontwikkeld, voor gemeenschappelijke regelingen in aan merking te doen komen. Als B. en W. dat willen be trachten, gaan we graag akkoord. De heer Visser: Er zit één element in dit voorstel, dat nog niet ter sprake is gekomen en dat ik toch wel even wil noemen. Het is ons allen bekend, dat èn de provincie Friesland èn de gemeente Heerenveen elk een renteloze lening hebben verstrekt aan deze stich ting. Nu zijn de gefixeerde rentelasten van deze lenin gen ingebouwd in het uiteindelijke nadelige saldo, zoals dat genoemd wordt in art. 2 van de ontwerp-regeling. Het gevolg daarvan is, dat per saldo 20 pet. van het verschil tussen de gefixeerde rentelast en de vermake lijkheidsbelasting, welk percentage ten laste komt van de gemeente Heerenveen, de overige gemeenten eigen lijk in de maag gedrukt wordt. Nu is dat per inwoner maar een luttel bedrag, maar waarom hebben de Pro vincie en de gemeente Heerenveen deze rentelast niet voor eigen rekening genomen? Ik kan me niet inden ken, dat het voor hen een onoverkomelijk bezwaar zou zijn geweest. Ik ga n.l. van deze stelling uit: Als iemand een renteloze lening verstrekt, dan moet men ook de volle consequentie daarvan aanvaarden. Op grond daarvan kost het mij moeite met dit voorstel mee te gaan. De Voorzitter: Naar aanleiding van de opmerking van de heer Faber kan ik mededelen, dat het lid van het College, dat niet met het voorstel van B. en W. kon instemmen, Weth. De Jong is en deze zal, nadat Weth. Weide het voorstel heeft verdedigd en de vragen beant woord, op het verzoek van de heer Faber om het waar om te horen, ingaan. De heer Weide (weth.)Ik dacht, dat wij een vinger hebben opgestoken, mede naar aanleiding van wat de heer Vellenga in de vorige raadsvergadering heeft ge zegd ten opzichte van Heerenveen, om duidelijk te ma ken, dat het maar niet altijd zo gemakkelijk gaat van onze zijde. Dat is dan ook de reden geweest, dat wij het raadsvoorstel van het College van B. en W. van Heerenveen bij de stukken ter inzage hebben gelegd. (De heer Vellenga: Ik dacht, dat dat niet helemaal de strekking van mijn betoog was. Hoogstens was ik wat geschrokken door de krante-uitlating en ik wilde graag, dat het College zich daar eens over informeerde, maar ik heb er nadrukkelijk bij gezegd, dat het niet op onze weg lag ons met zaken van andere raden en colleges in te laten. Als de Wethouder zijn bewering een beetje wil afzwakken, zou ik dat liever hebben.) Het is maar net, hoe men het interpreteert. Ik dacht, dat het naar huiten uit wel als een „terechte" vingerwijzing naar voren is gekomen, maar goed De heer Faber heeft de wederopzegging ter sprake gebracht en mevr. Woudstra heeft daar ook naar ge- informeerd. De gemeenschappelijke regeling loopt dui delijk van jaar tot jaar; wij kunnen dus van jaar tot jaar de vinger aan de pols houden. U ziet in de rege ling, dat er ook een maximum is gesteld van f430.000,U overigens bekend uit de berekening, die ter inzage was gelegd. De heer Faber is nog in gegaan op de positie van de Kunstijsbaan Heerenveen in Friesland, eerst de enige in het noorden. Ik ben met de heer Faber van mening, dat na de aanvankelijke glorieuze en positieve opzet van het geheel, de bete kenis van deze baan tot onze spijt toch in de laatste paar jaar naar beneden gehaald is vanwege het feit, dat ook Groningen en Assen tot realisering van een kunstijsbaan annex hal zijn overgegaan. Dat zal on getwijfeld een bijzonder nadelige invloed op de exploi tatie van de Kunstijsbaan Heerenveen hebben. Daarom is het ook heel goed de jaarlijkse rekeningen zeer nauwlettend te volgen. De heer Faber is het eens met wat staat in art. 3 van de gemeenschappelijke rege ling, waarin staat, dat de bijdragen van de gemeenten, die niet mee zouden doen aan deze regeling, in min dering moeten worden gebracht op het subsidie, dat de andere gemeenten geven. Het College van Leeu warden deelt dus die mening. Mevr. Woudstra vraagt naar een ijshal in Leeuwar den. Bij de vorige begrotingsbehandeling is al even ter sprake geweest, dat een plan bij de Gemeente is in gediend voor de bouw van een ijshal in Leeuwarden. We hebben de exploitatie-opzet nauwlettend bekeken aan de hand van de gegevens van vergelijkbare ge meenten in Nederland, waar soortgelijke hallen zijn, en daar kwam een cijfer uit, dat ons aanleiding gaf meermalen met de Koninklijke Vereniging „De Leeu warder IJsclub" rond de tafel te gaan zitten om over de opzet van de ijshal te praten. De besprekingen zijn op dit moment nog in een stadium, dat we daarover geen nadere mededeling kunnen doen, maar ik ben t.a.v. een snelle realisering van een ijshal niet optimis tisch gestemd. De heer Eijgelaar brengt het advies van de Raad voor Sportaangelegenheden naar voren. Deze raad heeft vrij uitvoerig over de onderhavige zaak gespro ken, heeft alle voors en tegens tegen elkaar afgewogen. Hij heeft het ook zeer goed gedaan, maar hij heeft dat is zijn goed recht en ook zijn taak en zijn plicht als lid van die raad zuiver uit sportieve overwegingen de functie van de Kunstijsbaan in Heerenveen beke ken. In dat opzicht zijn wij het dan ook volledig met deze raad eens, maar het College is, wat de gemeen schappelijke regeling betreft, iets verder gegaan, om reden, dat wij deze regeling moeten bekijken in het totaal van alle andere gemeenschappelijke regelingen en in het kader van de functie, die Leeuwarden als hoofdstad van de provincie heeft, ook t.o.v. voorzie ningen die niet in de hoofdstad zijn gevestigd. Daarom hebben wij bij het maximum van de door de Raad voor Sportaangelegenheden geadviseerde 10 ct. nog 8 ct. extra gedaan, tot een maximum dus van 18 ct. De heer Eijgelaar moet ik zeggen, dat de meest re cente cijfers nog niet bij het College bekend zijn. Ik vind het jammer, dat enkele leden van zijn fractie te gen dit voorstel zijn, maar goed, ieder heeft zijn eigen rechten en plichten t.o.v. dit soort subsidiëringen. De heer Visser heeft gesproken over de gefixeerde rentelast, die in deze opzet is meegenomen. Er zijn nog onderhandelingen gaande tussen de Stichting, de gemeente Heerenveen en G.S. over de renteloze lenin gen, want daarover schijnt intern nogal wat menings verschil te heersen. Men is er op dit moment nog niet uit en dat is een van de redenen geweest waarom de betreffende passage in het voorstel staat. Ik ben het volledig met de heer Visser eens, dat het in wezen niet juist is, al gaat het maar om een bijzonder klein be drag. Ik meen, dat ik de raadsleden hiermee voldoende heb beantwoord. De heer De Jong (weth.): Ik ben inderdaad het lid van het College, dat gemeend heeft zijn stem niet aan dit voorstel te moeten geven, waarbij ik deze zaak zie in het kader van mijn visie op de begrotingspositie 1972. U weet, dat ik getracht heb tot een alternatieve be groting te komen, die „sluitend" mag heten met kunst- en vliegwerk dan en daarbij heb ik alle mo gelijkheden moeten benutten om die uitgaven, waartoe wij niet verplicht zijn, na te laten. En ik vind dit een uitgave, waartoe wij niet verplicht zijn. Wij zijn nog vrij op dit moment. Toen een jaar of vijf, zes geleden dit punt aan de orde was, was ik ook tegen het toen malige voorstel. Het is een tijdelijke subsidiëring ge weest, die, zoals het nu lijkt, een gemeenschappelijke regeling gaat worden, en ik heb het idee, dat alleen al uit de opzet die destijds gepresenteerd werd als een soort samenwerking tussen de gemeente Heerenveen en de Provincie, duidelijk is gebleken, dat dit ook een vorm van samenwerking tussen die instanties was. Daar zijn de andere gemeenten ook niet in gekend. Ik her inner mij met welk een groot enthousiasme dit voorstel destijds aan verschillende kanten in de Provinciale Sta-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1971 | | pagina 7