5'33 4 Pje willen voorleggen, dat eigenlijk ook gisteren aan de orde had kunnen komen, maar het wordt zo gauw „welles" en „nietes" tussen niet-deskundigen. Ik zou zo'n commissie willen vragen, of de gifbespuitingen van de plantsoenen al dan niet schadelijk zijn voor het milieu. Dat is een punt, dat door een dergelijke com missie nu eens behoorlijk kan worden onderzocht, want als buitenstaander kun je daar in wezen toch niets zin nigs over zeggen. Ik ben bijzonder blij, dat die com missie er komt. Wat punt 5 betreft, ik begrijp het antwoord ook niet. Ik heb wel eens meer op onduidelijkheden gewezen. „Zeker voldoende" kan betekenen „meer dan voldoen de", het kan betekenen „te veel". Het antwoord op de vraag moet gewoon ja of nee zijn. (De Voorzitter: Moeten alle vragen met ja of nee worden beantwoord?) Dat zeker niet, maar in dit geval is het antwoord voor mij toch onduidelijk en zou ik een duidelijker willen horen, n.l. ja of nee. De heer De Vries: Vraag 11, betreffende de groeps- praktijken voor huisartsen. U zegt, dat U van oordeel bent, dat het niet op het terrein van de Gemeente ligt initiatieven te nemen. Ik weet niet, of dit wel helemaal juist is, want ik dacht, dat je in het kader van de ge hele ruimtelijke ordening ook met deze aspecten reke ning zou moeten houden. Als je een nieuw stadsdeel bouwt, zou juist zo'n groepspraktijk op een centrale plaats gebouwd moeten worden. U zegt: We zijn be reid in dezen onze medewerking', voor zover no dig en mogelijk, te verlenen. Ik dacht, dat zon der dat het nu rechtstreeks om geld van de Gemeente gaat, deze medewerking toch wel beslist no dig is en ik zou het zelfs wel anders willen stellen. Ik meen, dat kortelings in Heerenveen ook een groeps praktijk is gestart en als zo'n groep artsen daarmee begint, zal die ook wel eens contact met B. en W. enz. zoeken. Ik dacht, dat het juist wel nodig zou zijn dit te stimuleren en daarom ben ik met de beantwoording van deze vraag niet voor 100 pet. tevreden. Mevr. Visser-van den Bos: Ik meende, dat het des tijds de bedoeling was, dat Triotel het specialisme geria trie zou krijgen. Is die gedachte van mij juist en, zo ja, op welke wijze valt daar dan al iets van te merken? De hear Klomp: Is der ünderwilens al hwat mear bikend wurden oer it plan fan Nij Toutenburch om yn Ljouwert to bouwen en hawwe der al kontakten mei de Gemeente west, byg. oer bougroun? De heer Ten Brug (weth.): De heer Buising heeft de brief van het Diakonessenhuis aangehaald, die ter inzage lag. Ik dacht, dat die een beetje anders luidt ik zeg het trouwens ook uit het hoofd dan de heer Buising zo citeert. Het Diakonessenhuis heeft gezegd: Wij willen graag meewerken aan een oplossing voor de ziekenhuissituatie, waarbij van drie naar twee zieken huizen wordt gegaan. We vragen de medewerking van het Gemeentebestuur om te onderzoeken, of de nieuw bouw van het Diakonessenhuis zou kunnen worden ge realiseerd op het bij het Triotel nog aanwezige bouw terrein. Wij hebben daarop geantwoord die brief lag ook bij de stukken dat naar onze mening bij dat onderzoek, dat dan door het Diakonessenhuis zou moeten worden verricht (dit alles in overeenstemming met de bestuurscommissie voor het Triotel) moeten betrokken worden de medische voorzieningen die ter plaatse reeds aanwezig zijn. Wij hebben die opmerking er niet zon der zin bij gezet, omdat er o.i. geen enkel gezond heidsbelang mee gediend is, wanneer daar volledige ziekenhuizen als buren naast elkaar zouden staan, want dan kun je je uit een oogpunt van spreiding wel een betere situatie indenken, maar er is wel een gezondheidsbelang mee gediend, wanneer je er in plaats van twee of drie situaties één situatie van maakt. Wij hebben in de memorie van antwoord ge zegd, dat er van de kant van het Diakonessenhuis nog geen reactie op de brief was ontvangen. Ik kan de raadsleden mededelen, dat er kortgeleden een gesprek is geweest mede n.a.v. de brief van het Diakones senhuis en het antwoord daarop tussen een delega tie van het bestuur van het Diakonessenhuis en een delegatie van de bestuurscommissie van Triotel over de verdergaande samenwerking en de integratie van de ziekenhuisvoorzieningen in Leeuwarden en m.n. in dit geval dan tussen Triotel en het Diakonessenhuis. Die bespreking zal nog een vervolg moeten hebben en dat zal ook vrij spoedig geschieden. Ik kan op het moment bezwaarlijk iets uit de bespreking mede delen, want het is een zaak van twee partners, maar ik hoop wel en daar wordt ook op gewerkt dat bij de behandeling van de begroting in de volledige Raad omtrent deze aangelegenheid meer bekend is. De heer Buising begrijpt de zaak niet goed, als hij de brief van het Diakonessenhuis leest en deze verge lijkt met een krante-artikel, waarin stond, dat m.n. van de zijde van het Diakonessenhuis nogal wat be zwaren bestonden t.a.v. het confessionele en het niet- confessionele karakter van een toekomstig gezamen lijk instituut. Ik kan wel zeggen, dat dat krantebe- richt onjuist is overgekomen. In de laatste bij eenkomst van de contactcommissie van de drie ziekenhuizen is ook gesproken over een verdere integratie, niet alleen van deze twee, maar van alle ziekenhuizen, eventueel in één organisatie, en de bezwaren daartegen op dit moment liggen meer bij het Bonifatius Hospitaal, dat zich alleen een situa tie zou kunnen voorstellen, waarbij men uiteindelijk komt tot één inter-confessioneel ziekenhuis en één al gemeen ziekenhuis. Ik gebruik hier bewust niet het woord „neutraal". Deze twee-deling was voor het Dia konessenhuis niet aanvaardbaar en ook voor de be stuurscommissie van Triotel wel heel erg bezwaarlijk. De bezwaren bij het Bonifatius Hospitaal liggen m.n. ook in deze sfeer, dat er in dit huis vanouds religieuzen vanuit een in Münster gevestigde orde werken en, zo als men het op dit moment ziet, zou het overgaan van een confessioneel op een algemeen karakter overwe gende bezwaren kunnen meebrengen. Ik heb evenwel het idee dat is een gedachte van mij, uit de niet- rooms-katholieke hoek dat dit toch moet zijn op te lossen. Als je moeilijkheden hebt in Roermond, los je ze in Rome op; ik zou zeggen: Als je moeilijkheden in Münster hebt, laten we ze dan deze keer in Leeuwar den oplossen. We moeten voorlopig maar afwachten. Dan zijn de heren Jansma en Van Haaren gevallen over het antwoord op vraag 5, waarin gesteld is, dat het aantal bedden voor somatische verpleegden zeker voldoende is. Ik sta volledig achter dit antwoord. Het is niet zo eenvoudig als ja of nee. Relatief, gezien ook de situatie elders, zitten wij, wat het aantal somati sche bedden betreft, in Leeuwarden en in het rayon Leeuwarden gunstig. Als je onze situatie en het ge middelde van de landelijke situatie daar zitten ook ongunstige situaties in verwerkt met elkaar ver gelijkt, dan zou je zeggen: we hebben te veel; het is dus een relatief teveel. Hoe de ontwikkeling in dezen in de toekomst zal zijn, is moeilijk te zeggen. Wel is natuurlijk waar, dat de langere verpleegduur in het verpleegtehuis en korte verpleegduur in het zieken huis, juist omdat er nu een medisch goed geouttilleerd verpleegtehuis is bijgekomen, invloed op elkaar zullen kunnen hebben. Maar dit soort problemen zullen ze ker kunnen worden opgelost, wanneer er een verdere samenwerking en integratie van de ziekenhuizen in Leeuwarden tot stand komen. Verder vraagt de heer Jansma, of het probleem, dat gesteld wordt in het antwoord op vraag 8, n.l. dat er in Friesland een tekort is aan bedden voor psychisch ge stoorde bejaarden, ook op te lossen valt door het even tueel teveel aan bedden voor somatische patiënten. Ik moet wel zeggen, dat het hier om andere bedden gaat. Laatstgenoemde zijn bedden in de ziekenhuissfeer en een verantwoorde oplossing van het probleem van bed den voor psychisch gestoorde bejaarden zou eerder in de sfeer van de verpleeghuisbedden moeten liggen. Ik moet hierbij aantekenen, dat, landelijk gezien, wij in Friesland ook een hoog aantal bedden voor psychisch gestoorde bejaarden hebben. Dus wat dat betreft, is de situatie in Friesland veel gunstiger dan elders. Daar heb je natuurlijk niets aan, als zich in de rela tief gunstige situatie nog vele knelpunten voordoen. En die doen zich voor. Vandaar ook de aanvraag van Nieuw Toutenburg, waar de heer Klomp over gespro ken heeft, om te komen tot een uitbreiding met twee inrichtingen van 2 x 200 bidden, één in Sneek en één in Leeuwarden. Ik kan in dit verband mededelen, dat in Sneek door Nieuw Toutenburg een terrein is ge kocht, een terrein het heeft ook al in de krant ge staan van de Stichting Protestants Ziekenhuis, waarop men indertijd een protestants ziekenhuis wilde bouwen. Wij hebben na overleg met het bestuur van Nieuw Toutenburg een terrein aangewezen in de buurt van Goutum, vlak bij en ook wel uitweg-mogelijkhe den hebbende op de nieuwe weg die vanaf Drachten 't Aldlan binnenkomt. Er is geen enkele zekerheid op dit moment, dat de plannen van Nieuw Toutenburg doorgang kunnen vinden. Ik ben niet helemaal gerust, of, als de Minister gunstig zou beschikken, dit wel zou gebeuren in de mate van twee inrichtingen, elk met 200 bedden. En wanneer het minder zou zijn, dan zal waarschijnlijk wel eerst een inrichting in Sneek worden gebouwd, omdat m.n. in de zuidwesthoek van Friesland geen enkele voorziening is en er in de buurt van Leeuwarden twee van deze, vrij grote, inrichtin gen staan, n.l. Nieuw Toutenburg in Noordbergum en Talma Huis in Veenwouden. Wel is ondertussen ik meen, dat wij dat ook in een van de antwoorden hebben gezegd overleg op provinciaal niveau gaan de om te kijken, of, in combinatie met het verpleegte huis van Triotel, eventueel door uitbreiding met een aantal bedden van dit verpleegtehuis, niet meer zou kunnen worden gedaan aan de observatie van psy chisch gestoorde bejaarden, met sterk de nadruk op „tijdige" observatie, waardoor een opname in een van de inrichtingen die ik zopas noemde, zou kunnen wor den voorkomen. Via een tijdig ingrijpen en een nor male behandeling in een verpleeginrichting zou men zijn weg weer naar huis of naar het bejaardenhuis kunnen vinden. Dit is, zoals gezegd, een zaak die op provinciaal niveau wordt bekeken, m.n. ook omdat de Provincie op het ogenblik een taak heeft op het ter rein van de ziekenhuisvoorzieningen. Van onze kant is op een vraag die ons hierover bereikte, gunstig ge reageerd. Wij zijn graag bereid hierop in te spelen, m.n. ook, omdat wij altijd gemeend hebben, dat mevr. Visser heeft daarover gesproken wij op het terrein van de geriatrie wel een bijzondere taak heb ben. Dat is ook wel te begrijpen natuurlijk, gezien de verbinding tussen het ziekenhuis en het verpleeg huis. Het circuit waarover we altijd al gesproken heb ben, begint nu te draaien en in dat circuit is ook de Haniasteeg en, naar ik hoop, straks het nieuwe verzorgingshuis opgenomen. Ik kan mededelen, dat het geriatrisch accent ook wel hieruit moge blij ken, dat bijv. op de interne afdeling ongeveer 65% van de patiënten ouder is dan 65 jaar en dat ook de neurologische en psychiatrische afdeling een heel sterk gereatrisch accent heeft. Ik acht dat een gunstige ontwikkeling. Hierdoor blijkt inderdaad, dat van de taakverdeling die we ons met elkaar als drie zieken huizen hebben gesteld, ook iets tot zijn recht komt. Wij hebben op het moment al dat is een voorlopige regeling zes observatiebedden voor geriatrische pa tiënten; dat is een regeling in overleg met inrichtingen als Njieuw-Toutenburg. (Hier en daar in de provincie zijn ook nog zij het wat minder observatiebed den voor dit soort patiënten.) Ik dacht, dat hieruit moge blijken, dat het zieken huis zeker het karakter heeft, dat wij ons ook altijd hadden voorgesteld. (Mevr. Visser-van den Bos: Zijn er ook artsen aan Triotel verbonden die zich gespeciali seerd hebben op dit terrein Ja, U weet, de geriatrie is geen specialisatie. Nu zal die specialisatie wel komen, maar het zijn m.n. de verpleegtehuisartsen, die zich hier ook door bijstudie en ervaring op specialiseren. Uiter aard speelt ook de revalidatie een belangrijke rol en U weet, dat Triotel het enige huis is. dat een volledige revalidatie-arts in full time-dienst heeft. De heer Wiersma en de heer Van Haaren is hem in dezen gevolgd heeft nadere inlichtingen gevraagd over de Commissie Milieuhygiëne. Hij heeft gevraagd: Wat is dat voor een commissie en komen er ook ge wone mensen in? Ik weet niet, wat hij gewone mensen noemt, maar het is een ambtelijke adviescommissie van B. en W. En daarin zijn vertegenwoordigd de G.G.D., de Dienst Reiniging en Brandweer, de Energie bedrijven en er hebben ook twee Wethouders zit ting in. Dus U ziet: allemaal gewone mensen. (De heer Wiersma: Maar geen huisvrouw bijv.) Ik kan mij indenken, dat U vraagt ik spotte maar wat met het woord „gewone" Waar zijn nu die mensen die ik bedoel? Ik geloof, dat U goed moet zien, welke de taak van de Gemeente op dit terrein is. Die is n.l. zeer gering, want U weet, dat bij wettelijke regeling m.n. Gedeputeerde Staten hier een uitvoerende taak hebben. Alleen hebben wij gezegd: Wij zullen toch in sommige gevallen die zich plotseling kunnen voor doen, een stuk eigen verantwoordelijkheid hebben, al was het alleen maar van melding aan G.S.: Daar en daar is het zo en zo. En daar zouden wij dan ook deze commissie voor gebruiken. (De heer Wiersma: Het is dus niet zozeer een commissie om richtlijnen vast te stellen.) Nee, die mogen wij niet geven; de richtlijnen komen van G.S. U hebt uit het antwoord ook gezien, dat de commissie nog geïnstalleerd moet worden en in een van de eerste vergaderingen zal ook de vraag aan de orde komen: Wat blijft er nu van de wettelijke regelingen op dit terrein voor het Gemeentebestuur over? Er is een landelijke taak „Volksgezondheid" heeft een taak en G.S. hebben hier, zoals gezegd, ook een taak gekregen. Op dat beperkte terrein maar wel op het terrein van onze eigen verantwoor delijkheid, waar je toch niet omheen kunt draaien, als hier wat gebeurt zullen wij, misschien in sommige gevallen op vrij korte termijn, moeten beslissen en we dachten, dat we een stel deskundigen om de tafel zou den hebben in de door mij genoemde vertegenwoordi gers. Als U zegt: Waarom twee wethouders? Wel, het gaat hier zowel om milieu-hygiënische en volks gezondheidsproblemen als om economische problemen. Vandaar, dat Weth. Weide en ik beiden in deze com missie zitting zullen hebben. Ik wil graag Uw vraag aan de commissie doorgeven, mijnheer Van Haaren, of de gifbespuiting van de plant soenendienst ook gevaarlijk is voor het milieu. Zo her haal ik letterlijk wat U gezegd hebt, dacht ik. (De heer Van Haaren: Zouden ook deskundigen ad hoe kunnen worden toegevoegd?) Natuurlijk. Het gaat er alleen maar om, dat wij, als het nodig is, op korte termijn een groepje mensen bij elkaar kunnen halen. En komen dezen er niet uit, dan zullen ze inderdaad andere des kundigen moeten vragen. (De Voorzitter: Het gaat vooral om de coördinatie in dit stadium. Wij weten ook niet precies wat ons kan overkomen. Maar we hebben wèl gezegd: Laten we so wie so zorgen, dat ons niet het verwijt kan treffen, dat wij niet redelijk coördine ren. Vandaar de samenstelling in dit stadium van deze commissie.) De heer De Vries heeft gevraagd n.a.v. vraag 11: Is er niet een taak voor de Gemeente m.b.t. de groeps- praktijken? En in die vraag suggereert hij dit m.n. op het terrein van de ruimtelijke ordening. In nieuwe wijken zou er z.i. toch minstens ruimte over moeten zijn waar gebouwen voor groepspraktijken zullen kun nen verrijzen. Ik kan hem mededelen, dat wij dat ook hebben bekeken bij de opzet in de laatste fase uiter aard van het plan Bilgaard. Dan speelt echter niet alleen een rol de vraag: Moet daar een arts wonen en wat er nog meer bij behoort, maar ook de vraag: Hoe is de overige bezetting van de artsen in de stad? Komt er door het ontstaan van Bilgaard een arts bij of zijn artsen die elders in de stad gevestigd zijn, bereid zich in Bilgaard te vestigen? En het bleek, dat er een aan tal artsen ongeveer aan de rand van Bilgaard geves tigd zijn. En men had er daarom geen oren naar op dat moment. Er komt wel meer belangstelling bij de artsen voor de groepspraktijk. Maar het is natuurlijk de vraag: Wat versta je onder een groepspraktijk? Ik heb het idee, dat er toch meestal onder verstaan wordt een gezamenlijk praktijkhuis van een aantal artsen. En daar kom je eigenlijk niet verder mee dan dat meer mensen naar hetzelfde adres moeten dan vroeger want dat is dan alles en dat misschien de vervan ging wat gemakkelijker is, want bij afwezigheid of bij ziekte van de arts blijft men dan gaan naar het ge wone bekende adres. De laatste tijd neemt de opvat ting toe, dat bij een groepspraktijk niet alleen artsen horen, maar ook een maatschappelijk werker, een psycholoog en misschien functionarissen uit nog meer disciplines, zodat je een gezamenlijk stuk gezondheids- en maatschappelijk werk aan de bevolking zou kunnen aanbieden. Initiatieven in deze richting hebben ons nog niet bereikt, maar wij zullen deze aangelegenheid ze ker moeten bekijken bij de volgende zeer grote uit breiding van de stad. Ik heb het idee, dat op het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 3