10 in het algemeen belang of niet vervolging, omdat het algemeen belang er minder bij betrokken is en bij wel vervolging schade aan het privé-belang zou worden toegebracht. Dat is, dacht ik, altijd mogelijk. Nu is mij niet geheel duidelijk welk concreet veilig heidsaspect in dit geval door de Wethouder bedoeld wordt. Het gaat hier om het feit, dat op een achtererf een auto wordt gestald onder een golfplaten-overkap ping. Dat is, dacht ik, de hoofdzaak. Misschien is er ook nog een muurtje bij gezet; zo nauwkeurig heb ik het nu ook weer niet bekeken. Ik wil dus graag weten om welk veiligheidsaspect het hier gaat. Als nu op dit concrete geval de algemene regels van de bouwveror dening nauwelijks van toepassing kunnen zijn of be hoeven te zijn, dan vraag ik mij af waarom een sanctie toegepast moet worden. Kunt U dan niet volstaan met te zeggen: Die ontheffing is gevraagd en wij kunnen die niet geven Dit is het enige wat wij hebben te ant woorden, zonder dat daar de dwang achter zit, dat wij dan ook een sanctie moeten toepassen. Boven de stoep van het Stadhuis staat de Overheid met een blinddoek voor; is het niet mogelijk, dat het College eens één oogje dicht zou kunnen doen? De hear Singelsma: Ik woe hjir eins net oer prate, hwant Jo witte, dat ik ek in konflikt mei de Gemeente hawn haw oer in selde situaesje. Allinne bin ik net sa ündogens west as dizze mynhear Tiemersma. Mar it is wol reden, dat ik strak üt Ljouwert wei gean. Ik wol de dieden fan de hear Tiemersma net goed prate en dochs fiel ik, dat der in oplossing foun wurde moat. Der binne wol faker gefallen, dat der in oplos sing socht wurdt. As ik sa yn myn ünthald neigean, dan sjoch ik in ald-boargemaster dy't in ófwikende boustyl tapast hat; dêr is in oplossing foar foun. Ik wit fan oare gefallen, dat de Gemeente de minsken to wille west hat; yn de Fruitstrjitte. Ik freegje my öf: Is it nou perfoarst nedich, dat wy dizze man straffe mei it öfbrekken fan syn skuorke Wy hawwe yn Wyt- gaerd ek sa'n gefal hawn; in skuorre dy't der eins ne dich wei moast. Dy wie ek net neffens de regels boud. Ik kin in kladskrift fol bouwurken opneame hjir yn Ljouwert, dy't wy wol öfbrekke koene, dy't klandestyn boud binne. Nou is it folle ljocht op dizze man syn dieden fallen. Is der net in mooglikheit, dat it Kolleezjc nochris mei dizze man praet? Miskien kin der noch in oplossing foun wurde. Ik soe dit wol graech oan it Kolleezje yn oerweging jaen wolle. De Voorzitter schorst, om 21.05 uur, de vergadering voor de eerste koffiepauze. De Voorzitter heropent, om 21.35 uur, de vergadering. De heer Tiekstra (weth.): Eigenlijk heb ik niets toe te voegen aan hetgeen ik in eerste instantie heb gezegd. Er is klandestien gebouwd, er is, dacht ik, bewust klandestien gebouwd. Betrokkene wist precies waar hij aan toe was. Ik wil de Raad niet onthouden, dat ik de echtgenote van betrokkene afgelopen vrijdag bij mij heb gehad. Ik heb haar gezegd, dat de Raad eerst een beslissing heeft te nemen over het preadvies, dat B. en W. heb ben uitgebracht. De inhoud van dat preadvies is heel erg duidelijk, dacht ik. De situatie is door de heer Sehaaf- sma, meen ik, ook heel duidelijk geschilderd. Verder heb ik haar gezegd, dat ik, na het besluit van de Raad, hoogstens bereid ben nog eens na te gaan in hoeverre aan redelijke wensen van betrokkene tegemoet geko men kan worden, zonder dat de inhoud van de bouw verordening daarbij geweld wordt aangedaan. Ik moet aan het adres van de heer Van der Veen wel zeggen, dat de bouwverordening en ook elk com plex bestemmingsvoorschriften bij bestemmingsplannen een aantal ontheffings- en vrijstellingsgronden kent. Tot op heden is een algehele vrijstelling, van welke aard en inhoud dan ook, geen haalbare kaart gebleken, ook niet bij het hoger toezicht. Dat betekent gewoon, dat ook ontheffings- en vrijstellingsbepalingen in hoge mate geobjectiveerd zijn. In die situatie kan betrok kene aan de bouwverordening en de bestemmings voorschriften precies gewaar worden wat zijn mogelijkheden ter zake zijn. Hiermee zou ik deze dis cussie op dit moment willen besluiten, handhavende in volle omvang het preadvies, dat B. en W. hebben ge daan m.b.t. het adres van de heer Tiemersma. De heer Schaafsma: Ik zou graag een motie willen indienen, die mede-ondertekend is door de heren Van Haaren en Singelsma. De motie sluit, dacht ik, aardig aan op hetgeen de heer Tiekstra gezegd heeft naar aanleiding van het gesprek, dat hij met mevr. Tie mersma heeft gehad. De motie luidt: „De Raad, in vergadering bijeen op 13 maart 1972; besluit: in afwachting van het inbouwen van een ont snappingsclausule op het betreffende artikel van de bouwverordening tot opschorten van het gebod tot af braak van het binnenmuurtje plus overkapping." Als toelichting wilde ik nog zeggen, dat hier hele maal de vrijheid aan de heer Tiekstra gelaten wordt. De Voorzitter: Dit is iets anders, dan door de heer Tiekstra gezegd is. Daar moet dus geen misverstand over zijn. De heer Heidinga: Eigenlijk zou ik wel graag voor de motie willen stemmen. Dat weet U ook wel. Ik heb mij wel vaker met dergelijke dingen bemoeid. Maar het kan eenvoudig niet. Het is onmogelijk. Wij kunnen onszelf wel voor de gek houden en zeggen: Wij zitten hier niet om onze eigen verordeningen te handhaven en wij zitten hier niet als slaven van onze verordenin gen. Maar wij hebben zoals de Wethouder duidelijk heeft gezegd bepaalde regelingen in ons land, een bepaalde rechtsorde en die moeten we handhaven. Dat kan niet anders. Als we dat niet doen, maken we er een janboel van. Ik zal dus beslist niet voor deze motie stemmen. De heer Vellenga: Ik zit even met een moeilijkheid ten aanzien van het begin van hetgeen de heer Tiekstra in tweede instantie heeft gezegd. Als ik hem goed heb verstaan, heeft hij met zoveel woorden gezegd: Ik ben bereid om nog eens met het echtpaar Tiemersma na te gaan in hoeverre er voorzieningen getroffen zouden kunnen worden die beter aansluiten bij de toepassing van de verordening, dan datgene wat op dit moment daar tot stand is gebracht. Mocht die interpretatie juist zijn en ik zie de Wethouder knikken dan dient er, dacht ik, nog één vraag beantwoord te worden, n.l.: Wat gebeurt er in die tussentijd? Zegt de Wethouder: „In die tussentijd blijft datgene wat er is, bestaan; ik accepteer dat als Wethouder en vanuit die toestand voer ik dat gesprek.", dan dacht ik, dat het zin kan hebben om eerst deze zaak af te wachten en te zien of iets mogelijk is in de geest van wat de Wethouder zich voor ogen heeft gesteld. Mocht dat tot enig re sultaat leiden, dan is deze motie waarin duidelijk twee dingen worden genoemd, niet direct nodig. Als de heer Schaafsma zich daarin zou kunnen vinden, dan dacht ik, dat het zin zou hebben deze motie op dit moment aan te houden in afwachting van de procedure, zoals de Wethouder zich die voorstelt. Want dan hebben we houvast aan de zaak. Anders weten we niet precies, door die twee delen die in die motie zijn begrepen, wat we doen op dit moment en dan zijn we misschien bezig met een stukje wetgeving ad hoe, dat in het algemeen deze zaken niet ten goede komt. Vanuit die achtergrond zou ik de heer Schaafsma het advies wil len geven, te zeggenMet de mededelingen van de Wethouder voorhanden en „voor oren", heb ik geen behoefte op dit moment die motie in te dienen, want die dient de zaak als zodanig niet. De hear Klomp: Is it wol mooglik dy „ontsnap pingsclausule" yn to bouwen, dy't yn de moasjc üt- steld wurdt As it net kin, kin ik ek net foar de moasje stimme. De Voorzitter: Ik moet de Raad er wel op wijzen even een formeel puntje dat een besluit, zoals de heer Schaafsma c.s. in de motie voorstelt te nemen, door de Raad niet genomen kan worden. Daarom kunt U wel voor de motie stemmen. Maar U hebt niet de bevoegdheid een dergelijk besluit te nemen. De beantwoording van de vraag van de heer Klomp laat ik graag aan de Wethouder over. li De heer Tiekstra (weth.): Allereerst ben ik een antwoord schuldig aan de heer Vellenga. Vanzelfspre kend blijft de zaak liggen totdat er een oplossing ge vonden is. Tenminste als die oplossing te vinden is. Dat moet de Raad duidelijk begrijpen. Is die oplossing er niet, dan blijft de situatie van de klandestiene bouw bestaan. Ik moet zeggen, dat de kwestie van de bepalingen van het open erf in de hele jurisprudentie van de bouwverordening, ook tegen de achtergrond van de Woningwet, een nogal harde zaak is. In dat bestek verwacht ik niet, dat, zelfs al zou de Raad van de gemeente Leeuwarden besluiten op enigerlei wijze hier een zo algemeen geldende ontsnappingsclausule in te bouwen, die genade zou vinden in de ogen van hogere autoriteiten. Maar ik moet er nadrukkelijk aan toe voegen, dat het de Raad uiteraard vrij staat een po ging in deze richting te wagen; dat is vanzelfsprekend. De heer Schaafsma: De woorden, waarmee de Wet houder zich aansloot bij het betoog van de heer Vellen ga, waren voor mij voldoende om de motie in te trek ken. Ik zeg dit mede namens de mede-ondertekenaars van de motie. De Voorzitter: Ik geloof, dat we dan hiermede wel kunnen afstappen van dit punt. De zaak wordt dus nog nader bekeken. Punt 6 (voortzetting). De heer J. de Jong: In eerste instantie is de heer Heidinga zeer uitvoerig ingegaan op de techni sche, maar ook op andere aspecten van dit voorstel. De heer Van Haaren heeft gezegd, dat de huidige huis vesting van de S.A.D. technisch onjuist is; men zit nu in een gebouw, waar men in de ene kamer kan horen wat in de kamer ernaast wordt besproken. Maar dit nieuwe gebouw is zodanig gepland, dat tussen de ver trekken verplaatsbare wanden zijn aangebracht. Het waarom is mij niet duidelijk. Deze verplaatsbare wan den hebben het nadeel, dat ze nagenoeg niet geluid- dicht kunnen worden, opgesteld. Wij krijgen dus in deze nieuwbouw precies dezelfde situatie als nu bestaat. En daarvoor moeten we een bijzonder hoge investering doen. Dit was nog even een kleine toevoeging aan het geen de heer Heidinga over de technische kant van deze zaak zeer goed naar voren heeft gebracht. Ik vind het zeer beangstigend, dat de Raad keer op keer overdadige investeringen voorgelegd krijgt. Het geeft mij zo langzamerhand de indruk, dat de bouw van de overheid meer begint op te vallen dan de wo ningbouw. Wij blijven maar investeren en wij wegen niet af, of er mogelijkheden zijn die zijn hier ook al aangegeven die een goedkoper alternatief bieden. Er komen binnenkort in de binnenstad een behoorlijk aantal gebouwen vrij. De Wethouder heeft gezegd, dat ze ons nog niet zijn aangeboden. Maar als wij hier spreken over een dusdanig hoge investering, waarbij de kosten die die investering met zich brengt, jaarlijks terugkerende kosten zijn, dan dacht ik, dat we de moeite moeten nemen om af te wegen en te bekijken of de vrijkomende gebouwen mogelijkheden tot ver bouw en aanpassing bieden i.v.m. de wensen en eisen die de S.A.D. heeft. Ik dacht, dat dat ook wel de moeite waard was, omdat de bestaande gebouwen, in de oude bouwtrant, een veel betere isolatiemogelijkheid bieden. Ik kan niet bekijken wat technisch voor de betreffende dienst nodig is, maar de technische voorzieningen voor de nieuwbouw liggen op tafel. Ik wil verder weinig over de zaak zeggen. Er is al genoeg over gezegd. Ik kom met een drietal moties. De eerste motie luidt: „De Raad, in vergadering bijeen op 13 maart 1972; besluit: het gezamenlijke bouwplan voor de G.G.D. en S.A.D. te ontkoppelen." De tweede motie luidt: „De Raad, op 13 maart 1972 in vergadering bijeen; besluit: dat zo spoedig mogelijk een doelmatige, sobere nieuwbouw voor de G.G.D. aan de Raad moet worden voorgelegd." De derde motie luidt: „De Raad, op 13 maart 1972 in vergadering bijeen; besluit: de S.A.D. zonodig te huisvesten in één van de binnenkort vrijkomende gebouwen in de binnenstad." De moties zijn mede-ondertekend door de heer Hei dinga. De Voorzitter: Deze moties vormen nu mede on derwerp van de discussie. De heer Heidinga: Ik geloof niet, dat het dienstig is, dat de Wethouder en ik een indringende discussie houden over de technische aspecten van het gebouw. Ik geloof niet, dat we eruit zouden komen en ik vind het ook tijd van de Raad in beslag nemen. Wel houd ik het door mij in eerste instantie gestelde staande. De uitvoering van het gebouw is duur en er zijn echt mo gelijkheden om te bezuinigen zonder de gebruikswaar de van het gebouw aan te tasten. De Wethouder heeft gezegd, dat er een kostenbesparing van f 110.000,-is op de verwarming. Wij nemen er met blijdschap ken nis van, dat dat U niet ontgaan is en dat U daar werk van gemaakt heeft. Ik wil U toch even in herinnering brengen, dat in de Commissie Openbare Werken ge zegd is, dat, zoals het plan nu is opgezet, de voorzie ningen zich verhoudingsgewijs ongeveer in evenwicht houden met de voorzieningen die gepland waren in het oorspronkelijke G.G.D.-gebouw (aanbouw aan het Stadsziekenhuis). U, mijnheer de Wethouder, was er bij, toen dat opgemerkt werd. (De heer Ten Brug (weth.)Ja, gezien de investering die nadien geko men is.) Nou ja, omdat het een losstaand gebouw werd, waren er bepaalde voorzieningen nodig, die in Triotel al zaten. Mevr. Brandenburg heeft daar in de com missie nogal uitvoerig naar gevraagd. De conclusie van de technici was, dat die voorzieningen elkaar ongeveer in evenwicht hielden. Dus eigenlijk is het een beetje tendentieus om te zeggen, dat f 110.000,zou zijn be spaard op de verwarming. Zo zijn ook sommige op merkingen van mij een tikje tendentieus in de een of andere richting. (De heer Ten Brug (weth.): U wilde gelijk oversteken?) Nee. Ik geloof niet, dat we er veel mee opschieten als we ons nu verliezen in details. De hele beantwoording door de Wethouder ging hier en daar een beetje mank. Die is niet volledig. De com binatie van G.G.D. en S.A.D. is een goede combinatie, zegt de Wethouder. Dat is door ons niet bestreden, maar door ons is wel gesteld, dat die combinatie niet beslist noodzakelijk is voor het functioneren van de diensten. Dat is in de Commissie Openbare Werken ook uitvoerig besproken. Op een vraag uit de com missie is gezegd, dat het niet noodzakelijk is, dat de S.A.D. ook in dat gebouw zit; er is zelfs gezegd, dat het gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten waar in de stukken gewag van wordt gemaakt er praktisch niet is, omdat het S.A.D.-gedeelte over dag nauwelijks gebruikt wordt. De G.G.D. gebruikt het gebouw overdag en 's avonds alleen maar voor sportkeuringen, de S.A.D. gebruikt het gebouw prak tisch alleen in de avonduren. Dit is ook allemaal niet zo belangrijk, maar voor een goed begrip van de zaak is het nodig duidelijk te stellen, dat deze combinatie per se niet noodzakelijk is. In verschillende gebouwen ondergebracht kunnen de diensten beide heel goed functioneren. In de begroting voor 1972 wordt voor de S.A.D. een bezetting van 31 man geraamd, zegt de Wethouder. Dat die dienst behoefte heeft aan een vrij groot aantal vertrekken is ook maar betrekkelijk. De Burgemeester heeft tijdens de behandeling van de begroting in de afdelingen gezegd, dat we hard op weg zijn een art. 12-gemeente te worden. Nu is Leiden ook een art. 12-gemeente en het eerste wat daar ge schiedde, was: geen enkele uitbreiding van de S.A.D. wordt toegelaten. (De heer Ten Brug (weth.): Dat ging om een subsidie en niet om een krediet.) De S.A.D. is daar volledig gekapt; er mag niets meer bij. Wij moeten deze zaak, dacht ik, echt wel reëel behandelen. Wij moeten niet zeggen: Vooruit maar, jongens, besluit maar raak en wij zullen zien, dat we het krijgen. Wij moeten, als raadsleden, de algemene gang van zaken in de gemeente in het oog houden en met het oog op alle aspecten van het beleid toch hier de juiste be slissing nemen. Onze stellige mening is, dat wij, als wij dit voorstel aanvaarden, iets anders zullen moeten

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1972 | | pagina 6