18
19
mening, dat hier een stuk werk op gang is gekomen,
dat, als het subsidie nu wordt afgewezen, wordt af
gebroken. De Wethouder zegt wel, dat de vrijwilligers
dan maar weer voor de draad moeten komen; ik dacht,
dat die vrijwilligers nu al zo veel doen, dat er eigenlijk
niet meer van hen verwacht mag worden. Vandaar,
dat wij toch wel heel erg geporteerd zijn voor een sub
sidie voor de Werkeenheid Nijlan. Wij kunnen er lang
en breed over praten, of dat subsidie dan t.z.t. gehono
reerd zal worden door G.S. en nog hogere instanties;
wij menen toch, dat een noodverband gelegd moet wor
den en wij zouden het College dan ook in overweging
willen geven en dan maken wij ons even los van
alle bedragen de volgende motie over te nemen.
Ik dacht, dat de motie die ik namens mijn fractie wil
indienen, U enige speelruimte geeft. Ik zal hem even
voorlezen.
„De Raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering
bijeen op 31 januari 1972; van oordeel, dat het jeugd
werk Nijlan van grote betekenis is te achten voor de
betrokken wijk; van mening dat alles moet ivorden
gedaan om dit werk te continueren; spreekt uit, dat
in de gegeven situatie de Gemeente bereid is financiële
medewerking in de vorm van een subsidie te verlenen,
zowel over 1971 als voor 1972 en nodigt het College
uit alles te doen om ook subsidiëring van Rijkswege
alsnog mogelijk te maken."
Deze motie is mede-ondertekend door mijn fractie
genoot Bouma.
Ik dacht, dat op deze manier een zekere ruimte ge
maakt kon worden, zonder dat wij ons direct vastleg
gen op allerlei bedragen. U zou nog eens weer kunnen
proberen met de Stichting tot een redelijke oplossing
te komen. Bovendien kunt U opnieuw bij het Ministerie
aandringen op een subsidie. Ik heb in eerste instantie
al gezegd, dat ik meen te weten, dat ook van andere
zijde aandrang wordt uitgeoefend op C.R.M. om alsnog
de Werkeenheid Nijlan te subsidiëren. Het zou dan een
zeer positieve opstelling van deze Raad zijn, indien hij
met deze motie zou willen meegaan.
De heer Heidinga: U hebt, mijnheer de Voorzitter,
heel duidelijk gezegd, hoe de stukken liggen voor van
avond. Uit Uw woorden kunnen wij, dacht ik, rustig
concluderen, dat het bijzonder weinig zin heeft van
avond een discussie te voeren en een besluit te nemen.
De Voorzitter heeft letterlijk gezegd, dat er geen en
kele consequentie aan zal kunnen worden verbonden
voordat de begroting behandeld is en verder de nor
male weg' is afgelegd. Wel, dan is het voor de hand
liggend, dat de Raad deze beslissing neemt bij de be
groting, als de zaak in haar geheel wordt bezien. Als
de Raad dat niet wil(De heer Vellenga: Het Col
lege handhaaft natuurlijk zijn voorstel.) Jawel, maai
de Raad staat aan het hoofd van de Gemeente. (De
heer Vellenga: Dat zijn de twee kanten aan het be
toog van de Burgemeester.) Ja, dat is allemaal best.
Als de Raad besluit om deze bepaalde bedragen ter
beschikking te stellen, dan vinden wij het noodzakelijk,
dat het College ook de diverse belanghebbenden er
duidelijk van op de hoogte stelt, dat dat eigenlijk niets
geeft; dan weet men waar men aan toe is. (De heer
Vellenga: Dat is te doen gebruikelijk.) Ik ben zo
doodsbenauwd, dat men gaat zeggen: „De Raad heeft
subsidie verleend, nu kunnen we onze gang maar gaan."
Want zo is het niet. Dat is mijn grote bezwaar tegen
het nemen van een beslissing vanavond. De mensen
hebben er niets aan voordat die hele zaak is behandeld
en voordat men weet wat ervan op de „hispel" kan
komen. Wij zouden het project in het Nijlan ook graag
subsidiëren; dat is toch logisch. Wij denken daar pre
cies zo over als de andere sprekers. Wij vinden het
allemaal een zeer belangrijk initiatief van de burgerij
daar; dat moet gehonoreerd worden. Maar wij hebben
er wel een groot bezwaar tegen, dat wij het Nijlan
vertellen, dat we voor subsidiëring zijn, zodat de men
sen de indruk zouden krijgen, dat er geld komt, ter
wijl het er niet zal komen. Wij willen hier graag duide
lijk uitgesproken hebben, dat de mogelijkheid er nu
niet in zit.
De Raad kan natuurlijk rustig de besluiten nemen,
genoemd in de raadsbrief onder I (de bijdragen over
1970 en 1971 voor de Stichting Sociaal Cultureel Werk
II (subsidie 1972 voor de Stichting Ruiterskwartier)
V en VI, maar verder kunnen we, dacht ik, niet gaan.
We kunnen alle besluiten wel nemen en proberen ze
waar te maken. Het geeft ook allemaal niets. Als daar
bij dan maar weer in acht genomen wordt, wat ik
straks gezegd heb.
En dan komt er toch nog iets anders om de hoek
kijken. Dat moet mij nu toch maar even van het hart.
Hier wreekt zich verschrikkelijk het feit, dat de be
groting zo laat is. Ik zou U en ik weet, dat het
grootste deel van mijn fractie er precies zo over denkt
op het hart willen binden: Probeer die begroting op
een zodanig tijdstip bij de Raad te brengen, dat wij die
vóór 1 januari kunnen behandelen. Dan hebben wij
deze kwesties niet. Dan kunnen we er volledig vrij
over praten. Dan komen we niet in een dwangpositie.
Dat is op het ogenblik de bottleneck, waar we mee
zitten. We zijn veel te laat met de begroting.
De heer Van Haaren: Natuurlijk ben ik het met de
heer Heidinga eens, dat het prettig zou zijn, dat we
de begroting eerder konden behandelen. U, mijnheer
de Voorzitter, hebt ook al gezegd, dat daarnaar ge
streefd zal worden. Maar de instellingen waar het nu
om gaat, moeten toch weten waar ze aan toe zijn.
Ik deel geheel de argumentatie van U en Weth. Weide,
dat er nu beslissingen moeten worden genomen. (Stem:
Die kunnen nu niet worden genomen.) Door deze voor
stellen te aanvaarden worden nu principe-besluiten ge
nomen.
Ten aanzien van het Nijlan, geloof ik, dat we dui
delijk moeten maken hoe belangrijk wij het werk dat
daar gebeurt, vinden. Wij willen daarom de motie-Snel
ook steunen. Ik heb nog een vraag over dit punt. Zou
het mogelijk zijn om eventueel een ambulante kracht
onder te brengen bij het Centraal Orgaan? Het Cen
traal Orgaan is een instelling die al gesubsidieerd
wordt. Als de Gemeente dan boven de minimum bijdrage
van de rijksregeling gaat, dan is er als sociale factor,
dacht ik, in deze situatie 80 pet. terug te vorderen. Ik
weet dat niet zeker, maar het zou in ieder geval kunnen
worden nagegaan. Het kan volgens mij bij het Centraal
Orgaan wel, maar niet bij de Stichting Sociaal Cultureel
Werk voor de Jeugd in Leeuwarden. Wel bij het Cen
traal Orgaan, omdat dat in het kader van het buurtwerk
reeds een goedgekeurde en gesubsidieerde begroting
voor het Nijlan heeft. Misschien zit daar een mogelijk
heid in. Ik vind het in ieder geval van belang, dat te
onderzoeken.
Dan nog even een korte opmerking naar aanleiding
van het betoog van de heer Van der Veen. Hij heeft
gezegd, dat ik heb gesproken over „gangs" die ons
gaan terroriseren. Dat vond hij een heel slecht argu
ment. Ik heb het ook niet gehad over terroriseren. Ik
heb wel gezegd, dat het heel belangrijk is om jeugd
werk in preventieve zin te doen. Preventief werk houdt
een aantal jongeren buiten de contacten met Justitie.
Dat is bijzonder belangrijk. En als de heer Van dei-
Veen hierover meer wil weten, dan moet hij het rapport
van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam van
1970 eens lezen, dat uitvoerig ingaat juist op het pre
ventieve werk, dat moet worden gedaan door C.R.M.
buiten Justitie in het kader van buurt- en jeugdwerk,
want als de jongeren eenmaal met Justitie in aanraking
zijn gekomen, dan drukt op hen meteen weer dat af
schuwelijke stigma van contact met Justitie.
Dan nog even iets over de prioriteiten die de rijks
overheid stelt. Ik ben het niet met de heer Heidinga
eens. Ik vind, dat deze Regering de prioriteiten ver
keerd legt en daar moeten wij, als Gemeente, niet aan
meedoen. Het zijn vooral onderwijs, cultuur en jeugd
werk die worden getroffen; waarom niet defensie? Ik
vind, dat, juist daar waar al een stuk achterstand is
en dat is m.n. bij het jeugdwerk wij zoveel mo
gelijk moeten helpen. Als er gekort moet worden
dat zal wel moeten dan moet er toch een even
wichtiger verdeling te vinden zijn. Bij het jeugdwerk
waar die achterstand is moeten de klappen niet
vallen.
Dan nog even het nijlpaard, Hippopotamus Unlimi
ted; U moet het mooie „Unlimited" niet inslikken. Het
is gewoon een schertsnaam. Men moest destijds een
Stichting oprichten en heeft toen voor deze scherts
naam gekozen. Het beest heeft inderdaad heel goede
eigenschappen, die echt wel toepasselijk zijn op de Stich-
s*>L
V
ting Hippopotamus. De Wethouder heeft één eigen
schap niet genoemd, n.l. dat het beest een heel dikke
huid heeft en ik moet zeggen, dat dat beslist nood
zakelijk was in verband met alle onderhandelingen met
de diverse instanties. (De heer B. P. van der Veen: En
een grote bek ook.) Maar het bijt niet. (Grote hilariteit)
De heer Faber: Ik wil nog even terugkomen op de
opmerking van de heer Snel over de openheid van de
Stichting Ruiterskwartier. Het is eigenlijk jammer, dat
bepaalde deskundigen van de tribune zich niet recht
streeks tot het College kunnen wenden; ze zouden het
wel willen, maar het kan nóg niet. (De Voorzitter: Dat
kan natuurlijk best. Morgenavond kunnen zij alle Wet
houders te spreken krijgen.) Maar zij kunnen niet nu
meespreken vanaf de tribune en dat bedoelde ik. In het
Huishoudelijk Reglement van de Stichting Ruiters
kwartier wordt in de bestuurssamenstelling voorzien.
De Raja was ook gevallen over de oorspronkelijke ver
houding 63. Nu is die gewijzigd in 65.
Ten aanzien van het Nijlan zijn wij van mening, dat
alles moet worden gedaan wat mogelijk is. Ik steun
daarom ook de motie van de heer Snel. De mensen in
het Nijlan moeten zich echter wel realiseren, dat bij
aanneming van die motie de mogelijkheid tot afwijzing
door hogerhand blijft bestaan.
De heer Bouma: Vanuit de relatie die ik als voor
zitter van het Centraal Orgaan heb met het Nijlan, zou
ik graag iets willen zeggen over het subsidie voor het
jeugdwerk in die wijk. Ik neem daarbij als uitgangs
punt hetgeen de Wethouder heeft gezegd, n.l. dat het
Gemeentebestuur zich bijzonder positief opstelt ten aan
zien van de jeugd in het Nijlan. Wij moeten ons m.i.
goed realiseren, dat, al besluiten we iets, dit nooit
zoals de Voorzitter ook al zei een toezegging kan
inhouden. Maar aan de andere kant, meen ik, dat we
niet moeten schromen het hier vanavond aan te durven
om een principe-beslissing te nemen ten aanzien van
een stuk welzijnsbeleid. We mogen een aantal vrij
willigers (40 a 60) en een aantal kinderen (plm. 400)
gewoon niet in de steek laten nu een stuk werk op
gang gekomen is, dat professionele begeleiding behoeft.
De afwijzende beslissing van C.R.M. kunnen we door
aanneming van de motie mede ongedaan maken. De
betreffende Stichting is nog steeds bezig te trachten
de beslissing van C.R.M. in positieve zin om te buigen.
Als wij vanavond „ja" zeggen en C.R.M. zou ook tot
een andere beslissing komen, dan zijn ze klaar. Ik ge
loof, dat we ten opzichte van die Stichting en ook ten
opzichte van het Departement moeten demonstreren,
dat het ons wel menens is en dat we daarom „ja"
moeten zeggen tegen dit project.
De heer Vellenga: Ik wil nog een enkele opmerking
maken ten overvloede bijna als reactie op het
geen de heer Heidinga heeft gezegd. Ik ben het met
de intentie van zijn opmerking eens. Aan de andere
kant is het toch ook zo, dat U, als College, inclusief de
Wethouder van Financiën die op dit punt erg zorg
vuldig is van nature, maar ook ambtshalve, toch
zonder op de begrotingsbehandeling te wachten ge
meend heeft hier met dit voorstel te kunnen komen.
Dat vind ik een punt waar wij aandacht aan moeten
schenken. Wij hebben ook bij vorige gelegenheden van
onze kant wel naar voren gebracht, dat je dit soort
zaken eigenlijk bij de begroting (in dit geval 1972) zou
moeten behandelen; desalniettemin hebben wij toen om
bepaalde praktische redenen vaak gemeend de voor
stellen wel in behandeling te moeten nemen. Doorgaans
zijn die voorstellen ook haast met algemene stemmen
aangenomen.
En nu dacht ik, dat de heer Heidinga misschien even
een verkeerd licht op de zaak werpt. Ik wil het vol
gende onder de aandacht brengen. Bij iedere begro
tingsbehandeling, maar ook bij ieder voorstel op de
raadsagenda dat financiële gevolgen heeft, staat vast,
dat wij moeten afwachten, of die begrotingen of voor
stellen voor subsidies of kredieten worden goedgekeurd.
Dat is een element, dat er altijd in zit. Van een aantal
posten die al lang paraderen in de begroting, kun je
zeggen: Er is een soort gewoonterecht ontstaan; dat
zal wel los lopen. Het kan dus wel zin hebben om ten
aanzien van nieuwe voorstellen niet al te enthousiast
aan de mensen te gaan zeggen: Jongens, het is in de
Raad geknipt en geschoren en nu komt het voorelkaar.
Maar dat geldt formeel (administratief-technisch) voor
ieder voorstel met financiële consequenties dat de Raad
aanneemt.
In deze situatie vind ik het belangrijk, dat de Ge
meenteraad, waarvan de heer Heidinga terecht bij her
haling zegt, dat hij aan het hoofd van de Gemeente
staat, een uitspraak doet. Dat betekent, dat wij, voor
zover het van ons afhangt, bereid zijn om al deze
verschillende werksoorten te subsidiëren. Wanneer dat
onverhoopt om een of andere reden niet wordt gedaan,
ligt de primaire verantwoordelijkheid niet bij deze Raad.
Dat is het uitgangspunt, dacht ik. En dat heeft ook
mijn buurman Snel er toe gebracht om toch over de
zaak van het Nijlan een duidelijke uitspraak van de
Raad te vragen. Dan doen wij in ieder geval een uit
spraak; zeggen wij, wat wij er van vinden. Wordt die
uitspraak wel of niet gehonoreerd, dan is dat niet pri
mair onze verantwoordelijkheid, die ligt dan bij an
deren. De heer Snel heeft gelijk als hij zegt, dat er
op dit moment nog wordt gepoogd ook van de kant
van C.R.M. subsidie voor dit werk te krijgen. Ik dacht,
dat een zeer positieve uitspraak van de Gemeenteraad
van Leeuwarden op dit punt alleen maar een goede
uitwerking zou kunnen hebben. Ik zal niet uitgebreid
over het werk in het Nijlan gaan praten. Zo via via ben
ik daar iets te sterk bij betrokken. Wij kraken paleizen,
maar wij kunnen niet het wijkcentrum kraken. Maar ik
dacht wel, dat het een punt was, dat ook terecht door
anderen op zeer positieve manier naar voren is ge
bracht. Ik wil daarom ook een beroep op de hele Raad
doen deze motie aan te nemen, voor zover de Voor
zitter nog niet meteen zegt, dat het College de motie
overneemt. Maar dat wacht ik af.
De heer JRijpma: Naar aanleiding van de woorden
van ae neer vellenga zou ik toch nog een opuiei'King
winen maken. Wij heDben m het veneuen met gewerkt
met een begroting die een tekort vertoonde, wij kon
den toen, als we een voorstel aannamen, tegen de men
sen zeggen, dat het vrij zeker, bijna voor luu pet. zeker
was, aat we die voorlopige toezegging konden nakomen.
Wij hebben nu voor het eerst sinus lange tijd te maken
met een begroting die een tekort vertoont. Wij zouaen
geen reële politiek bedrijven als we in dit opzicnt
niet tegenover de mensen de extra waarschuwing lieten
horen: Als jullie investeren ik denk daarbij aan het
Ruiterskwartier en Hippopotamus dan is het nog
niet zeker, dat het geld ook inderdaad in jullie handen
zal vloeien. Het hangt ook af van de verantwoordelijk
heid van de Raad, of hij deze begroting, met het on
gedekte tekort, aan G.S. wil aanbieden, of dat hij op
andere wijze wil proberen deze begroting nog zover
sluitend te maken als maar mogelijk is. Dat is dus de
verantwoordelijkheid die de Raad straks bij de be
grotingsbehandeling draagt. En dat is wat anders dan
alle voorstellen die wij in het verleden hebben behandeld.
De heer B. P. van der Veen: Mijn fractie zal niet
zoveel moeilijkheden hebben met de motie van de heer
Snel. Wij hebben ook wel begrip voor de positieve kant
van dit werk, zoals die door de heer Van Haaren is
uiteengezet. Wij zitten niet alleen met de moeilijkheid,
dat het niet zeker is, dat voorstellen die hier zouden
worden aangenomen, ook het beoogde effect hebben
dat is van de kant van de heren Heidinga en Rijpma
duidelijk gemaakt maar wij hebben toch ook wel
bezwaar tegen de voorstelling van zaken van de heer
Vellenga, alsof wij, wanneer wij maar goede voorstellen
aannemen en die straks niet gehonoreerd zien, de
schuld dan ergens anders kunnen leggen. Zo is het
niet. Wanneer onze begrotingspositie is zoals die is,
dan is dat ook wel bepaald een gevolg van het beleid,
dat wij in het verleden gevoerd hebben en wanneer wij
met beperkte middelen werken het is blijkbaar voor
sommige mensen moeilijk zich een voorstelling te ma
ken van het feit, dat ook de middelen van de overheid
beperkt zijn dan zullen wij toch zelf moeten af
wegen wat het zwaarste weegt. Dat is nu eenmaal zo.
(De heer Vellenga: Dat geldt natuurlijk ook voor in-
vesteringsvoorstellen, prioriteiten die wij hier geregeld
leggen.) Dat geldt inderdaad steeds. Het is niet altijd
even gemakkelijk om dat op een rijtje te zetten, maar
het is toch in principe nodig. Dat is een verantwoorde-