xojh dichtst bij het vuur zit" enz. Je hoort soms, dat men sen die jarenlang op de lijst staan, nog niet worden op genomen, maar dat anderen die zo lang niet op de lijst staan, eerder worden geplaatst. Dan kun je mis schien zeggen: Die zijn er eerder aan toe, maar daar ben ik, eerlijk gezegd, niet altijd van overtuigd. Ik weet bijv. een geval, waarin een dame, die vorig jaar, na zes jaar ingeschreven te hebben gestaan, op het spreekuur van de directrice van Greunshiem is ge weest. Toen is tegen haar gezegd: „Komt U over een jaar of vier maar eens terug; dan praten we wel ver der." Deze mevrouw is nu 78 en over vier jaar dus 82. Ik dacht, dat aan deze zaak toch wel wat meer aandacht moest worden besteed. Vooral moest er aan worden gedacht, dat oude mensen, die misschien nog een paar jaar hebben te leven, dan nog een onbezorg de oude dag hebben. Dan moeten ze niet met een op merking, als ik hierboven schetste en die hun een grote teleurstelling bezorgt, naar huis worden ge stuurd. En ik noemde nog maar één van de vele ge vallen. Mevr. Visser-van den Bos: Ik wilde mij graag aansluiten bij het betoog van mevr. Visscher, voor zover het betreft de kwestie van de plaats van de verzor gingshuizen. Het lijkt mij ook een moeilijke zaak en wij horen veel vaak, dat de bejaarden het jammer vinden, dat ze zo aan de buitenkant van de stad terecht komen. En als het onmogelijk is het anders te „versieren", dan moet men zich daar wel bij neerleggen. Maai' er wor den inderdaad allerlei suggesties gedaan van ruimten in de stad die vrij zouden kunnen komen en die mis schien voor dat doel gebruikt zouden kunnen worden. Wij zouden het bijzonder op prijs stellen, als dat eens een onderwerp van studie zou kunnen zijn, zodat de mogelijkheid zich weer eens voordeed, dat we ook een bejaardenhuis in de stad terug kregen. En dan komen we natuurlijk met het liedje van verlangen: het Ren- gersparkkwartier. Zolang ik in de Raad zit, is daar over gesproken en dan kunt U zeggen: Hoe durft ze daar weer over te beginnen! Maar ik durf het toch nog maar eens. Je vraagt je af, of het niet veel fijner zou zijn, dat de ruimte bij het Rengerspark beschikbaar werd gesteld voor de bouw van een verzorgingshuis, voor mensen, die heerlijk zouden kunnen genieten van het Rengerspark en ook nog het voorrecht zouden hebben in de buurt van de stad te zijn, zodat ze eens ergens heen kunnen. Is dat niet veel belangrijker dan dat we daar rijkskantoren of wat voor diensten dan ook vestigen? Want kantoren hebben nu eenkeer be hoefte aan parkeerruimte; de kantoormensen hebben meestal auto's tot hun beschikking; zij kunnen zich gemakkelijk genoeg verplaatsen. Het is net als met de Miro het is veel belangrijker, dat een kantoor een goede plaats heeft met veel parkeergelegenheid dan dat het naast een park staat. Ik denk, dat de kantoorbedienden daar niet zo verschrikkelijk veel be hoefte aan hebben. Ik verzoek U dringend deze zaak toch echt eens tot onderwerp van studie te maken. Het is mij bekend, dat het een noodkreet van bejaarden is, dat ze te ver weg wonen en op die manier geen contact met de stad meer kunnen onderhouden. De heer Van Haaren: Ik zou me graag aansluiten bij wat mevr. Visscher heeft gezegd terzake van sprei ding van bejaarden en het wonen van bejaarden dichter bij het centrum. Dit laatste is inderdaad een probleem, dat je steeds weer tegenkomt. Vraag 5 heeft betrekking op Avondrust en in het antwoord wordt aandacht besteed aan de brandveilig heid. Ik dacht, dat de klachten ook heel andere dingen betroffen. Voldoet het pension ook anderszins aan de eisen Verder zegt U (antwoord op vraag 6), dat er aller hande bouwplannen zijn op het gebied van bejaarden tehuizen en die zijn bijzonder verheugend, want daaruit blijkt, dat er toch binnen afzienbare tijd een oplossing komt voor een van de meest urgente problemen op dit gebied. Mevr. Visscher heeft al gezegd, dat het zo ver schrikkelijk lang duurde, voordat Erasmushiem van de grond kwam; ik meen, dat er ook nog steeds een aan vrage ligt van de Hervormde Diaconie om Achter de Hoven een tehuis te bouwen. Kunt U daar ook iets van zeggen Ligt die aanvrage er inderdaad nog steeds en in welk stadium is de zaak? [Nu zou ik nog even willen terugkomen op een punt, dat, naar ik meen, vorig jaar of bij een andere gele genheid ook wel eens even aan de orde is geweest, n.l. de alarm-installatie en de bediening daarvan. Kunt U mij zeggen, of die zaak bevredigend is geregeld? De heer Heetla (weth.): Mevr. Visscher-Bouwer en de heer Van Haaren hebben over Avondrust gesproken. Daarover moet geen misverstand bestaan. De Gemeente kan alleen ingrijpen op het punt van brandveiligheid, maar ten aanzien van wat er in dat huis gebeurt is de Gemeente niet verantwoordelijk. Er is een provinciale verordening voor dergelijke instellingen. Wij hebben dus van onze kant gedaan, wat wij eraan kon den doen en we konden alleen de eigenaar aanschrij ven op het punt van de brandveiligheid. Tot 11 oktober 1972 is de tijd gegeven om de voorzieningen, die wij nodig achten, aan te brengen. Wat betreft aanwijzing van grond voor het bouwen van bejaardentehuizen ergens buiten de stad, daarvan is mij niets bekend. Dat ressorteert ook niet onder mijn portefeuille. Misschien kan de Burgemeester daar nog iets over vertellen. Men heeft gezegd, dat bejaardentehuizen niet te dicht bij begraafplaatsen moeten worden gebouwd. Kan ter zake van de plaats van bejaardentehuizen niet worden overlegd met de Bejaardenraad is ook gevraagd. Het is een moeilijke zaak. Ik weet, mijnheer de Voorzitter, dat, toen U hier pas was en deze zaak op ons af kwam, U zich er ook nogal intensief mee hebt be moeid. Wij hebben toen getracht de tehuizen zo goed mogelijk over onze gemeente te verspreiden. Het is heel moeilijk gegaan met de aanwijzing van de grond, want als wij menen klaar te zijn met de aanwijzing, dan kan wegens tussenkomst van de Rijkswaterstaat of een andere instantie of wegens wijziging van uit breidingsplannen de bouw weer niet doorgaan. De aan vragen moeten nu eenmaal ook de commissies, die daarvoor geëigend zijn, passeren. Ik kan daar geen kritiek op hebben; ik zit er ook niet genoeg in. In het Westeind zal het rusthuis van het N.V.V. verrij zen en aan de andere kant zal een verzorgingsflat komen van Patrimonium. Ik ben er eerst ook wat van geschrokken, toen ik van die plaats hoorde, maar de heren van het N.V.V. en nu geloof ik, dat ik toch op goed terrein ben, mevr. Visscher zeiden (ik weet niet meer, of U er ook bij was, mijnheer de Voorzitter), dat zij daar helemaal geen bezwaar in zagen. Men had eerst zelf als bestuur de bewoners over deze plaats geënquêteerd. Nu moet U zich ook niet voorstellen, dat het gebouw vlakbij de begraafplaats komt. Als U mij vraagt, of ik graag aan het Schapendijkje zou willen wonen, waar je elke dag begrafenisstoeten ziet passeren, zou mij dat niet lijken, maar ik ben daar wel eens bij bewoners op bezoek geweest en die verzekerden mij, dat zij het niet meer zien, er geheel aan gewend raakten. Mis schien heeft mevr. Visscher andere mensen geënquê teerd. (Mevr. Visscher-Bouwer: Ik begrijp niet, wie men dan geënquêteerd heeft, want er zijn nog geen be woners.) Het N.V.V. heeft ontzettend veel van zulke huizen in exploitatie, dus als die instantie deze me ning naar voren vrengt, dan mag ik toch aannemen, dat men het wel goed onderzocht heeft. Ik zou U willen vragen van wie U dan Uw informatie hebt. De Voorzitter: Misschien zal mevr. Visscher het volgende veel duidelijk maken. Er is met het bestuur van het N.V.V. en met de stedebouwkundige natuurlijk uitvoerig gesproken en hetzelfde geldt voor Patri monium over de situering van de huizen ten opzichte van de begraafplaats. Ik kan U de verzekering geven, dat daar veel gesprekken over zijn gevoerd en dat de situering van de tehuizen zodanig is (er wordt overigens ook gesproken over bepaalde afscheidingen in de vorm van bomen, struiken en heesters), dat de bejaarden, die straks in deze tehuizen zullen wonen die indruk heb ik bepaald gekregen evenmin iets van de be graafplaats zullen bemerken, als zij, die op 5 km af stand ervan wonen. Er wordt dus wel echt rekening met dit bezwaar gehouden. De zaak is van alle kan ten bekeken en vast staat, dat de plaats de volledige 9~ instemming heeft van betrokkenen. De Raad mag niet de indruk krijgen, dat de plaats opgedrongen zou worden. We hebben in beide gevallen een aantal mo gelijkheden met betrokkenen doorgesproken en men vindt dit een aantrekkelijke plaats: het is aan de grote weg, relatief niet ver van de stad. De heer Heetla (weth.): Mevr. Visscher heeft ook gevraagd, of er overleg is gepleegd met de Bejaarden- raad. Nu ben ik voor overleg met deze raad altijd wel toegankelijk, maar ik geloof niet, dat de Bejaardenraad hier gelukkig mee zou zijn. Hij zou slechts bemiddeling kunnen verlenen, dus hetzelfde wat ik doe namens het College. Wij gaan in eerste instantie met Openbare Werken praten over de vraag: Waar is hier een ter rein? Gevraagd is: Kan in de binnenstad geen bejaar denhuis komen? Mevrouw Visser-van den Bos heeft het Rengersparkgebied genoemd. Het Rengersparkkwar- tier is echt een college-zaak; ik geloof niet, dat we daar op dit moment weer op terug moeten komen. Vroeger is ook meermalen gevraagd bij het Rengers park een bejaardentehuis te bouwen. U weet, dat wij er altijd op „gokten", dat hier nog eens een grote rijks dienst zou komen. Ik stem U toe, dat je op een zeker moment wel eens tegen elkaar mag afwegen wat be langrijker is voor Leeuwarden: een grote rijksdienst of een bejaardentehuis. Dat ligt ook aan de situering van het geheel. De Voorzitter: Het is natuurlijk Uw goed recht, mevr. Visser U zei ook altot vervelens toe begin ik er weer over om de plaats bij het Rengerspark aan te bevelen. De kwestie is herhaaldelijk in de Raad geweest; al jaren lang. Ik dacht, dat de Raad ook al eens tot een uitspraak in dezen was gekomen. We heb ben steeds met klem van argumenten betoogd, dat het een niet-verantwoorde zaak zou zijn een bejaardente huis te bouwen in het IJsbaankwartier. Wel wat be treft het aspect van het dicht bij het Rengerspark ge situeerd zijn, hoewel men daar op zichzelf niet eens zo zwaar aan tilt, want ik moet U zeggen, dat zwaar der wordt getild aan een plaats dicht bij de stad dan zo dicht bij het Rengerspark. Maar het is natuur lijk wel een pluspunt. Het Rengersparkkwartier daar hebben wij ook met allerlei deskundigen over gesproken en ik heb het bij herhaling in deze Raad verdedigd en ook Weth. Tiekstra heeft dat gedaan -, is werkelijk de aangewezen plaats voor bedrijfsdoeleinden. Het is ook een van de weinige plaatsen, die we de komende jaren beschikbaar hebben. Ik heb er ook in mijn Nieuw jaarsrede nog vrij uitvoerig bij stil gestaan. De Tessel- schadestraat is vol binnenkort. We hebben op vrij korte afstand van de binnenstad geen mogelijkheden om be hoorlijke aanbiedingen te doen. En dan kunt U wel zeggen, mevr. Visser, dat men wel op een vrij grote af stand van het centrum kan gaan, maar in het eerste gesprek, dat je hebt met directies van zaken die zich hier willen vestigen, zijn de vragen: Waar is de plaats, hoe is de situering ten aanzien van het centrum, van het station, van de verbindingen, de communicatie met de bevolking? En als je dan een plaats op de rand van 't Aldlan aanbiedt neemt U dat van mij aan dan zijn we „uitgeteld"; want U moet niet vergeten, dat wij niets hebben af te dwingen. Als wij konden aanwijzen, dicteren: U moet daar gaan bouwen, U hebt geen keus, U zal dit moeten aannemen, dan zou men misschien zo'n plaats als alternatief kunnen stellen, maar zo is het werkelijk niet, mevr. Visser. Wij zullen ergens een adequate ruimte moeten hebben, die wij onmiddellijk kunnen aanbieden, niet alleen aan rijksdiensten, maar eventueel ook aan andere instellingen, die zouden gaan overwegen zich in Leeuwarden te vestigen. Dit kan geen verrassing voor U zijn, dit is ook geen standpunt van het laatste jaar. Wij hebben dit jarenlang steeds weer verdedigd. Wij hebben in dit bestek ook niet één, maar een serie organisaties de boodschap moeten mee geven, dat wij geen grond voor een bejaardenhuis kon den aanbieden bij het Rengersparkkwartier. Het zou nu ook onelegant zijn hier toch een plaats voor een be jaardenhuis aan te wijzen, want dan zouden besturen van andere tehuizen die intussen elders een plaats heb ben gevonden, ons met recht kunnen verwijten: Waarom is ons die plaats dan niet gegund of toegewezen? Dit is een duidelijke beleidslijn. Er is in het verleden ook nooit een motie tegen onze verdedigingen ingediend. En daar hebben wij de conclusie uit getrokken, dat wij met instemming van de Raad het beleid voeren, dat het Rengersparkkwartier gereserveerd blijft voor be drijfsdoeleinden. Ik bedoel met „bedrijven" in deze zin geen industrie; die gaat naar het industrieterrein. Wij denken met name aan de dienstensector. Nu nog even de kwestie van de bejaardentehuizen als zodanig. Zij zijn werkelijk niet een restpost. Weth. 'Heetla zei het zojuist al: We hebben een heel moedige poging gedaan maar het gelukt niet altijd te trachten de bejaardentehuizen te spreiden over de stad. Een van de sprekers gebruikte even het woord „ghettovorming"ook wij hebben gezegd: Wij moe ten ervoor zorgen, dat wij niet een kwartier in onze stad krijgen, waar alleen bejaarden gehuis vest zijn. Wij moeten ervoor zorgen, dat wij de verzorgingstehuizen, de bejaardentehuizen, maar ook de bejaardenwoningen zoveel mogelijk laten opgaan in het patroon van de normale samenleving. En daar streven wij ook naar. Aan de plaatsen, waar de ver schillende verzorgingstehuizen in onze stad geprojec teerd zijn, ziet U ook, dat een vrij grote spreiding is betracht. Toegegeven zij, dat er min of meer noodge dwongen, maar met instemming van betrokkenen, in derdaad twee verzorgingstehuizen in het Westeindg komen, wat niet de bedoeling is geweest. Het was de bedoeling één het Bilgaard en één in het Westeinde. Wij zijn lang met Patrimonium in gesprek geweest over een plaats voor een verzorgingstehuis in het Bil gaard. We hebben moeilijkheden gekregen dat is trouwens ook in de Raad geweest met de ruimte vlak bij de nieuw-geprojecteerde rijksweg. Toen zijn wij helaas het heeft ons gespeten, want wij waren met Patrimonium een heel eind op streek voor een plaats ten behoeve van het tehuis van Patrimonium, zij het met instemming van deze woningbouwcorporatie, in het Westeinde terecht gekomen. Verder zoeken wij bewust naar spreiding. De kwestie van het bejaardenhuis van St. Jozef is een onderdeel van de kwestie-St. Bonifatiuskerk. In het eerste overleg met het kerkbestuur heeft men ons gezegd en dat was ook logisch dat er ook een oplossing moest komen voor St. Jozef. Dat kan niet op de huidige plaats aan de Voorstreek blijven. En in de eerste gesprekken heeft men het ons gepresenteerd als een onverbrekelijk geheel met het zoeken naar een oplossing voor de St. Bonifatiuskerk en -toren. Men heeft toen ook gezegd, dat wij zeer snel tot een uit spraak moesten komen. En toen zijn wij de mogelijk heden nagegaan om snel grond te kunnen aanbieden. Daar het om spoed ging, hebben wij niet anders kun nen aanwijzen dan Aldlan-oost, waar nog geen enkel tehuis was geprojecteerd, omdat we anders vrij dicht bij een ander zouden komen. Wij hebben daarop tegen St. Jozef gezegd: Als U snel een beslissing verlangt en als die zaak gekoppeld wordt aan de problematiek van de Bonifatiuskerk en -toren, zijn wij bereid met U te gaan onderhandelen over een plaats we hebben geen plaats aangewezen in Aldlan-oost en we zullen nagaan, of dat in het bestemmingsplan kan worden ingepast. We moesten het echter eerst met betrokkenen eens worden, of ze bereid waren daar te zoeken. Er zijn intussen twee ontwikkelingen geweest, waar door dit van de kaart is. Ten eerste heeft St. Jozef ons te kennen) gegeven, dat men niet voelt voor Aldlan- oost, dus daarmee was die propositie voor ons van de kaart en hebben wij die oplossing niet verder onderzocht. Ten tweede is de urgentie minder groot geworden, om dat de koppeling aan de oplossing van de Bonifatiuskerk en -toren (ik wil daar op het moment niet verder op ingaan; dat komt bij een andere gelegenheid wel) is losgelaten, waardoor we nu niet meer in die enorme dwangpositie zitten. Er moet wel een andere oplossing komen voor St. Jozef en wij hebben op het moment een andere plaats, op de rand van de binnenstad. Ik noem op het moment de plaats nog niet, omdat wij zelf nog niet helemaal zeker weten, of wij het aanbod kunnen realiseren. Dan zou het ook niet juist zijn die te noemen. Wij doen echter ons uiterste best. Dit be hoeft ook niet zo'n groot tehuis te worden; dat is ook belangrijk. Wij proberen op het ogenblik dus de stich ting een aanbieding te doen op de rand van de binnen stad. Dit even over de problematiek van de vestiging van de bejaardentehuizen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 5