deze faciliteiten en de mogelijkheden ook duidelijk aan particuliere eigenaren mededelen, want Minister Udink heeft kortgeleden in de Tweede Kamer gezegd, dat de Regering genoeg gelden beschikbaar heeft voor stads- sanering en -rehabilitatie; dus maak er gebruik van! Deze Minister doet soms wel meer uitspraken die tot nadenken stemmen. Hij heeft enige tijd geleden in Rotterdam gezegd: „Voorts kan gesteld worden, dat in het algemeen het overheidsapparaat in de kernen, die om planologische redenen snel moeten groeien, niet is afgestemd op de groei." Leeuwarden is zo'n kern en nu vraag ik mij af: Is die uitspraak op ons van toepassing? Ik weet het niet, maar we moeten daar wel over nadenken. Tenslotte is regeren vooruitzien. We zien thans weer vooruit en proberen uit te stip pelen wat we zo al zullen doen in 1972 en wat we hopen klaar te krijgen op allerlei leef- en ontwikke lingsgebieden. U hebt daar een scala van opgenoemd, mijnheer de Voorzitter. In het hele land zijn in 1971 135.000 woningen klaar gekomen. Dat is ongeveer het aantal, dat de Regering verwachtte in 1975 te zullen halen. En nu rekenen wij er maar op, dat wij in Leeu warden die landelijke ontwikkeling zullen volgen en dat bij ons ook die prop we stoppen al maar ener gie, werk en van alles en nog wat in de voorbereidin gen er op een keer uit komt. Wij rekenen er op, dat de ontwikkeling, zoals ik die schetste, zich ook bij ons zal voordoen. In ieder geval kunnen we met moed en volharding voortgaan met ons werk. En als wij dat doen, mogen we ook zegen op ons werk verwachten. Er staat im mers geschreven in het Boek der boeken: „De hand des vlijtigen zal gezegend worden." Dat is nog altijd waar. Wij danken U, mijnheer de Voorzitter, voor Uw goe de wensen en de Gemeenteraad wenst U met het Col lege en alle medewerkers een voorspoedig en gezegend 1972. Punt 1. De notulen worden ongewijzigd vastgesteld. Punt 2. Rondgezonden mededelingen. Sub A t.e.m. C. De berichten worden voor kennisgeving aangenomen. Sub D. Het besluit wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub E. De mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub F. De rapporten worden voor kennisgeving aangenomen. Sub G. De verzoeken worden in handen van B. en W. ge steld om preadvies. Sub H. De brief wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub I. De heer Snel: Wij gaan wel akkoord met het pre advies van B. en W. en ook in de inhoud van de brief van de V.N.G. kunnen wij ons wel vinden. In zijn al gemeenheid is het onzes inziens niet zinvol moties te ver zenden aan allerlei gemeenteraden, die dan weer ad hesie moeten betuigen. Dat wordt een papierwinkel, zoals de V.N.G. ook al opmerkt. Wij zijn het dus wel eens met de voorgestelde pro cedure, alleen wat de inhoud van de brieven betreft, zou ik graag een opmerking willen maken. Met ingang van het cursusjaar 1972/1973 zal het aantal leerling- lessen van 32 terug gebracht worden naar 30. De vraag die dan direct naar voren komt, is natuurlijk: Welke lessen zullen dan komen te vervallen? De Wet op het Voortgezet Onderwijs schrijft een aantal lessen bindend voor. Een ander aantal wordt bij Algemene Maatregel van Bestuur aangewezen. Rest nog een derde groep van lessen die kunnen worden aangewezen door het bevoegd gezag, in dit geval dus de schoolbesturen. Tot deze laatste groep behoren in zijn algemeenheid de studielessen, de facultatieve lessen en de lessen in de expressie-vakken, vakken, die in deze technisch- commerciële wereld broodnodig zijn; men zou kunnen zeggen „de room in de pap". Nu zie ik aankomen, dat bij de operatie 32 - 30 (zo zou men het kunnen noemen) de zwarte piet wordt toegespeeld aan het be voegd gezag. De door mij genoemde wet zal niet wor den gewijzigd, althans dat verwacht ik niet; de Alge mene Maatregel van Bestuur zal misschien gewijzigd worden, maar dat zie ik ook nog niet. Dan resten dus de lessen die door het bevoegd gezag worden aange wezen en daar zal de ingreep moeten plaats vinden. Nu zou ik graag aan de Wethouder willen vragen, of hij, vooral wat dit punt betreft, waakzaam wil zijn, ook zijn eigen verantwoordelijkheid in dezen duidelijk wil stellen en juist wil waken voor de vakken die o.i. erg nodig zijn. Misschien kan morgen de Minister ook nog eens voorzichtig worden gevraagd wat zijn me ning is, welke kant hij uit wil. In ieder geval zou ik deze kwestie graag in Uw aandacht willen aanbevelen. De heer Ten Brug (weth.): Het enige wat op dit moment bekend is over deze zaak, is en dat staat dan ook helaas keihard vast dat het aantal leer- linglessen zal gaan van 32 naar 30. Niet vast staat welke lessen en welke vakken hiervan de dupe zullen worden, al geef ik de heer Snel toe, dat er in de situatie waarin we verkeren, wel een aanwijzing te vinden is. Ik neem ook niet aan, dat er een wetswijziging zal komen. Ik hoop alleen maar en daarvoor hebben wij nog niet genoeg gegevens kunnen krijgen, ook niet van de Rijksinspectie dat men iets zal willen doen met betrekking tot de lessen genoemd in de Algemene Maatregel van Bestuur. Want wanneer dat niet het geval zal zijn, dan moet die vermindering inderdaad gevonden worden in die lessen en dat ben ik met de heer Snel eens die hij de room in de pap noemde. Wij weten op dit moment hierover helaas nog niets. Ik vind het bijzonder jammer, dat men op deze wijze de lessen gaat verminderen. In het Friesch Dagblad is indertijd gezegd en dat is één van de weinige keren, dat ik het met de hoofdredacteur van die krant eens was dat de financiën ook gevonden kunnen worden door de duur van de lessen van 50 naar 45 minuten te brengen. Dan houd je in ieder geval de mogelijkheid het aantal vakken gelijk te laten. Dat had ik inderdaad een veel verstandiger bezuiniging ge vonden, dan die, welke nu wordt gehanteerd. Ik kan de heer Snel toezeggen, dat wij het, als het mogelijk is, zeker niet direct alleen zullen zoeken in de facul tatieve lessen en m.n. niet in de expressie-vakken. We hopen alleen maar, dat een wijziging in de A.M.v.B. ons voor dit standpunt enige mogelijkheden biedt. De Voorzitter: Ik zie, dat de heer Snel tevreden is met het antwoord van de Wethouder. Hij heeft gezegd, dat hij instemt met het door ons voorgestelde. Geen an dere leden hebben hierover het woord verlangd. Ik neem dus aan, dat wij kunnen handelen overeenkomstig ons voorstel De Raad stemt hiermee in. Sub J. De Voorzitter: Ik zie, dat de heer Van Haaren over dit punt het woord wil voeren. Kunt U niet wachten tot de volgende raadsvergadering? Dan komt het pre advies van B. en W. namelijk aan de orde. De heer Van Haaren: Eén van de dingen die ik wilde vragen, is, of het inderdaad in de volgende raads vergadering aan de orde komt. (De Voorzitter: Dat zal gebeuren.) Er dient n.l. wel enige spoed te worden betracht. Los daarvan zou ik toch nog een enkele op merking willen maken. Uit ingezonden stukken, die begin oktober in de Leeuwarder Courant zijn verschenen, bleek, dat de schrijvers van deze stukken toch echt de indruk had den, dat er bij de heer Van der Veen verwachtingen zijn gewekt die de Gemeente op het allerlaatste ogenblik niet waar heeft kunnen maken. Daarbij kwam, dat er 5 ook geen vervangende ruimte is aangeboden en men het gevoel had, dat een goedkope manege hierdoor voor Leeuwarden verloren zou gaan. Ik geloof mèt de brief schrijver, dat wij geen geld hebben voor een nieuwe dure manege en dat het goed is na te gaan, of er mo gelijkheden zijn om de plannen van de heer Van der Veen te realiseren. Ik vraag daarom spoed te betrach ten bij de beantwoording, maar dat is al toegezegd. In het preadvies zou verder duidelijk moeten worden gemotiveerd waarom die manege een bedrijf, dat tussen heel andersoortige bedrijven juist voor wat af wisseling zorgt al dan niet in het pand van Koop- mans kan worden gehuisvest, terwijl ten slotte bij vol strekte onmogelijkheid van deze huisvesting B. en W. in het preadvies zorgvuldig zouden moeten nagaan, of de manege-plannen van de heer Van der Veen niet el ders in de stad zouden kunnen worden verwezenlijkt. De Voorzitter: Ik stel voor, dat U onze reactie op Uw woorden afwacht. Die krijgt U bij het preadvies. De schriftelijke mededelingen zijn hiermee afgehan deld. Zijn er nog berichten van verhindering, Secre taris De heer P. P. de Jong (secr.): Van drie leden van de Raad is bericht ontvangen, dat zij verhinderd zijn deze vergadering bij te wonen, n.l. van de heren Bouma, Hemstra en Janssen. Punten 3 t.e.m. 8 (bijlagen nos. 9, 11, 2, 14, 10 en 16). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 9 (bijlage no. 7). De heer Vellenga: Het stuk, dat U onder de naam „nota" aanbiedt aan de Gemeenteraad, bevat deels wel zaken, die wij zouden mogen verwachten, maar dit stuk schiet, dacht ik, ook op bepaalde punten te kort. Ik heb ook wel het gevoel, dat dat mogelijk al ge speeld heeft bij de voorbereiding, omdat nog bij de laatste rit van de betrokken commissie er een aantal nogal stevige gegevens werden gevraagd, die alsnog zijn toegevoegd en bij de stukken ter inzage lagen. Wat wij van onze kant met name gemist hebben, is in de eerste plaats het waarom van een aankoopbeleid, de motivatie, die toch ten grondslag zou moeten liggen aan welk aankoopbeleid dan ook; in de tweede plaats een verantwoording nu, omdat het een grote vraag kan zijn, of de motieven van eergisteren en gisteren ook vandaag nog dezelfde geldigheid en betekenis heb ben; in de derde plaats een tekening van het perspec tief voor de wél genoemde gebieden en eventuele an dere gebieden. In de vierde plaats, dacht ik, dat or meer aandacht geschonken had moeten worden aan wat ik zou willen aanduiden als het sociale, zo U wilt, het psychologische, zo U wilt het menselijke aspect van deze gehele zaak. Wat de motivatie betreft, menen wij, dat die de inzet van het stuk had moeten zijn. Ik vond van zoiets een schoolvoorbeeld in het jaarverslag van de Centrale Di rectie van de Volkshuisvesting en de Bouwnijverheid en de Inspectie van de Volkshuisvesting. Daar wordt o.m. gesproken .beter gezegd: geschreven over de sanering en dan wordt er o.m. dit opgemerkt: „Dit leidt er toe, dat vaak de slechte woongebieden, die het dichtst tegen het centrum aan liggen, het eerst worden aangepakt, want juist daar kunnen nieuwe stedelijke voorzieningen het beste gerealiseerd worden. Staat men dan voor de noodzaak van de afbraak van ver vallen stadsdelen, dan rijst al gauw de gedachte om de stad in haar totale structuur te bezien en in het belang van de gehele stadsgemeenschap voorzieningen te treffen op die plaatsen, waar men naast krotop ruiming tegelijk andere doeleinden kan dienen. Globaal gesproken kan men die doeleinden in de volgende ca tegorieën indelen: 1. Algemene verbetering van de stedebouwkundige structuur van de binnenstad, in het bijzonder door ontsluiting van de slechtst bereikbare gedeelten daar van. Het gaat hierbij meestal om ondergeschikte cor recties van het stratennet, die tot dusverre geïsoleerde binnenstadsgedeelten moeten openleggen en opnieuw tot leven brengen; zelden gaat het om grote doorbra ken. 2. Het treffen van voorzieningen, in het bijzonder op het gebied van het verkeer t.b.v. het stadsorganis me in zijn geheel, omdat de onderlinge communicatie tussen binnenstad en periferie verstikt is. Hier gaat het meestal om het leggen van ringwegen rond een kern, waarop de invalswegen kunnen uitmonden en waarover het verkeer zich kan verdelen. 3. Uitbreiding van de city, omdat voor de personen en instellingen die daar bepaalde functies vervullen, geen adequate huisvesting meer aanwezig is binnen de huidige omvang van de city. 4. Het creëren van nieuwe woongebieden in tot dus ver verkrotte gebieden, zodat de woonfunctie van de binnenstad wordt hersteld of versterkt. 5. Rehabilitatie van datgene wat uit historisch oog punt waardevol is en behouden moet blijven. Hier gaat het meestal om groepen van monumenten of om stads gedeelten, die als geheel een monument zijn, een mo numentaal karakter dragen." Ik dacht zo, dat dat een vijftal uitgangspunten zijn, die voor tal van steden en binnensteden in Nederland kunnen gelden, maar die zeker ook vertaalbaar zijn voor de Leeuwarder situatie. En uitgaande van die vijf uitgangspunten, zal men dan ook doorgaans ko men bij wat in dit stuk wordt aangeduid als een ac tief aankoopbeleid. Ons actieve aankoopbeleid is ge richt op die gebieden, die in de nota dan genoemd worden op pag. 2, onder II. En daar schrijft U zelf dus ook al van maar ik vind dat iets te summier, vandaar mijn aanloop tot nog toe dat dit uitge sproken saneringsgebieden zijn. En daarmee wilt U stipuleren, dat het hier dus - voor een deel althans gaat om gebieden, waarin duidelijk sprake is van veroudering van het woningbestand, van verkrotting van het merendeel van de huizen, waar dus sprake is van slecht wonen, wat je noch de huidige, noch de even tueel nieuwe bewoners zal mogen aandoen, zodat hier sanering geboden is èn om der wille van de volks huisvesting èn om der wille van de volksgezondheid. Nu is het interessant natuurlijk, dat bijv. bij het IJs- baankwartier, dat hier ook bij wordt genoemd, ook ja renlang een ander motief een rol heeft gespeeld, n.l. de toegezegde vestiging van grote rijkskantoren. Want ik maak mij sterk, dat zonder dat motief het tempo en de aanpak wellicht heel anders geweest zouden zijn. De vele zaken die in het lijstje onder II op pag. 2 naar voren komen, tonen aan, dat het hier gaat om een aantal stedebouwkundige factoren: de samenhang, de verwevenheid tussen wat je de city zou kunnen noemen en de aangrenzende wijken, de wijken zo in een krans rondom de stadsgrachten, aan de buiten kant van die grachten dan. En dan gaat het verder om bepaalde verbindingen, ook om een verschuiving van de woonfunctie en voorts om het verschuiven van andere functies, m.n. in de dienstensector. En de derde categorie, die we in het lijstje van buurten en wijken, gebieden, die U noemt, aantreffen, zijn die gebieden, waaraan het verkeer bepaalde eisen heeft gesteld. Dat verkeer, dat dan niet als doel gezien mag worden, maar als middel. En dat betekent dus, dat het deels gaat om ingrepen, die verband houden met de wegen structuur, en deels om zaken, die verband houden met verbindingen tussen de wijken onderling. En nu dacht ik, dat, wanneer we deze drie zaken zo onderscheiden in dat rijtje gebieden dat U noemt, duidelijk kan wor den voor de goede verstaander en de goede lezer, dat er dus niet gebroken wordt om het breken, maar dat er gebroken moet worden om te bouwen. Dat er heel vaak gebroken moet worden ten dienste van het geheel. Dat dit niet een soort hobby is, dat het niet iets is dat te maken heeft met de status van een college, een raad of een middelgrote stad waar dan ook. Maar dat je vaak in het belang van de mensen van nu en morgen geroepen bent om te breken. En het kan dus nooit zo zijn, dat de Gemeenteraad op een bepaald moment, op welke motieven dan ook, zou mogen zeg gen: Wij willen dermate conserverend optreden, dat we tegen U als College zeggen: U moet nooit meer breken, U mag nooit meer breken. Je zult zoiets van geval tot geval moeten bezien. Ik dacht, dat dat dui delijk is in de gebieden, die op pag. 2 worden genoemd, maar ik herhaal: Saneren is geen doel, saneren is hoogstens een middel ter gezondmaking, een middel, waarmee je een bepaald doel wilt bereiken. Nu kan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 4