z <$0
schien dat wij dat overnemen in een schap, maar er
moet nog over de vorm en de financiën gepraat wor
den.
De heer Sterk heeft het gehad over werktijdverkor
ting en de heer De Vries vroeg om een regeling, waarbij
minder-validen bij particuliere bedrijven te werk ge
steld kunnen worden. Wij zijn wel met een dergelijke
onderbrenging bezig. Bij de Fryske Akademy en bij
meer instellingen werken werkloze hoofdarbeiders.
Dat gebeurt al sinds jaren. Maar het gebeurt niet met
handarbeiders bij buitenobjecten. Werktijdverkorting
is hier niet nodig geweest. Het is mij bekend, dat er
op enkele werkplaatsen in ons land i.v.m. de daling
van de conjunctuur werktijdverkorting is toegepast.
Ik wil echter niet ontkennen, dat het vierde kwartaal
van 1971 een beetje moeilijke tijd voor ons is geweest.
Toen zijn n.l. enige lang-lopende objecten, zoals wij
die noemen, vervallen en daarvoor in de plaats moest
nieuw werk gecreëerd worden. Dat betekende, dat
voor een kleine 100 mensen het werk verviel,
maar daar is ander werk voor teruggevonden.
We hebben twee belangrijke orders gekregen. De over
gang van het oude naar het nieuwe object heeft ech
ter enige moeilijkheden gegeven; men moest zich aan
passen, maar op het ogenblik is de werkvoorziening
weer van dien aard, dat wij volop kunnen draaien.
Ik kan hier nog aan toevoegen, dat er 250 mensen op
de werkplaats werken, 35 op het Administratief Cen
trum. U weet, dat ik heb er ook in het verleden al
eens over gesproken de overgang van de „Joodse
school" naar het Administratief Centrum geen moei
lijkheden heeft gegeven; ik heb daarover geen klach
ten ontvangen. Er zijn op het ogenblik, zoals ik heb
gezegd, geen wachtlijsten voor de buitenobjecten, maar
in maart zullen er heel wat mensen uitgetrokken zijn
van de W.W. en die zullen dan over moeten gaan naar
de W.W.V. Als de conjunctuur zich iets zal verbeteren
maar ik kan natuurlijk ook niet in de toekomst
kijken dan behoeven wij niet zoveel mensen te
verwachten.
Sociale Dienst.
De heer Van Haaren: Gisteren is ook al even de
kwestie van de personeelsbezetting aan de orde ge
weest, maar ik zou hier willen herhalen, dat er, ge
zien de huidige conjunctuur, een toeneming van werk
zaamheden voor deze dienst te verwachten is en dat
men echt nu niet aan de personeelsbezetting moet
gaan knabbelen. Gisteren heb ik er niet meer de ge
legenheid voor gehad; daarom wil ik er nu op wijzen,
dat de huidige huisvesting van de Sociale Dienst een
efficiënt werken ook bijzonder in de weg staat. Dat
moet bepaald niet vergeten worden. Een nieuw ge
bouw is in dat opzicht ook bijzonder noodzakelijk. Ik
weet, hoe gehecht de Wethouder is aan de Sociale
Dienst. Maar ik zou zeggen: Let op Uw zaak, nu we
gaan schuiven met de Geneeskundige Dienst en de
Schooladviesdienst; er is al te veel geschoven met een
nieuw gebouw voor de Sociale Dienst. (De Voorzitter:
Daar heeft de Raad ondertussen een beslissing over
genomen. Daar kunnen wij niet meer mee schuiven.)
De Raad heeft al eerder een beslissing genomen voor
een bepaalde plaats. (De Voorzitter: Dat zei ik even
voor de goede orde.) Ja, dat zeg ik dus ook voor de
goede orde terug.
Ik weet niet wie vraag 2 gesteld heeft, maar daar
is geen antwoord op gegeven. B. en W. zeggen, dat
zij de ontwikkelingen nauwkeurig volgen en dat de
C.A.O.-lonen in de daglonen van de uitkering-genieten
den ingevolge de W.W. uit de verschillende bedrijfs
takken worden doorberekend. Maar welke methode is
gebruikt? Er zijn verschillende methoden. Ik weet,
dat men die kan vragen aan de betrokkenen zelf. Ik
weet, dat er een loontechnisehe dienst in Deventer is,
die wordt ingeschakeld; ik weet ook, dat er gemeen
ten zijn, waar een opgave aan de werkgevers wordt
gevraagd. Dat zijn verschillende methoden. Ik dacht,
dat hier in Leeuwarden de methode was: koppeling
aan de ambtenarensalarissen, zoals ook in Groningen
gebeurt. Als dat zo is, dan dacht ik, dat het antwoord
niet helemaal juist is, omdat het dan niet mogelijk
is dit onmiddellijk door te berekenen in de daglonen.
De ambtenarensalarissen volgen vaak dat weet U
veel later een trend en er kunnen dan verschillen
ontstaan. Maar misschien kunt U inderdaad de vraag
beter beantwoorden, n.l.: Welke methode wordt er ge
volgd
De Voorzitter: Ik zou eerst even iets willen zeggen
over de personeelsbezetting, voordat daar misverstand
over ontstaat. Daar heeft de heer Van Haaren giste
ren ook over gesproken en de heer Heetla was niet
bij die vergadering. Ik zou U willen zeggen, mijnheer
Van Haaren: Het College overweegt helemaal niet op
de personeelsbezetting van de G.S.D. te beknibbelen
of wat dan ook maar. De heer De Jong heeft alleen
gemeend er, in wat hij dan noemt zijn alternatieve
begroting, iets aan te kunnen doen. U hebt hem daar
gisteren vragen over gesteld en daar hebt U van hem
een antwoord op gekregen. Die vragen moet U nu
niet aan Weth. Heetla stellen, want die is het met
de meerderheid van het College eens, dat er aan de per
soneelsbezetting per se niet zal worden geknibbeld.
Dus Weth. Heetla kan aan die vraag voorbijgaan.
De heer Heetla (weth.): De heer Van Haaren kan
ik zeggen, dat i.z. de uitkeringen W.W.V. inderdaad de
loontechnisehe dienst wordt ingeschakeld en we houden
de veranderingen, die in de C.A.O.'s optreden, trouw
bij. Daarvan uit wordt het dagloon berekend en worden
de W.W.V.-uitkeringen gedaan. Dit is dus onze me
thode. (De heer Van Haaren: Dank U. Ik heb n.l. ook
in andere zittingen wat kritiek geuit over de beant
woording van de vragen; hier miste ik de kwestie van
de methode in de beantwoording.)
Algemene Dienst.
Hoofdstuk IX, Sociale Zorg en Maatschappelijk Werk.
De heer De Vries: In de eerste vraag is geïnfor
meerd naar de processen van schaalvergrotingen in de
maatschappelijke dienstverlening. In het antwoord
wordt een duidelijke uiteenzetting gegeven, waarop
niets is aan te merken, maar waarin U halverwege zegt,
dat de Minister van C.R.M. de provinciale besturen
heeft uitgenodigd het initiatief te nemen tot instel
ling van provinciale adviescommissies en dat deze com
missies rekening moeten houden met de standpunten
van de betrokken gemeentebesturen. Ik dacht, dat dat
ertoe zou moeten leiden, dat in ieder geval het Gemeen
tebestuur zich op de hier ontstane situatie vroegtijdig
zal moeten beraden en niet moet wachten met stand
puntbepaling totdat hiernaar geïnformeerd wordt. Dit
vraagt toch een proces van voorbereiding in de gehele
beleidssfeer.
In het antwoord op vraag 2 zijn mededelingen gedaan
over de eerste ervaringen met het experiment van de
sociale raadsman. U hebt in twee proefwijken geope
reerd: 't Nijlan en in de Oosthoek. U zit nu in twee
andere buurten. Kunt U ook aangeven, of er verschil is
in de spreekuren die daar worden aangehouden? We
hebben n.l. in het begin even de indruk gehad, dat
in 't Nijlan en in de Oosthoek het tijdstip, waarop deze
uren beschikbaar waren, anders waren dan de uren
die nu eraan besteed worden en die ook minder gun
stig hebben gelegen. Kunt U daarover nadere mede
delingen doen?
Vraag 3 is vanuit onze fractie gesteld. De vraag is,
of deze sociale raadsman niet beter een zelfstandige
functie zou kunnen krijgen en dan aangehaakt aan
bijv. het Centraal Orgaan. Deze suggestie is mede
hierop gebaseerd, dat er een rijkssubsidieregeling is
voor een dergelijke functionaris in het kader van de
samenlevingsopbouw. En we dachten, dat, als deze
functie zich zo ontwikkelt, dat het nodig is, dat het
een volle dagtaak zou worden, het dan bijzonder jam
mer zou zijn, als U de vogel van het rijkssubsidie over
het net zou laten vliegen. Als functionarissen van de
Sociale Dienst en de gemeentelijke Voorlichting hier
bij betrokken blijven, dan zal de rijkssubsidieregeling
niet van toepassing zijn. Een tweede argument, dat
hier ook nog bij speelt, was het gevoel, dat wij vonden,
dat een sociale raadsman eigenlijk zoveel mogelijk
los moet staan van de gemeentelijke overheid, zodat
hij ook t.o.v. de cliënten een zo objectief mogelijke
houding kan demonstreren.
Onder 4 wordt gevraagd naar de mogelijkheden van
jeugdige en eventueel ook oudere werklozen en naar
het probleem van bijscholing. Beschikt het Gemeente
bestuur over een duidelijk inzicht in het aantal werk
lozen, vooral ook in het aantal jeugdige werklozen?
Zijn er ook nog jongeren bij, die zo van de school
banken zijn gekomen het vorig jaar in september en
nu nog werkloos zijn? Is het mogelijk -het behoeft
niet op dit moment daarover een nadere informatie
samen te stellen, waardoor we ook wat zicht krijgen
op de aantallen waarom het hier gaat?
Bij de vragen 6, 7, en 8 is de zaak van de buiten
landse werknemers aan de orde. Ik ben een paar keer
oorgetuige geweest van opmerkingen die derden
maakten over de situatie van de begeleiding van bui
tenlandse werknemers in Leeuwarden. Daar zei men
bij en dat deed men op een wat denigrerende ma
nier „Leeuwarden laat dit probleem rotten." Als
je dan raadslid bent, dan treft je dat onaangenaam,
maar je voelt dan niet de moed in je opkomen om
daartegen in te gaan, want we zijn eigenlijk onvol
doende geïnformeerd over wat er aan de basis op ste
delijk niveau precies gebeurt rond de begeleiding van
buitenlandse werknemers. We weten wel, dat er een
commissie is ingesteld, maar we weten niet, tot welke
resultaten het werk van deze commissie precies heeft
geleid. In Uw antwoord bij vraag 6 stelt U, dat er
binnenkort een onderzoek wordt ingesteld. Ik zou
graag van U willen weten, wie dat onderzoek instelt.
In het antwoord op vraag 7 geeft U aan, hoeveel
buitenlandse werknemers er ongeveer in Leeuwarden
zijn en van welke nationaliteiten. In de hele sfeer van
benadering van dit probleem ligt een beetje de onder
toon: Het is een wat teruglopende zaak en de con
junctuurdaling zal er vermoedelijk toe leiden, dat het
probleem van de buitenlandse werknemers minder ur
gent wordt dan het misschien al wel geweest is. Maar
ik zou er graag op willen attenderen, dat de terug
gang van de conjunctuur wel een zaak van bijzonder
tijdelijke aard zou kunnen zijn en wanneer inderdaad
de conjunctuur omslaat en die mogelijkheid zit er
natuurlijk in en we krijgen opnieuw te maken met
de situatie, "dat er weer nieuwe buitenlandse werkne-
nemers in onze bedrijven worden opgenomen, dan zou
het toch wel van bijzonder belang zijn, dat dan in
ieder geval het apparaat in zijn totaliteit aanwezig
was om inderdaad een goede opvang en een goede
begeleiding mogelijk te maken. U zegt zelf, dat de
indruk bestaat, dat niet in alle gevallen de huisves
ting in de pensions aan redelijke eisen voldoet. Het
is op zichzelf jammer, dat het alleen maar een in
druk is en dat hiernaar geen onderzoek is ingesteld,
waardoor U feitelijkheden had kunnen vermelden.
T.a.v. de vraag, of een logiesverordening niet in het
leven zou moeten worden geroepen, verwijst U naar
een activiteit binnen de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten, die eraan werkt om tot een sluitend pak
ket van verordeningen te komen. Op zichzelf is dit
een goede zaak, maar we zouden nog wel graag als
informatie willen hebben, op welke termijn we dit ver
ordeningenpakket tegemoet kunnen zien. Als het een
kwestie wordt van enige jaren, dan zou dat toch
per se een te lange periode vragen.
Mevr. Dijkstra-Betlilehem: Een paar kleine vraag
jes. In de eerste plaats dit: Het experiment met de
sociale raadsman is niet een geweldig succes geweest
tot nu toe, maar zou het niet mogelijk zijn zo'n sociale
raadsman zitting te laten houden in het dienstencen
trum Willem Sprengerstraat Dan zou er misschien ook
meer bekendheid aan gegeven worden.
In Uw antwoord op vraag 6 (buitenlandse werkne
mers) zegt U, dat er binnenkort een onderzoek inge
steld wordt. Is er inmiddels al wat bekend over dit
onderzoek of moet daar nog een begin mee worden
gemaakt
De heer Van Haaren: De heer De Vries heeft de
meeste dingen al gevraagd die ik ook wilde vragen.
Ik deel volledig zijn zienswijze, dat het wenselijk zou
kunnen zijn de sociale raadsman te koppelen aan het
Centraal Orgaan om de redenen die hij genoemd heeft,
n.l. de kwestie van het subsidie en de vrijheid van de
mensen om zich tot deze sociale raadsman te richten.
Ik wilde U vragen, als U toch gaat evalueren, zoals U
antwoordt op vraag 3, of U bij die evaluatie ook wilt
bekijken de mogelijkheid de sociale raadsman te kop
pelen aan het Centraal Orgaan. Ik geloof, dat dat een
goed tijdstip is om eens te bekijken, of die setting mis
schien niet veel beter is. Aan de andere kant zijn wij er
nog steeds voorstander van de sociale raadsman te
vervangen door een ombudsman, maar dat is hier niet
aan de orde. Zo iemand heeft een heel andere taak; dat
weet ik ook wel.
Bij vraag 4 heeft de heer De Vries ook al een aan
tal aspecten genoemd van de toch zeer kwetsbare werk
loze jongeren. Ik wilde U ook vragen, of misschien
de mogelijkheden van het vormingswerk van toepas
sing kunnen zijn op deze jongeren.
T.a.v. het onderzoek betreffende de buitenlandse
werknemers heb ik dezelfde vraag als de heer De
Vries: Door wie wordt dat gedaan en hoelang is „bin
nenkort" En, wat de vraagstelling betreft, zou ik
erop willen wijzen, dat het natuurlijk ook gaat om
heel andere problemen dan alléén maar huisvestings
problemen. Die zijn groot genoeg, maar er zijn ook
nog allerhande andere problemen, bijv. van integratie
van deze mensen in onze samenleving, waar ze het
bijzonder moeilijk mee hebben en die gewoon eens
moeten worden bekeken.
De heer Heetla (weth.): De heer De Vries heeft een
vraag gesteld over de schaalvergroting van de maat
schappelijke dienstverlening. Ik kan U mededelen, dat
er op 23 februari 1972 een rapport van de provinciale
projectgroep is verschenen, dat behandeld is in het Ge-
sprekscentrum. Voor zover ik het heb gezien, is het
een heel goed rapport geworden. Het wordt op het
ogenblik vermenigvuldigd tot 150 exemplaren en deze
worden aan alle instanties die er mee te maken hebben,
gezonden, opdat niet alleen het Gesprekscentrum, maar
ook het achterland dit rapport kan lezen en het een
basis kan zijn voor besprekingen in de verschillende
instellingen. Nadat men er kennis van heeft genomen,
wil het Gesprekscentrum de betrokkenen weer om de
tafel hebben om nadere conclusies te trekken. De heer De
Vries die heeft gezegd, dat het feit, dat de provinciale
adviescommissies rekening moeten houden met de
standpunten van de betrokken gemeentebesturen, er
toe zal moeten leiden, dat het Gemeentebestuur zich
over de ontstane situatie tijdig zal moeten beraden,
kan ik mededelen, dat bij de samenstellers van het
rapport ook enigen waren, die in de Provinciale Raad
voor Maatschappelijke Dienstverlening zitting hebben;
ook enige leden van het Gesprekscentrum zitten in de
provinciale projectgroep en de kennis, die zij uit hoofde
van hun functies hebben, hebben zij bij de samenstel
ling van dit rapport aangewend. Er is dus een paral
lel in de provinciale zienswijze en de zienswijze van
het Gesprekscentrum.
Mijn rechterbuurman, de heer Aarts, zit namens het
Gemeentebestuur in de Prov. Raad voor Maatschappe
lijke Dienstverlening en is als zodanig lid van de pro
vinciale projectgroep; tevens heeft hij zitting in het
Gesprekscentrum. Hij heeft ook meegewerkt aan het
tot stand komen van het rapport. In ieder geval kunt
U er wel verzekerd van zijn, dat het met de nodige
kennis is samengesteld. (De heer De Vries: Het gaat
mij niet alleen om dit rapport; het gaat mij er ook om,
dat het Gemeentebestuur een standpunt zal moeten
innemen t.a.v. deze gehele aangelegenheid. Het rap
port is inderdaad een goede aanloop, maar ik dacht,
dat we ook als Gemeenteraad straks hierin betrokken
zullen moeten worden, omdat dit rapport toch mis
schien zal leiden tot een bepaalde herstructurering
van het gehele maatschappelijk werk in onze stad en
ik dacht, dat...) Ja, maar van belang is natuurlijk,
dat wij eerst weten, of de verschillende instanties waar
dit rapport naar toe gaat, mee willen werken. Met
de samenwerking, zoals die gesuggereerd wordt in het
rapport, ondervinden de instellingen voor het maat
schappelijk werk geen moeilijkheden, maar Gezins
zorg heeft er veel meer moeilijkheden mee, en voor
dat het Gemeentebestuur een beslissing kan nemen,
moet het toch eerst weten, of ook deze instelling mee
doet. Wij zijn er druk mee bezig tot elkaar te komen.
Verder is er gesproken over de functie van de sociale
raadsman. U weet, dat er een proef geweest is in 't