i HOMSMU De heer Van Haaren: In deze vergaderzaal heb ik al eerder uiteengezet, dat Axies het beslist oneens is met het beleid van B. en W. in zake de verwerving van panden in onze gemeente. Ons verzet in het verleden richtte zich o.a. tegen de weinig zeggende motiveringen van passieve aankoop, waarbij het College steeds stelde, dat de eigendom van bepaalde percelen voor de Ge meente van belang was, omdat zij waren gelegen in een te saneren stadswijk, dan wel benodigd waren voor de realisering van een toekomstig bestemmingsplan. In de thans voor ons liggende nota wordt de motivering van het verwervingsbeleid wel iets duidelijker, maar vol gens mij rammelt deze nota aan alle kanten en ont breken er belangrijke gedeelten aan, n.l. vooral de motivaties en verder de financiële, sociale en milieu consequenties van een dergelijk beleid. De heer Vellen- ga heeft trouwens al een aantal van deze punten nader uitgewerkt. Wij vinden al met al deze nota beslist on volledig, terwijl wij overigens meer dan ooit onze be zwaren handhaven tegen het in de nota uitgestippelde beleid. Wij doen dat niet, omdat wij als een soort sprekende minderheid nogal gauw eens in de oppositio nele hoek willen zitten, maar omdat het Leeuwarder beleid volledig in tegenspraak is met onze eigen op vattingen. Die opvattingen moet U niet afdoen als een hobby, als één van de eigenaardigheden van Axies. Wij hebben de gevolgen van dit aankoopbeleid in onze stad met ontzetting gadegeslagen en hierover met des kundigen in onze werkgroep dikwijls gediscussieerd. Met deze werkgroep en twee leden van de fractie P.v.d.A.-P.P.R. hebben wij in Groningen een gesprek gehad over deze materie met Weth. Van den Berg. En daar hebben wij kunnen vernemen, dat onze opvattin gen op dit punt in Groningen reeds vaste praktijk zijn. De ervaringen die men sinds Van den Berg wethouder is, heeft opgedaan, bewijzen m.i., dat onze opvattingen bepaald wel reëel zijn en voorkeur verdienen boven het in Uw nota verdedigde beleid. Wat is nu de hoofdlijn van onze ideeën en het door Max van den Berg ge voerde beleid? Die hoofdlijn is bijzonder simpel: De Gemeente koopt slechts panden, als er ten aanzien van een nieuwe bestemming van deze panden of het gebied, waarin zij zich bevinden, concrete, op betrekkelijk korte termijn realiseerbare, plannen bekend zijn. M.a.w. er wordt slechts gekocht, als vast staat wat de Gemeen te binnen afzienbare tijd met die panden wil. En an ders wordt er gewoon niet gekocht. De gemeente Leeuwarden nu doet mij denken aan het verhaal, dat een dezer dagen in de krant stond over win. de wed. IJsselstein, die geen weerstand kon bieden aan haar kooplust en daardoor haar hele huis vol rommel had liggen, waarmee zij niet heeft geweten wat te doen. Dit beeld heeft vooral betrekking op het passieve aan koopbeleid. Maar ook het actieve aankoopbeleid van onze Gemeente roept bij mij dit beeld wel eens op. Om het initiatief tot aankoop te nemen, moet de Ge meente, zoals de nota dit stelt, de beschikking hebben over rechtsgeldige bestemmingsplannen, die als basis voor onteigening kunnen dienen. Dat is het zuiverste uitgangspunt. Dan staat de nieuwe bestemming vast en kan er bij het uitblijven van een minnelijke schik king worden geprocedeerd. Dat in die gevallen ook de verhuiskosten enz. moeten worden betaald, is heus niet zo erg, omdat de 80%-regeling voor de totale verwer vingskosten geldt en ook op dit soort schadefactoren betrekking heeft. Het is dus zaak met de grootst mo gelijke spoed te werken aan het tot stand komen van rechtsgeldige bestemmingsplannen, maar met deze op merking trap ik eigenlijk een open deur in, want het staat al in de nota en de heer Vellenga heeft er ook al met klem op gewezen. Het moet mij van het hart, dat van de aankoopgebieden, vermeld onder II, sub 1, van de nota, alleen voor de Kamp te Wirdum een rechtsgeldig bestemmingsplan bestaat; de heer Faber heeft het zojuist ook al gezegd. Nu kan uit een ont werp- of schetsplan de bedoeling van de nieuwe bestem ming van de panden of het gebied ook zonder meer duidelijk zijn, doch dan gaat de factor tijd spelen. Als het nog vele jaren gaat duren, voordat de nieuwe be stemming gerealiseerd kan worden, zoals bijv. de of ficiële ingebruikneming van de Oostergoweg, dan moet men daarvoor nog geen panden kopen, panden, die thans, vaak ongeacht hun kwaliteit, systematisch wor den gesloopt. De heer Rijpma heeft er ook enkele be- hartenswaardige dingen over gezegd. T.a.v. niet-goed- gekeurde bestemmingsplannen moet m.i. dan ook de grootste voorzichtigheid worden betracht. Je weet nooit, of het plan zal worden uitgevoerd, zoals het geschetst of ontworpen is, en je weet nooit, wanneer het zal worden uitgevoerd, zodat de Gemeente kan blijven zitten met de rommel, woonbestemmingen voortijdig verloren kunnen gaan en de Gemeente fi nancieel schade lijdt vooral door het renteverlies. Een passieve aankooppolitiek voert de Gemeente, zo als de nota stelt, in de stadswijken en straten, welke op iets langere termijn voor sanering of reconstructie in aanmerking komen. Die „iets langere termijn" is dan meestal een kwestie van vele jaren. Als voorbeeld van passief aankoopbeleid noemt de nota o.a. de Land- buurt, waarvoor men nog geen enkel bestemmings plan heeft en ook geen saneringsplan dat per definitie gericht is op de verbetering van de bebouwde kom uit het oogpunt van volkshuisvesting. De aankopen van de Gemeente in deze buurt hebben ertoe geleid, dat de huidige eigenaren zijn gaan dringen om te verko pen. De heer Vellenga heeft in dit verband gesproken over de psychologische aspecten. Het passieve aan koopbeleid heeft een sneeuwbaleffect gekregen en lijkt wel op een actief aankoopbeleid, omdat de Gemeente nu wel moet doorgaan. Dat is die vervaging van gren zen, waarover de heer Vellenga ook gesproken heeft. Het resultaat in de Landbuurt is geweest, dat steeds meer panden zijn komen leeg te staan. De jeugd nam er bezit van en maakte er soms een krot van, zodat herbewoning dan geheel onmogelijk werd. De achter uitgang van deze buurt werd door dit tot verkrotting leidend aankoopbeleid versterkt, al maken hier en daar krakers van deze lege huizen nog een gezellig onder komen. Een ander voorbeeld uit de nota is de aan koop van panden in de binnenstad, welke t.z.t. nodig zullen zijn voor de reconstructie daarvan. U vindt deze panden, die zijn dichtgetimmerd, overal als zieke plek ken in onze binnenstad. Vele van deze panden, die het binnenstadsmilieu verzieken, zijn aan hun woonbe stemming onttrokken, terwijl ze nog best bewoond hadden kunnen worden en ook hier geldt weer, dat deze panden, die jaren en jaren leeg staan, de Ge meente enorm veel geld kosten, in de vorm van rente verlies van de betaalde verwervingskosten. De nota besluit de passage over het passieve aankoopbeleid met de zeer juiste opmerking, dat, „mede gelet op de fi nanciële situatie, waarin de Gemeente verkeert, een voorzichtig aankoopbeleid geboden zal zijn." Het voor zichtigste beleid is: niet kopen. En met deze opmer king ben ik gekomen bij punt III van de nota die voor ons ligt. B. en W. stellen, dat de in het kader van een actief aankoopbeleid verworven panden niet opnieuw voor verhuur en gebruik beschikbaar kunnen worden gesteld om de uitvoering van de plannen die dit be leid bepaalde, zo erg urgent is. Maar dat is natuurlijk helemaal niet waar, omdat de realisering van deze plannen nog jaren kan duren. In Groningen bijv. wordt als regel uitsluitend een actief aankoopbeleid gevoerd. De verworven panden worden daar wel in huur ge geven, soms als tijdelijke gezinsbewoning, doch meest al t.b.v. alleenstaanden. Bij deze laatste categorie gaat de verhuur in overleg met de Stichting Studentenhuis vesting, waarmee men een afspraak heeft, dat de huizen worden verlaten, als de Gemeente ze nodig heeft. Groningen heeft tussen haakjes een dui delijke sloop- en saneringsnota, die ook onze aandacht verdient. Maar Groningen is echt niet het enige voor beeld. In Utrecht bijv. zijn in het kader van het be stemmingsplan Hoog Catharijne aangekochte blokken huizen tegenover het station nog een ruim aantal ja ren bewoond geweest door studenten. Ook t.a.v. de actief aangekochte huizen in saneringsgebieden, die nog in redelijke staat verkeren, is voortgezette be woning dikwijls mogelijk. De 80%-bijdrage in de ver wervingskosten kan dan later, bijv. bij de uiteindelijke afbraak, worden geclaimd. Dit geeft natuurlijk ook renteverlies, maar het sociale aspect van de blijvende bewoning geeft dan hier de doorslag. Bij al deze ar gumenten heb ik nog buiten beschouwing gelaten, dat wij nu en de eerstkomende jaren eenvoudig niet over de vervangende woonruimte beschikken, die nodig is om; de nota van B. en W. volledig te kunnen uitvoeren. ll Bij het passieve aankoopbeleid stelt de nota, dat de gekochte panden zo lang mogelijk hun oorspronkelijke bestemming moeten behouden en dat het leegstaan van panden zoveel mogelijk dient te worden voorko men, terwijl deze panden verder tegen een verant woord te achten bedrag zo nodig beter bruikbaar kun nen worden gemaakt. Dit is een passage uit de nota, die mij uit het hart is gegrepen. Het is een stelling, waaraan ik B. en W. bij voorkomende gelegenheden n.a.v. concrete gevallen nog graag eens hoop te her inneren. Want ik geloof niet, dat deze stelling tot op heden vaste praktijk is. U schrijft in Uw nota, dat tot op heden 140 passief aangekochte panden wederom in huur of gebruik zijn afgestaan. Dat verheugt mij zeer, doch ik zou bijzonder graag van de Wethouder willen weten, hoeveel passief aangekochte panden leeg staan. Daarover wordt in de nota niet gerept en juist deze panden zien wij als duidelijk symptoom van een finan cieel, sociaal en stedelijk-milieu-hygiënisch volkomen fout beleid. Leeuwarden heeft ten onrechte panden als krotten aangemerkt en krotopruimingspremies geac cepteerd, zoals iedereen in de stad zelf kan zien. Dit is ook gebeurd en dat gaat over een kwestie die de heer Vellenga zojuist al heeft aangeraakt met de 1165 panden, waarover de makelaars bericht hebben gekregen, dat die als onvolwaardige woningen waren aangemerkt. Mevr. Woudstra heeft daarover de motie opgesteld, die inderdaad maar dan toch ten onrechte de geschiedenis is ingegaan als de motie- Van Haaren-Woudstra. Het is heel raar gegaan met die woningen. Het bleek n.l., dat bij een inventarisatie van het woningbezit minder goede woningen, die nog lang niet een krot waren, op één lijst zijn gezet met krotwoningen (met elkaar 1165). Van het Woningbe drijf is deze lijst in een blauwe kaft naar het Grond bedrijf gegaan en daarna als de z.g. blauwe lijst een eigen leven gaan leiden. Zonder dat er deugdelijke keuringsrapporten waren, is deze lijst gehanteerd als een afkeuringslijst. Redelijk goede panden, waarvoor krotopruimingspremie was betaald, zijn op die manier aan hun woonbestemming onttrokken. Gelukkig heeft inmiddels de Wethouder ook ontdekt, hoe aanvecht baar de lijst was en heeft hij de ca 1000 panden, die nog overeind stonden, opnieuw bekeken, met als re sultaat, dat de krottenlijst kon worden teruggebracht tot ca 300 panden, zodat 700 panden dus op die ma nier konden worden gered. De bewoners van die 300 panden hebben de brief gekregen waarover de heer Vellenga het had, en zijn opmerkingen over de brief deel ik graag. Ik wil er nog aan toevoegen, dat er bij deze mensen een aantal waren, die zelf inmiddels in hun woning verbeteringen hadden aangebracht, waar van de verzenders van de brief helemaal geen weet hebben. Uit een en ander moge blijken, dat wij toch niet helemaal ten onrechte aannemen, dat er veel meer passief aangekochte panden hun woonbestemming zouden kunnen behouden, hetgeen niet wegneemt, dat wij eigenlijk van het gehele passieve aankoopbeleid af zouden willen. Vermoedelijk zal volstaan kunnen wor den met alleen passief aan te kopen, als bijv. hierdoor in uitgesproken saneringsgebieden ongewenste toe standen, die het voortbestaan van de woonbestem ming van het gebied bedreigen, kunnen worden voorkomen. Ik denk aan particuliere plannen tot ombouw van woningen tot garages, pakhuisjes, werkplaatsen e.d., toestanden, die de aftakelings- situatie in een toch al slecht woongebied ver sterken en waartegen men de bewoners uit zo'n ge bied, die toch al tot de minst-draagkrachtigen behoren, dient te beschermen. Voorbereidingsbesluiten kunnen uiteraard ook en soms veel beter dergelijke on gewenste toestanden tegengaan. Dat ik huisvesting van kunstenaars en jongeren in gemeentelijke panden, die moeilijk nog voor gezinsbewoning kunnen worden uitgegeven, toejuich, heb ik in deze vergadering in het verleden meermalen onderstreept. Ik zou ervoor voe len de Stichting Jongerenhuisvesting te laten uit groeien tot een woningbouwcorporatie, zodat er ook in de nieuwbouw mogelijkheden voor deze jongeren ko men, maar dat is nu niet aan de orde. Zonet is er gevraagd, of er wel belangstelling zou zijn voor pan den bijv. in de Landbuurt. Ik kan U verzekeren, dat in de groep mensen, waar wij als Axies mee te maken hebben, hier een bijzonder grote belangstelling voor bestaat. Deze mensen zijn in het verleden nooit er kend als woningzoekenden en op die manier zonder meer afgewezen. Dit beleid, zo heb ik begrepen van Weth. De Jong en ook van de heer De Boer van Huis vesting, is thans bepaald gewijzigd. En deze jongeren zullen dus nu ook meer en met meer aandrang moeten proberen deze huizen te verkrijgen, vooral nu ik toch ook in deze Vergadering hoor, dat er meerdere stemmen opgaan om dit soort mogelijkheden te reali seren. Mijnheer de Voorzitter, mijn conclusie zal U wel duidelijk zijn. Ik vind de nota een rammelend geschrift met aanvechtbare stellingen, verder een geschrift, dat niet af is, omdat er niet uit blijkt, wat de financiële gevolgen zijn van het voorgestelde passieve aankoop beleid. Wij zouden nu moeten beslissen over iets, waar van wij de financiële gevolgen niet kunnen overzien en dat is onjuist. M.i. zou deze nota om te begin nen terug moeten worden genomen en worden aan gevuld met duidelijke, feitelijke gegevens over de hui dige en toekomstige situatie van het passieve aankoop beleid en ook een duidelijke financiële paragraaf over dit beleid moeten bevatten. Mocht U deze nota niet willen aanhouden, dan wil ik met een motie komen, die andere, bij onze opvattingen en het Groningse be leid aansluitende, richtlijnen geeft voor het verwer vingsbeleid van onze Gemeente. Het door U in deze nota voorgestelde beleid is en blijft voor mijn fractie ten enenmale onaanvaardbaar, o.a., omdat het i.v.m. de wederom toenemende woningnood niet verantwoord is zonder duidelijke en dwingende noodzaak woningen aan hun oorspronkelijke bestemming te onttrekken, terwijl de deplorabele financiële toestand van onze Ge meente het huidige passieve aankoopbeleid niet meer kan dragen. In deze sector van het aankoopbeleid lig gen bezuinigingsmogelijkheden die voor ons heel wat beter aanvaardbaar zijn dan besnoeiingen in de sociale en culturele sector. De heer B. P. van der Veen: Ik ben geneigd om mét de heer Van Haaren uitermate sceptisch te staan te genover het passief aankoopbeleid. Ik heb niet zo bijzon der veel toe te voegen aan de uitvoerige bespreking van het gehele probleem door de heer Vellenga, die, dacht ik, wel alle kanten zo'n beetje bekeken heeft, doch ook de andere sprekers hebben dat gedaan. M.i. zouden wij ten opzichte van het beleid inzake onze woningen in de eerste plaats toch ook wel rekening moeten houden met de psychologische kant van de zaak. Het passieve aankopen door de Gemeente drukt toch op de wijk al een stempel van „dit gaat worden opge ruimd" en het maakt de zaak dus in het algemeen niet beter. In dit verband heeft de heer Vellenga, meen ik, gesproken over een brief, die aan alle mogelijke lieden, bewoners van oudere woningen, gezonden is en die een grote mate van schrik te weeg heeft gebracht de heer Van Haaren heeft het er ook over gehad en blijkbaar zijn er zoveel reacties op gekomen, dat de Gemeente het goed gevonden heeft daar kortgeleden ik zou zeggen: dezer dagen een brief overheen te sturen, met de mededeling, dat het zo erg nog niet was en dat het wat mee kon vallen. Enfin, U weet zelf wel, wat er in die brief gestaan heeft. Maar ik ben eigen lijk wel nieuwsgierig naar de plaats van die brieven in dit hele complex. Wat is het oogmerk daarvan geweest, hoe ziet U dat Houdt dat verband met dit aankoop beleid Wat is dit Natuurlijk, er is een aantal oude woningen, die mogelijk in de ogen van welk orgaan dan ook een plaats op een blauwe lijst waard zijn. Maar voor degenen, die daar wonen, voldoen ze nog zeer wel aan alle mogelijke eisen en voldoen ze ook zodanig, dat de bewoners bereid zijn er nog allerlei voorzieningen in te treffen om ze beter bewoonbaar te maken, en ze te moderniseren. En wanneer je dan een brief krijgt van deze aard: „Denk er om, het zal binnenkort wel zo kunnen zijn, dat wij zullen voorstellen om dat ding dat jij bewoont, maar als krot onbewoonbaar te verklaren.", dan is natuurlijk de moed er nog iets aan te doen, en de zaak op te knappen, verloren. Dan verkrot zo'n woning inderdaad en dat hoeft waarschijnlijk niet. En ik geloof ook niet, dat we ons dat kunnen permitte ren. We moeten dat soort dingen niet doen. Ik moet U zeggen, dat ik het eigenlijk betreur, dat die brieven

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 7