8
9
voorstel uit de Raad komen. Ik heb duidelijk gezegd:
„De heer Weide heeft gezegd: Persoonlijk." Ik heb ook
al even gezegd, mijnheer Vellenga, dat het niet erg
gebruikelijk is, dat een Wethouder in eerste instantie
op die wijze reageert, maar het staat hem vrij. Daarom
heb ik dus ook in alle duidelijkheid gezegd: Dit College
heeft U een voorstel gedaan en het ligt aan de Raad
dit aan te nemen, maar U kunt ook met een schriftelijk
voorstel komen een ander voorstel en U kunt ook
tegen stemmen. Dan is het voorstel van B. en W. ook
niet aangenomen. (De heer Vellenga: De meest ele
gante mogelijkheid zou zijn, dat U zegt: „Wij nemen
dit voorstel terug. De heer Weide heeft al in die geest
gesproken." Maar dat wilt U blijkbaar niet. Dat is Uw
goed recht, maar zeg dat dan.) Dat heb ik heel dui
delijk gezegd. (De heer Vellenga: Nou, dat is best.)
Maar daarom zeg ik ook even tegen de heer Bouma: Als
ik het voorstel van B. en W. in stemming breng, kunt
U tegen stemmen, maar het zou duidelijker zijn
tegen stemmen is iets anders een schriftelijk voor
stel te doen. Ik geloof, dat het ook juist is, dat wij als
College ons voorstel handhaven. Ik heb duidelijk ge
zegd, dat ons voorstel de consequentie is van het over
leg, dat wij met G.S. en met andere gemeenten hebben
gevoerd. Komt de heer Bouma nu met een voorstel?
(De heer Vellenga: Ja.) Goed, dat wordt dus geformu
leerd en dan hebben we tenminste duidelijkheid in de
discussie.
De heer Rijpma: Het enige is, dat het antwoord van
de Wethouder op opmerkingen die ik gemaakt heb, die
opmerkingen hun inhoud doet verliezen. Ik heb ge
vraagd naar de betekenis van een regionaal kamp voor
Friesland als noodzakelijke opvangplaats voor trekken
de woonwagenbewoners. En als de Wethouder zegt, dat
hij persoonlijk meent, dat de oplossing van deze zaak
wel twee of drie maanden kan wachten, dan betekent
dat dus, dat er bij hem geen probleem is voor die trek
kende woonwagenbewoners. En dat, als er deze zomer
10 of 20 van deze mensen komen, hij dus de mogelijk
heid ziet ze ergens in Friesland op te vangen. En als
hier wèl een probleem ligt, dan is het, geloof ik, van
belang, dat wij de regeling, die los staat van ons kamp,
op dit moment aanvaarden. Want het gaat niet om
onze woonwagenbewoners, het gaat om degenen, die
niet aan een plaats gebonden zijn en die Friesland bin
nenkomen. Als we daar geen opvang voor hebben, dan
is het urgent, dat we zo snel mogelijk aan een opvang
beginnen.
De heer Bouma: Ik heb mijn schriftelijk voorstel
klaar, maar ik wilde nog even dit onder de aandacht
brengen: Wij maken ons, dacht ik, op dit moment veel
te druk om de trekkende woonwagenbewoners, want
het regionale kamp is er nog niet. Dus als ze vandaag-
de-dag komen of niet, we hebben toch geen opvang
voor deze mensen. (De heer Rijpma: En dan stellen
we de zaak dus maar uit!) (De Voorzitter: De heer
Bouma heeft het woord.) Of ze dan op het Zaailand
gaan staan, weet ik niet; dat zal voor een groot deel
van de Burgemeester afhangen, want in art. 10 van
de Woonwagenwet staat uitdrukkelijk: „Het is ver
boden met een woonwagen een standplaats te hebben
buiten een centrum." En als ze op het Zaailand gaan
staan, kan de Burgemeester dus zeggen, dat het niet
mag. (De Voorzitter: En dat zeg ik dan ook.) En in
art. 8 van de Woonwagenwet staat: „Woonwagens
worden op het centrum" en dat zou dus ook het
kamp Leeuwarden zijn, als dat alsnog, wat we in prin
cipe aanvaard hebben en ook blijven aanvaarden (ik
ben ermee begonnen dat te zeggen), in de gemeen
schappelijke regeling wordt opgenomen en dat kan op
grond van de beleidsombuiging die de Minister heeft
aangekondigd „toegelaten tot het aantal is bereikt,
gelijk aan dat waarvoor het centrum is bestemd." Nu,
als we het kamp Leeuwarden bestemmen voor 18 plaat
sen en we nemen het in de gemeenschappelijke rege
ling op, dan is het al vol. Ik begrijp dus die angst
voor vreemde wagens niet.
Mijn voorstel is aldus geredigeerd:
„De Raad van de gemeente Leeuwarden; in verga
dering bijeen op 31 januari 1972; besluit: het voorstel
inzake deelneming aan een gemeenschappelijke rege
ling met betrekking tot het stichten en de exploitatie
van een regionaal woonwagencentrum in de gemeente
Smallingerland aan te houden totdat omtrent de be
leidsombuiging van C.R.M. nadere gegevens bekend
zijn."
De Voorzitter: Wie heeft, behalve U, dit voorstel
ondertekend
De heer Bouma: De heer Van Haaren zal bereid
zijn het mede te ondertekenen, neem ik aan. (Gelach)
De Voorzitter leest de motie, op verzoek van de heer
Heidinga, nog eens voor.
De motie is getekend door de heren Bouma en Van
Haaren.
De Voorzitter: Wie verlangt nog het woord over
deze motie? Niemand? Dan zou ik Weth. Weide willen
vragen, of hij er behoefte aan heeft in tweede instantie
nog te reageren op de gemaakte opmerking'en of op de
motie.
De heer Weide (weth.): Inderdaad is er de laatste
weken een duidelijke tendens waar te nemen dat
hebben wij ook intern meerdere malen besproken
die wijst op een wijziging in het woonwagenbeleid van
de Regering.
Nu is er waarschijnlijk omtrent deze materie enig
misverstand ontstaan. De gemeenschappelijke regeling
staat volkomen los van de situatie in ons eigen kamp.
Ik heb gezegd, dat een zo spoedig mogelijke verbete
ring bittere noodzaak is. Het hiervoor aangevraagde
subsidie staat geheel buiten de gemeenschappelijke re
geling. Het is dus primair onze taak het kamp zo
snel mogelijk te doen opknappen en ik heb niet de
indruk, dat de situatie van ons eigen woonwagenkamp
afhankelijk gesteld zal worden van de rijkssubsidiere
geling voor regionale kampen.
De Voorzitter: Ik neem aan, dat de heren Bouma
en Van Haaren hun motie handhaven, ook na de dis
cussie.
De heer Heidinga: Mag ik nog even iets opmerken?
(De Voorzitter: Ja.) Vorig jaar hebben wij al in prin
cipe besloten aan deze regeling te zullen deelnemen.
Draait die motie dat besluit nu terug, zodat we er nu
niet meer aan deelnemen?
De Voorzitter: Dat punt is al even in discussie ge
weest. Ik begreep heel goed, dat degenen, die enige be
zwaren hebben, niet tegen het voorstel van het College
willen stemmen; zij hebben liever, dat we eerst wat
nader inzicht krijgen in de zienswijze van C.R.M. en
de Raad pas daarna een beslissing neemt. En ik dacht,
dat ik wel mag zeggen, dat de ingediende motie bij het
College niet op bezwaren stuit. Wij behoeven dus niet
in het kader van ons overleg met G.S. en de andere
gemeenten te zeggen: Onze Raad heeft deelneming aan
de regeling afgestemd, doch slechts: De Raad wil graag
nadere informatie hebben. Ik dacht, dat de motie bij
het College niet op bezwaren stuit. (De heer Vellenga:
Dus U neemt die motie over?) Nee, ik zeg: Die motie
stuit niet op bezwaren. (Gelach) (De heer Heidinga:
Nou, wat doen we dan?) Verlangt iemand tegen deze
motie te stemmen? Zo niet, dan is die aangenomen.
Punt 16 (bijlage no. 33).
De heer De Vries: Dit voorstel op zichzelf ontmoet
bij onze fractie geen bezwaar. Misschien is het wel
goed er nog even nadrukkelijk op te wijzen, dat het gaat
om een vergoeding voor de fracties en niet om een
vergoeding voor de individuele raadsleden.
Wij hebben een beetje moeite met de clausule die
bepaalt, dat de Wethouders buiten de berekening van
de vergoeding aan de fracties worden gelaten. Mis
schien gaat U uit van de veronderstelling, dat het in
komen van een Wethouder dermate hoog is, dat hij
zelf wel dat bedrag aan de fractie kan betalen, maar
als dit laatste niet juist mocht zijn, dan zouden we
graag precies willen weten wat de overweging dan
wel is geweest. Een Wethouder is een normaal fractie
lid en hij belast de fractie net zo goed als ieder ander
lid.
De heer Heidinga: Ik las in de Leeuwarder Courant,
dat de raadsleden er geweldig op vooruit gingen, dat
ze voortaan f 100,per avond verdienen in plaats van
f25,Of is het f35,Ik weet het niet eens precies.
Ik wil toch wel graag even in het openbaar zeggen, dat
dit geen presentiegeld is. Ik hoop, dat de Leeuwarder
Courant er nota van wil nemen, dat dit geen vergoe
ding is voor de gemeenteraadsleden persoonlijk. Wij
vinden het een eer, dat wij gemeenteraadslid mogen
zijn voor haast niets en wij doen het werk met plezier.
Het gaat hier gewoon om een vergoeding voor het
werk dat de fracties doen, en de kosten die zij daar
voor maken.
Nog even iets over hetgeen de heer De Vries heeft
gezegd over het uitsluiten van de Wethouders. Ik meen
mij wel te herinneren, dat dit even in het seniorencon
vent aan de orde is geweest. Misschien is het niet tot
ons allemaal goed doorgedrongen. Ik til er niet zo
zwaar aan, howel ik van mening ben, dat ook Wet
houders leden zijn van een fractie.
De heer Schaafsma: Uit de eerste alinea van de
raadsbrief had ik begrepen, dat wij een onkostenver
goeding kregen voor het werk, dat voortvloeit uit het
aanwezig zijn in de Raad. Toen ik verder las, kwam ik
tot de ontdekking, dat het gefixeerde minimum f 250,-
per fractie was. Nu dacht ik, dat de hoeveelheid werk
die je van B. en W. tien dagen voor de raadsverga
dering als huiswerk krijgt voor iedere fractie gelijk
is. Je verdeelt dat werk tenslotte. Ik heb kunnen con
cluderen, dat een bedrag van f 250,als minimum
aangehouden de kosten kan dekken.
Dan begrijp ik verder niet de inconsequentie, dat
een éénmansfractie f 250,krijgt, terwijl Axies
met twee leden een vergoeding van f 200,krijgt.
Die zullen dus naar de „Bijstand" moeten om f 50,
extra, want die kunnen van die f 200,niet bestaan.
(Stem: Nee, dat is niet juist. Axies krijgt ook f250,
want dat is de minimum vergoeding.) Dan heb ik het
dus niet goed begrepen.
Verder begrijp ik niet, dat de werkzaamheden van
de twee grote fracties dermate veelomvattend zijn, dat
zij een vergoeding dienen te ontvangen die een veel
voud van die f 250,is. Ik kan mij enkele werkzaam
heden zo tijdens de begrotingsvergadering voorstellen,
die bij een grote fractie meer kosten dan bij een
kleine, maar ik dacht, dat de zuivere werkzaamheden
gelijk waren. Het etentje, dat elke fractie, dacht ik,
op de dag van de begroting houdt, kost een grote
fractie meer. (Protesten uit de Raad)
Mevr. Dijkstra-BethlehemGezien het feit, dat in
onze gemeente de raadsvergaderingen allemaal op
avond worden gehouden buiten de begrotingszitting
•Jan kan ik niet voor dit voorstel zijn. Ieder raadslid,
dat hier een partij vertegenwoordigt, zal in ieder geval
een gedeelte van zijn tijd aan politieke werkzaamheden
moeten besteden. Immers hij is gekozen door een deel
van de bevolking met volledig eigen goedvinden. Nu
wordt hier voorgesteld per lid f 100,of per fractie
f 250,uit te keren. Bij elkaar geteld wordt dat,
dacht ik, een heel bedrag. Hoe men het ook beziet, dit
bedrag zal moeten worden opgebracht door de Leeu
warder bevolking. Met dit voorstel schept men een te
genstelling. Aan de ene kant wordt er tot het uiterste
beknibbeld op de lonen van de werknemers en komt
men tot de ontdekking, dat de f 400,ineens, uitge
keerd aan het personeel van de Gemeente, teveel is
(er wordt achteraf daarvan f50,ingehouden), aan
de andere kant zou je de financiële waardering van
politieke functionarissen zonder meer met een flink be
drag omhoog brengen. Gezien dit alles, maar ook om
dat mij niet duidelijk is, dat de in dit voorstel genoemde
bedragen noodzakelijk zijn, ben ik het met dit voorstel
niet eens.
De heer Van Haaren: Ik was niet van plan iets
over dit voorstel te zeggen, maar na de woorden van
mevr. Dijkstra wil ik toch wel opmerken, dat ik het
helemaal niet met haar eens ben, dat deze vergoeding
niet noodzakelijk is. Ik wil U wel zeggen, dat wij het
bedrag, dat wij volgens dit voorstel zullen krijgen, al
lang hebben uitgegeven aan telefoonkosten, kosten voor
stencilwerk, vergaderingen van de verschillende werk
groepen enz. Al die dingen kosten geld. Wij hebben
altijd met veel plezier, met veel genoegen en volkomen
van harte uit eigen middelen hiervoor betaald. Maar
als het mogelijk is, dat er per fractie voor dit soort
zaken vergoedingen komen, dan juich ik dat bijzonder
toe en dan vind ik het onjuist te stellen, dat wij nu
en dat klinkt ergens in de woorden van mevr. Dijk
stra op een wat vreemde manier toch ook door als
fracties gemeentegelden opsouperen aan dinertjes of iets
dergelijks. Voor dat soort dingen is die vergoeding be
paald niet bedoeld.
De Voorzitter: Ik zou allereerst met nadruk willen
stellen, dat ik het jammer vind het is stellig door de
heer Schaafsma gekscherend bedoeld, maar het kan
toch ergens als een insinuatie worden opgevat dat
gesuggereerd is, dat er geld gegeven moet worden om
raadsleden dineetjes te laten houden. Dat is per se niet
de bedoeling. ïk dacht juist, dat wij in een situatie ver
keren, dat raadsleden voor hun werk, dat voortdurend
toeneemt, een minimale vergoeding krijgen. Alle kosten,
behalve van het vergaderen van de fractie als zodanig
(over het algemeen plaats vindend op het Stadhuis),
moeten door de fractie worden betaald, hetzij uit eigen
portemonnaie, hetzij uit de kas van de politieke partij.
Die kosten worden op verschillende manieren bestre
den; dat is mij bekend. Het werk, dat zij doen, gebeurt
allemaal in het belang van onze Gemeente. De kosten
kunnen betrekking hebben op het aantrekken van in
formatiemateriaal, telefoon, het laten typen van stuk
ken, een rapport over een bepaald onderwerp willen
hebben enz.
Het is overigens algemeen bekend, dat in ons land
verschillende provinciale besturen, heel veel grote ge
meenten en zelfs al talloze bij Leeuwarden verge
leken kleine gemeenten dit soort regelingen al heb
ben. Het is ook niet anders bedoeld dan als een tege
moetkoming in de kosten die de fracties voor hun
werk ten behoeve van de Gemeente moeten maken.
Het gaat in totaal om een bedrag tussen de f 3.000,
en f 4.000,per jaar; dit even in antwoord op de op
merkingen van mevr. Dijkstra. Dit bedrag is niet in
een promillage van de totale gemeentebegroting uit te
drukken. Het is iets van een dertigste deel van 1 pro
mille, geloof ik, van de totale uitgaven van onze Ge
meente. Ik heb zopas even geprobeerd het uit te re
kenen. Ik geloof niet, dat we hier in het geding kun
nen brengen, dat deze vergoeding zou gaan ten koste
van de gemeenschap, want het is een luttel bedrag in
de begroting van bijna f 100.000.000,van onze Ge
meente.
Of deze zaak zo in de Leeuwarder Courant heeft
gestaan als de heer Heidinga zegt? Ik heb het be
treffende artikel ook gelezen ik volg de kranten
nogal nauwlettend ik geloof niet, dat het er zo in
stond. De vergoeding is stellig niet bedoeld als een
extra bijdrage voor de leden van de Raad als zodanig.
Ik zou ook met nadruk willen zeggen, dat het een
tegemoetkoming in de kosten is, een vergoeding aan
de fracties, zoals ook door de heer De Vries is gesteld.
De overwegingen die hebben gegolden, heb ik al ge
noemd. Waarom de Wethouders er uit gelicht zijn?
In de eerste plaats zou ik willen zeggen, dat een Wet
houder wel lid van een fractie is, maar over de vraag
of hij een normaal fractielid is, kan men van mening
verschillen. (Gelach) Hij brengt heel andere kosten
mee dan de overige fractieleden, maar die kosten ko
men ten laste van de Gemeente. De abonnementen en
telefoonkosten van de Wethouders betalen wij in rede
lijke mate; ik wil niet zeggen allemaal. Wat dat be
treft verkeren de Wethouders al in een bevoorrechte
positie. Ook alle andere gemeenten die dergelijke re
gelingen hebben, hebben de Wethouders uitgesloten.
Ook de provincies die aan de statenfracties vergoedin
gen betalen, hebben de leden van G.S. uitgesloten. Wij
hebben consequent reeds bestaande regelingen op dit
punt gevolgd.
De heer Schaafsma heeft gezegd, dat de vergoeding
voor alle fracties gelijk zou kunnen zijn. Dat zou ik
niet redelijk vinden; dat blijkt ook wel uit de motive
ring. Ik moet U zeggen, dat ik er aan twijfel ik
zeg slechts „twijfel" of het helemaal redelijk is,
dat een éénmansfractie een minimum vergoeding van
f 250,krijgt. Dat lijkt mij dan eerder aan twijfel
onderhevig, dan het uitkeren van de voorgestelde ver-