19 oriënteren ten aanzien van alle aspecten die verband houden met het aankoopbeleid. Ik weet echt niet hoe andere fracties er over denken, maar mijn fractie is niet bereid aan het eind van deze discussie te gaan zeggen: En nu is de nota goedgekeurd en aanvaard en U gaat maar door. Ik geloof, dat dat helemaal fout zou zijn in het totale beleid, dat deze Raad gaat voeren. Ik ga zelfs nog een stap verder en ik zou dit tegen U willen zeggen: Wij kunnen natuurlijk stuk voor stuk op allerlei onderdelen van deze nota bepaalde moties gaan indienen, waarbij wij onze inzichten ten aanzien van onderdelen gaan vastleggen. Ik meen, dat het niet een vruchtbare zaak is dat op dit moment te gaan doen. Moties hebben vaak de neiging om ietwat zwart-wit te zijn en een duidelijke uitspraak pro of een duidelijke uitspraak contra te vragen. En dit is een zo genuan ceerde zaak, dat je niet met zwart-wit uitspraken kunt gaan werken. Ik zou het College het volgende willen voorstellen en mogelijk dat andere raadsleden, andere fracties zich daarbij willen aansluiten. Ik stel voor, dat U over weegt bij de stukken die wij straks van U krijgen naar aanleiding van de vragen die in de verschillende af delingen behandeld zullen worden in verband met de begrotingsbehandeling, een tweede stuk over deze zaak te schrijven, waarin u: de duidelijke motivering vermeldt die de heer Tiekstra nu deels mondeling heeft gegeven, maar die ik nog wel eens zwart op wit op een rijtje voor me wil zien; de correcties vastlegt die nu al op deze nota zijn aangebracht in de mondelinge beantwoording van vra gen vanuit de Raad; -een inzicht geeft hoe het College zich voorstelt, dat de informatie in bepaalde gebieden, in bepaalde wijken zou kunnen plaats vinden; een poging doet om alle financiële consequenties die met dit aankoopbeleid verband houden en die ik hier en daar in de begroting, algemene dienst, Grond bedrijf, Woningbedrijf enz. terug kan vinden, gegroe peerd in één stuk samen te brengen; ook nog eens overweegt, of het zin kan hebben om met het systeem waarvan die twee brieven aan mensen in de binnenstad een gevolg waren, verder te gaan of dat het zin kan hebben voorlopig te zeggen: Wij sturen een derde brief aan de mensen en zeggen daarin: Voorlopig gebeurt er niets; de Raad wil daar echt nog wel eens over gaan praten; nog eens duidelijk ingaat op wat o.m. de heren Faber en Van Haaren naar voren hebben gebracht, n.l. de mogelijkheid om meer aangekochte huizen beschik baar te stellen voor bewoning. Dat kan in zijn alge meenheid gelden, dat kan ook stellig gelden ten aan zien van de categorieën die zij beiden hebben genoemd. Ik dacht, dat wij op die manier straks een streep kunnen zetten onder deze discussie, met de uitnodi ging aan Uw College om een aantal punten die ik zo onder elkaar heb gezet, nog eens in een bepaald stuk te verwerken en dat bij de begroting, hetzij in de af delingen, hetzij in de plenaire zitting aan de orde te stellen, mede gezien het feit, dat daar de financiële gegevens een rol bij kunnen spelen, die ook in het to taal van de begrotingsbehandeling van een bepaald gewicht zouden kunnen zijn. De heer Rijpma: Nog een aantal korte opmerkingen. Ik heb, toen Weth. Tiekstra aan het woord was, al een interruptie geplaatst over de overgang van een passief naar een actief aankoopbeleid in de Landbuurt. Ik zou dat dat ben ik met U eens graag doen op het moment, dat er een bestemmingsplannetje is. Ik hoop alleen, dat men niet zo lang op deze omgeving studeert. Het moet mogelijk zijn binnen enkele weken daarvan een schets te maken. Het gaat om een zeer beperkt gebied en de bestemmingen die aan dit gebied gegeven kunnen worden, zijn zo gering in aantal en de ver houdingen met de buurt er omheen zijn zo weinig ge compliceerd, dat het in zo'n geval toch mogelijk moet zijn een zeer globaal en in die richting gaan we, wat het beleid betreft, wat verder dan we in het ver leden hebben gedacht bestemmingsregelingetjes te ontwerpen, zodanig, dat we, ook wat het aankopen betreft, uit de voeten kunnen. Die overgang van passief naar actief aankoopbeleid betekent dan ook, dat we een subsidie kunnen aanvragen bij het Ministerie van Volks huisvesting en er zijn waarschijnlijk nog wel een paar andere dingen aan verbonden. De systematiek heeft tot dusver in het beleid wat ontbroken. Door ervaring wijs geworden, proberen we de dingen wat op een rijtje te krijgen. Ik heb gesteld, dat dat het beste zou kunnen gebeuren in overleg met de Raad en zijn organen en dan bedoel ik m.n. zijn or ganen, wanneer het gesprek nog in een voorbereidend stadium is, wanneer er afgetast moet worden, of er aanleiding toe is ergens iets te wijzigen. Als dat te vroeg in het openbaar wordt besproken ik heb niets tegen openheid en openbaarheid dan krijg je in de eerste plaats de psychologische effecten ten opzichte van de mensen die in die buurten aanwezig zijn en in de tweede plaats speel je mensen in de kaart die wij eigenlijk het genoegen van het voordeel van zo'n weten schap niet gunnen. Over Bouw- en Woningtoezicht zijn al een aantal op merkingen gemaakt. Ik ben ook van mening, dat tenzij die dienst over een röntgenapparaat beschikt de mensen van die dienst wel iets verder moeten komen dan de voordeur. Ik heb in eerste instantie Mariahof al min of meer als voorbeeld genoemd. Ik ken het interieur niet. Maar zodra er een gebouw in dat besloten wijkje gesloopt wordt, betekent dat, dat het voor jeugdigen aanleiding kan zijn de huizen die blijven staan, op het moment dat ze leeg komen, te beschouwen als een speelterrein, zo als ze er ook al één in een nabij gelegen straat hebben ontdekt. En dat heeft dan wel enige gevolgen. Het betekent, dat we zeer op ons qui vive moeten zijn als er één van de andere huisjes ook maar één of twee dagen leeg staat. Want dat ene gebouw is gesloopt, dus zal dat andere ook wel voor de sloop bestemd zijn! Dan is opnieuw een onttakelingsproces opgetreden op een moment, dat wij het eigenlijk nog niet willen. Dat grote gevaar zie ik. Als er een mogelijkheid is door voorlopige voorzieningen zo'n gebouw voor een be paald doel tijdelijk te behouden, dan verdient dat de voorkeur. Daarbij moeten we dan niet denken aan be woning in die zin, dat we daar gezinnen onderbrengen. Ik heb wel eens gedacht aan de mogelijkheid in dit geval praat ik even over studenten en werkende jon geren er een aantal closets en een keuken in aan te brengen en niet per woninkje verbeteringen uit te voe ren. Daarmee zou je misschien de buurt een dienst be wijzen. Er is de opmerking gemaakt, dat er toch nog maar betrekkelijk weinig studenten zijn die om huisvesting komen vragen. U moet zich dan wel realiseren, dat we aan het begin van een nieuw beleid staan. Men stond tot dusverre niet te trappelen deze jongeren eigen woon ruimte toe te wijzen. Uit eigen ervaring weet ik, dat twee jaar geleden geen enkele jongeman zelfstandige huisvesting had. De jongens die huisvesting nodig had den, waren allemaal ondergebracht bij kostjuffrouwen en bij gezinnen die wel wat bijverdiensten konden ge bruiken. Maar op het ogenblik woont de helft van de studenten van mijn school in Leeuwarden en daarvan heeft meer dan tweederde ik moet zeggen, met be hulp van het Gemeentelijk Woningbureau zelfstan dige huisvesting gevonden. Dit proces zet zich door. En als ik aan een vestiging als Ubbo Emmius denk, dan mag U blij zijn, dat U dit jaar aan het probleem ontsnapt bent. We hebben op dit instituut 120 studen ten; we hadden er 200 kunnen hebben. Volgend jaar komen we, als het goed gaat, over de 300 heen en als alles naar wens verloopt, zitten we over een paar jaar op 1000. En dan kijk ik nog eens naar dat Mariahof. Aan de buitenkant zien de huizen er veel beter uit dan de huizen in een saneringswijk als de Landbuurt. Het is een gesloten geheel en ik zou mij best kunnen voor stellen, dat het Mariahof nog een aantal jaren de brug over de Ee is er nog niet behouden kan wor den. Het is het bekijken waard, of het mogelijk is voor deze categorie mensen zelfstandige jongelui een project op te zetten met investeringen die in tien jaar afschrijfbaar zijn. Ik zeg niet, dat dat per se op de door mij genoemde plaats moet gebeuren. Maar naar mijn mening, voor zover ik het van buitenaf kan be kijken, zou het er zich zo op het eerste gezicht mis schien wel voor lenen. Zeg niet te gauw: Er zijn dit jaar niet veel studenten geweest om huisvesting te vra gen. Die studenten komen onherroepelijk op U af. Ik geloof, dat een van de problemen op het ogenblik is de goede organisatievorm te vinden, waarin we deze zaak kunnen onderbrengen. (De heer Ten Brug (weth.) Daar wordt hard aan gewerkt.) Daar wordt inderdaad aan gewerkt. In Groningen heeft men in verband met de universiteit al een jarenlange ervaring, maar hier moet de zaak nog van de grond komen. Maar als het van de grond is, dan overvalt het ons nog eerder, dan dat we zullen zeggen: Waarom zijn we hier eigenlijk aan begonnen Voorbereidingsplannen hebben twee kanten. Aan de ene kant is het misschien mogelijk er speculaties mee in de hand te houden, aan de andere kant worden aan de burgers toch een aantal beperkingen opgelegd die remmend kunnen werken. Voorbereidingsbesluiten kun nen naar mijn gevoel in geen enkel opzicht gebruikt worden als een vervanging voor bestemmingsplannen, want daardoor zouden die bestemmingsplannen een paar jaar in de ijskast kunnen worden gezet. Het moet op het ogenblik, omdat we niet geëquipeerd zijn ze sneller klaar te krijgen, maar voorbereidingsplannen mogen daar naar mijn gevoel niet voor worden gebruikt. Dan nog even iets over de binnenstad. Als wij met die Stichting Stadsherstel hoe die er ook mag uit zien en wanneer die ook haar werk zou beginnen iets willen doen, dan zullen we voor bepaalde gebiedjes toch iets moeten doen op het terrein van bestemmings regelingen. Ik heb het idee, dat we al een paar jaar lang, wat de binnenstad en bestemmingsplannen hier voor betreft, te detaillistisch te werk gaan. Het is geen verwijt, maar ik geloof, dat de ontwikkeling vraagt, dat we van dit detaillisme af moeten en dat we iets globaler moeten gaan werken. Voor de gebiedjes waar van we weten, dat er geen opzienbarende veranderingen zullen plaats vinden, moeten we zo snel mogelijk aan geven in welke richting de reconstructie zal moeten gebeuren. Mevr. Woudstra-Peene: Ik krijg beslist het gevoel, dat Weth. De Jong probeert mij met een zwarte piet te laten zitten. Voor mij staat het nog steeds als een paal boven water, dat, als er op het Stadhuis een be slissing wordt genomen en een woning op zo'n zwarte lijst wordt gezet al dan niet met een blauw kaft er omheen de mensen die in dat huis wonen, er ge woon recht op hebben te weten wat er over hun huis beschikt en beslist wordt. Alleen zult U dan meteen zo'n brief moeten versturen, dat de mensen die het aangaat, direct weten, dat er nog wel een mogelijkheid van beroep is en dat ze er nog eens over kunnen ko men praten op het Stadhuis; dat alles nog niet zo on overkomelijk is. En allicht moet er dan ook iemand die woning komen bekijken. Nü hebben we het gekke geval, dat mijnheer A. op no. 3 wel zo'n brief gekregen heeft en zich rot geschrokken is en mevrouw B. op no. 5 niet zo'n brief heeft ontvangen, terwijl het eerste huis veel beter is dan het tweede. Die mijnheer A. heeft inmiddels een closet laten aanbrengen en me vrouw B. heeft dat niet gedaan. Dan is niet de infor matie aan de bewoners verkeerd, maar dan zijn de criteria, aan de hand waarvan de woningen op de zwarte lijst zijn geplaatst, fout. Het informeren van de mensen over hetgeen er ten aanzien van hun woning beslist wordt het huis waarin ze wonen; één van de belangrijkste dingen in hun leven kan nooit en te nimmer verkeerd zijn. Mevr. Dijkstra-BethlehemIk heb alleen een korte vraag, ook naar aanleiding van de bewuste brief. Tot voor kort woonden wij in een straat met 14 woningen. Drie bewoners, waaronder ook wij, ontvingen een der gelijke brief. Nu is mijn vraag: Waarom kregen drie bewoners en niet alle veertien een brief? De woningen zijn allemaal gelijk. Misschien is de ene woning iets beter onderhouden dan de andere, maar veel scheelt het niet. De woningen van de mensen die de brief ont vingen, zagen er eigenlijk nog beter uit dan de andere woningen. De heer Van Haaren: Ik heb U in eerste instantie voorgesteld deze nota maar terug te nemen en verder uit te laten werken. De heer Vellenga heeft gezegd, dat hij die graag alleen wil zien als een discussiestuk. Hij wil een tweede nota laten maken en die bespreken bij de begrotingsbehandeling; dus ook een nadere uit werking. Dat gaat helemaal in de richting van mijn voorstel. Ik wil hetgeen hij gevraagd heeft, bijzonder graag ondersteunen. Ik ben er toch een beetje bang voor, dat, als wij deze nota nu zouden aannemen, wij een stuk beleid gaan sanctioneren, waarvan U wel be grepen heeft, dat ik het er helemaal niet mee eens ben. (De heer Vellenga: Als U zegt, dat U die nota niet wilt aannemen, bent U natuurlijk al een heel eind. Ik heb gezegd, dat mijn fractie deze nota niet aanneemt. Wij vinden, dat het een discussiestuk is. Onder deze dis cussie zetten we straks een streep en er komt een ver volg. Dat zou U ook kunnen zeggen.) Dat wil ik graag onderschrijven. Ik wil dat ook graag zo hebben, maar ik weet niet, of daar een meerderheid voor te vinden is. (De Voorzitter: Maar dat is heel wat anders dan de nota terugnemen, pas op. Terugnemen betekent, dat er niets van over blijft. Daar mag geen misverstand over zijn.) Ik dank U zeer voor deze nadere uiteenzetting. Er is inderdaad een verschil. Maar ik dacht, dat het effect voor mij hetzelfde was. Ik wil, dat de zaak nog eens in discussie komt en dat er allerhande aanvullingen op de nota komen, ook op grond van de nu gehouden dis cussie en dat is hetzelfde als wat de heer Vellenga voor ogen staat. Dat heb ik ook bedoeld met het woord „terugnemen". Ik hoop, dat het voorstel van de heer Vellenga door de Raad wordt aanvaard. Over hetgeen de Wethouders hebben geantwoord op mijn betoog in eerste instantie, kan ik heel kort zijn. De heer Tiekstra heeft gezegd, dat er een herbezinning op gang is gekomen ten aanzien van sanering en re constructie en dat er nieuwe ontwikkelingen zijn. Dat ben ik helemaal met hem eens; wij moeten die ont wikkelingen volgen en ons er ook dikwijls bij aansluiten. Ik heb dat is door mij nog niet met zoveel woorden gezegd, maar ik wil dat graag nu zeggen enorme waardering voor de renovatie-, rehabilitatie- en restau ratieplannen die hier de laatste tijd aan de orde zijn. Dat is inderdaad een nieuwe ontwikkeling die ik bij zonder gunstig vind. Ik heb proberen duidelijk te ma ken, dat ik ook het afstappen van het voeren van een passief aankoopbeleid een nieuwe en gunstige ontwik keling vind. Dit proces is in Groningen al ver gevor derd en ik had er daarom behoefte aan mij hier te refereren aan de inzichten van de Groninger collega van Weth. Tiekstra. Het is op zichzelf, dacht ik, hele maal niet zo gek eens bij andere mensen te kijken en dat niet alleen maar te doen op het punt van parkeer garages. Ik ben blij, dat er in 1972 een basisplan voor de bin nenstad kan worden tegemoet gezien; wij kunnen dan praten over allerhande problemen die ons bijzonder hoog zitten. Wat de Landbuurt betreft, moet ik toch even iets zeggen over een opmerking van de heer Tiekstra. Hij zegt: „De bewoning is sociaal gezien een schande. Een krot blijft een krot." Ja, maar ik vind het een nog grotere sociale schande, dat we op dit ogenblik, 26 jaar na de oorlog, geen betere huizen kunnen aanbie den aan een deel van de betreffende mensen. En ik vind het ook een schande, dat wij huizen, die nog in de be hoefte van velen kunnen voorzien, zolang leeg laten staan, omdat we ze zullen gaan afbreken. Dan is er nog de kwestie van de financiële gegevens betreffende het passieve aankoopbeleid. Ik heb die gegevens niet kunnen vinden. Als ik heel knap ben, kan ik ze misschien wel ergens vinden in allerhande be grotingsstukken, maar ik hoop, dat het verzoek van de heer Vellenga dienaangaande wordt ingewilligd en dat ze eens bij elkaar gezocht kunnen worden en op een rijtje kunnen worden gezet voor de begrotingsver gadering, zodat we goed kunnen overzien wat dat pas sieve aankoopbeleid betekent in financieel opzicht; het gaat om de verwervingskosten, maar vooral ook om de kwestie van het renteverlies. Misschien kan dan de stelling van de heer Tiekstra worden bewezen: Uit stellen van aankoop betekent niet, dat we minder hoe ven te betalen. Die stelling zou dan misschien wat dui delijker toegelicht kunnen worden. Ik heb in eerste instantie de vraag gesteld ik weet niet of U daar een antwoord op kunt geven hoeveel woningen er leeg staan die onder dit passieve aankoopbeleid vallen. Er is gezegd, dat 140 woningen opnieuw in bewoning zijn gegeven.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 11