28 6/
opbouw betreft, volgens een bepaald beleidsplan. Wat
is onze opzet van het begin af aan geweest? Ie. te
komen van een schoolpsychologische dienst tot een
multidisciplinaire dienst;; 2e. te komen van een één-
potige dienst tot een tweepotige dienst. Wat die tweede
poot betreft, betekent dit, dat je niet alleen maar diag
noses stelt, maar dat je in de verwerking van de diag
noses zelf direct hulp aan het onderwijs geeft. Er is in
den lande een jarenlange strijd over geweest, of je
deze richting wel zou moeten uitgaan; aanvankelijk
stonden de landelijke pedagogische centra op het stand
punt, dat het een taak was van hun gedecentraliseerde
instituten. Ik heb de indruk, dat het aantal tweepotige
diensten zo langzamerhand aanmerkelijk is toegenomen
en we hebben ook de stellige indruk, dat het Ministerie
van Onderwijs op het standpunt staat, dat de school
adviesdienst of schoolbegeleidingsdienst, zoals men
het instituut tegenwoordig meer noemt twee poten
zal moeten hebben en dat het ook alleen maar een on
derwijsdienst zal moeten zijn. Het contact over het
schooladvieswerk liep aanvankelijk over drie Ministe
ries: Onderwijs, Sociale Zaken en Volksgezondheid, wat
betreft de combinaties met de instituten voor geeste
lijke gezondheidszorg, m.o.b.'s en school- en beroeps
keuze, en C.R.M., wat betreft maatschappelijk werk.
Er is indertijd onder Staatssecretaris Egas een werk
groep ingesteld om de zaken te combineren. Op het
ogenblik werkt die werkgroep nog wel, maar het is een
zaak van Onderwijs geworden. De werkgroep gaat al
leen na: Hoe nu, wanneer deze tweepotige diensten
ontstaan, het veld moet worden afgebakend ten op
zichte van de instituten voor school- en beroepskeuze,
de instituten voor kinderpsychologie enz. De Schoolad
viesdienst wordt alleen maar een volledige onderwijs
dienst. Dit was ook een antwoord op de vraag van mevr.
Woudstra terzake.
Mevr. Woudstra constateert aan de lopende band te
genstrijdigheden in de antwoorden op al deze vragen.
Je moet duidelijk weten, dat er een taak voor de pe
dagogische centra is; die bestaan en blijven bestaan en
die zullen ook een taak bij de algemene onderwijspro
blematiek houden. Daarvoor worden ze ook zwaar door
het Rijk gesubsidieerd. En de Minister staat ook op het
standpunt, dat zij die algemene taak houden. De Rijks
pedagogische academies worden ingeschakeld bij het
geven van cursussen voor onderwijsvernieuwing en wat
dies meer zij. Het „uitproberen" van nieuwe methoden
is een zaak die van rijkswege, door de Inspecties, zal
geschieden, in overleg met de landelijke pedagogische
centra en de pedagogische academies. En op deze ma
nier krijg je natuurlijk al een duidelijke taakafbake
ning m.b.t. het schooladvieswerk. Ik dacht, dat mevr.
Woudstra deze dingen een beetje door elkaar haalt.
De taak van een schooladviesdienst is grof gesteld
- hulp te verlenen aan schoolkind en school. En hoe
gebeurt dat nu? Ik wil over het longitudinaal onder
zoek dat is zo langzamerhand wel duidelijk niet
praten. Ik wil het alleen even hebben over de terug
rapportage aan de school. Wat wordt daar besproken?
Er worden vergelijkingen getrokken, want alle eerste
klassen in Leeuwarden zijn onderzocht. Er wor
den ook vergelijkingen getrokken, wat de gehele
situatie betreft. Er rolt ook een gemiddelde uit het
onderzoek, maar er zijn duidelijk afwijkende situaties.
Daarbij wordt bekeken, waar dat aan ligt. Ligt dat
aan de school, ligt dat aan een bepaalde klas In ge
sprekken met hoofden van scholen is mij duidelijk ge
bleken, dat zij bijzonder veel waarde hechten aan de
gesprekken met de Schooladviesdienst en dat het werk
van die dienst voor hen ook zeer veel steun geeft bij
de klassen-aanpak. U kunt, wat mij betreft, dit bij de
hoofden van het basisonderwijs en van het kleuter
onderwijs vragen. Uit de onderzoekingen komen ook
individuele gevallen te voorschijn. Die worden apart
bekeken en daaruit volgen dan ook de nodige heron
derzoeken. Er komen meer dingen uit. Er komt dui
delijk uit daar is al over gesproken en dat komt
hier straks nog aan de orde dat je van een bepaal
de school kunt constateren, dat er in de 6e klas blijk
baar meer aandacht besteed is aan taal dan aan re
kenen, terwijl het gemiddelde van die school op zich
zelf wel goed is en er niet uitspringt. Maar je merkt
het gewoon. Het is belangrijk dergelijke situaties te
onderkennen i.v.m. de overgang van het basisonder
wijs naar het voortgezet onderwijs. Daar kan uitvoerig
over gesproken worden. En dat gebeurt. Nu werkt de
Schooladviesdienst nog maar kort. We hebben hier
wel eens eerder geconstateerd, dat het een wonder is,
dat het personeel van de dienst dit nog doet, want het
is zwaar overbelast. Men werkt als paarden en het
aantal uren dat men maakt, is enigszins vergelijkbaar
met het aantal, dat wij hier vanavond maken.
Laten wij nu eens zo'n voorbeeld nemen als de Tjerk
Hiddesschool, waarover mevr. Woudstra gesproken
heeft. Ze zegt: Er is een advies van de Schooladvies
dienst, daarbij een schoolvorderingentest en toch bleek
achteraf, dat de stof voor een aantal kinderen die naar
het voortgezet onderwijs zijn gegaan, te zwaar te zijn.
Dat zegt natuurlijk op zichzelf niets. Door de school
vorderingentest heeft men geconstateerd, dat het kind
zover was, dat het zou kunnen overgaan naar het
voortgezet onderwijs. De Schooladviesdienst zou hier
volledig gefaald hebben. Laten we dan echter eerst
even vaststellen, dat het vorig jaar de eerste maal was,
dat de Schooladviesdienst de 6e klas heeft „meegeno
men". Ik kan daar heel andere verhalen tegenover
stellen. Bij het Gymnasium constateerde men, dat een
aantal leerlingen omstreeks Kerstmis ver beneden het
gemiddelde bleef, kinderen, van wie de schoolvorderin
gentest goed was en het advies van de Schoolalvies-
dienst was: dit zijn gymnasium-kinderen. Men heeft er
nader contact over opgenomen met de Schooladvies
dienst en gevraagd: Hoe kan dit? Hier zitten wij mee,
Is het verantwoord deze kinderen hier te houden of is
het beter hen het is nu nog een gunstig tijdstip bij
het begin van het nieuwe jaar naar een ander on
derwijsinstituut over te laten gaan. Na het nodige over
leg en het bekijken van de test enz. is geconcludeerd,
dat overplaatsing niet moest gebeuren, dat het wel ver
klaarbaar was, dat het kinderen waren, die wat meer
aanpassingsmoeilijkheden hadden, die wat een langere
aanloopperiode nodig hadden. En ik kan U zeggen, dat
deze leerlingen het waren er drie met glans zijn
overgegaan naar de tweede klas. Ik dacht, dat je het
werk van de Schooladviesdienst op deze manier niet
moet benaderen en ik zeg het nog eens: mevr. Woud
stra zou er bijzonder goed aan doen haar licht op te
steken bij de Schooladviesdienst; dan weet zij, wat men
daar eigenlijk doet en op welke wijze men de zaken
met het onderwijzend personeel bepraat. (Mevr. Woud
stra-Peene: Dat zal ik ook vast doen, maar dat geval
van de Tjerk Hiddesschool heb ik niet bedoeld als een
aanwijzing van het falen van de Schooladviesdienst
de betreffende kinderen waren in de 3e klas van het
voortgezet onderwijs op één na verdwenen; zij waren
in de 6e klas niet door de Schooladviesdienst „bekeken",
want de dienst werkte toen nog niet eens in de 6e klas
sen maar als een illustratie van de problemen, die
gewoon in het onderwijs zitten.) Ja, die problemen zijn
er en daarom hebben we zo'n Schooladviesdienst nodig.
Maar als je wilt spreken over de structurele problemen
van het basisonderwijs in Nederland, dan zal de School
adviesdienst in Leeuwarden die problemen niet kun
nen oplossen. (Mevr. Woudstra-Peene; Maar hij kan toch
wel een beetje meehelpen.) Nee, natuurlijk niet, want die
problemen moeten opgelost worden binnen de wettelijke
kaders. Ten behoeve van de oplossing van de structu
rele problemen van een bepaalde school zal inderdaad
de Schooladviesdienst hand- en spandiensten kunnen
verlenen, maar ook nooit meer dan in de mate, waarin
het voor de kinderen en de leerkrachten van die be
paalde school mogelijk is. Dat is, dacht ik, toch een
duidelijke situatie.
Ik geloof, dat ik hiermee gereageerd heb op Uw
constatering van een tegenstelling tussen de vragen
17 en 18. Ik dacht, dat we nu een duidelijk onder
scheid hebben gemaakt tussen de algemene problemen
in het basisonderwijs en de individuele problemen van
scholen.
Dan eindig ik bij vraag 21: „Is het niet de taak
van de S.A.D. het basisonderwijs te helpen zoveel mo
gelijk kinderen te handhaven?" De reactie van het
College daarop: „Die vraag beantwoorden wij beves
tigend", vindt mevr. Woudstra wat vreemd, maar in
derdaad is het de taak van de Schooladviesdienst het
kind gedurende de gehele leerplichtige leeftijd opti
maal te laten functioneren. Het gaat er niet om, dat
de ene of de andere school beter zou zijn. De voor
sprong van leerlingen van de Hofschool, die mevr.
Woudstra noemde, ken ik best. Maar het gaat daarbij
om structurele problemen. Wij hebben voor het inlopen
van de achterstand remedial teaching enz. nodig, maar
wat generaties lang is gegroeid al mogen we con
stateren, dat in het gehele sociale aspect van de over
gang van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs
verbetering is gekomen kunnen we niet in een
handomdraai veranderen. De reeds ontstane verande
ring houdt ook verband met de verlenging van
de leerplicht, maar de sociale structuur van de h.b.s.
(nu atheneum) is een heel andere dan die van 30 jaar
geleden, evenals de sociale structuur van het gymna
sium. Als U een beetje thuis bent in Friesland, dan
ziet U, aan de hand van oude ledenlijsten van de gym
nasiastenclub, dat leerlingen die van buiten kwamen,
zoons waren van de dominee of de dokter, dat een
leerling uit een groot dorp vaak de zoon was van de
notaris en dat bij ouders van leerlingen uit Leeuwar
den meer het accent op de rechterlijke macht lag.
Dat waren de leerlingen van het gymnasium. Ik her
haal het: in de sociale structuur is een belangrijke
verandering gekomen en die zal nog verder moeten
gaan, maar dat is niet van vandaag op morgen te
verwezenlijken, ook niet met een goed lopende School
adviesdienst, met alle beperkingen die deze overigens
ook nog heeft.
Hiermee ben ik wel door de beantwoording heen.
De Voorzitter: Zijn er nog te claimen punten over
gebleven
Mevr. Woudstra-Peene: Wij komen wel op de
Schooladviesdienst terug, maar gewoon bij de algemene
beschouwingen over de onderwijsparagraafvandaar
zullen wij stellig af en toe lijnen naar deze dienst
trekken.
De Voorzitter: Goed, dan horen we dat wel.
Volgno. 508.
De heer Snel: Over de laatste tien vragen op onder
wijsgebied zou ik willen zeggen, dat wij van harte zou
den willen meewerken aan het afschaffen van de school
vorderingentest. Door het onderzoek van de School
adviesdienst zijn wij daar nu uitvoerig over geïnfor
meerd. Dat is geen onderzoek van één keer in een
zesde klas. maar een eindconclusie van het multidisci
plinair onderzoek. Het gaat m.i. om de ontwikkeling
en het ontwikkelingsniveau van het kind. En nu is het
duidelijk, dat de schoolvorderingentest niet zo maar
overboord gezet moet worden. Het moet een beetje sym
pathiek gebeuren en in overleg met de betrok
kenen. De schoolvorderingentest heeft uiteraard
goede diensten bewezen aan de kinderen, maar ik
dacht, dat we, nu we beschikken over de Schooladvies
dienst, daar ook optimaal van moeten profiteren en dat
de schoolvorderingentest moet worden afgeschaft. Uit
de vragen en vooral uit de antwoorden blijkt ook wel,
dat in die richting wordt gekoerst.
Mevr. Woudstra-Peene: ik heb dus begrepen, dat
misschien het is toch nog niet helemaal zeker de
schoolvorderingentest opgeheven zal worden. Is ook
het lager beroepsonderwijs in de commissie die hier
mee doende was, vertegenwoordigd? Ik heb me laten
vertellen, dat dit niet het geval was. Het was toch een
gemeentelijke commissie en de voorzitter was Ferwerda.
(De heer Ten Brug (weth.): Het is geen gemeente
lijke commissie. Als U de naam van de voorzitter kent
en U bent thuis in het onderwijs, dan weet U dat.)
Er is dus een Commissie Schoolvorderingentest en
daar is ene mijnheer Ferwerda voorzitter van. Is daar
het lager beroepsonderwijs in vertegenwoordigd? is
dus mijn vraag. Men heeft mij verteld, dat dat niet
het geval is. Nu gaan er toch altijd nog veel kinderen
van de lagere school naar het lager beroepsonderwijs
en ik zou zeggen, dat vertegenwoordigers uit dat on
derwijs net zo goed in die commissie thuishoren.
Verder constateer ik ook bij deze vragen dat is
gewoon heel algemeen dat de aansluiting tussen
basisonderwijs en voortgezet onderwijs nog wel eens
problemen geeft, maar daar zal op gemeentelijk ter
rein wel weinig aan zijn te doen.
^éz
De heer Faber: Ik wil nog wel even op de aanslui
ting tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs te
rugkomen; die kom ik steeds weer tegen. Het ant
woord op vraag 6 bijv. zegt, dat het nog de vraag is,
of de informatie van de Commissie Schoolvorderingen
test wel noodzakelijk is voor het bepalen, of de leerling
wel of niet geschikt is voor het voortgezet onderwijs.
Ik dacht, dat die informatie wel van belang was voor
het met succes doorlopen van het voortgezet onderwijs.
Wanneer men de leerlingen laat doorstromen naar het
m.a.v.o., het h.a.v.o.-Atheneum, enz., dan moeten ze een
complete basiskennis hebben van Nederlandse taal en
rekenen. Die moeten ze als hulpwetenschap gebruiken.
Als die kennis niet aanwezig is en wij constateren
in de praktijk toch, dat dat maar al te vaak het geval
is dan kunnen de leerlingen daarvan de dupe wor
den. Het komt erop neer, dat ze dan op de middelbare
scholen „bijgespijkerd" moeten worden en het is de vraag
of dat tot de taak van die scholen behoort, want die
hebben ook te maken met een vaststaand pakket van
eisen. Aan het eind van de rit moeten die vervuld
zijn. Dan zouden de middelbare scholen dus nog een
taak moeten overnemen. Ik heb eigenlijk de indruk,
dat er dan een verschuiving plaats heeft van de verant
woordelijkheid. De heer Dijkstra, hoofd van de Tjerk
Hiddesschool, heeft in een interview in de Leeuwarder
Courant van 15 januari gesteld, dat wat bij het lager
onderwijs niet lukt, omdat de kinderen nog niet
aan het opnemen van de betreffende kennis toe
zijn, later misschien wel in twee maanden is in te ha
len. Dat vind ik excuseert U me de uitdrukking
kletskoek, want dan zou men met hetzelfde recht op
de middelbare scholen kunnen zeggen: Die en die vak
ken doen we maar niet; later moet het hoger beroeps
onderwijs of het universitair onderwijs die taken maar
overnemen. Je hebt, zoals gezegd, te maken met een
vaststaand pakket van eisen en daar kun je niet nog
allerlei andere dingen bij gaan doen aan het begin
van de rit. Ik dacht, dat het tot de fundamentele za
ken van het lager onderwijs behoorde de kinderen de
benodigde kennis voor het volgen van voortgezet on
derwijs bij te brengen. Ik ben het dan ook bepaald
niet eens met de heer Snel, die zegt voor afschaffing
van de schoolvorderingentest te zijn. Je hebt gewoon
minder informatie. Hierop aansluitend wil ik vragen,
of wel voldoende rekening wordt gehouden met de
scholen in de buitengemeenten, waar de schoolvorde
ringentest ook wordt gebruikt. Ik noem Barradeel,
Tietjerksteradeel, Franekeradeel enz. tot Idaarderadeel
toe. Ik vraag dan ook: Is er overleg met die gemeen
ten? Wordt er naar een oplossing gezocht en aan wel
ke oplossing denkt U dan?
De heer Ten Brug (weth.): De schoolvorderingen
test dit ook ter verklaring, waarom het lager be
roepsonderwijs niet in de commissie vertegenwoordigd
is is inderdaad voor dat gedeelte van het voortgezet
onderwijs ingesteld, waarvoor de toelating wettelijk ge
regeld is; Er staat in de wet, dat toelating op ver
schillende manieren kan plaats hebben: door een toela
tingsexamen of een schoolvorderingentest en het ad
vies van het hoofd der school er altijd bij. Het kan ook
met een schoolpsychologisch onderzoek en met een
proefklas. Nu kenden wij oorspronkelijk in Leeuwarden
de toelatingsexamens, voor wat betreft de h.b.s.-en en
het gymnasium. Het bezwaar daarvan was, dat dat wel
heel sterk een moment-opname was. Daar waren zowel
de lagere scholen als het voortgezet onderwijs het wel
over eens. Je kunt kinderen natuurlijk met veel kracht
en inspanning klaar maken voor zo'n examen en dan
weet je, dat het er op dat moment wel wat op lijkt,
maar men zag hier toch wel een groot bezwaar. De grote
tegenhanger was destijds de proefklas, maar dan haalde
je de kinderen al helemaal naar de andere school toe.
Dan had er eigenlijk al een keuze in een vroeg stadium
plaats gehad, wat ook niet zo gunstig werkte. We heb
ben toen gekozen voor de schoolvorderingentest. Twee
maal in het jaar wordt die test afgenomen in overleg
met het openbaar en het bijzonder onderwijs en ook in
samenwerking met andere gemeenten die tot het rayon
Leeuwarden kunnen worden gerekend. Daar zijn ook
bezwaren aan verbonden, want zoals een toelatings
examen voor een aantal kinderen een zenuwslopende
toestand was, zo schept de schoolvorderingentest twee-