ytss
16 y5
der zou ik graag willen weten, of het College van
mening is, dat er te scherp geselecteerd wordt bij het
basisonderwijs en er dus kinderen bij het buitengewoon
onderwijs worden geplaatst die er niet thuis horen
(vraag 2). Als U die mening inderdaad bent toege
daan, zou ik graag willen weten bij welke vorm van
onderwijs die kinderen volgens U dan wel dienen te
worden geplaatst.
De heer Visser: Wat het wettelijk verantwoord
functioneren van het buitengewoon onderwijs in Leeu
warden betreft (vraag 3), zou ik dit willen zeggen
Onlangs is in de Commissie Onderwijs ter sprake ge
weest de positie van m.n. het imbecielen-onderwijs in
de gemeente Leeuwarden; ik heb dit onderwerp zelf
ter sprake gebracht. Ik weet niet, of er inmiddels
nieuwe gezichtspunten gekomen zijn. Ik ben daar erg
benieuwd naar. De situatie is op dit moment zo, dat
de Dr. Van Voorthuijzenschool en de Schutse, uitgaan
de van de Stichting Christelijk B.L.O., beide in dezelf
de ongunstige omstandigheden verkeren. Deze scholen
balanceren praktisch op het wettelijk minimum aantal
leerlingen. Dat is, dacht ik, een zeer trieste zaak. Ik
wil even in herinnering brengen, dat er momenteel
een dagverblijf in aanbouw is in het oosten van de
stad. Het is mij bekend als mijn inlichtingen juist
zijn tenminste dat enkele kinderen van de door
mij genoemde scholen naar dat dagverblijf zullen gaan;
ik weet niet om hoeveel kinderen het gaat. Als het
waar is, wordt de situatie voor de betreffende scholen
wel bijzonder moeilijk. Ik geloof, dat het minimum
aantal leerlingen momenteel 35 of 36 moet zijn. Er
kan een situatie ontstaan als er nog een paar leer
lingen verdwijnen -, dat het salaris van de hoofden
van die scholen niet meer in aanmerking komt voor
bekostiging uit 's Rijks kas. Nu is er, dacht ik, nog
wel een uitwijkmogelijkheid naar de debielenschool
ik weet niet, of daar voor- of nadelen aan verbonden
zijn. Het bevoegd gezag in dit geval het Gemeente
bestuur en het betreffende schoolbestuur zou zich,
dacht ik, al vroegtijdig moeten wapenen tegen het
dreigende gevaar. Ik zou het een zeer trieste zaak
vinden, als deze vorm van onderwijs in Leeuwarden
in gevaar komt. Deze kwestie vervult mij met zorg.
Ik weet niet, of er sinds de laatste commissieverga
dering nog nieuwe gezichtspunten naar voren zijn ge
komen, maar ik zou er toch met klem bij het Gemeen
tebestuur op willen aandringen deze kwestie aan
hangig te maken bij de Inspectie die ambtshalve bij
deze zaak betrokken is en die ook waakt over deze
vorm van onderwijs.
Mevr. Woudstra-Peene: Ik wil wel even ingaan op
het antwoord op vraag 3. Vraag 3 luidt: „Wat is de
opvatting van de inspectie en de hoofdinspectie B.O.
over het optimaal of minimaal wettelijk verantwoord
functioneren van het B.O. in Leeuwarden?" Ik vind
het antwoord erg vreemd. U zegt, dat de opvatting
van de hoofdinspectie en de inspectie L* niet bekend
is. U moet toch weten hoe die inspecties denken over
het verantwoord functioneren van het B.O. in Leeu
warden! Ik zou de Wethouder willen vragen, of hij
bereid is naar de opvatting van de inspecties te in
formeren en die dan kenbaar te maken aan de Com
missie Onderwijs en op de Leeskamer ter inzage te
leggen, zodat de Raad daar kennis van kan nemen.
Mevr. Visser en de heer Snel hebben een dergelijk
voorstel ook al gedaan t.a.v. andere onderwerpen.
De heer Heidinga: Ik voel ook enige onrust over de
l.o.m.-school. Ik kan het niet zo goed beoordelen, maar
ik krijg toch wel de indruk, dat in de laatste jaren het
peil van de l.o.m.-school gezakt is. Dat kan misschien een
gevolg zijn van een scherpere selectie. Ik meende al
tijd, dat de l.o.m.-school bedoeld was voor kinderen met
leer- en opvoedingsmoeilijkheden; zo is de naam ook
ontstaan. Ik hoop, dat mijn indruk onjuist is, maar ik
heb het gevoel, dat die school zo zachtjes aan - ik
druk het wat te sterk uit naar de debielenschool be
gint te neigen. Ik geloof niet, dat dat goed is. Ik zou
daarover toch wel graag eens het oordeel van de Wet
houder horen.
Mevr. Visser-van den BosMag ik weten hoever
het nu is met de verbetering van de Kampklas aan de
Tijnjedijk
De heer Ten Brug (weth.): De heer Snel heeft een
opmerkingen gemaakt over de inhoud van de eerste
drie vragen; mevr. Woudstra is even ingegaan op het
antwoord op vraag 3. Wij hebben de betreffende ant
woorden gegeven, omdat de reden van het stellen van
deze vragen ons niet helemaal duidelijk was. Er wordt
gevraagd (vraag 1), of de l.o.m.-school wordt gebruikt
voor de oplossing van de structurele problemen van
het basisonderwijs; een vraag die precies het tegen
gestelde suggereert van de situatie die de heer Hei
dinga schetste. Wij hebben de vraag ontkennend be
antwoord. Als de vraag bevestigend was beantwoord,
zou dat betekenen, dat de l.o.m.-school volgepompt wordt
met leerlingen waarmee het gewoon lager onderwijs
geen raad weet. Die situatie heeft wel gedreigd. Aan
vankelijk had men theoretisch wel een duidelijke ge
dachte met betrekking tot het soort kinderen, dat naar
de l.o.m.-school moest, nl. kinderen met leer- en opvoe
dingsmoeilijkheden. Men dacht, dat het zo moest zijn,
dat voor een aantal kinderen enkele jaren l.o.m.-school
voldoende zou zijn om weer terug te kunnen keren
naar het gewoon lager onderwijs. Op de l.o.m.-school
zouden ze bij wijze van spreken op een bijzon
dere wijze worden aangepakt en bijgespijkerd en dan
zouden ze weer terugkeren naar het gewoon lager on
derwijs; het zijn geen debiele kinderen, maar kinde
ren met leer- en opvoedingsmoeilijkheden. Helaas -
dat geldt niet alleen voor Leeuwarden, maar voor het
hele land is van die terugstroming weinig terecht
gekomen. Die theorie is niet helemaal bruikbaar ge
bleken. Dat wil niet zeggen, dat we daaruit moeten
concluderen, dat het onderwijs van de l.o.m.-school niet
in andere opzichten aan de verwachtingen voldoet. Er
zijn inderdaad wel frappante resultaten bereikt. Maar
de handicap die deze kinderen hebben, blijkt moeilijk
over de gehele linie te genezen te zijn, als ik het zo
mag zeggen. Er zijn van de l.o.m.-school leerlingen ge
gaan naar het gymnasium, maar na een aantal jaren
bleek dan toch, dat het voor die kinderen bijzonder
moeilijk was bepaalde vakken bij te houden. Ik ken
zo'n geval op het Stedelijk Gymnasium. Ik moet zeg
gen, dat men daar bijzonder veel aandacht aan be
steed heeft. Men heeft er ook wel een oplossing voor
gevonden; men heeft de betrokken leerling m.b.t. de
vakken waarin hij wel goed is, gewoon mee laten doen.
Hij krijgt dan wel geen gymnasium-diploma zover
is het helaas nog niet op dit moment maar hij
krijgt m.b.t. bepaalde vakken toch wel de opleiding
die hij optimaal kan halen. Ik heb niet de indruk, dat
de l.o.m.-school een soort U moet daar verder geen
betekenis aan hechten; ik kan niet zo gauw het goede
woord vinden asvatschool zou zijn in de zin als in
de vraag wordt bedoeld. Daarvoor zijn er meer be
lemmeringen geschapen dan ooit het geval is geweest
door de instelling van een toelatingscommissie en door
een betere bemanning van die toelatingscommissie. U
weet, dat een toelatingscommissie voor de l.o.m.-scholen
wettelijk voorgeschreven is; voor de debielen-scholen
geldt dit niet. Wij hebben voor beide een toelatings
commissie ingesteld en dat blijkt heel gunstig te wer
ken. Nu kunnen we een duidelijke scheiding maken.
Vroeger dreigde er n.l. een heel ander gevaar, en wel
dat kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden bij
een heel grove selectie zo met een timmermans
oog; ik zie de heer Heidinga lachen, maar U begrijpt
wel wat ik bedoel als debiel werden aangemerkt.
Dat was natuurlijk ontzettend bezwaarlijk. Ik ken
situaties waarbij op zo'n debielenschool later bleek
gelukkig niet te laat dat bepaalde kinderen hele
maal niet op die school thuis hoorden, maar eigenlijk
naar een l.o.m.-school zouden moeten. Ik heb het idee,
dat wij door deze wat scherpere selectie mede door
de toelatingscommissie, niet alleen voor de l.o.m.-school,
maar ook voor de andere vormen van buitengewoon
onderwijs op de goede weg zijn.
Inderdaad loopt het aantal leerlingen van èn de
openbare imbecillenschool èn de prot. chr. imbecil-
lenschool terug. Dat is een trieste zaak voor de kin
deren die overblijven. Dit is een landelijk verschijnsel.
(Ik ben geen medicus, maar ik heb het idee, dat een
verbetering van de prenatale zorg toch wel een rol
zou kunnen spelen bij het verminderen van het aantal
imbecillen t.o.v. vroeger. Dat schijnt met debielen an
ders te zijn, maar ik zeg er bij, dat ik er geen. verstand
van heb.) Voor de kinderen die overblijven en dan in
Leeuwarden de plaats van inwoning geen onder
wijs meer zouden kunnen genieten, is dit een bijzonder
trieste affaire. Mede oorzaak van het verminderen van
het aantal leerlingen is het tot stand komen van lan
delijke instituten; ik denk bijv. aan Hendrik van
Boeijenoord, Borniaoord, Maartenswoude; inrichtin
gen voor zwakzinnigen, waaraan b.l.o.-scholen verbon
den zijn. Wij hebben al een bespreking gehad met de
drie oudercommissies die op dit gebied werken (Helpt
Elkander, Zorgenkind en Philadelphia) en daarbij heb
ben wij ook de scholen betrokken. Op het ogenblik wordt
nagegaan, of het mogelijk is gezamenlijk tot een in
ternaat-situatie in Leeuwarden te komen, want het is
wel bekend, dat een aantal kinderen naar schoolinter
naten dat is iets anders dan inrichtingen buiten
Leeuwarden zijn gegaan, omdat daartoe in Leeuwar
den geen mogelijkheid is. Het lijkt mij niet mogelijk te
komen tot twee internaten, want daar zijn beide groe
pen te klein voor. Misschien is het mogelijk te komen
tot een gezamenlijk internaat. Moeten we dan nog een
dergelijke school in stand houden, dan zijn we door
de zorg voor dit soort kinderen gedwongen met elkaar
te gaan praten. Ik weet nog niet hoe dit zal gaan,
maar wel weet ik, dat er van beide kanten bereidheid
bestaat met elkaar te gaan praten. Dat is dus een
antwoord op de vragen van de heer Visser.
Mevr. Woudstra vindt, dat wij een vreemd antwoord
hebben gegeven op vraag 3. Ik moet eerlijk zeggen, dat
wij hebben gepoogd het antwoord aan te passen aan
de vraag. Wij vinden de vraag n.l. vreemd en vandaar
het vreemde antwoord. Wij hebben van de zijde van de
hoofdinspectie, waarmee wij geregeld contacten onder
houden over het hele verloop van het buitengewoon
onderwijs en de vormen van buitengewoon onderwijs,
nooit op- of aanmerkingen gekregen. Ik kan er bij
zeggen, dat de l.o.m.-school door de inspectie als pilot-
school is aangewezen; een voorloper-school in het ge
heel van het buitengewoon onderwijs. Daaruit mogen
we wel concluderen dat mag gerust, want het is
terecht dat de openbare l.o.m.-school in het kader
van het l.o.m.-onderwijs in Nederland een uitstekende
naam heeft. (Mevr. Woudstra-Peene: Ik vind het
vreemd, dat U geantwoord hebt, dat de opvatting van
de inspectie U niet bekend is; U had toch in het ant
woord kunnen vermelden wat U net verteld hebt
Een tijdje geleden stond er een artikel in de krant
over de school voor gehoorgestoorden in Drachten.
Daarin werd de inspecteur voor het buitengewoon on
derwijs genoemd; hij woont in Hilversum. Die man zei
volgens de krant letterlijk: „Ja, die school had eigen
lijk in Leeuwarden moeten komen, maar het Gemeen
tebestuur van Leeuwarden ontplooide helemaal geen
initiatieven en ik kan toch dat Gemeentebestuur niet
op gaan porren; dat is mijn taak niet.") Als U dat
nu bedoelde met die vraag nu even heel eerlijk
dan had U die vraag zo moeten stellen. Er werd nu
gevraagd haar de opvatting van de inspectie voor het
buitengewoon onderwijs over het optimaal of minimaal
wettelijk functioneren van het buitengewoon onderwijs
in Leeuwarden. Wij hebben aan buitengewoon onder
wijs de l.o.m.-school, de debielenschool, de imbecillen
school, de Kampschool en de school voor schippers
kinderen. Ik kan toch alleen maar uit de vraag op
maken, dat gevraagd wordt naar de opvatting' van de
inspectie over het functioneren van de scholen die er
in Leeuwarden zijn? Ik wil op de kwestie van de
school voor gehoorgestoorden best ingaan. Wij hebben
vroeger wel eens nagegaan, of het mogelijk zou zijn
om met een klasje voor gehoorgestoorden te beginnen
in Leeuwarden. Eén van de bezwaren was, dat er
daarvoor een te gering aanbod van kinderen zou zijn.
Dat houdt mede verband met het feit, dat er in Gro
ningen reeds jarenlang een goed bekend staand insti
tuut voor dergelijke kinderen is.
Eén van de narigheden waar men in Drachten mo
menteel mee zit daar werden wij toen voor gewaar
schuwd is, dat het schooltje veel te klein is en dat
het daardoor niet mogelijk is de kinderen optimaal op
te vangen. Daarom hebben wij destijds ook geen zelf
standige initiatieven ontplooid. Drachten heeft gemeend
dat wel te moeten doen en die zit momenteel een klein
beetje met de moeilijkheden, waarvoor men ons inder
tijd heeft gewaarschuwd. (Mevr. Woudstra-Peene: Ik
bedoelde dit geval meer als een illustratie. Maar als U
zegt, dat de mening van de inspectie U niet bekend
is, dan vind ik, dat dat niet klopt.) Laten we er niet
te lang over praten. Onze poging tot antwoorden kan
wel mislukt zijn, maar wij hebben gepoogd op de naar
onze mening vreemde vraag een aangepast antwoord
te geven. We hebben er nu over gediscussieerd en de
zaak is, dacht ik, nu wel duidelijk. Ik heb U gezegd,
wat onze mening is. Wat suggereert de vraag? Dat
de inspecties een negatief oordeel hebben? Nu, dat
hebben zij niet. Ze geven alleen een zelfstandig oordeel
als de zaak niet goed loopt. Maar de zaak loopt goed.
M.n. over de l.o.m.-school is het oordeel heel gunstig,
want die is als pilot-school aangemerkt.
Mevr. Woudstra-Peene: Ik wil hier toch nog wel
even op ingaan. Ik had gehoopt, dat het niet nodig
zou zijn. (De Voorzitter: Nee, dat kan niet, mevr.
Woudstra. Er is geen tweede instantie.) Dan wil ik
dit punt aanhouden voor de plenaire zitting. (De Voor
zitter: Goed, zegt U maar even op welk punt U terug
wilt komen.) Ik wil meer weten over de mening van
de inspectie en de hoofdinspectie. (De heer Ten Brug
(weth.): Die mening heb ik U toch gegeven!) U zegt,
dat U die mening niet kunt geven. (De heer Ten Brug
(weth.): Niet kunt geven? Nou, mijnheer de Voor
zitter, laten we er maar in de algemene zitting over
praten.)
De Voorzitter: Het lijkt mij verstandiger dit onder
werp nog eens aan te snijden in de Onderwijscommissie.
Dan kunt U er nog eens over filosoferen, mevr. Woud
stra. Dat lijkt mij nuttiger, dan in de begrotingszitting
opnieuw over dit punt te discussiëren.
Dan stappen we nu maar van dit hoofdstuk af.
Voor ik het volgende hoofdstuk aan de orde stel,
nog even een puntje van orde. Durft U het aan
vooral de Wethouder; die moet het meeste praten
door te gaan zonder koffiepauze? We kunnen hier ook
wel koffie laten komen. Ik laat de beslissing aan IJ
over.
De Raad stemt ermee in de tweede koffiepauze te
laten vervallen.
Hoofdstuk VIII, par. 4a. Openbaar voortgezet
onderwijs.
De heer Buising: U schrijft in antwoord op vraag
1, dat er terzake van het tot stand komen van een
overlegorgaan voor het gehele voortgezet onderwijs nog
geen initiatieven zijn genomen. Nu hebben we zopas al
even gesproken over de reden waarom er nog geen
initiatieven zijn genomen. Die reden vond ik zeer res
pectabel; daarover zal ik de Wethouder dan ook niet
meer lastig vallen. Ik zou wel graag willen weten in
welke richting het College denkt ten aanzien van deze
Schoolraad voor het voortgezet onderwijs.
In het antwoord op vraag 2 (betreffende de nieuwbouw
voor het Stedelijk Gymnasium, de Stedelijke Scholen
gemeenschap enz.) schrijft U: „Wanneer op het de
partement van onderwijs en wetenschappen deze aan
gelegenheid met de nodige voortvarendheid wordt be
handeldenz. Ik wilde vragen, of er van die voort
varendheid sprake is.
Er is straks ook al even gesproken over het kran-
tebericht over semi-permanente bouw. Kan een der
gelijke bouw eventueel een rol spelen bij de nieuw
bouw van scholen in Leeuwarden?
U antwoordt op vraag 3 (Welk beleid denken B. en
W. te gaan voeren m.b.t. de taakverdeling van de di
rectie van de scholengemeenschap?), dat de vraag U
niet geheel duidelijk is. Ik kan mij dat wel voorstellen,
want ik geloof, dat de vraag niet helemaal juist ge
steld is. Er wordt gevraagd naar de taakverdeling van
de directie van deze scholengemeenschap, maar als ik
goed ben ingelicht, gaat het om een gemeenschap van
scholen; dat schijnt iets anders te zijn.
Vraag 5 gaat over de stijging van het aantal leer
lingen van de gemeentelijke scholen. Ik wil graag we
ten welke scholen hier bedoeld worden.